Plan: | Uitbreiding Bedrijventerrein Medel (fase 1) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | inpassingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.9925.PIPMedelfase1-VST2 |
Als gevolg van de aanwezige vraag naar nieuwe bedrijfskavels in de regio Rivierenland en meer specifiek in de omgeving van Tiel wordt op korte termijn ingezet op een beperkte uitbreiding van het bedrijventerrein Medel. De gemeenschappelijke regeling bedrijvenpark Medel, bestaande uit de gemeenten Tiel en Neder-Betuwe, heeft hiervoor het initiatief genomen. Het voorgestane uitbreidingsgebied voor Medel beslaat twee delen (zie Hoofdstuk 4). Het noordelijk deel dat grotendeels op grondgebied van de gemeente Tiel ligt is hoofdzakelijk een herverkaveling van het bestaande industrieterrein Medel 1. Het zuidelijke deel dat tot 1 januari 2014 op grondgebied van de gemeente Neder-Betuwe lag, betreft een nieuwe ontwikkeling tot bedrijventerrein. In totaal wordt met fase 1 35 hectare bedrijventerrein ontwikkeld. Voor dit gebied is dit provinciale inpassingsplan (hierna: inpassingplan) opgesteld door provincie Gelderland.
Figuur 1.1 Plangebied
De gemeenten Neder-Betuwe en Tiel hebben onderling afgesproken om het bedrijventerrein in zijn geheel op het grondgebied van de gemeente Tiel te ontwikkelen. Hiertoe hebben ze de provincie Gelderland verzocht om een procedure voor een gemeentegrenscorrectie te voeren. De nieuwe gemeentegrens is zodanig in ontwerp vastgesteld dat het volledige bedrijventerrein van Medel (inclusief fase 1 en de mogelijk toekomstige 2e fase) en de groenzone voor de inpassing van het terrein op grondgebied van de gemeente Tiel komen te liggen.
Omdat het uitbreidingsgebied van het bedrijventerrein momenteel voorheen twee gemeenten ligt en vanaf 1 januari 2014 in zijn geheel bij de gemeente Tiel, is voor deze bijzondere situatie de provincie gevraagd een inpassingsplan te maken. De provincie is bereid om een inpassingsplan te maken voor dit deel van het bedrijventerrein om de snelheid in de ontwikkeling van dit bedrijventerrein te behouden.
Het Provinciale inpassingsplan biedt de juridisch-planologische regeling voor de ontwikkeling van bedrijventerrein Medel (fase 1). Het inpassingsplan is een bestemmingsplan op provinciaal niveau. Dit betekent dat op grond van dit inpassingsplan - net als bij een bestemmingsplan - bouwtitels kunnen worden verkregen en het plan tot uitvoering kan worden gebracht.
Ter plaatse van het plangebied vigeert momenteel het bestemmingsplan 'Buitengebied Dodewaard en Echteld' (Gemeente Neder-Betuwe, vastgesteld op 30 mei 2013). In dit bestemmingsplan hebben de gronden hoofdzakelijk een agrarische bestemming, waarbinnen de realisatie van een bedrijventerrein niet mogelijk is.
Op het grondgebied van de gemeente Tiel is een nieuw bestemmingsplan 'Kanaalzone' vastgesteld, welke ter plaatse bedrijfsactiviteiten mogelijk maakt. Voorliggend inpassingsplan 'Uitbreiding Bedrijventerrein Medel (fase 1)' sluit hierop aan wat betreft plansystematiek.
Het bedrijf Kuehne+Nagel is voornemens zich te vestigen op het perceel Medel 1a aan de Diepert te Echteld, onderdeel van het bedrijventerrein Medel (fase 1). Kuehne+Nagel wenst zich zo spoedig mogelijk te vestigen. Om de vestiging op korte termijn te faciliteren is, vooruitlopend op dit provinciaal inpassingsplan, een ruimtelijke onderbouwing opgesteld.
Het inpassingsplan bestaat uit de verbeelding, de regels en een onderbouwing van het plan: deze toelichting. Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de bestaande situatie. Hoofdstuk 3 beschrijft de beleidsmatige (ruimtelijke) onderbouwing van de ontwikkeling van het plangebied. Hoofdstuk 4 geeft de planbeschrijving aan de hand van de stedenbouwkundige studie. De resultaten van het milieuonderzoek (MER) dat is uitgevoerd voor dit inpassingsplan zijn opgenomen in hoofdstuk 5. Hierin wordt een samenvatting gegeven van de conclusies bij de milieuaspecten die van belang zijn voor het inpassingsplan. Vervolgens wordt in hoofdstuk 6 een toelichting op de keuzes bij de juridische regeling gegeven. Hoofdstuk 7 bevat tenslotte een beschrijving van de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Het gebied ten noorden van Tiel en de A15 heeft een sterk industrieel karakter. Het bestaande terrein Medel is ontwikkeld in de oksel (noordoostzijde) van de A15 / Betuwelijn en het Amsterdam-Rijnkanaal. Aan de westzijde van het kanaal ligt het bedrijventerrein Kellen.
Aan de noord en oostzijde waar de uitbreiding van het bedrijventerrein Medel is voorzien, grenst het terrein aan het buitengebied. Het terrein is goed ontsloten maar niet direct zichtbaar vanaf de belangrijke infrastructurele lijnen in de omgeving.
Landschap
Het plangebied maakt onderdeel uit van het rivierlandschap dat in oostwest richting georiënteerd is. Het landschap is ontstaan vanuit de grotere rivieren de Rijn en de Maas, de vertakkingen, het wisselende verloop en later het vastleggen van het beloop door bedijkingen. Kenmerkend aan het landschap zijn oude rivierbeddingen, oeverwallen (zandruggen ontstaan uit slip), kommen (lagere drassige delen) en de dijken van het in cultuur gebrachte landschap. De Linge ten noorden van het plangebied is de meest nabij gelegen rivier.
Het verloop van landelijke wegen en verkavelingen is door de vorming van dit landschap ontstaan. De steden en dorpen zijn vooral ontstaan op de hoger gelegen oeverwallen langs de huidige rivieren of op kleinere zandruggen langs voormalige rivierlopen. Op de hogere delen in het landschap vond akkerbouw en fruitteelt plaats, in de lage nattere delen lagen weilanden en hooiland.
Het Amsterdam-Rijnkanaal is een artificieel element in dit natuurlijke landschap en onderbreekt de oostweststructuur. De verbindingassen A15 en de spoorlijn zijn eveneens grootschalige elementen die wel logischer passen in de oriëntatie van het landschap.
Het landschap zoals dat zich op dit moment manifesteert is vrij vlak met een gevarieerd verloop van watergangen en wegen binnen het bedijkte land. Ruilverkavelingen hebben een deel van de microstructuur teniet gedaan. Langs de meeste wegen staan aan één of beide zijde bomen. Verdere opgaande beplanting ligt vooral rond de boerenerven.
De belangrijkste kwaliteitsambitie voor de uitbreiding van Medel ligt op het gebied van landschappelijke inpassing ten opzichte van de agrarische gebieden en woningen in de omgeving (noorden en oosten).
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) (13 maart 2012)
Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. De voor het inpassingsplan relevante belangen zijn:
Deze belangen zijn vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Barro (voorheen AMvB Ruimte) bevat inhoudelijke regels van de rijksoverheid waaraan bestemmingsplannen, provinciale inpassingsplannen, uitwerkingsplannen, wijzigingsplannen, beheersverordeningen en omgevingsvergunningen met ruimtelijke onderbouwing moeten voldoen. Het Barro bevat regels over Project Mainportontwikkeling Rotterdam (Maasvlakte II), Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en Waddengebied, Defensie (militaire terreinen, munitie, militaire luchtvaart) en Erfgoed (Unesco). Het Barro is niet van invloed op dit inpassingsplan en stelt geen specifieke regels voor het plangebied.
Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro)
Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling.
Overheden die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk willen maken, moeten standaard een aantal stappen zetten die borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling wordt gekomen. Ruimtelijke besluiten moeten aandacht besteden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking (SER ladder). De toetsing staat in paragraaf 3.2.9.
Het ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland is verwoord in het Streekplan Gelderland 2005. Dit streekplan geldt als provinciale structuurvisie voor het provinciale grondgebied. Daarbij heeft de provincie een tweeledige provinciale hoofdstructuur waarbij Gelderland enerzijds 'hoog dynamische' functies met een intensieve vorm van ruimtegebruik kent, zoals stedelijke functies en intensieve vormen van recreatie/leisure. Dit deel van de provinciale ruimtelijke hoofdstructuur wordt in de beleidskaart met overwegend 'rode' tinten aangeduid: het rode raamwerk. Anderzijds kent de provincie 'laag dynamische' functies. Deze gebieden zijn kwetsbaar voor intensieve vormen van ruimtegebruik, zoals de ecologische hoofdstructuur (EHS) en waardevolle open gebieden. Het provinciaal planologisch beleid is er op gericht deze gebieden te vrijwaren van intensieve gebruiksvormen en wordt ook wel het groenblauwe raamwerk genoemd.
Het multifunctioneel gebied beslaat het grootste deel van de provincie. Dit gebied omvat de steden, dorpen en buurtschappen buiten de provinciaal ruimtelijke hoofdstructuur, waardevolle landschappen en het multifunctioneel platteland. In het provinciaal planologisch beleid wordt op deze gebieden geen expliciete provinciale sturing gericht.
Het bedrijventerrein Medel is op grond van de streekplankaart aangeduid als 'regionaal bedrijventerrein'. In deze hoedanigheid behoort de locatie tot het rode raamwerk. In het streekplan wordt gesteld dat op deze terreinen bedrijven met een regionale functie thuishoren. Ook bedrijven van buiten de regio, meer grootschalige nieuwe bedrijven, moeten op deze terreinen hun plek kunnen vinden. In het streekplan is voorzien om in elke regio op een logistiek geschikte locatie ten minste op één regionaal bedrijventerrein voldoende ruimte te ontwikkelen voor bedrijvigheid die qua aard en schaal op een dergelijk terrein thuishoren. Het plangebied is als zodanig aangewezen.
Stedelijke ontwikkeling
In het provinciale beleid voor stedelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen 'bestaand bebouwd gebied' en 'stedelijke uitbreiding'. Het accent van de provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied.
De provincie wil er in voorzien dat voldoende ruimte wordt gereserveerd voor de toekomstige behoefte aan arbeidsplaatsen (bedrijventerrein), onder handhaving van regionale spreiding over de verschillende delen van Gelderland per 1-1-2000. Kwantitatief leidt dit tot een indicatieve opgave van 215 hectare netto bedrijventerrein voor de regio Rivierenland voor de periode 2005 tot 2015. Het betreft een kwalitatief hoogwaardig, op de vraag afgestemd, aanbod. Dit houdt in dat moet worden bevorderd dat het bedrijf op het juiste terrein wordt gevestigd. De noodzaak tot uitbreiding van bestaande bedrijventerreinen of de ontwikkeling van nieuwe terreinen moet worden bezien. Dit in relatie tot de mate waarin inbreiding en/of herstructurering van bestaande bedrijventerreinen ruimtelijk kunnen worden geconcentreerd en gebundeld op de beste locaties. Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij bestaand stedelijk gebied en infrastructuur.
Streekplanuitwerking zoekzones
Om te voorzien in de afstemming tussen het programma voor stedelijke functies en ruimtelijke kenmerken, heeft de provincie afspraken gemaakt met de (WGR-)regio's om indicatief de reservering van uitbreidingsruimte voor stedelijke functies uit te werken. Deze uitwerking heeft geresulteerd in zoekzones voor stedelijke functies. De regionale uitwerking van zoekzones voor stedelijke functies zijn als uitwerkingen van het streekplan vastgesteld. Bepaald is dat stedelijke plannen voor stedelijke functies uitsluitend binnen de zoekzone kunnen worden gelokaliseerd.
Uitgangspunten
Op basis van het provinciale streekplan zijn de volgende uitgangspunten relevant voor de ontwikkeling van het bedrijventerrein Medel (fase 1):
Provinciale Staten van Gelderland hebben op 30 juni 2010 de 'Structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties' vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het bedrijventerreinenbeleid uit het streekplan Gelderland 2005. Uitgangspunt van dit beleid is dat voldoende ruimte voor bedrijvigheid moet worden geboden, maar dat een overschot aan bedrijventerreinen moet worden voorkomen. In de structuurvisie zijn voor regionale bedrijven (zoals het plangebied) programmeringsafspraken gemaakt. Verder wordt de gemeenten gevraagd extra aandacht te besteden aan kwalitatieve aspecten als een goede ruimtelijke inpassing, een zorgvuldige vormgeving en een zo laag mogelijke milieubelasting.
Met betrekking tot kantoren is in de structuurvisie aangegeven dat nieuwe kantoorlocaties zoveel mogelijk ontwikkeld dienen te worden op of nabij hoogwaardige OV-verbindingen. Zelfstandige kantoorvestiging is niet toegestaan op bedrijventerreinen. De ontwikkeling van het bedrijventerrein past binnen de regionale programmeringsafspraken.
De verordening bevat instructies ten aanzien van de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen en de toelichting daarbij. Deze instructies zijn gericht aan het gemeentebestuur en vormen een beleidsneutrale vertaling van reeds vastgesteld ruimtelijk beleid.
Het gebied is in de verordening op de kaart Verstedelijking aangeduid als gebied waar nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken is toegestaan.
Relevant voor dit inpassingsplan is dat in de verordening een regel is opgenomen die bepaalt dat nieuwe zelfstandige kantoorvestigingen op bedrijventerreinen niet mogelijk zijn. Met de beoogde ontwikkeling worden geen zelfstandige kantoren mogelijk gemaakt. Tevens is in de verordening opgenomen dat bestemmingsplannen niet strijdig mogen zijn met regionale programmeringsafspraken.
De provincie Gelderland heeft in het kader van het opstellen van het Streekplan aan de regio's verzocht een Structuurvisie op te stellen. De structuurvisie hecht belang aan het behouden en versterken van het cultuurhistorisch waardevolle karakter van de regio. Dit karakter ontstaat door de contrasten van rivieren, dijken, oeverwallen, kommen, landschappelijk cultuurhistorische vlakken en hoofdinfrastructuur. Deze contrasten vormen de ruimtelijke hoofdstructuurdragers van de regio en vormen de leidraad voor toekomstige ontwikkelingen.
Op basis van kwalitatieve criteria is een kaart ontwikkeld die door het trekken van een kwaliteitscontour rondom alle kernen, heeft geleid tot een afbakening van het bestaand verstedelijkte gebied en het maximale ruimtebeslag voor het te verstedelijken gebied. De contouren zijn bovendien gebaseerd op het bundelingsprincipe, waardoor het zwaartepunt voor woningbouw en bedrijvigheid ligt bij de grotere kernen, waaronder Tiel. De kern Tiel heeft hierbij een opvangfunctie voor bedrijven in de Betuwe die qua aard en schaal niet meer passen op een lokaal bedrijventerrein.
Uitgangspunten
Op basis van de regionale structuurvisie zijn de volgende uitgangspunten relevant voor de ontwikkelingen binnen het plangebied:
In het convenant Bedrijventerreinen Rivierenland, dat mede is ondertekend door Burgemeester en Wethouders van Neder-Betuwe en Tiel, is gedefinieerd dat Medel, nabij de kern Tiel, een lokale opvangfunctie heeft voor bedrijven uit Tiel en Echteld, een subregionale functie voor de directe omgeving en een regionale functie heeft voor alle gemeenten in het Rivierenland. Medel heeft als enige in het Rivierenland een (beperkte) bovenregionale functie wat betreft de vestiging van bedrijven van buiten het Rivierenland. Gestreefd wordt naar een bundeling en concentratie van bedrijvigheid op lokale en (sub)regionale bedrijventerreinen in de regio.
De Gelderse omgevingsvisie is een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan. De omgevingsvisie is de vervanger van het streekplan en enkele andere structuurvisies.
Zoals beschreven in de omgevingsvisie wordt Rivierenland gekenmerkt door:
De inzet van de gemeenten, maatschappelijke organisaties, ondernemers en provincie is nodig om in te spelen op de opgaven in Rivierenland. De gezamenlijke inspanningen en opgaven richten zich met name op het speerpunt logistiek. Hierbij wordt ingezet op:
De provincie beschikt over een palet van instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem.
Onderstaande titels uit de Ontwerp omgevingsverordening zijn voor het inpassingsplan van belang:
Titel 2.2: Verstedelijking en Wonen
Verstedelijking: Gelderse Ladder voor Duurzame verstedelijking
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voorziet in een motivering van de behoefte en locatiekeuze volgens de volgende voorkeursvolgorde :
Titel 2.3 bedrijvigheid
Regionale afspraken programmering bedrijventerreinen.
In juni 2010 is door de Provinciale Staten van Gelderland de Structuurvisie Bedrijventerreinen en werklocaties vastgesteld. Als uitwerking van de structuurvisie hebben de regio's een Regionaal Programma Bedrijventerreinen (RPB) opgesteld. Het RPB is een bestuurlijk document en bevat regionale afspraken over regionale Programmering van bedrijventerreinen. Het RPB wordt tevens door Gedeputeerde Staten van Gelderland vastgesteld.
Een RPB bevat afspraken over de volgende punten:
Het RPB is een belangrijk document voor de uitvoering van het provinciale bedrijventerreinenbeleid en de planning en programmering van bedrijventerreinen. Het RPB is echter geen statisch document. Jaarlijks zal er bestuurlijk overleg met de Gelderse regio's worden gevoerd waarin de stand van zaken met betrekking tot de afspraken in het RPB worden geagendeerd. Daarbij speelt monitoring van de feitelijke ontwikkelingen (feitelijke uitgifte, het beschikbare aanbod en de vraag) een belangrijke rol. Afhankelijk van feitelijke ontwikkelingen worden de afspraken uit het RPB bijgesteld of aangescherpt.
Regionale bedrijventerreinen
Regionale terreinen vervullen een belangrijke (regionale opvang-) functie voor de grotere, zwaardere (wat betreft milieuhindercategorie) en op hoogwaardige bereikbaarheid (A-wegen) aangewezen bedrijven. Bij grotere bedrijven gaat het om bedrijven met een kavel groter dan 0,5 hectare waarvan vestiging op een lokaal bedrijventerrein niet gewenst is. Bij zwaardere bedrijven gaat het om bedrijven in een hogere milieucategorie (categorie 3 en hoger). Wij vinden het van belang dat dit type bedrijvigheid zich duurzaam kan vestigen op dit soort hoogwaardige terreinen, waarbij vooral ruimte voor bedrijven uit categorie 4 en 5 wordt gewaarborgd. Bij de aanduiding van de milieucategorie van bedrijven gaan wij uit van de indeling zoals deze wordt weergegeven in "VNG Bedrijven en Milieuzonering, april 2009".
In het Regionale Programma Bedrijventerreinen (RPB) is vastgelegd welke terreinen een regionale opvangfunctie hebben. Regionale bedrijventerreinen dienen in beginsel gevrijwaard te worden van bedrijven in de lage milieucategorieën en van bedrijfsfuncties die gemengd kunnen worden met andere functies. De gemeenten kunnen in hun bestemmingsplannen hiervan afwijken in het geval dat er sprake is van bedrijfsfuncties die een ondersteunende functie vervullen voor bedrijven op het regionale bedrijventerrein, zoals bijvoorbeeld een facility point of een bewakingsbedrijf. Ook kan het gaan om bedrijfsfuncties die ondersteunend zijn aan of passen bij het betreffende segment van bedrijven op het regionale terrein bijvoorbeeld servicepunt voor trucks op een logistiek bedrijventerrein of een toeleverend bedrijf.
Tevens is afwijking mogelijk indien op bepaalde locaties op een regionaal bedrijventerrein vanwege milieuzonering of ruimtelijke kwaliteit geen hogere milieucategorie gewenst is. In de toelichting bij het bestemmingsplan moet de afwijking worden onderbouwd.
In bestemmings- en inpassingsplannen kan de bestemming tot bedrijventerreinen alleen mogelijk worden gemaakt indien deze ontwikkeling niet in strijd is met de door Gedeputeerde Staten vastgestelde en in het Provinciaal Blad gepubliceerde, regionale afspraken ten aanzien van de programmering van bedrijventerreinen. Voor regio Rivierenland zijn deze afspraken gemaakt in het Regionale Programma Bedrijventerreinen (RPB). Gedeputeerde Staten van Gelderland hebben op 15 mei 2012 het RPB Rivierenland vastgesteld. De afspraken zijn op 16 mei 2012 gepubliceerd in het provinciaal blad onder nummer 2012/81. In het RPB is opgenomen dat de uitbreiding van Medel op 'groen' is gesteld. Dit betekent dat planvorming en verwerving van gronden - in beginsel voor rekening en risico van de ontwikkelende partij - kan doorgaan. Op grond van het bestemmingsplan wordt echter nog beoordeeld of er sprake is van voldoende vraag en of de SER-ladder (thans Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik) voldoende is toegepast. Voor Medel gaat het om een uitbreiding van 41,2 ha uitgeefbaar bedrijventerrein.
Met ingang van 1 oktober 2012 is in artikel 3.1.6 lid 2 van het Bro de verplichting opgenomen om in de toelichting op een ruimtelijk besluit voor nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen bepaalde duurzaamheidsaspecten van het voornemen te motiveren. Bij de ladder dient voor een stedelijke ontwikkeling achtereenvolgens te worden aangetoond of er een actuele regionale behoefte is (trede 1), deze behoefte in bestaand stedelijk gebied kan worden opgevangen (trede 2), en of de locatie multimodaal is of kan worden ontsloten (trede 3).
Toetsing aan artikel 3.1.6. lid 2 sub a Bro (trede 1)
De Regionale behoefte is aangetoond in het Regionale Programma Bedrijventerreinen (RPB) (zie paragraaf 3.2.8).
De vraag naar bedrijventerrein in Regio Rivierenland is volgens het rapport 204 hectare netto over de periode 2010-2025. Dit is inclusief vervangingsvraag als gevolg van transformatie maar exclusief een eventuele additionele, bovenregionale vraag. Daarnaast onderscheidt Regio Rivierenland bovenregionale vraag en vraag van specifieke doelgroepen.
Het direct en niet direct uitgeefbaar aanbod, aanbod in optie en plannen is per juli 2011 126,4 hectare uitgeefbaar of in optie en 179,4 hectare in plannen. Medel l is in het programma opgenomen in de categorie 'uitgeefbaar aanbod en aanbod in optie'. In het programma is daarnaast Medel ll opgenomen als door te zetten plan. Ook Medel ll staat niet ter discussie.
Toetsing aan artikel 3.1.6. lid 2 sub b Bro (trede 2)
Het is binnen de regio niet mogelijk en wenselijk om regionale bedrijvigheid te accommoderen binnen bestaand stedelijk gebied. Er is fysiek geen ruimte en de beoogde functies zijn niet gewenst in de nabijheid van de woonfunctie. Daarom is gekozen voor uitbreiding van het bedrijventerrein aan de oostzijde van het bestaande bedrijventerrein.
Toetsing aan artikel 3.1.6. lid 2 sub c Bro (trede 3)
Het gebied wordt multimodaal ontsloten. Op de ontsluiting is nader ingegaan in paragraaf 4.3.
Toetsing aan Ontwerp Gelderse Ladder voor Duurzame verstedelijking (2.2.1 verordening ruimte)
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voorziet in een motivering van de behoefte en locatiekeuze volgens de volgende voorkeursvolgorde :
In de structuurvisie geeft de gemeente haar visie op het ruimtelijke beleid voor de periode tot 2030. Uitgangspunt voor de structuurvisie vormde het geldende gemeentelijke beleid. Tussen de verschillende beleidsstukken zijn verbanden gelegd en keuzes gemaakt. Uitgangspunt in het beleid is dat werklocaties zich geclusterd aan de oostkant van de stad bevinden.
Figuur 3.1 Structuurvisiekaart
Het bedrijventerrein Medel vormt het meest grootschalige bedrijventerrein van Tiel. Als gevolg van de centrale positie van Tiel en de goede ontsluiting op de A15, is het terrein vooral in trek bij bedrijven in de transport- en distributiesector en containeroverslag. In de structuurvisie is tevens de uitbreiding van het bedrijventerrein Medel opgenomen waar het plangebied onderdeel van uitmaakt.
Het college van burgemeester en wethouders heeft de verantwoordelijkheid om invulling te geven aan afwegingen rondom externe veiligheid. De Tielse afwegingen bevatten elementen van de beleidsvelden ruimtelijke ordening, milieubeheer en de rampenbestrijding.
Het beleidskader heeft tot doel:
Het ambitieniveau van de gemeente Tiel sluit aan bij het landelijke ambitieniveau over het bereiken van een niveau van externe veiligheid. Ten aanzien van het PR (Persoonsgebonden Risico) wordt de grenswaarde gerespecteerd. Daar waar een richtwaarde geldt voor het PR, kan gemotiveerd van deze richtwaarde worden afgeweken. Het GR (Groepsgebonden Risico) kent geen grens- of richtwaarde maar een zogenaamde 'oriëntatiewaarde'. Deze oriëntatiewaarde wordt door de gemeente niet gezien als norm maar als een ijkpunt. Met behulp van dit ijkpunt vindt weging van het GR plaats. In de verantwoording van het GR komt de integraliteit van de besluitvorming terug; door inzet van de instrumenten van de ruimtelijke ordening, milieubeheer en de rampenbestrijding stuurt het college van burgemeester en wethouders de externe veiligheid. Het doel van deze sturing is om een optimale balans te bereiken tussen de belangen van de ruimtelijke ordening, milieu en rampenbestrijding.
De Mobiliteitsvisie schetst de hoofdlijnen van het verkeers- en vervoersbeleid in Tiel tot 2020. De maatregelen en het beleid in het plan zijn gebaseerd op een brede visie op de stad en de functie van de stad in de regio. bedrijventerrein Medel wordt in westelijke richting ontsloten via de Grotebrugse Grintweg op de A15. De route Diepert-Grotebrugse Grintweg door bedrijventerrein Medel vormt voor Tiel een secundaire ontsluitingsroute uit oostelijke richting.
Doel van de structuurvisie is het bieden van een actueel en integraal ruimtelijk kader, dat voor de langere termijn als toetsingskader op hoofdlijnen dient voor alle ruimtelijke ontwikkelingen. Met de structuurvisie wordt beoogd dat in 2020 de eigen, kenmerkende werkgelegenheid, zoals lokale dienstverlening en transport, behouden blijft en zelfs nieuwe bedrijfslocaties zijn gerealiseerd. Bij de vier grootste kernen is ruimte voor bedrijven. De gemeente vindt dit in relatie tot de leefbaarheid van groot belang.
Kleine bedrijven met een milieuvriendelijk karakter zijn mogelijk bij alle zes de kernen. Grotere en/of hinderveroorzakende bedrijvigheid die niet past in een overwegende woonomgeving hebben hun plek gevonden op de bedrijventerreinen. (Sub)regionale bedrijven, zonder lokale binding, hebben een plek gevonden op het bedrijventerrein Medel of op een subregionaal bedrijventerrein.
Figuur 3.2 Uitsnede structuurvisiekaart
In de structuurvisie is het plangebied aangewezen als ontwikkelingsgebied voor bedrijventerrein Medel. De ontwikkelingen binnen het plangebied geven hiermee invulling aan de ruimtelijke visie als verwoord in de structuurvisie Neder-Betuwe.
De gemeente heeft een beleidsmatige vrijheid om aan te geven hoe zij wenst om te gaan met externe veiligheidsrisico's in bijvoorbeeld vergunningverlening voor opslag, vervoer en locaties van gevaarlijke stoffen en in ruimtelijke besluiten. Hiervoor heeft de gemeenteraad van Neder-Betuwe de Beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld op 2 juli 2009.
De gemeente Neder-Betuwe wenst haar karakter als landelijke gemeente te behouden. Op basis van de aard en de omvang van risicobronnen in de nabijheid van kwetsbare functies kan worden gesteld dat de gemeente momenteel een relatief laag risicoprofiel heeft. Dit wil de gemeente zo houden.
De uitgangspunten op het gebied van externe veiligheid voor bedrijventerreinen en landelijk gebied zijn:
De voorwaarde waaronder de komst of uitbreiding van een risicovol bedrijf is toegestaan, is dat het GR door de komst of uitbreiding van het bedrijf niet mag toenemen. Hiervan kan worden afgeweken wanneer het gemeentebestuur van oordeel is dat op acceptabele wijze invulling wordt gegeven aan de verantwoordingsplicht voor het GR als bedoeld in wet- en regelgeving. In dat geval kan aan de voorgenomen activiteit, na een bestuurlijke afweging, eventueel toestemming worden verleend.
In het ruimtelijk beleid van het Rijk, de provincie en beide gemeenten is de doelstelling verwoord om bedrijventerrein Medel in oostelijke richting uit te breiden. De uitbreiding van het bedrijventerrein is echter nog niet mogelijk op basis van de vigerende bestemmingsplannen.
Met de uitbreiding bedrijventerrein Medel (fase 1) wordt conform de provinciale structuurvisie voorzien in de realisatie van nieuwe economische dragers nabij een kern, waarbij een bijdrage wordt geleverd aan de opgave nieuw aan te leggen bedrijventerrein voor de regio Rivierenland. Met de uitbreiding van bedrijventerrein Medel wordt ruimte geboden aan bedrijvigheid die qua aard en schaal op een regionaal bedrijventerrein thuishoren. Nieuwe zelfstandige kantoren zijn conform de ruimtelijke verordening uitgesloten.
Met dit inpassingsplan wordt invulling gegeven aan het convenant Bedrijventerreinen Rivierenland, waarbij het bedrijventerrein een lokale opvangfunctie heeft voor bedrijven uit Tiel en Echteld, een subregionale functie voor de directe omgeving en een regionale functie voor alle bedrijven in Rivierenland. Daarnaast is de uitbreiding van Medel in het Regionale Programma bedrijventerreinen op groen gesteld en wordt voldaan aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Het inpassingsplan is tevens in lijn met de structuurvisie van de gemeente Tiel en de gemeente Neder-Betuwe. In beide structuurvisies is het plangebied aangewezen als ontwikkelingsgebied voor bedrijventerrein Medel.
Het bedrijvenpark Medel is voornemens het bedrijventerrein Medel uit te breiden met Medel fase I en mogelijk later fase II en te ontwikkelen tot een belangrijk logistiek centrum in de provincie Gelderland. Het bedrijventerrein zal gefaseerd worden ontwikkeld (volgens onderstaande afbeelding).
Figuur 4.1 Fasering uitbreiding bedrijventerrein Medel
Omdat het grondgebied voor de uitbreiding over twee gemeenten loopt, hebben de gemeenten de provincie Gelderland verzocht een inpassingsplan op te stellen.
Het inpassingsplan ziet op de eerste fase van de verdere ontwikkeling van het bedrijventerrein Medel. In deze fase gaat het om de ontwikkeling van 35 hectare tot bedrijventerrein. Dit is inclusief de reeds bestaande bedrijfsbestemmingen. Het Bedrijvenpark Medel onderzoekt tevens de haalbaarheid om in fase 2 het bedrijventerrein te vergroten met 52 hectare (tabel 4.1). In totaal wordt er 65 ha agrarische grond in de toekomst omgezet naar bedrijfsbestemming. Dit komt overeen met het Regionaal Programma Bedrijventerreinen (RPB) dat ruimte biedt aan 70 ha bruto bedrijventerrein dat nieuw wordt toegevoegd. De ontwikkeling wordt in twee fasen geknipt. Voor de eerste fase is er nu een actuele marktvraag. De tweede fase zal pas in uitvoering genomen worden als deze marktvraag naar bedrijfskavels zich naar de toekomst toe ook doorzet. De ontwikkeling van fase 2 is nog onzeker.
Tabel 4.1 Oppervlakten bedrijventerrein Medel
Huidige bedrijventerrein Medel | 130 hectare |
Uitbreiding fase 1 (inpassingsplangebied) | 35 hectare, waarvan 27 hectare nieuw |
Uitbreiding fase 2 (onzeker) | 52 hectare |
Het plangebied van fase 1 bestaat uit twee delen. Het noordelijke deel van het plangebied is 22 hectare groot. Dit gebied heeft voor 8 hectare reeds een bestemming Bedrijvigheid. Het andere deel heeft de bestemming Groen of Agrarisch. De huidige bestemming Bedrijvigheid kent een kleine verkavelingsopzet. Vanwege de geografische ligging midden in Nederland en aan de verkeersassen van de A15, de Waal en Amsterdam-Rijnkanaal is het bedrijventerrein interessant gebleken voor logistieke dienstverleners. Deze categorie van bedrijven heeft behoefte aan grote bedrijfskavels. Voor de kleine kavels is op dit moment dan ook onvoldoende marktvraag. Het Bedrijvenpark Medel is voornemens de kleine kavels samen te voegen tot grote kavels (minimaal 4 hectare) waar meer marktvraag naar is. De bestemde, maar nog niet gerealiseerde groenzone die als begrenzing van Medel is opgenomen wordt gewijzigd naar bedrijventerrein. De twintig tot veertig meter brede strook op het grondgebied van de gemeente Neder-Betuwe wordt ingericht als groenzone met water, om het bedrijventerrein een landschappelijke inpassing te geven.
In het zuidelijke deel van het inpassingsplangebied ligt perceel Medel 1a. Dit terrein is 13 hectare groot en heeft nu een agrarische bestemming. Deze bestemming wordt gewijzigd naar bedrijventerrein. Aan de oostkant zal een groenzone worden bestemd als buffer naar de naastgelegen woning. Deze groenzone zal een groene wal van formaat behelzen.
Aan de uitbreiding van bedrijventerrein Medel ligt een stedenbouwkundige studie ten grondslag. Deze stedenbouwkundige studie richt zich op de verkaveling van het nog te ontwikkelen deel van de eerste fase van het bedrijventerrein Medel (ten behoeve van dit inpassingsplan). De stedenbouwkundige studie is opgenomen in Bijlage 1.
Hoofdstructuur
De uitbreiding van het bedrijventerrein Medel (fase 1) wordt voornamelijk gekenmerkt door een duidelijke en eenvoudige opzet, waarbij maximale flexibiliteit voor de toekomstige verkaveling een belangrijk uitgangspunt is.
De stedenbouwkundige studie is gericht op een heldere en groene hoofdstructuur, waarbij is gezocht naar regelmatige kavelvormen en efficiency. Daarbij zijn voor het ontwerp ook milieuzonering en duurzaamheid bepalend geweest. Voor de uitbreiding van het bedrijventerrein Medel is een integraal ruimtelijk ontwerp ontwikkeld.
De structuur van het terrein wordt opgebouwd vanuit een centrale bedrijfsas. Deze centrale as is ruimtelijk goed herkenbaar door de brede watergang met robuuste groene bermen in het midden van het profiel, zoals ook op het bestaande deel van het bedrijventerrein Medel het geval is. Vanuit deze as zullen minimaal twee zijwegen de verbinding met het bestaande bedrijventerrein (Prinsenhof) vormen. Optioneel is een derde verbinding, die gerealiseerd wordt als daar bij de uitgifte behoefte aan is.
Er is een ruimtelijke reservering voor een zuidelijke ontsluiting die aansluit op de bestaande rotonde aan De Diepert. Het agrarisch verkeer aan de noordzijde van het nieuw te ontwikkelen deel van het bedrijventerrein wordt via de buitenzijde van het bedrijventerrein geleid over een nieuwe weg die de bestaande route via de Broekdijksestraat en de Bredesteeg zal vervangen. Deze verbinding is afgesloten voor bestemmingsverkeer naar Medel.
Kavels en bebouwing
De verkaveling is gebaseerd op het creëren van bruikbare kavels met zoveel mogelijk rechte hoeken (ten behoeve van de verkoopbaarheid). Gezien de schaal van de ontwikkeling zal de bestaande landschapsstructuur in hoofdzaak worden getransformeerd. De Brede Steeg zal komen te vervallen, de Broekdijksestraat blijft in verloop herkenbaar, maar verliest de doorgaande functie (wordt verlegd) en de Medelseweg zal ruimtelijk een verzelfstandigde positie krijgen.
Voor de afmetingen van de kavels is gestreefd naar een oppervlak van circa 4 ha per kavel. De verkaveling is zo gekozen dat de kavels door combinaties ook groter te maken zijn. Daarnaast zijn er diverse mogelijkheden om de grotere kavels in kleinere kavels op te delen.
De toegestane bouwhoogte is voor iedere kavel maximaal 16 m aan de voorzijde en langs de buitenrand van het plangebied. Op een aantal kavels is op 20 m uit de erfgrens een maximale bouwhoogte van 30 m toegestaan. De voorwaarden en posities zullen in een beeldkwaliteitsdocument worden vastgelegd.
Groene rand
Het bedrijventerrein wordt landschappelijk ingepast door een zone van circa 48 m breed aan de noord- en oostzijde van de uitbreiding van Medel (fase 1). Deze zone bestaat uit water ten behoeve van bergingscapaciteit en aan de binnenzijde een groene wal (6m hoog) die het zicht op het terrein voor een deel wegneemt. Aan de buitenzijde van de wal zal het talud overgaan in een flauw aflopend maaiveld tot de watergang. Langs Medel 1a wordt de wal 7,5 m hoog in verband met de milieuzonering.
Deze rand zorgt enerzijds voor een begrenzing van het bedrijventerrein en anderzijds voor het verzachten van de harde bebouwingsrand. Door de groene zone zal vanuit het landschap de bedrijfsbebouwing wel zichtbaar zijn, maar niet prominent in het beeld aanwezig. Om het afschermende effect van de wallen te vergroten kan de wal worden beplant met bomen of opgaande vegetatie.
Medelsestraat
De Medelsestraat is van oudsher een agrarische weg. Deze weg zal geen onderdeel worden van de uitbreiding Medel (fase 1). De weg heeft echter een bijzondere rol, omdat de Medelsestraat geen bedrijfskavels ontsluit of gaat ontsluiten (niet toegankelijk voor vrachtverkeer), maar zal functioneren als ontsluiting voor enkele bijzondere voorzieningen in de parkzone van Medel, waaronder een crematorium.
Het agrarische karakter van de Medelsestraat zal versterkt worden door brede groenstroken aan beide zijden van de weg. Het bestaande wegprofiel (circa 5 m breed) zal worden gehandhaafd en de bedrijfskavels komen op minimaal 20 m afstand vanuit de weg te liggen.
Medel 1 en 1a
Een belangrijke opgave voor de uitbreiding van bedrijventerrein Medel is het op een goede wijze ontsluiten van het terrein op de externe wegenstructuur. De infrastructuur voor de uitbreiding van Medel 1 bestaat uit een centrale as die door middel van minimaal twee verbindingen op de bestaande wegenstructuur (De Prinsenhof) van Medel aan zal sluiten en in het inpassingsplan als zodanig worden bestemd. Ten behoeve van de flexibiliteit van de ontsluiting zowel intern, op het terrein zelf, als extern, op de omliggende wegenstructuur, zijn nog twee optionele ontsluitingsmogelijkheden. Hiervoor is een ruimtereservering opgenomen.
Het perceel Medel 1a ligt op een belangrijke plek langs De Diepert bij de entree van Medel aan de zuidoostzijde van het terrein. Aan de oostzijde ligt een boerderij 'Klein Stapel' met dichtbij een grote zandafgraving en daaromheen opgaand groen. Aan de noordzijde ligt de Medelsestraat, een agrarische weg die een verzelfstandigde positie heeft ten opzichte van de ruimtelijke structuur van Medel en perceel 1a scheidt van het overige deel van de uitbreiding van Medel. Aan de westzijde ligt het bestaande deel van bedrijventerrein Medel. Tussen deze verschillende randen ligt het perceel 1a, circa 13 ha groot, dat in zijn geheel wordt uitgegeven als bedrijfsperceel.
Oriëntatie
De percelen in de afronding van Medel 1 zullen op de Prinsenhof georiënteerd zijn en via het bestaande wegennetwerk op Medel worden ontsloten.
Perceel Medel 1a wordt ontsloten via de rotonde (kruising De Diepert / Biezenwei) en vervolgens via een aansluiting op de Biezenwei. Voor het perceel wordt ook voorzien in een directe aansluiting voor vrachtverkeer vanaf De Diepert in de vorm van een uitvoegstrook voor verkeer vanuit het oosten. De ontsluiting voor het verlaten van de kavel en voor in- en uitrijdend verkeer van personenauto's vindt in alle gevallen plaats via de Biezenwei.
Bij de perceelsindeling wordt het vrachtverkeer gescheiden van de ontsluiting voor personenauto's. Vanaf de entree (Biezenwei) worden de personenauto's via de west- en zuidzijde van het perceel naar de voorkant van het gebouw aan De Diepert geleid waar zich het parkeerterrein bevindt.
Bebouwing
De nieuwe percelen tussen de Prinsenhof en de Breede Steeg bij de afronding van Medel 1 kunnen naar behoefte worden verkaveld. Dit zal ook bepalend zijn voor de grootte van de bebouwing. De voorzijdes van de bedrijfsgebouwen staan langs de Prinsenhof.
Op perceel 1a is een groot gebouw centraal op de kavel voorzien. Voor een efficiënt gebruik van het gebouw is een strikt rechthoekige vorm gehanteerd. Dit levert duidelijke rechte gevels op en een eenduidig bouwvolume. Rondom het gebouw is ruimte gereserveerd voor verkeer, manoeuvreerruimte voor vrachtwagens, loading docks en parkeren voor personenauto's.
Aan de voorzijde wordt architectonisch een front gevormd naar De Diepert. Door de accentuering van de hoeken maakt ook het eerste deel van de zijkanten van het gebouw onderdeel uit van het front. Het kantoorgedeelte centraal aan de voorzijde krijgt een bijzondere uitstraling in de vorm van lamellen. De horizontale structuur hiervan maken dit deel visueel breder.
De gevel langs de Medelsestraat is gesloten en bevat geen functionele onderdelen.
Groene randen
Ter afronding van de eerste fase van Medel zal in eerste instantie aan de oostzijde van de Brede Steeg een groene rand (watergang met groene taluds) worden gerealiseerd. Bij de mogelijke toekomstige uitbreiding naar fase 2 kan deze inpassing in één of twee stappen naar de beoogde buitenrand worden gebracht.
De randen rondom de perceel 1a worden ingericht met water en groen. Aan de zijde van de boerderij 'Klein Stapel' wordt de rand ingezet om de woning in deze boerderij en het bedrijfsperceel te scheiden door een grondwal. De Medelsestraat wordt ook ruim omringd met water (6 m) langs de rijbaan en groen (15 m) tot aan de rand van het bedrijfsperceel.
De westzijde van het perceel ligt langs een parkachtige zone die is ingericht om bijzondere functies aan de Medelsestraat een 'eigen' plek op het terrein te geven. Ook hier ligt dus veel groen en water.
Aan De Diepert zal het perceel goed zichtbaar zijn en is een representatieve uitstraling gewenst. Parallel aan de Diepert ligt ten zuiden het spoor en de A15.
De verplichting om een goede ruimtelijke ordening aan het inpassingsplan ten grond te leggen, impliceert onderzoek naar verschillende sectorale aspecten. Aspecten als water, verkeer, ecologie en verschillende milieuaspecten zijn onlosmakelijk verbonden met het toetsen aan een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk worden de voor dit inpassingsplan relevante milieuaspecten beschreven. In paragraaf 5.2 wordt ingegaan op het opgestelde milieueffectrapport (MER). Omdat de verschillende sectorale onderzoeken uitgebreid behandeld zijn in het MER en de daarbij behorende deelrapporten, wordt in onderhavig inpassingsplan volstaan met een samenvatting en conclusie per deelaspect. Voor een meer gedetailleerd overzicht van de uitgangspunten en resultaten van de onderzoeksaspecten wordt verwezen naar de verschillende deelrapportages in het MER. Het MER is als bijlage 2 bij het inpassingsplan gevoegd.
Het Bedrijvenpark Medel onderzoekt naast de uitbreiding van het bedrijventerrein met fase 1 tevens de haalbaarheid om op langer termijn ook fase 2 van de uitbreiding mogelijk te maken. Omdat nog niet bekend is of voor fase 2 ook voldoende markvraag aanwezig is en het daardoor onzeker is of en wanneer deze ontwikkeling gaat plaatsvinden, is ervoor gekozen uitsluitend de effecten van de uitbreiding van Medel fase 1 in het planMER te onderzoeken. De Commissie voor de MER heeft echter geadviseerd ook aandacht te besteden aan de effecten van fase 2 om duidelijkheid te geven over de milieueffecten van de gehele mogelijk toekomstige uitbreiding en mogelijke knelpunten waarvoor mitigerende maatregelen nodig zijn, en pas daarna een besluit te nemen over het provinciaal Inpassingsplan. Met een aanvulling op het MER is invulling gegeven aan het advies van de Commissie. In deze aanvulling is tevens de wettelijk verplichte samenvatting opgenomen. De aanvulling is opgenomen in bijlage 3.
Inleiding
Als gevolg van de aanwezige vraag naar nieuwe bedrijfskavels in de regio Rivierenland wordt op korte termijn ingezet op een beperkte uitbreiding van het bedrijventerrein Medel. De gemeenschappelijke regeling bedrijvenpark Medel, bestaande uit de gemeenten Tiel en Neder-Betuwe, heeft hiervoor het initiatief genomen. Omdat significante negatieve effecten van de uitbreiding van het bedrijventerrein Medel (fase 1) op Natura 2000-gebieden niet op voorhand zijn uit te sluiten, geldt voor het voorliggende inpassingsplan waarmee de uitbreiding Medel (fase 1) wordt mogelijk gemaakt een planMER-plicht. Derhalve is een passende beoordeling en planMER opgesteld.
Opzet van het planMER
In de sectorale hoofdstukken van de planMER is per milieuthema bekeken of gezien de milieusituatie binnen het studiegebied (referentiesituatie) er mogelijk knelpunten ontstaan wanneer de beoogde ontwikkelingen (het voornemen) worden uitgevoerd. Als sprake is van potentiële knelpunten, zijn maatregelen getroffen om negatieve milieueffecten te voorkomen.
Resultaten en effectbeoordeling
Natuur: Passende Beoordeling
Natura 2000
Natura 2000-gebieden in de (verre) omgeving van het plangebied worden alleen beïnvloedt door extra stikstofdepositie als gevolg van toekomstige bedrijfs- en verkeersemissies. Het opheffen van de bestaande agrarische functies in het gebied leidt echter tot een vergelijkbare daling op dezelfde stikstofgevoelige locaties binnen de Natura 2000-gebieden.
Effecten op EHS
De effecten op de Ecologische hoofdstructuur zijn identiek aan die op Natura 2000. Mede vanwege de grote overlap met de beschreven Natura 2000-gebieden worden deze effecten niet nader beschreven. De beoogde ecologische verbindingszone ten noorden van het plangebied is gekoppeld aan de Linge en is vanwege het voedselrijke karakter van deze rivier niet stikstofgevoelig.
Beschermde soorten
De ontwikkeling van het beoogde bedrijventerrein heeft geen gevolgen voor zwaar beschermde soorten, met uitzondering van de jaarrond beschermde nesten van de huismus in de te slopen gebouwen. Een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet is daarvoor nodig. In dat kader dienen tijdig mitigerende maatregelen te worden getroffen.
Voor vissen, amfibieën, watervogels en vleermuizen is de beoogde ontwikkeling gunstig door vergroting van de omvang en de kwaliteit van het leefgebied.
Het bedrijventerrein biedt grote ecologische potenties die nader verkend kunnen worden.
Verkeer
De beoogde ontwikkelingen leiden tot een verkeerstoename op de hoofdontsluitingswegen rondom het plangebied. Deze toename leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling op het wegennet. De bereikbaarheid van het bedrijventerrein is voor het gemotoriseerd verkeer gewaarborgd door het geplande pakket aan verkeersmaatregelen rondom en op de wegen tussen de op- en afritten 33 en 34 van de Rijksweg A15. De negatieve effecten op de verkeersafwikkeling worden door deze maatregelen weggenomen.
De ontsluiting voor fietsers van en naar het bedrijventerrein Medel is goed. Voor fietsers zijn goede en veilige fietsvoorzieningen aanwezig parallel aan de hoofdontsluitingsstructuur. Op de interne wegen van het bedrijventerrein zijn geen fietsvoorzieningen aanwezig. In combinatie met de maximumsnelheid van 50 km/h voor gemotoriseerd verkeer, wordt hiermee niet aan de regels van Duurzaam Veilig voldaan. Gezien het feit dat het gebied een bedrijventerrein betreft, is het aantal fietsers dat gebruik maakt van de verschillende wegen echter beperkt. De bereikbaarheid van bedrijventerrein Medel met het openbaar vervoer zal in de toekomst bij het wegvallen van de Medelbus verslechteren. Deze verslechtering is echter niet toe te schrijven aan de beoogde ontwikkelingen.
Milieuzonering bedrijvigheid
In het inpassingsplan wordt een zonering voor de uitbreiding van het bedrijventerrein opgenomen. Bij de zonering wordt de systematiek van inwaarts zoneren gehanteerd. Omdat veel woningen worden opgekocht en geamoveerd, worden bedrijven uit een hogere categorie algemeen toelaatbaar geacht dan in het vigerende bestemmingsplan. Door de toegepaste zonering wordt zorg gedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de te handhaven woningen en worden de bestaande bedrijven niet in hun functioneren belemmerd. Geconcludeerd wordt dat er geen relevante negatieve effecten op het gebied van milieuzonering bedrijvigheid optreden als gevolg van de beoogde ontwikkelingen.
Geluid
Industrielawaai
Op het te ontwikkelen bedrijventerrein Medel (fase I) wordt de vestiging van grote lawaaimakers toegestaan, waardoor de geluidsbelasting op de omgeving toeneemt. Met behulp van de vast te stellen geluidzone rond het bedrijventerrein, de toetsing van milieuvergunningaanvragen aan deze zone en verschillende maatregelen wordt de overlast bij de omliggende woningen zoveel mogelijk voorkomen.
Uit de berekeningen blijkt dat binnen de voorgestelde zone door de uitbreiding van het bedrijventerrein met fase 1 uiteindelijk 3 woningen komen te liggen met een geluidbelasting boven de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Voor deze woningen wordt een hogere waarde besluit opgesteld.
De herziening van de geluidszone is niet van invloed op de recreatieobjecten gelegen binnen de gemeente Buren. Deze recreatieobjecten komen niet binnen de nieuwe geluidszone te liggen.
Wegverkeerslawaai en spoorweglawaai
De ontwikkeling van bedrijventerrein Medel (fase 1) leidt niet tot een verslechtering van het akoestisch klimaat wat betreft het wegverkeerslawaai en het spoorweglawaai.
Luchtkwaliteit
Uit de berekeningen blijkt dat de beoogde ontwikkelingen een verwaarloosbaar effect hebben op de luchtkwaliteit. Aan luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer wordt ruimschoots voldaan. Er treden geen relevante negatieve effecten op het gebied van luchtkwaliteit op als gevolg van de beoogde ontwikkelingen.
Externe veiligheid
Het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van verschillende risicovolle objecten. Door de beoogde ontwikkelingen neemt de personendichtheid binnen deze invloedsgebieden en daarmee het groepsrisico toe. Uit de beoordeling van het aspect externe veiligheid bij uitbreiding bedrijventerrein Medel blijkt dat voor alle risicovolle objecten wordt voldaan aan de grens- en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico. Nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten komen ook niet te liggen binnen aan te wijzen plasbrandaandachtsgebieden langs transportroutes. Daarnaast ligt het groepsrisico na realisatie van de beoogde ontwikkelingen ruimschoots onder de oriënterende waarde. Bovendien is ter beperking van het groepsrisico en ter bevordering van de zelfredzaamheid in de planregels geborgd dat bepaalde functies niet of uitsluitend onder voorwaarden zijn toegestaan. Hierdoor wordt het groepsrisico c.q. restrisico ten gevolge van de beoogde ontwikkelingen aanvaardbaar geacht. Geconcludeerd wordt dat er geen relevante negatieve effecten op het gebied van externe veiligheid optreden als gevolg van de beoogde ontwikkelingen.
Planologisch relevante leidingen
Er treden geen relevante negatieve effecten op het gebied van kabels en leidingen op als gevolg van de beoogde ontwikkelingen.
Landschap, cultuurhistorie
De beoogde ontwikkeling zal leiden tot een verdere visuele verstedelijking van het rivierengebied. Gezien de forse groene inpassing blijft dit effect relatief beperkt.
In beide deelgebieden zijn de vroegere cultuurhistorische patronen nauwelijks nog herkenbaar als gevolg van ingrijpende landschappelijke ingrepen van de afgelopen 50 jaar (infrastructuur, zandwinplas). Alleen de Bredesteeg en de Medelsestraat zijn nog herkenbaar als structuurdrager en zal landschappelijk versterkt worden. Het gemeentelijke monument aan de Medelsestraat blijft behouden door verplaatsing naar een locatie buiten het plangebied.
Archeologie
Het gebied Medel kent een hoge verwachting voor het aantreffen van archeologische vindplaatsen. Er zijn diverse onderzoeken uitgevoerd of nog in uitvoering, om de archeologische waarden van het gebied en de conditie waarin deze waarden zich verkeren nauwgezet te duiden.
De mogelijkheden tot verantwoord archeologisch behoud ter plaatse blijken zeer klein te zijn. Om die reden heeft het bevoegd gezag besloten over te gaan tot een archeologische opgraving, waarbij de twee vindplaatsen volledig zijn onderzocht. Er bevinden zich geen archeologische waarden meer binnen het plangebied Medel 1A. Het archeologisch proces aldaar is dan ook ten einde.
Bodem
Er treden geen relevante negatieve effecten op het gebied van bodemkwaliteit op als gevolg van de beoogde ontwikkelingen. Door de sanering van mogelijke verontreinigingen is het effect op de bodemkwaliteit zelfs positief.
Water
Door de beoogde ontwikkelingen neemt het verhard oppervlak binnen het plangebied toe. Doordat de uitbreiding Medel (fase 1) waterneutraal en schoon wordt ingericht, worden relevante negatieve effecten op het gebied van water als gevolg van de beoogde ontwikkelingen voorkomen.
Duurzaamheid
Door de parkachtige inrichting van het bedrijventerrein met een overmaat aan waterberging ontstaat er een robuust en duurzaam bedrijventerrein dat over decennia heen haar kwaliteiten weet te behouden.
Conclusie
Tabel 5.1 geeft een samenvattend overzicht van de effectbeoordelingen.
Tabel 5.1 Beoordeling effecten ontwikkelingsruimte inpassingsplan
Aspect | Beschrijving van het milieueffect (t.o.v. de referentiesituatie) | Waardering van het effect | ||
Natuur: Passende Beoordeling | ||||
Natura 2000-gebieden | Natura 2000-gebieden in de (verre) omgeving van het plangebied worden alleen beïnvloedt door extra stikstofdepositie als gevolg van toekomstige bedrijfs- en verkeersemissies. Het opheffen van de bestaande agrarische functies in het gebied leidt echter tot een vergelijkbare daling op dezelfde stikstofgevoelige locaties binnen de Natura 2000-gebieden. | 0 | ||
Ecologische Hoofdstructuur | De effecten op de Ecologische hoofdstructuur zijn identiek aan die op Natura 2000. | 0 | ||
Beschermde soorten | De ontwikkeling van het beoogde bedrijventerrein heeft geen gevolgen voor zwaar beschermde soorten, met uitzondering van de jaarrond beschermde nesten van de huismus in de te slopen gebouwen. Een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet is daarvoor nodig. In dat kader dienen tijdig mitigerende maatregelen te worden getroffen. Voor vissen, amfibieën, watervogels en vleermuizen is de beoogde ontwikkeling gunstig door vergroting van de omvang en de kwaliteit van het leefgebied. |
- + |
||
Woon- en leefklimaat | ||||
Verkeer | Het voornemen leidt tot een verkeerstoename op de hoofdontslutingswegen rondom het plangebied. Deze toename leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling. Door verkeersmaatregelen wordt de bereikbaarheid van het bedrijventerrein echter gewaarborgd en wordt het negatieve effect geneutraliseerd. | - | ||
Milieuzonering bedrijvigheid | Door de gehanteerde systematiek van inwaarts zoneren wordt zorg gedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de te handhaven woningen en worden bestaande bedrijven niet in hun functioneren belemmerd. | 0 | ||
Geluid | Op het te ontwikkelen bedrijventerrein Medel (fase I) wordt de vestiging van grote lawaaimakers toegestaan, waardoor de geluidsbelasting op de omgeving toeneemt. Door middel van maatregelen wordt de overlast bij de omliggende woningen zoveel mogelijk voorkomen. De ontwikkeling van bedrijventerrein Medel (fase 1) leidt niet tot een verslechtering van het akoestisch klimaat wat betreft het wegverkeerslawaai en het spoorweglawaai. |
- 0 |
||
Luchtkwaliteit | De beoogde ontwikkelingen hebben een verwaarloosbaar effect op de luchtkwaliteit. Aan luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer wordt ruimschoots voldaan. | 0 | ||
Externe veiligheid | Het inpassingsplan maakt geen kwetsbare objecten mogelijk binnen het PAG en de PR 10-6 risicocontouren. Door de beoogde ontwikkelingen neemt de personendichtheid binnen de invloedsgebieden van verschillende risicobronnen en daarmee het groepsrisico wel toe. Het groepsrisico blijft echter onder 0,1 maal de oriënterende waarde. Daarnaast zijn verschillende maatregelen mogelijk om het groepsrisico verder te beperken. | - | ||
Planologische relevante leidingen | Er wordt rekening gehouden met de aanwezige rioolpersleiding waardoor er geen relevante negatieve effecten optreden. | 0 | ||
Landschap, cultuurhistorie en archeologie | ||||
Landschappelijke waarden | De beoogde ontwikkeling zal leiden tot een verdere visuele verstedelijking van het rivierengebied. Gezien de forse groene inpassing blijft dit effect relatief beperkt. | - | ||
Cultuurhistorische waarden | De Bredesteeg en Medelsestraat zijn nog herkenbaar als structuurdrager en zullen landschappelijk versterkt worden. Het gemeentelijke monument aan de Medelsestraat blijft behouden door verplaatsing naar een locatie buiten het plangebied. | + | ||
Archeologische waarden | Binnen het plangebied zijn twee behoudenswaardige archeologische vindplaatsen gelokaliseerd. Er werd gestreefd naar -behoud in situ. De mogelijkheden tot verantwoord archeologisch behoud ter plaatse waren echter gering en moeilijk te verenigen in relatie tot ontwikkeling van het gebied. Om die reden heeft het bevoegd gezag in een eerder stadium al besloten over te gaan tot een archeologische opgraving, waarbij de twee vindplaatsen volledig zijn onderzocht en geborgen conform de landelijk geldende normen voor archeologisch onderzoek. Er bevinden zich binnen Medel 1A geen archeologische waarden meer. | - | ||
Bodem en water | ||||
Bodem | Er treden geen relevante negatieve effecten op het gebied van bodemkwaliteit op als gevolg van de beoogde ontwikkelingen. Door de sanering van mogelijke verontreinigingen is het effect op de bodemkwaliteit zelfs positief | + | ||
Water | Door de beoogde ontwikkelingen neemt het verhard oppervlak binnen het plangebied toe. Doordat de uitbreiding Medel (fase 1) waterneutraal en schoon wordt ingericht, worden relevante negatieve effecten op het gebied van water echter voorkomen. Door overcompensatie wordt het effect zelfs positief. | - | ||
Duurzaamheid | ||||
Duurzaamheid | Door de parkachtige inrichting van het bedrijventerrein met een overmaat aan waterberging ontstaat er een robuust en duurzaam bedrijventerrein dat over decennia heen haar kwaliteiten weet te behouden. | + |
Op basis van bovenstaande samenvattend overzicht van de effectbeoordelingen kan geconcludeerd worden dat de beoogde ontwikkeling van het uitbreiden van bedrijventerrein Medel een neutraal effect heeft op de milieuaspecten Natura 2000-gebieden, ecologische hoofdstructuur, milieuzonering en bedrijvigheid, wegverkeers- en spoorweglawaai, luchtkwaliteit en planologisch relevante leidingen. De ontwikkeling veroorzaakt een negatief effect op de milieuaspecten jaarrond beschermde nesten, verkeer, industrielawaai, externe veiligheid, landschappelijke waarden, archeologische waarden en water. Door middel van maatregelen worden de negatieve effecten geneutraliseerd. Door sanering van mogelijke verontreinigingen in de bodem, door een versterking van de herkenbaarheid van de Bredesteeg als structuurdrager en door de ambities op het gebied van duurzaamheid zijn de effecten van de ontwikkeling op de bodemkwaliteit, de cultuurhistorische waarden en duurzaamheid zelfs positief. De ontwikkeling heeft ook een positief effect op de kwaliteit van het leefgebied van vissen, amfibieën, watervogels en vleermuizen
Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat de beoogde ontwikkeling mogelijk is binnen de geldende (milieu)wet- en regelgeving. Doordat de negatieve effecten van de beoogde uitbreiding van het bedrijventerrein door middel van maatregelen worden weggenomen kan worden geconcludeerd dat de ontwikkeling niet leidt tot belangrijke negatieve milieugevolgen.
Het provinciale inpassingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het inpassingsplan geeft, uit te oefenen. Dit houdt in dat:
Een afgeleide van de gebruiksregels in het inpassingplan zijn regels voor bebouwing (bouwvergunning) en regels voor het verrichten van ‘werken’ (aanlegvergunning).
Een inpassingsplan regelt derhalve:
en een inpassingsplan kan daarbij regels geven voor:
Het inpassingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals de Woningwet, de Monumentenwet 1988, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet milieubeheer en de Bouwverordening zijn ook erg belangrijk voor het uitoefenen van ruimtelijk beleid.
Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijbehorende regels worden gegeven. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen op twee manieren nader worden ingevuld:
De regels zijn verdeeld over 4 hoofdstukken:
Type planvorm
Het inpassingsplan 'Uitbreiding Bedrijventerrein Medel (fase 1)' betreft een ontwikkelingsgericht inpassingsplan. Er is gekozen voor een directe, globale, flexibele regeling. Hiermee kunnen de ambities ten aanzien van een duurzame ruimtelijke ontwikkeling goed worden vastgelegd. De bestemmingsregeling stelt uiterste grenzen om daarmee niet beperkend te zijn voor nieuwe, thans nog niet bekende invulling van de gronden. De planologische kaders, zoals de toegelaten bedrijfscategorieën zijn in de regeling vastgelegd. De bestemmingsregeling laat efficiënt gebruik van de gronden toe en biedt mogelijkheden tot meervoudig grondgebruik.
Kaderregeling
Het kader en de grenzen voor de regeling worden bepaald door de (beleids)documenten waarin het plan zijn basis vindt en door de ruimtelijke en milieutechnische gevolgen die de ontwikkeling van dit bedrijventerrein heeft op de omgeving en andersom. Dit heeft tot de volgende kaderstellende elementen in het plan geleid:
Wettelijke vereisten
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen en inpassingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) bindende afspraken waarmee bij het maken van plannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi. De wettelijke vereisten vormen de leidraad bij deze nieuwe regeling voor het plangebied.
Verbeelding
Bestemmingen en bouwvlak
In het inpassingsplan zijn zowel enkelbestemmingen als dubbelbestemmingen opgenomen. De enkelbestemmingen betreffen 'Bedrijventerrein', 'Groen' en 'Verkeer'. De dubbelbestemmingen betreffen 'Leiding - Riool' en 'Waarde - Archeologie 1, 4 en 5' Een dubbelbestemming wordt opgenomen op het moment dat er behoefte bestaat aan het extra waarborgen van een bepaald belang/functie die onvoldoende door de enkelbestemming wordt geborgd.
Op de verbeelding worden verschillende soorten vlakken gebruikt. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik is toegestaan. Wanneer bouwvlakken binnen een bestemming zijn opgenomen, geldt in principe dat gebouwen binnen het bouwvlak moeten worden gebouwd. In een enkel geval wordt van deze regel afgeweken. Dit wordt dan expliciet in de regeling vermeld.
Aanduidingen
Op de verbeelding is een onderscheid gemaakt tussen verschillende aanduidingen en figuren:
Nadere uitleg bij deze aanduidingen is te lezen bij de omschrijving van de betreffende bestemmingen en/of artikelen waarin de aanduidingen zijn opgenomen.
Regels
De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en specifieke gebruiksregels. In de regels zijn eventuele afwijkings- en wijzigingsregels opgenomen. Door middel van deze regels biedt het plan extra flexibiliteit voor toekomstige ontwikkelingen.
Bij de bestemmingslegging is aangesloten op de systematiek zoals deze ook gebruikt wordt in bestemmingsplan 'Kanaalzone' van de gemeente Tiel, waar dit inpassingsplan op aansluit.
Begrippen (Artikel 1)
De begrippen die in het inpassingsplan gebruikt worden zijn in dit artikel gedefinieerd. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen. Deze begrippen sluiten zoveel mogelijk aan bij de begrippen die de gemeente Tiel standaard in bestemmingsplannen toepast. In enkele gevallen kunnen bepaalde begrippen specifiek zijn toegesneden op de toepassing in dit inpassingsplan.
Wijze van meten (Artikel 2)
Dit artikel maakt duidelijk hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte, oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken worden gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen, worden in dit artikel verklaard.
Agrarisch (Artikel 3)
Enkele percelen in het plangebied hebben de bestemming 'Agrarisch' gekregen. Binnen deze bestemmingen zijn geen bouwvlakken toegekend, waardoor de bouwmogelijkheden worden beperkt. De opgenomen regeling is conform het bestemmingsplan 'Buitengebied Dodewaard en Echteld'.
Bedrijventerrein (Artikel 4)
Bedrijventerrein is de meest omvangrijke bestemming binnen het plan. De gronden zijn bestemd voor doeleinden van handel en bedrijf, waarbij de maximaal toegestane bedrijfscategorie is aangeduid op de verbeelding door middel van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie ….’. Wel is het mogelijk om door middel van een omgevingsvergunning bedrijven mogelijk te maken in één categorie hoger dan ter plaatse is toegestaan mits het beoogde bedrijf qua hinder en overlast voor de omgeving gelijkgesteld kan worden met een bedrijf in de toegestane categorie (na onafhankelijk onderzoek).
Bij het inwaarts zoneren tot woningen is gebruik gemaakt van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering (editie 2009)', waarin richtafstanden zijn opgenomen welke tot woningen aangehouden dienen te worden.
Wanneer op een bedrijfsperceel meerdere categorieën van bedrijvigheid gelden, moet in principe worden uitgegaan van de laagst toegestane categorie als maximaal toelaatbaar.
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven. Het bebouwingspercentage van een bouwperceel mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage'. Bij de berekening van het maximum bebouwingspercentage wordt alleen bebouwing binnen het bouwvlak meegerekend.
Daarnaast zijn enkele afwijkingsmogelijkheden van de bouwregels opgenomen. Het gebruik van gebouwen als zelfstandige kantoren is binnen deze bestemming niet toegestaan.
Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
Voordat een bedrijfskavel overeenkomstig deze bestemming in gebruik wordt genomen, dienen de groenvoorzieningen als bedoeld in artikel 5 ter plaatse van het bedrijfskavel te zijn gerealiseerd en in stand te worden gehouden overeenkomstig de bijlage omtrent de landschappelijke inpassing die onderdeel uitmaakt van de regels van dit inpassingsplan. Om dit te borgen is een voorwaardelijke verplichting in dit artikel opgenomen.
Hierbij geldt dat:
Vanuit kostenoverwegingen is ervoor gekozen om de landschappelijke inpassing kavelsgewijs te realiseren zodat de investeringen gelijk oplopen met de uitgifte van gronden.
Groen (Artikel 5)
De gronden binnen de bestemming 'Groen' zijn bestemd voor groenvoorzieningen en water. Tevens mogen evenementen hier plaatsvinden en kunnen de gronden worden ingericht ten behoeve van speelvoorzieningen en jongeren ontmoetingsplaatsen. Gebouwen zijn toegestaan ten behoeve van speelvoorzieningen, jongeren ontmoetingsplaatsen, kunstobjecten en nutsvoorzieningen.
Verkeer (Artikel 6)
De gronden binnen de bestemming 'Verkeer' zijn bestemd voor wegen, straten en paden, voet- en rijwielpaden, evenementen en bijbehorende voorzieningen en bouwwerken. Kleinschalige gebouwen mogen binnen de bestemming worden gebouwd.
Binnen deze bestemming zijn evenementen toegestaan waarbij de duur onbeperkt is. Dit geldt in aanvulling op de algemene evenementenregeling zoals deze is opgenomen in de algemene gebruiksregels van het plan, op grond waarvan een beperkte evenementenregeling is opgenomen voor alle bestemmingen in het plangebied.
Leiding - Riool (Artikel 7)
In het plangebied ligt een planologisch relevante rioolleiding. De regels (met name aan te houden afstanden) met betrekking tot deze leiding zijn verankerd in de regels. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is uitsluitend toegestaan na een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, waarbij, teneinde de leiding veilig te stellen, een zorgvuldige afweging van belangen dient plaats te vinden.
Waarde - Archeologie 1, 4 en 5
Deze bestemmingen zijn opgenomen ter voorkoming van de aantasting van de (potentiële) archeologische waarden in de grond. De inhoud van de artikelen is ontleend aan het Paraplu-bestemmingsplan Archeologie (NL.IMRO.0281.BP00010-0401).
In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het inpassingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.
Anti-dubbeltelbepaling (Artikel 11)
De anti-dubbeltelbepaling wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens het inpassingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een perceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De formulering van de anti-dubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening.
Algemene bouwregels (Artikel 12)
In dit artikel zijn bouwregels opgenomen die het mogelijk maken bouwgrenzen (afmetingen, afstanden en bebouwingspercentages) te overschrijden. Bouwgrenzen mogen worden overschreden door verschillende ondergeschikte delen van gebouwen/bouwwerken.
Algemene gebruiksregels (Artikel 13)
In de algemene gebruiksregels is als algemeen gebruiksverbod opgenomen voor het anders gebruiken van gronden en bouwwerken dan bepaald in de regels. Daarnaast voorziet dit artikel in een specifiek gebruiksverbod voor prostitutie.
Daarnaast voorziet dit artikel in regels ten behoeve van het gebruik van bouwwerken en gronden voor evenementen.
Algemene afwijkingsregels (Artikel 14)
De algemene afwijkingsregels bieden de mogelijkheid om met een omgevingsvergunning van de regels af te wijken van bepaalde maten, mits geen afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Overige regels (Artikel 15)
Werking wettelijke regelingen
In de regels van een inpassingsplan wordt in een (toenemend) aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. De van toepassing verklaarde wettelijke regeling geldt zoals deze luidt op het moment van de vaststelling van het inpassingsplan door de Staten. Wijziging van de wettelijke regeling na de vaststelling van het inpassingsplan zou anders zonder Wro-procedure een wijziging van het inpassingsplan met zich mee kunnen brengen.
Overgansgrecht (Artikel 16)
Het overgangsrecht ziet zowel op bouwwerken als op gebruik die op het moment van vaststelling van het inpassingsplan aanwezig zijn, c.q. bestaat. Gedurende de werking van dit inpassingsplan is het toegestaan bouwwerken die legaal zijn gebouwd, of nog kunnen worden gebouwd, in stand te houden en ook gedeeltelijk te vernieuwen (mits de maatvoering gelijk blijft). Ook het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals dit bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan mag worden voortgezet, mits dit gebruik na inwerkingtreding van het plan niet meer dan een jaar wordt onderbroken. Wijziging van het gebruik is alleen toegestaan indien hierdoor de strijdigheid met de nieuwe bestemming wordt verkleind.
De bescherming van het overgangsrecht zoals hierboven beschreven vervalt op het moment dat een nieuw inpassingsplan of bestemmingsplan voor de betreffende gronden wordt vastgesteld.
Slotregel (Artikel 17)
Deze regel benoemt op welke wijze naar de regels van dit inpassingsplan dient te worden verwezen.
De gemeenten Tiel en Neder-Betuwe werken gezamenlijk aan de ontwikkeling van het regionale bedrijventerrein Medel. Zij hebben hiervoor de gemeenschappelijke regeling Bedrijvenpark Medel opgericht. Het Bedrijvenpark Medel is een openbaar lichaam op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Beide gemeenten zijn voor 50% belanghebbende.
In het kader van de economische uitvoerbaarheid van het inpassingsplan is nadrukkelijk
naar de situatie in dit plangebied gekeken. De kosten en opbrengsten zijn in beeld gebracht en verantwoord in een grondexploitatie. De gemeenschappelijke regeling Bedrijvenpark Medel is hiervan de penvoerder.
Het al in ontwikkeling zijnde bestaande bedrijvenpark (Medel 1) is met name opgezet als een gemengd bedrijventerrein met bedrijven tot categorie 5. Het bestaande bedrijvenpark is voorzien van een containeroverslaghaven die er mede op is gericht om in de toekomst de uitbreiding van Medel, het inpassingsplangebied, te bedienen. Recente onderzoeken hebben uitgewezen dat in de regio een tekort bestaat aan bedrijventerreinen in de logistieke sector. De opzet van het inpassingsplan is toegesneden op deze bedrijven waarvoor geen plaats meer is op het bestaande terrein.
De ontwikkeling levert ook een positieve bijdrage aan de werkgelegenheid in de regio. Uitgegaan wordt van circa 30 werknemers per hectare.
De grondexploitatie laten na weging van alle kosten en baten een positief resultaat zien. Afsluitend wordt op basis van het vorenstaande geconcludeerd dat naar de huidige inzichten en verwachtingen het inpassingsplan economisch uitvoerbaar is.
Bovendien is er in het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) een exploitatieplan opgesteld om eventueel kosten te verhalen omdat niet alle percelen in eigendom zijn en er voor deze niet in eigendom verkregen percelen geen anterieure overeenkomsten zijn gesloten.
Procedure
Gekoppeld aan dit inpassingsplan, waarin een juridisch-planologische regeling is opgesteld voor de ontwikkeling van Uitbreiding Bedrijventerrein Medel (fase 1), is een mileueffectrapport (MER) opgesteld. In deze rapportage zijn verschillende milieueffecten onderzocht.