direct naar inhoud van Artikel 5 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Plan: Hoeve Savendonk te Liempde
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0757.BP01HOEVESAVEND-OTW1

Artikel 5 Recreatie - Verblijfsrecreatie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsmatig geëxploiteerde verblijfsrecreatieve voorzieningen, met dien verstande dat maximaal 18 slaapplaatsen zijn toegestaan, daarbij behorende dagrecreatieve voorzieningen en landschappelijke inpassing;
  • b. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke, ecologische, cultuurhistorische en archeologische waarden en kenmerken van de gronden;
  • c. wonen in een bedrijfswoning;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. horeca;
  • e. het berijden, verzorgen en stallen van paarden en pony's van recreanten met de daarbij behorende voorzieningen, zoals paardenbakken, rosmolens;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals tuinen, erven, terrassen, terreinen, water, groenvoorzieningen en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat parkeren op eigen terrein dient plaatse te vinden.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de tot 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd, bouwwerken ten dienste van de bestemming.

5.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen moeten op minimaal 5 meter van de bestemmingsgrens worden gebouwd.
  • b. De gezamenlijke bebouwd oppervlakte van de gebouwen, met uitzondering van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, mag 560 m² bedragen.
  • c. De goothoogte mag niet meer dan 4,5 meter bedragen.
  • d. De bouwhoogte mag niet meer dan 10 meter bedragen.

5.2.3 Bedrijfswoning

In aanvulling op het bepaalde in 5.2.2 gelden voor de bedrijfswoning de volgende bepalingen:

  • a. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan 1 bedragen;
  • b. de inhoud mag niet meer dan 750 m³ bedragen, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere inhoud legaal aanwezig was, in welk geval die grotere inhoud is toegestaan en als maximum geldt;
  • c. de dakhelling mag niet minder dan 25º en niet meer dan 60º bedragen.

5.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter.
  • b. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 meter.
  • c. De minimale afstand tot de bestemmingsgrens bedraagt 5 meter.
  • d. De gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 150 m².

5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 meter.
  • b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 meter.
  • c. Er is maximaal 1 bouwwerk, geen gebouw zijnde, in de vorm van een hooimijt toegestaan. De bouwhoogte van de hooijmijt mag niet meer bedragen dan 6 meter.
  • d. Er is maximaal 1 bouwwerk, geen gebouw zijnde, in de vorm van een paardenbak toegestaan. De bouwhoogte en oppervlakte van de paardenbak mag niet meer bedragen dan 1,5 meter respectievelijk 800 m².
  • e. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.

5.3 Nadere eisen
5.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van bebouwing;
  • b. de aard, bouwhoogte en de situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.

5.3.2 Afwegingskader

De in 5.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:

  • a. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en/of landschappelijke inpassing;
  • b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden;
  • c. ter verbetering van de gebiedskwaliteit ten behoeve van duurzaam agrarisch grondgebruik;
  • d. ten behoeve van de milieusituatie;
  • e. ten behoeve van de verkeersveiligheid;
  • f. ten behoeve van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Geringere dakhelling gebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2.3 onder c ten behoeve van een geringere dakhelling, onder de voorwaarde dat dit voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk en/of gewenst is.

5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het gebruik of laten gebruiken van recreatiewoningen, stacaravans, kampeerboerderij of kampeermiddelen voor permanente bewoning;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor huisvesting van werknemers en de direct daarmee in verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte (kantine), sanitair (douches, toiletten), kook en wasgelegenheid;
  • c. het bewonen dan wel laten bewonen van bijbehorende bouwwerken, tenzij hiervoor een omgevingsvergunning is verleend.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Mantelzorg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.5 onder c uitsluitend voor zover een bedrijfswoning aanwezig is, voor het gebruik van aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen of een deel van het bedrijfsgebouw als afhankelijke woonruimte onder de voorwaarden dat:

  • a. aangetoond wordt dat een afhankelijke woonruimte noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg; deze noodzaak behoeft niet te worden aangetoond wanneer de zorgbehoevende de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt;
  • b. de afhankelijke woonruimte in beginsel plaatsvindt in de woning; wanneer wordt aangetoond dat inwoning in het hoofdgebouw onredelijke bezwarend is of niet haalbaar is, kan, met inachtneming van alle overige bepalingen, een afhankelijke woonruimte in een bijgebouw of een deel van een bedrijfsgebouw gerealiseerd worden;
  • c. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m² en een maximale inhoud van 240 m³.
  • d. De maatvoering genoemd onder c geldt ook wanneer de afhankelijke woonruimte in een deel van een bedrijfsgebouw wordt gerealiseerd;
  • e. het bijgebouw of het deel van het bedrijfsgebouw waarbinnen de afhankelijke woonruimte wordt gerealiseerd op maximaal 30 m van het hoofdgebouw staat en qua ligging een ruimtelijke eenheid met het hoofdgebouw vormt;
  • f. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • g. per woning kan op enig moment slechts één omgevingsvergunning voor het gebruik als afhankelijke woonruimte van kracht zijn.

Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in, zodra de bij het verlenen van de voor de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.