8.3 Ontheffing algemene gebruiksregels
Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van:
- het bepaalde in lid 8.1 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd;
- het bepaalde in lid 8.1 onder b en staan toe dat een (al dan niet vrijstaand) bijgebouw wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:
een dergelijke bewoning wenselijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
duidelijk is op welk adres de tijdelijke bewoning gaat plaatsvinden;
duidelijk is wie de zorgbehoevende(n) is of zijn op het onder 2 bedoelde adres; er sprake is van een familierelatie tussen verzorger en zorgbehoevende(n);
er gebruik wordt gemaakt van één uitrit door zowel verzorger als zorgbehoevende(n);
de bereikbaarheid voor (aanleg van) algemene voorzieningen en nutsvoorzieningen en voor hulpdiensten gewaarborgd blijft;
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing.
de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m² of een maximale inhoud van 180 m³;
de afhankelijke woonruimte een tijdelijk karakter heeft en na beëindiging van de tijdelijke bewoning het geheel weer door de hoofdbewoner in gebruik wordt genomen.
Meldingsplicht
Degene aan wie de vrijstelling is verleend, diens rechtsopvolger of de hoofdbewoner van het hoofdgebouw, dient de gemeente onmiddellijk te informeren zodra de afhankelijke woonruimte niet meer wordt gebruikt door de persoon/personen ten behoeve waarvan de vrijstelling is verleend.
Intrekking ontheffing
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een ontheffing als bedoeld onder lid 8.3 onder b in te trekken, indien:
a de noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is;
b de afhankelijke woonruimte niet meer wordt gebruikt door degene(n) ten behoeve waarvan de vrijstelling is verleend.