Plan: | Inpassingsplan N348 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.9925.IPN348Zutphen-vst1 |
Vigerend beleid
Het Europese Verdrag van Valletta (Malta, 1992) is opgesteld ten behoeve van de bescherming van het archeologische erfgoed in de bodem. Nederland heeft het verdrag van Valletta geratificeerd in 1992. Het verdrag van Valletta is geïmplementeerd bij het vaststellen van de wetten op de archeologische monumentenzorg, inclusief een aanpassing van de Monumentenwet 1988 in december 2006.
Uitgangspunten in de monumentenwet zijn op hoofdzaken:
Onderzoeksresultaten
In april 2007 is een archeologisch bureau- en veldonderzoek uitgevoerd ('M.e.r. N348 Rondweg Zutphen-Noord en Eefde-West'. RAAP-rapport 1544). Dit onderzoek was een aanvulling op twee reeds eerdere verrichte onderzoeken in 2001 en 2005.
Op het punt waar de Deventerweg de Polbeek kruist, hebben ooit twee batterijen uit de Franse tijd gelegen. Een akker aan de oostzijde van de Deventerweg is rijk aan puin en andere resten van één van deze batterijen. Mogelijk bevinden zich aan weerszijden van de Deventerweg nog ondergrondse resten van de batterijen. Daarnaast bevond zich aan de westzijde van de Oostveensebrug, op het punt waar de Polbeek de Van der Capellenlaan kruist, een derde, vergelijkbare batterij. Verder schampt het tracé op het Zutphense grondgebied één ten dele bebouwde enk met archeologische vindplaatsen (de Wolfeler Enk ten oosten van de Polbeek). Op het onbebouwde deel van deze Enk duidt een groot aantal archeologische vondsten op vindplaatsen uit de Prehistorie, Romeinse tijd en Middeleeuwen. Van het, aan het tracé grenzende, bebouwde deel van de enk zijn tot op heden geen archeologische vondsten bekend.
In het verleden (2001) zijn in het noordelijke deel van het plangebied zes voorheen onbekende archeologische vindplaatsen ontdekt. Deze liggen alle in de hogere delen van het landschap. Dit wil zeggen in gebieden die op de archeologische verwachtingskaart zijn aangeduid als dekzandruggen en -koppen met een esdek. De vondsten bestaan hoofdzakelijk uit kleine fragmenten (gruis) van handgevormd aardewerk. Daarnaast zijn incidenteel scherven gedraaid aardewerk, vuurstenen artefacten, brokjes verbrande leem, fragmenten van maalstenen (tefriet) en stukjes verbrand bot aangetroffen. Vermoed wordt dat het tracé delen van diverse nederzettingen uit de Prehistorie, Romeinse tijd en/of (Vroege) Middeleeuwen doorsnijdt.
Op de Eefsche Enk ten noorden van de Eefsche beek bevinden zich twee vindplaatsen. Voor beide vindplaatsen geldt een globale datering in de tijdspanne van de Prehistorie tot en met de Vroege Middeleeuwen. Vindplaats 1 strekt zich over een lengte van circa 700 m uit in het gebied tussen de Zutphenseweg (N348) en de Nachtegaalstraat. Vindplaats 2 lijkt aanmerkelijk kleiner en strekt zich uit over lengte van circa 150 m ten zuiden van de Nachtegaalstraat. Vermoedelijk strekt deze vindplaats zich verder in oostelijke richting uit. Het gebied ten westen van de vindplaats is vergraven.
Op de enk van de buurtschap Angeren ten zuiden van de Eefsche beek zijn in 2001 vier archeologische vindplaatsen ontdekt. Voor de vindplaatsen 3, 4 en 5 geldt een globale datering in de tijdspanne van de Prehistorie tot en met de Vroege Middeleeuwen. Vindplaats 6 heeft uitsluitend vondsten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd opgeleverd. Vindplaats 3 ligt ten westen van de Mettrayweg en ten noorden van de Meijerinkstraat. Het gaat om een kleine vindplaats die zich over een lengte van circa 100 m in het in 2001 onderzochte tracé uitstrekt. Vindplaats 4 ligt direct ten zuiden van vindplaats 3, maar aan de zuidzijde van de Meijerinkstraat. Deze vindplaats heeft ook een lengte van circa 100 m en strekt zich vermoedelijk tot buiten het onderzochte tracé uit. Vindplaats 5 ligt direct ten zuidoosten van de spoorlijn Zutphen-Lochem. Hier zijn in één boring enkele scherfjes handgevormd aardewerk aangetroffen. De omvang van deze vindplaats is onbekend. Tenslotte zijn op vindplaats 6, direct ten noorden van het Twentekanaal, op een akker scherven gedraaid aardewerk uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd gevonden. Mogelijk zijn deze scherven van elders aangevoerd en duiden ze niet op de aanwezigheid van archeologische sporen in de ondergrond.
Conclusies
Het beleid ten aanzien van de archeologische monumentenzorg is erop gericht de archeologische monumenten zoveel mogelijk in situ te behouden. Dit houdt in dat archeologische resten zo veel mogelijk dienen te worden ontzien. Het archeologische onderzoek uit 2007 heeft geen nieuwe vindplaatsen aangetoond. Wel konden de uit eerdere onderzoeken reeds bekende vindplaatsen beter worden begrensd.
Het tracé doorsnijdt de Eefsche Enk en een hier gelegen omvangrijke archeologische vindplaats. Uit archeologisch oogpunt wordt aanbevolen wordt om deze locaties zoveel mogelijk te ontzien bij de aanleg van het tracé. Het behoud van de archeologische resten kan ook worden bewerkstelligd door het ophogen van het maaiveld, waardoor de afstand tot de archeologische resten kunstmatig wordt vergroot. Uit landschappelijk oogpunt is een ligging op of boven maaiveld echter ongewenst. Door middel van een proefsleuvenonderzoek zullen de waarden nader worden onderzocht.
De voormalige batterijen uit de Franse tijd worden ter hoogte van de Polbeek/Deventerweg doorsneden. Het is momenteel niet duidelijk in hoeverre de Franse batterijen nog in de ondergrond aanwezig zijn. Middels een proefsleuvenonderzoek kan onderzocht worden wat de maximale toelaatbare ontgrondingsdiepte is en of de batterijen nader onderzocht dienen te worden.
Op grond van het ontbreken van aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische resten in de overige delen van het tracé geldt geen verdere onderzoeksverplichting. De geplande ingrepen kunnen, voor zover het archeologische waarden betreft, zonder beperkingen worden uitgevoerd. Indien er bij de geplande ingrepen archeologische resten worden aangetroffen, dient dit gemeld te worden aan de RACM.
Om de archeologische waarden van het gebied zo goed mogelijk in kaart te brengen, is besloten om voor de delen van het tracé waar eerder vondsten zijn gedaan, een proefsleuvenonderzoek uit te laten voeren. Het betreft de rood omcirkelde gebieden op de volgende kaart (vindplaatsen 1, 2, 7 en 10), aangevuld met het gebied ten oosten van vindplaats 7, waar door (detector)amateurs veel vondsten zijn gedaan, en het gebied langs de Eefsche beek dat wordt afgegraven ten behoeve van de compensatie voor natuur en waterberging.
Het proefsleuvenonderzoek is in het voorjaar van 2010 uitgevoerd. Op alle vindplaatsen zijn sporen uit de late Middeleeuwen - Nieuwe tijd gevonden. Bovendien is een drietal sites (ter plekke van vindplaats 1,2 en 10) uit de IJzertijd aangetroffen. Vooralsnog worden (op basis van de voorlopige resultaten) alleen de vindplaatsen uit de ijzertijd als behoudenswaardig gewaardeerd. Behoud in situ is echter niet mogelijk. Voorgesteld wordt om de vindplaatsen ex situ te behouden, dat wil zeggen dat de vindplaatsen vlakdekkend worden opgegraven, gedocumenteerd, uitgewerkt, gepubliceerd en gedeponeerd. Vlakdekkend betekent in dit geval dat niet de gehele vindplaats wordt opgegraven, maar alleen dat deel dat zich binnen het tracé bevindt en wordt bedreigd door de aanleg van de weg.
Figuur 10: Gebieden met archeologische sporen