Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Vergroten agrarisch bouwblok Eendenpoel 16 te Mierlo
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1771.WPEendenpoel16-VP01

6.1 Beleid

6.1.1 Europese kaderrichtlijn water

De Kaderrichtlijn Water bevat de Europese regels voor de bescherming van het oppervlaktewater en het grondwater. De lidstaten van de Europese Unie zijn verplicht deze regels op te nemen in hun wetgeving. Voor Nederland betekent dit dat uiterlijk eind 2003 de Wet op de waterhuishouding en de Wet milieubeheer moeten zijn aangepast aan de Europese regelgeving.
 
Het hoofddoel van de Kaderrichtlijn is het oppervlaktewater in 2015 in goede ecologische en chemische toestand brengen. Voor de gewenste chemische toestand van oppervlaktewateren gaat een set normen gelden. Voor de gewenste ecologische toestand wordt, afhankelijk van de status van een oppervlaktewater (natuurlijk, sterk veranderd of kunstmatig) een referentie of een maximaal ecologisch potentieel vastgelegd. Op grond van deze maatlat stelt het waterschap realiseerbare doelen.
 
De Kaderrichtlijn eist dat er (samen)gewerkt wordt op basis van stroomgebieden. Het gebied van waterschap Aa en Maas valt in dit kader onder het internationale stroomgebied van de Maas. De doelen en maatregelen om die doelen te bereiken moeten binnen het internationale stroomgebied van de Maas worden afgestemd.

6.1.2 Nationaal waterplan

Het ontwerp Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande Nota's Waterhuishouding. De Vierde Nota Waterhuishouding had als doel: het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land en het instandhouden en versterken van gezonde en veerkrachtig watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd.
 
Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van het wetsvoorstel Waterwet dat in december 2009 in werking is getreden. Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Belangrijke onderdelen van het Nationaal Waterplan zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid, het beleid voor het IJsselmeergebied, het Noordzeebeleid en de Stroomgebiedbeheerplannen op grond van de KRW.
De Waterwet is gericht op integraal waterbeheer, met de volgende doelstellingen:
a)      voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, in samenhang met
b)      bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en
c)      vervulling van maatschappelijke functies van watersystemen.
In samenhang met het Nationale waterplan is een separate samenvatting opgesteld van de vier Stroomgebiedbeheerplannen. Het gebied van waterschap Aa en Maas valt onder het stroomgebied Maas.

6.1.3 Waterbeheerplan 2010/2015

In het waterbeheerplan van Waterschap Aa en Maas wordt aangeven wat de doelen zijn voor de periode 2010-2015 en op welke wijze deze doelen bereikt moeten worden. Het plan is afstemd op het Stroomgebiedsbeheerplan Maas, het Nationaal Waterplan en het Provinciaal Waterplan. Het waterbeheerplan ‘Krachtig water’ is vastgesteld door het Algemeen Bestuur van Waterschap Aa en Maas op 13 november 2009.
Het doel van het waterbeheerplan is om het watersysteem en de afvalwaterketen op orde te houden. Het beheer van water door het waterschap bepaalt mede dat mensen en dieren in Noordoost Brabant leven in een veilige, schone en prettige omgeving. In het waterbeheerplan wordt een indeling gemaakt in de volgende thema’s     
  • Veilig en bewoonbaar gebied
  • Voldoende water
  • Schoon water
  • Natuurlijk water
Met betrekking tot het thema ‘Veilig en bewoonbaar gebied’ zal worden geïnvesteerd in het verbeteren van dijken zodat de veiligheid tegen overstromingen blijft gewaarborgd. Daarnaast worden de grootste knelpunten van de wateroverlast opgelost (stedelijk gebied).
In het kader van het thema ‘Voldoende water’ worden de plannen voor de gewenste grond- en oppervlakteregime (GGOR) in zowel landbouw- als natuurgebieden vastgesteld. In de belangrijkste
verdroogde natuurgebieden wordt opgepakt overeenkomstig het provinciale programma. Daarnaast worden de baggerachterstanden verder weggewerkt.
Het thema ‘Schoon water’ zet in op de samenwerking met gemeente. Er wordt voorrang verleend aan het terugdringen van de prioritaire stoffen en overige relevante stoffen in het oppervlaktewater. Er wordt onderzocht of er verontreinigingen in de waterbodems zitten en waar nodig zal het betreffende waterlichaam worden gebaggerd. Initiatieven om de diffuse verontreiniging terug te dringen worden gestimuleerd. Daarnaast zal gezocht worden naar nieuwe manier om afvalwater voordelig te zuiveren.
Met betrekking tot het thema ‘Natuurlijk water’ zijn er sinds 2000 Europese normen voor de leefomgeving van planten en dieren in en rond het water vastgelegd in de Kaderrichtlijn water. Hier wordt (nog) niet aan voldaan. Om de normen te halen moet voor 2027 200 kilometer beek hersteld worden. In de planperiode 2010-2015 zal de aandacht uitgaan naar 30 kilometer beek. Tevens wordt 120 kilometer ecologische verbindingszones aangelegd samen met gemeente en terreinbeheerders. Voor een gezonde visstand worden 50 barrières voor de vistrek opgeheven. In de stedelijke gebieden wordt samen met de gemeente de belangrijkste knelpunten aangepakt (blauwalg, waterstank).

6.1.4 Ontwikkelen met duurzaam wateroogmerk

Voor Waterschap De Dommel en Waterschap Aa en Maas is de beleidsterm "hydrologisch neutraal ontwikkelen" in de notitie ‘Ontwikkelen met duurzaamwateroogmerk’ inhoudelijke uitgewerkt en onderbouwd. Bovendien zijn de (nieuwe) uitgangspunten en randvoorwaarden van beide waterschappen bij dit project geïntegreerd. Deze uitgangspunten en randvoorwaarden worden toegepast in het proces van de watertoets.
 
De beleidsterm "hydrologisch neutraal ontwikkelen" geeft invulling aan het "niet afwentelen" principe, zoals door de commissie waterbeheer 21e eeuw (WB21) is gegeven. In principe heeft elke ruimtelijke ontwikkeling invloed op de hydrologie. De beleidsterm "hydrologisch neutraal" heeft dan ook vooral betrekking op het zo veel mogelijk (binnen de ontwikkeling) neutraliseren van de negatieve hydrologische gevolgen van toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in ruimte en tijd. De ontwikkeling mag geen hydrologische achteruitgang aan de randen van het plangebied ten opzichte van de referentiesituatie tot gevolg hebben. Zo mogen bijvoorbeeld geen hydrologische knelpunten worden gecreëerd voor de te handhaven en de vastgelegde toekomstige landgebruikfuncties in het plangebied en het beïnvloedingsgebied.
 
De definitie van 'hydrologisch neutraal ontwikkelen' is vertaald in een aantal toetsbare criteria:
a)      Er is geen toe- of afname van de waterafvoer op de rand van het plangebied;
b)      Er mogen geen veranderingen van oppervlaktewaterstanden optreden op de grens van het plangebied en daarbuiten (tenzij veranderingen gewenst zijn);
c)      Er mag geen overlast optreden door extreme gebeurtenissen;
d)      De omvang van grondwateraanvulling blijft gelijk (dit is de som van infiltratie vanaf oppervlak, inzijging vanuit oppervlaktewater, kwel en drainage);
e)      Er mogen geen veranderingen van grondwaterstanden optreden op de grens van het plangebied en daarbuiten (tenzij veranderingen gewenst zijn).