Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: De Sprink
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.1771.BPKasteelweg21-OP01

Artikel 6 Waarde - Archeologie 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 1’ (Waarde – Archeologie hoog) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.

6.2 Bouwwregels

Het is niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van:
a      de verbouw en/of nieuwbouw van bestaande gebouwen, voor zover bij de bouw de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of ruimtelijk gewijzigd en voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,3 m ten opzichte van het maaiveld;
b      de bouw van een bijgebouw van of uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met een oppervlakte van niet meer dan 100 m²;
c      bouwwerken ten dienste van de in deze bestemming genoemde functies en ten dienste van overige aan deze gronden toegekende bestemmingen, voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,3 m ten opzichte van het maaiveld, voor zover de oppervlakte niet meer dan 100 m² bedraagt.

6.3 Ontheffing bouwregels

a      Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 6.2 voor bouwwerken ten behoeve van samenvallende bestemmingen, indien en voor zover:
1      met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat archeologische waarden daarmee niet onevenredig worden geschaad;
2      in voldoende mate is gegarandeerd dat de middels archeologisch onderzoek vastgestelde archeologische waarden worden veiliggesteld door technische maatregelen of een archeologische opgraving.
b      In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan de ontheffing de volgende verplichtingen worden verbonden:
1      de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
2      de verplichting tot het doen van opgravingen;
3      de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
c      Alvorens een ontheffing als bedoeld sub a wordt verleend, wordt archeologisch advies ingewonnen.
d      Op de voorbereiding van een besluit omtrent ontheffing als bedoeld sub a, is de in Afdeling 3.4 van de Algemene Wet Bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.4.1 Werken en werkzaamheden

a      Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning)
de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren, over een oppervlakte van 100 m² of meer:
1      het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder maaiveld, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;
2      het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
3      het ophogen en egaliseren van gronden;
4      het verlagen van het waterpeil;
5      het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
6      het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;
7      het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;
8      het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
9      het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 0,3 m dan maaiveld.
b      De in sub a genoemde ontheffing voor werken en werkzaamheden over een oppervlakte van minder dan 500 m² geldt niet
indien voor de datum van voorgenomen werken of werkzaamheden een ontheffing van aanlegvergunning is verleend voor aangrenzende terreinen of terreinen op een afstand van minder dan 25 meter van het onderhavige terrein.

6.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 5.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a      in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
b      reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
c      het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.

6.4.3 Toelaatbaarheid

De in lid 6.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend:
a      indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
b      indien vooraf door aanvrager van de aanlegvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overgelegd waaruit blijkt dat in de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld dat:
1      de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
2      er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
3      de archeologische waarden hierdoor niet of niet onevenredig worden geschaad;
c      indien het niet mogelijk is de middels archeologisch onderzoek vastgestelde aanwezige archeologische waarden geheel of gedeeltelijk te behouden, wordt aan de aanlegvergunning de voorwaarde verbonden dat voorafgaand aan het uitvoeren van de werken en/of werkzaamheden een archeologische opgraving zal plaatsvinden of dat een archeologische begeleiding zal plaatsvinden;
d      nadat burgemeester en wethouders advies hebben ingewonnen bij een door hen aan te wijzen ter zake deskundige.