Type plan: uitwerkingsplan
Naam van het plan: uitwerking Luchen fase 2
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.1771.UPfase2Luchen2011-OP01

3.6 Flora en fauna

Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Deze wet bundelt de bepalingen over soortenbescherming die voorheen in verschillende wetten waren opgenomen. Ook is in deze wet opnieuw vastgesteld welke planten- en diersoorten in Nederland zijn beschermd. In het kader van planontwikkelingen dienen de consequenties hiervan voor de aanwezige flora en fauna in beeld te worden gebracht.
In het moederplan is voor het gehele plangebied Luchen onderzoek gedaan naar de flora- en fauna waarden van het gebied. In het bestemmingsplan 'Luchen', is hierover het volgende geconcludeerd.
“Bepaalde werkzaamheden in het kader van de voorgenomen ingreep leiden tot overtreding van de verbodsbepalingen Flora- en Faunawet. Het gaat hier om verstoring, beschadiging en/of vernietiging van de vaste verblijfplaatsen van de egel, de tweekleurige bosspitsmuis, de huisspitsmuis, rosse woelmuis, de veldmuis en de bosmuis. Evenzo kunnen deze werkzaamheden leiden tot verstoring en vernietiging van voortplantingsplaatsen van bruine kikker en middelste groene kikker. Bovenstaande soorten komen alle voor op de lijst van algemene soorten waarvoor de algehele vrijstelling geldt. Hier hoeft dus geen ontheffing voor te worden aangevraagd.
Bij uitvoering van werkzaamheden in het kader van de voorgenomen ingreep dient verder rekening te worden gehouden met de (mogelijke) aanwezigheid van broedvogels. Voor het verstoren of vernietigen van verblijfsplaatsen van broedvogels kan geen ontheffing worden verkregen. Dit betekent dat alle werkzaamheden die betrekking hebben op het verwijderen van vegetatie buiten het broedseizoen moeten plaatsvinden. Dit seizoen verschilt per soort, maar loopt ongeveer van half maart tot half augustus.
Voor het overige wordt aanbevolen – alvorens het woonhuis Burg. Termeerstraat 23, Geldropseweg 18a en de opstallen op kavel 21 te slopen – deze opstallen nader te onderzoeken op mogelijke verblijfplaatsen van vleermuizen. Afhankelijk van de aangetroffen soorten en aantallen kunnen mitigerende en/of compenserende maatregelen nodig zijn en kan het nodig zijn aanvullend ontheffing van de Flora- en Faunawet aan te vragen”. Het aanvullende onderzoek naar de mogelijke aanwezigheid van vleermuizen is uitgevoerd. Hieruit is naar voren gekomen dat in de te slopen opstallen geen vleermuizen aanwezig zijn. Dit betekent dat geen mitigerende of compenserende maatregelen nodig zijn.
“Verder wordt aanbevolen om de aanwezige bomen en landschapselementen als meidoornhagen zoveel mogelijk in stand te houden. Daarmee kunnen de in het gebied aanwezige zoogdieren een schuilplaats behouden gedurende de ingreep. Ook wordt geadviseerd om de vegetatie eerst flink te korten alvorens met grondverzet te starten. Dit biedt kleine zoogdieren meer gelegenheid tijdig elders een leefgebied te vinden.
Als belangrijkste resultaat uit het tweede onderzoek van februari 2006 kwam voort dat het plangebied niet geschikt is als leefgebied of groeiplaats van beschermde soorten flora en fauna uit tabel 2 en 3.
Door het intensieve agrarische gebruik kent het gebied een lage natuurwaarde. Het plangebied is derhalve niet geschikt als leefgebied of groeiplaats van beschermde soorten flora en fauna uit tabel 2 en 3 (voor soorten uit tabel 1 geldt een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkelingen). Wel kunnen binnen het plangebied (beschermde) broedvogels als kievit en graspieper in lage dichtheden broeden. Aanbevolen wordt dan ook om het gebied bouwrijp te maken buiten het broedseizoen (15 maart - 15 augustus) of het gebied voor uitvoering van de werkzaamheden te controleren op vogelnesten. Indien is vastgesteld dat er met de werkzaamheden geen nesten van broedvogels worden verstoord, kunnen deze vervolgens worden uitgevoerd.
Indien de richtlijnen met betrekking tot broedvogels in acht worden genomen is ontheffing ex art. 75 van de Flora- en faunawet niet nodig.”
De gegevens zijn nog dermate actueel dat nieuw onderzoek niet nodig is. Ook het gebruik van het plangebied is niet veranderd. Nog steeds wordt het plangebied intensief agrarisch gebruikt, waardoor de conclusies met betrekking tot de mogelijkheden voor beschermde plant- en diersoorten onveranderd zijn.