Plan: | Buitengebied 2011 |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0757.Bp01buitengeb2011-otw1 |
Binnen de verschillende gebiedsbestemmingen komen waarden voor die niet noodzakelijkerwijs via de gebiedsbestemming worden beschermd. Aangezien het beleid gericht is op behoud en ontwikkeling van deze specifieke waarden, zijn regels nodig om dit beleid te realiseren. Een voor de realisering van het ruimtelijk beleid belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan buitengebied is het aanlegvergunningstelsel, gekoppeld aan dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen.
Het doel van dit stelsel is het voorkomen dat bepaalde specifieke waarden binnen gebieden als gevolg van bepaalde werken of werkzaamheden op onevenredige wijze worden geschaad. Dit speelt met name in die gebieden waar sprake is van verweving van functies, zoals in ‘Agrarisch met waarden – Natuur en Landschap’ en ‘Agrarisch met waarden - landschap’.
Het uitvoeren van bepaalde werken of werkzaamheden is verboden zonder een aanlegvergunning, welke wordt afgegeven door het college van Burgemeester en Wethouders nadat een afweging heeft plaatsgevonden m.b.t. de specifieke waarden.
Een aantal gebiedswaarden volgen rechtstreeks uit de provinciale hoofdstructuur en zijn al aan de orde gekomen in 6.4.1. Zoals in 6.4.1 tevens is aangegeven, heeft de precieze begrenzing op perceelsniveau plaats gevonden op basis van het gemeentelijk beleid, de geconstateerde waarden, het huidige gebruik en recente ontwikkelingen. In 6.5 volgen de doelstellingen per (sub)zonering.
Waar het gaat om de bescherming van de aanwezige waarden betekent dit dat een omgevingsvergunning gevraagd wordt voor bepaalde werkzaamheden in bepaalde gebieden.
De Raad van State heeft vanwege het aanlegvergunningenstelsel goedkeuring onthouden aan drie gebiedsbestemmingen in het bestemmingsplan Buitengebied 2006. Dit aanlegvergunningstelsel heeft betrekking op de bescherming van de archeologische, ecologische, cultuurhistorische en aardkundige waarden. Op al deze onderdelen diende het aanlegvergunningstelsel te worden herzien.
Door ecologisch adviesbureua Goderie is de ecologische waardenkaart uit 2006 geactualiseerd en aangepast (Goderie Ecologisch Advies, 3 januari 2011). Op de nieuwe natuurwaardenkaart worden nog maar 6 deelgebieden onderscheiden, namelijk:
Voor de laatste vier onderscheiden leefgebieden is in voorliggend bestemmingsplan een dubbelbestemming met een specifiek aanlegvergunningstelsel opgenomen.
Voor de natuur- en bosgebieden wordt geen dubbelbestemming opgenomen omdat deze gebieden overeen komen met de gebiedsbestemmingen. De bescherming van de natuurwaarden van deze gebieden vindt plaats via een aanlegvergunningstelsel binnen de gebiedsbestemmingen zelf.
Aanlegvergunningen worden opgenomen ter bescherming van de volgende gebieden met specifieke (potentiële) natuurwaarden conform natuurwaardenkaart of Verordening ruimte 2011 Noord-Brabant Noord-Brabant 2011,met in de derde kolom de betreffende dubbelbestemming of gebiedsaanduiding:
Gebiedswaarde |
Bron | Dubbelbestemming of gebiedsaanduiding |
leefgebied van open cultuurlandschap (alleen hogere planten) | natuurwaardenkaart | Waarde - Waardevolle vegetaties |
leefgebied van stromend water | natuurwaardenkaart | Waarde - Leefgebied soorten van stromend water |
leefgebied soorten van half-open cultuurlandschap | natuurwaardenkaart | Waarde - Leefgebied soorten van half-open cultuurlandschap |
leefgebied van kleinschalig cultuurlandschap | natuurwaardenkaart | Waarde - Leefgebied soorten van kleinschalig cultuurlandschap |
attentiegebied EHS | Verordening ruimte 2011 Noord-Brabant 2011 Noord-Brabant | Waarde - Attentiegebied EHS |
zoekgebied voor ecologische verbindingszones | Verordening ruimte 2011 Noord-Brabant 2011 Noord-Brabant | Milieuzone - ecologische verbindingen |
natuurontwikkelingsgebied | Verordening ruimte 2011 Noord-Brabant 2011 Noord-Brabant | Wro-zone - natuurontwikkelingsgebied |
zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen | Verordening ruimte 2011 Noord-Brabant 2011 Noord-Brabant | Milieuzone - beekherstel |
De nieuwe aspectkaart ‘leefgebied soorten van half-open cultuurlandschap' en 'waardevolle vegetaties' is als volgt tot stand gekomen:
Doelstellingen voor waardevolle vegetaties zijn:
De aspectkaart leefgebied soorten van stromend water is ten opzichte van de natuurwaardenkaart 2006 ongewijzigd gebleven.Als leefgebied van soorten van stromend water zijn de hoofdwatergangen en de watergangen waar beekherstelprojecten spelen aangewezen. Voor deze gebieden is het behoud en de versterking van het stromend karakter en de ecologische kwaliteit van het water van belang. Voorkomen moet worden dat barrières ontstaan door stuwen of andere kunstwerken voor soorten van stromend water.
De nieuwe aspectkaart ‘leefgebied soorten van half-open cultuurlandschap' en 'waardevolle vegetaties' is als volgt tot stand gekomen:
Voor het ‘leefgebied soorten van half-open cultuurlandschap' is het van belang dat de natuurkwaliteiten die behoren bij half open agrarisch landschap met kleine landschapselementen behouden blijven en waar mogelijk versterkt worden, evenals het behoud en de ontwikkeling van extensief gebruikte perceelsranden en overhoekjes. Voor het leefgebied van vogels van open cultuurlandschap dat binnen de gebiedsbestemming "agrarische doeleinden met landschappelijke en natuurlandschappelijke waarde" valt, is behoud van het agrarisch gebruik met behoud van half open karakter van belang.
De leefgebieden van soorten van half open cultuurlandschappen zijn kwetsbaar voor een scheve verhouding tussen boomteelt en grasland/bouwland. Een te groot aandeel boomteelt tast de afwisseling met open gebieden aan wat mogelijk leidt tot negatieve effecten voor het leefgebied van deze soorten en aantasting van de landschappelijke karakteristiek van een half open landschap .
De beekdalen vormen het gebied waar het areaal grasland juist nog voorkomt. Het is belangrijk om dit areaal te behouden zodat het half open cultuurlandschap met de daar voorkomende soorten kan blijven bestaan.
Alleen het beekdal van de Beerze, Smalwater en Kleine Aa en het beekdal van de Essche Stroom ligt omgeven door het half open cultuurlandschap. De kenmerken van deze beekdal zijn belangrijk voor de bescherming van deze landschappen. Om deze kenmerken te behouden, kiest de gemeente ervoor om in deze beekdalen geen boomteelt toe te staan. Dit is de reden dat deze delen van het leefgebied soorten van half-open cultuurlandschap separaat zijn bestemd (als Waarde - Leefgebied soorten
van half-open cultuurlandschap - 2). Bovendien vormen de Beerze, Smalwater en Kleine Aa en een deel van de Essche Stroom onderdeel van de structuurvisie Levende Beerze. Hierin wordt de realisatie van de levende Beerze, een RVZ (Robuuste Verbindingszone), als majeure provinciale opgave geformuleerd.
Het Omleidingskanaal ligt eveneens in het half open cultuurlandschap. Deze waterloop kent niet de bijzondere landschappelijke waarde zoals het beekdal van de Beerze. De gemeente wil daarom boomteelt in de gebieden langs het Omleidingskanaal niet verbieden.
De nieuwe aspectkaart ‘leefgebied soorten van kleinschalig cultuurlandschap' is als
volgt tot stand gekomen:
Natuurwaarden binnen kleinschalig cultuurlandschap zijn: struweelvogels, dagvlinders, vogels van bosrand en de das.
Van belang voor het dassenleefgebied is het behoud van een afwisselend landschap met voldoende foerageermogelijkheden voor de das, in het bijzonder bestaande uit houtwallen, hagen en voldoende grasland.
Voor het leefgebied vlinders is het behoud van vegetaties met waardplanten en behoud en ontwikkeling van structuurrijke vegetaties van belang. Waardplanten zijn planten die voor een vlindersoort van betekenis zijn als voedselplant voor de rups.
Voor het behoud van het leefgebied struweelvogels is het behoud van houtwallen, boszomen en overgangen van bos naar agrarisch gebied belangrijk, met daarnaast het behoud van kleine bosjes en hagen.
Deze - uiteenlopende - soortgroepen hebben met elkaar gemeen dat ze gebaat zijn bij een kleinschalig landschap met veel gradienten; overgangssituaties tussen milieufactoren. Voorbeelden daarvan zijn de overgang van dicht naar open landschap, van droog naar vochtig, van voedselarm naar voedselrijk. (Tijdelijke) boomteelt kan een negatief effect hebben op deze beeldbepalende karakteristieken van het kleinschalig cultuurlandschap, doordat de verhouding tussen openheid en beslotenheid en de daaraan gekoppelde gradientsituaties verschuift. Door verdichting van het landschap kunnen de relaties tussen beschutting (houtwal/ landchapselement) en foerageergebied (insecten/ nectarplanten) verstoord worden (voor vogelsoorten en dagvlindersoorten). Dat kan betekenen dat soorten uiteindelijk verdwijnen. In het geval van grootschalige boomteelt in dit landschapstype kan zelfse de gehele kleinschaligheid in het geding raken.
Bij het beoordelen van een vergunningaanvraag worden de volgende afwegingen betrokken:
In de structuurvisie van de provincie Brabant (Verordening ruimte 2011 Noord-Brabant) is een Attentiegebied EHS opgenomen. Het attentiegebied EHS en de natte natuurparel zoals deze vroeger was opgenomen in de reconstructieplannen komen qua begrenzing en ook inhoudelijk overeen.
De natuurparels inclusief de beschermingszone zijn in het bestemmingsplan bestemd als 'Waarde - Attentiegebied EHS '. Qua begrenzing en regeling is aan gesloten bij het beleid, zoals verwoord in Structuurvisie en Verordening van de provincie Noord-Brabant.
Natte natuurparels zijn natuurgebieden die bijzonder gevoelig zijn voor de waterkwantiteit en de waterkwaliteit. Deze gebieden worden sterk beïnvloed door de inrichting en het beheer van de omgeving.
De doelstellingen voor deze kwetsbare natuurgebieden zijn enkel te realiseren door in de omgeving ruimtelijke keuzes te maken. Om deze reden is rondom deze natuurparels een beschermingszone van 500 meter opgenomen om te voorkomen dat de huidige hydrologische situatie verder verslechterd. Er mogen in de natte natuurparels of de beschermingszone geen activiteiten plaatsvinden die een verslechtering van de situatie in de natte natuurparel tot gevolg hebben. Aan deze gebieden is een apart aanlegvergunningen regime gekoppeld overneenkomstig het reconstructieplan.
De nog te realiseren onderdelen van de EHS in het plangebied betreffen behalve natuurontwikkelingsgebieden ook ecologische verbindingszones.
De EVZ's (zoekgebied voor ecologische verbindingszone) uit de Verordening ruimte 2011 Noord-Brabant zijn opgenomen in de verbeelding. Aan weerszijden van de beeklopen of wegen is een zone opgenomen waarbinnen de ecologische verbindingszone kan worden aangelegd.
Binnen de agrarische bestemmingen is een wijzigingsbevoegdheid gekoppeld aan de aanduiding Milieuzone - ecologische verbindingen voor het mogelijk maken van een ecologische verbindingszone. Deze kan worden ingezet nadat de grond is verworven en als zodanig is ontwikkeld.
De ecologische verbindingszones verbinden verschillende natuurgebieden met elkaar. Ze bestaan uit veelal langgerekte landschapselementen. De zones moeten zodanig zijn of kunnen worden ingericht, dat planten- of diersoorten zich van het ene naar het andere natuurgebied kunnen verplaatsen.
De breedte en inrichting van de ecologische verbindingszones is afhankelijk van de natuurfunctie die zij vervullen. Er worden natte en droge verbindingszones onderscheiden. Ecologische verbindingszones kunnen op allerlei wijzen gerealiseerd worden. De zones moeten dus zodanig worden ingericht dat de doelsoorten waarvoor de verbindingszone is bedoeld er ook daadwerkelijk gebruik van kunnen maken. Het gebruik als ecologische verbindingszone kan ook niet de enige functie van de strook zijn. Veelal blijft (extensief) agrarisch (mede)gebruik mogelijk.
Om het herstel van een beek mogelijk te maken is de aanduiding Milieuzone - beekherstel opgenomen conform de Verordening van de provincie Noord-Brabant. Op de verbeelding is deze zone opgenomen aan weerszijden van de beeklopen. Deze milieuzone valt samen met verschillende gebiedsbestemmingen.
Aan de Beerze, het bovenstrooms omleidingskanaal, de Heerenbeekloop en de Groote Waterloop is de functie waternatuur toegekend. Alle beken met de functie waternatuur worden in principe hersteld.
Beekherstel heeft betrekking op maatregelen zoals hermeandering (herstel erosie-/ sedimentatieprocessen), inrichting van de oevers, aanleg van vispassages en herstel van brongebieden. Om beekherstel te realiseren zal een groot deel van de gronden (25 meter breedte bij de bovenloop en 50 meter bij de middenloop) moeten worden verworven en als natuur worden aangemerkt. Overigens zal een groot deel van deze gronden samenvallen met de begrensde ecologische hoofdstructuur en wordt een groot deel van deze ruimte tevens benut voor waterberging.
Binnen de EHS van de provincie (Verordening ruimte 2011 Noord-Brabant) zijn gebieden opgenomen die nog ontwikkeld moeten worden. Dit zijn de gebieden die binnen het Natuurbeheerplan 2011 het beheertype 'nog om te vormen naar natuur (inrichting)' hebben. Aan de hand van de informatie uit het Natuurbeheersplan 2011 hebben gronden de gebiedsaanduiding Wro-zone - natuurontwikkelingsgebied gekregen. Natuurontwikkelingsgebieden zijn landbouwgronden die bijzonder geschikt zijn voor het ontwikkelen van nieuwe natuur.
Daar waar de ecologische hoofdstructuur nog niet is gerealiseerd, kan geen bestemming Natuur van toepassing zijn. Wel moet de realisatie van de EHS en dùs de mogelijkheid tot wijziging naar de bestemming Natuur door dit bestemmingsplan niet onmogelijk worden gemaakt. In de natuurontwikkelingsgebieden is het van belang dat ruimtelijke ingrepen (werkzaamheden) achterwege blijven, die natuurontwikkeling in de nabije of verdere toekomst kunnen frustreren.
Voor deze gronden is daarom een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waardoor op vrijwillige basis de betreffende gronden kunnen worden omgezet in 'Natuur'. Binnen de bestemmingen Agrarisch met Waarden - Natuur en landschap is generiek een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de wijziging naar natuur (voor nieuwe natuur) De aanduiding Wro-zone - natuurontwikkelingsgebied is wel opgenomen op de verbeelding, als signaleringsfunctie.
In het bestemmingsplan 2006 waren alle werkzaamheden voor zover deze plaatsvonden in gebieden met een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde aanlegvergunningplichtig. Om aanlegvergunning te kunnen verlenen, was een archeologisch onderzoek vereist. De regeling maakte hierbij geen onderscheid naar gebied of naar omvang van de ingreep.
Naar aanleiding van de ingediende beroepen en de contra-expertise, heeft de Raad van State in maart 2009 de beroepen tegen het aanlegvergunningstelsel op dit onderdeel gegrond verklaard.
Aan deze uitspraak liggen kort samengevat de volgende overwegingen ten grondslag :
Naar aanleiding van deze uitspraak is een archeologische verwachtingskaart opgesteld met daaraan gekoppeld de beleidsuitgangspunten. De regeling is gericht op meer maatwerk, gekoppeld aan de onderscheiden gebieden en de ondergrenzen op de archeologische verwachtings- en beleidskaart.
In aanvulling hierop wordt nog een gemeentelijk archeologiebeleid, eventueel gekoppeld aan een archeologieverordening, en implementatieplan opgesteld. Hierin worden alle archeologische beleidsafwegingen, instrumenten, voorwaarden ten aanzien van onderzoek, besluitvormingsprocessen alsook de organisatorische en financiële consequenties betrokken. Dit archeologiebeleid is op dit moment nog niet gereed. Wanneer het nieuwe archeologiebeleid dit noodzakelijk maakt, zal het bestemmingsplan Buitengebied bij de eerstkomende herziening hierop worden aangepast.
De uitgangspunten zijn onderstaand kort samengevat:
Voorkomende gebieden met specifieke archeologische waarden zijn:
categorie | Bestemmingsplan- categorie | Diepte bodemingreep | Vrijstellingsgrens archeologisch onderzoek | |
Cat. 1 | Wettelijk beschermd monument | n.v.t. | Wettelijk geregeld. | |
Cat. 2 | Gebied van archeologische waarde | Dieper dan 40 cm | Indien dieper dan 40 cm en/ of groter dan 50 m2 | |
Cat. 3 | Gebied van archeologische verwachtingswaarde hoog | Dieper dan 40 cm | Indien dieper dan 40 cm en/ of groter dan 125 m2 | |
Cat. 4 | Gebied van archeologische verwachtingswaarde middelhoog | Dieper dan 40 cm | Indien dieper dan 40 cm en/ of groter dan 500 m2 |
Voor ieder gebied is een aparte dubbelbestemming van toepassing:
Bestemmingsplan categorie | Aanduiding/ dubbelbestemming | |||
Wettelijk beschermd monument | wettelijk beschermd archeologisch monument | |||
Gebied van archeologische waarde | Waarde - Archeologische waarde | |||
Gebied van archeologische verwachtingswaarde hoog | Waarde - Archeologische verwachtingswaarde hoog | |||
Gebied van archeologische verwachtingswaarde middelhoog | Waarde - Archeologische verwachtingswaarde middelhoog |
Wettelijk beschermde archeologische monumenten zijn op basis van de Monumentenwet 1988 aangewezen als beschermd archeologisch monument, of staan op de voorlopige lijst.
Het betreft gebieden waar archeologische resten van nationaal belang zijn vastgesteld met ondermeer een zeer hoge kwaliteit, zeldzaamheid en contextwaarde. Voor wettelijk beschermde terreinen is behoud van de bestaande situatie vereist en dient aantasting van de archeologische resten vermeden te worden.
Het beschermingsregime voor deze monumenten staat los van het bestemmingsplan, zij het dat deze zijn opgenomen op de verbeelding met een aanduiding 'wettelijk beschermd archeologisch monument'. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats, de fundering en de afmetingen van bouwwerken, voor zover die worden gebouwd op of, binnen een afstand van 30 m tot die gebieden, ter voorkoming van onevenredige aantasting van het zicht op en de landschappelijke inpassing van de betreffende waardevolle terreinen, maar ook omdat de exacte begrenzingen van archeologische terreinen niet in alle gevallen vaststaan.
De overige archeologische monumenten (dat wil zeggen zonder wettelijke bescherming) hebben ook oudheidkundige betekenis, maar kennen een minder hoge of onduidelijke kwaliteit, zeldzaamheid en contextwaarde. Binnen deze gebieden wordt een zeer grote dichtheid aan archeologische resten verwacht. In deze zones dienen bij voorkeur geen werkzaamheden te worden uitgevoerd die tot fysieke aantasting van de archeologische resten leiden.
Alle bodemingrepen die niet dieper reiken dan 40 cm onder maaiveld en/ of kleiner zijn dan 50 m2 zijn in principe vrijgesteld van archeologisch onderzoek.
In deze gebieden geldt op basis van geologische en bodemkundige opbouw en aangetroffen archeologische vondsten en relicten een hoge archeologische verwachting. Dat wil zeggen dat in deze gebieden sprake is van een hoge concentratie archeologische vindplaatsen met goede conserveringsomstandigheden. De kans op het aantreffen van archeologische vondsten bij bodemingrepen is dus zeer groot.
Alle bodemingrepen die niet dieper reiken dan 40 cm onder maaiveld en/ of kleiner zijn dan 125 m2 zijn in principe vrijgesteld van archeologisch onderzoek.
In deze gebieden geldt op basis van geologische en bodemkundige opbouw, en aangetroffen archeologische vondsten en relicten een middelhoge archeologische verwachting. Deze zones en gebieden waren net als de gebieden met een hoge verwachting in principe geschikt voor bewoning, echter de conserveringsomstandigheden zijn minder gunstig. In deze gebieden is de dichtheid aan vindplaatsen beduidend lager dan in de gebieden met een hoge verwachting.
Alle bodemingrepen die niet dieper reiken dan 40 cm onder maaiveld en/ of kleiner zijn dan 500 m2 zijn in principe vrijgesteld van archeologisch onderzoek.
Aardkundige en cultuurhistorische waarden zijn in het bestemmingsplan 2006 op plankaart 8 als zodanig aangeduid en worden via het aanlegvergunningstelsel beschermd. Vergelijkbaar met de archeologische waarden en natuurwaarden, wordt ook voor de aardkundige en cultuurhistorische waarden in het nieuwe bestemmingsplan een dubbelbestemming opgenomen. De dubbelbestemming richt zich niet alleen op het behoud (bescherming) maar ook op de versterking van de waarden (aandachtspunt bij planontwikkelingen, stimuleringsmaatregelen en landschapsversterkings-plannen).
Twee gebieden met aardkundige waarden worden bestemd, namelijk de Kampina en het Dommeldal. Deze twee gebieden staan ook als zodanig op de provinciale aardkundige waardenkaart. In het nieuwe bestemmingsplan worden voor deze twee gebieden specifieke dubbelbestemmingen opgenomen. Deze dubbelbestemmingen richten zich zowel op de aardkundige als op de cultuurhistorische waarden van deze gebieden.
Op de gemeentelijke ontwerp-cultuurhistorische waardenkaart worden gebieden met een hoge cultuurhistorische ensemblewaardering onderscheiden. Deze gebieden komen overeen met de cultuurhistorische vlakken van provinciaal belang die op grond van de provinciale verordening opgenomen dienen te worden in de gemeentelijke bestemmingsplannen.
Gebiedswaarde |
Dubbelbestemming of gebiedsaanduiding | |
heidegebied de Kampina | Waarde - De Kampina | |
beekdal van de Dommel | Waarde - Dommeldal | |
landgoed | Waarde - Landgoed | |
historische akkercomplex | Waarde - Historisch akkercomplex | |
kleinschalig cultuurlandschap | Waarde - Kleinschalig cultuurlandschap | |
bolle akker | Waarde - Bolle akker | |
open akkercomplex | Waarde - Open akkercomplex |
De cultuurhistorische kenmerken van dit heidegebied zijn de afwateringskanalen, veenwinputten, loopgraven, historische begroeiing en zandwegenstructuur.
Ingrepen zijn toegestaan indien de cultuurhistorische elementen/structuren behouden blijven of versterkt worden.
De cultuurhistorische kenmerken van dit beekdal zijn de steilranden, meanders, restanten van meanders, broekbossen, hakhoutbosjes, beemdenstructuur en bijbehorende kavelgrensbeplanting.
Ingrepen die het karakter van het Dommeldal behouden of versterken zijn toegestaan.
Het betreft landgoederen Sparrenrijk, Venrode, Zegenrode, Halsche Barrier, Wilhelminapark, Velder, De Scheeken. De cultuurhistorische kenmerken van deze gebieden zijn de wegen/lanenstructuur, zandwegen, historisch groen en bijbehorende bebouwing.
Ingrepen zijn toegestaan indien het karakter van het landgoed behouden blijft of versterkt wordt.
De cultuurhistorische kenmerken van deze historische akkercomplex (Kleinder Liempde, akkercomplex ten zuiden van Liempde) zijn de kavelstructuur, zandwegenpatroon, kavelgrensbeplanting en slotenpatroon.
Ingrepen zijn toegestaan indien het historisch karakter van het gebied wordt behouden of versterkt.
De cultuurhistorische kenmerken van het kleinschalig cultuurlandschap (De Geelders) zijn de kavelstructuur met bijbehorende begroeiing, zandwegenstructuur en rabatten/slotenpatroon.
Ingrepen zijn toegestaan indien het kleinschalig cultuurlandschap behouden blijft of versterkt wordt.
De cultuurhistorische kenmerken van de bolle akkers zijn de bolvormige ligging, zandwegenstructuur en de kavelstructuur met bijbehorende kavelgrensbeplanting. Bolle akkers behoren tot de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Het Groene Woud. Bij de aanwijzing van de akkers in voorliggend bestemmingsplan is aangesloten bij de provinciaal gewaardeerde akkercomplexen.
De bolling van de oude akker beperkt zich tot het individuele akkerperceel, dus tot percelen met een oppervlak van een halve tot twee hectare. In de regel liggen meerdere bolle akkers bij elkaar. Het midden van een akkerperceel kan tot meer dan een halve meter hoger liggen dan de rand van de akker. Vaak zijn de percelen begrensd door houtwallen. Het hoogteverschil binnen een perceel komt voort uit een bepaalde manier van akkerbewerking.
Ingrepen zijn toegestaan indien het bolle akkercomplex behouden of versterkt wordt. Ingrepen die (de beleving van) het bolle akkercomplex aantasten (onder andere door het verstoren van open zichtlijnen) , dienen vermeden te worden (egaliseren, verwijderen van kavelgrensbeplanting, teelttechnieken waarbij bodemvolume wordt afgevoerd, beplanten met hoog opgaand gewas etc.). Boomteelt is derhalve niet toegestaan op de bolle akkers.
De cultuurhistorische kenmerken van deze open akkercomplexen zijn de zandwegenstructuur en openheid. Open akkers behoren tot de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Het Groene Woud. Bij de aanwijzing van de akkers in voorliggend bestemmingsplan is aangesloten bij de provinciaal gewaardeerde akkercomplexen.
Open akkers zijn aaneengesloten akkergebieden met een oppervlak van 50 tot meer dan 200 hectare. Vaak worden ze genoemd naar het gehucht waartoe ze behoren. Bij voorkeur werden ze aangelegd op de hogere delen van het landschap (dekzandruggen/plateaus). Oneffenheden en laagten in het onderliggende natuurlijke zandlandschap zijn in de loop van vele eeuwen akkerbeheer weggewerkt. In tegenstelling tot de bolle akkers kennen open akkers geringe hoogteverschillen. In het akkercomplex komen nauwelijks bomen of struiken voor. Open akkercomplexen liggen aanzienlijk hoger dan de omgeving. Het verschil werd nog een extra versterkt door een eeuwenlange bemesting met heideplaggen die ook zand bevatten. Hierdoor ontstaat een dik plaggendek.
Behoud van het verkavelingspatroon en de daarbij behorende versterkende landschapselementen zijn belangrijk in deze gebieden, evenals het behoud van de perceelsgrenzen. Deze patronen hebben een directe relatie met de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Het Groene Woud. Kenmerkend voor de open akkers is verder het uitgestrekte open karakter ervan.
Ingrepen zijn toegestaan indien het open akkercomplex behouden of versterkt wordt.
Ingrepen die (de beleving van) het open akkercomplex aantasten (onder andere door het verstoren van open zichtlijnen), dienen vermeden te worden (egaliseren, rooien van historisch groen, beplanten met hoog opgaand gewas etc). Evenals op de bolle akkers is boomteelt dan ook niet toegestaan.