Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Brede school en scholenstrook Coevering
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1771.BPBrSchoolCoever-VP01

Artikel 1 Begrippen

1.  Plan:
het bestemmingsplan "Brede School en scholenstrook Coevering"van de gemeente Geldrop-Mierlo;
 
2.  Bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO1771.BPBrSchoolCoever-VP01 met bijbehorende regels en bijlagen;
 
3.  aanbouw:
een aan een hoofdgebouw toegevoegde, afzonderlijke ruimte die qua afmetingen en/of visueel opzicht (onder meer voor wat betreft goothoogte, dakhelling en/of dakvorm) ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; 
 
4.  aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge re regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van gronden;
 
5.  aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
6.  achtergevelrooilijn:
- de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het bouwvlak is georienteerd, indien er geen sprake is van een achterste grens van een bouwvlak dan wel geen bouwvlak is aangegeven: de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw -zonder aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen- alsmede het verlengde daarvan;
 
7.  archeologische verwachtingswaarden:
gronden met verwachtingswaarden, die kunnen bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang kunnen zijn en het cultuurhistorisch erfgoed kunnen vertegenwoordigen;
 
8.  archeologische waarden:
waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen;
 
9.  bebouwing:
één of meer gebouwen en/of één of meer bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
 
10. beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of o peen terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan huis- gebonden-beroep c.q. een (dienstverlenende) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten e.d. 
  
11.  bestaande situatie:
bebouwing en gebruik, zoals naar aard en omvang aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, welke legaal of conform de onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen tot stand gekomen is;
 
12. bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
 
13. bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming;
 
14. bijgebouw:
een als dan niet vrijstaand gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat zowel qua afmeting als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
 
15. bouwen:
het plaatsen , het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
 
16. bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
 
17. bouwlaag of verdieping(slaag):
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd; als bouwlaag wordt niet aangemerkt een kelder, een onderbouw, een zolder of een ruimte onder de kap;
 
18. bouwmassa:
een verzameling gebouwen bestaande uit een vrisjtaand hoofdgebouw, dan wel twee of meer aangebouwde hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen;
 
19. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
20. bouwperceelsgrens:
de grens van een bouwperceel;
 
21. bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken- geen gebouwen zijnde- zijn toegelaten;
 
22. bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt op de grond;
 
23. dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
 
24. dienstverlening:
het bedrijfsmatig aanbieden van diensten;
 
25. eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
 
26. functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;
 
27. GBKN (= Grootschalige basiskaart Nederland):
kaart met de belangrijkste topografische elementen. De belangrijskte gebruikers zijn leidingbeheerders, gemeente, waterschappen en het Kadaster;
 
28. gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk door één of meer wanden omsloten ruimte vormt;
   
29. hoofdfunctie:
een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden in hoofdzaak bedoeld is;
 
30. hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken; 
 
31. kelder:
een geheel of gedeeltelijk ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorend bovengronds bouwwerk; 
 
32. maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, (para)medische, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijs-voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening;
 
33. omgevingsvergunning:
een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht;
 
34. overkapping:
een dakconstructie vrijstaand met maximaal één wand dan wel aan maximaal één zijde begrensd door de gevel van een belendend gebouw; 
 
35. parkeren:
hetgeen daaronder wordt verstaan in het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens, zoals dit geldt op de datum van vaststelling  van het plan;
 
36. perceelsgrens:
de grens van het bouwperceel;
 
37. speelvoorzieningen
Voorzieningen ten dienste van sport en spel;
   
38. stedenbouwkundig beeld:
het door omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld inclusief de ter plaatse door infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte;
 
39. uitbouw:
een uitbreiding van het bestaande hoofdgebouw, waarbij geen sprake is van een afzonderlijke ruimte;
 
40. voorgevellijn:
de lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen alsmede het verlengde daarvan; 
 
41. voorgevelrooilijn:
de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georienteerd;
 
42. werk:
een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde;
 
43. zijstrook:
de strook grond gelegen naast het hoofdgebouw, waarvan de breedte wordt bepaald door de afstand tussen de zijdelingse perceelsgrens en de zijgevel van het hoofdgebouw over de volledige diepte van het bouwperceel, behorend bij het hoofdgebouw.