direct naar inhoud van Artikel 10 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen
Plan: Buitengebied 2011
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0757.Bp01buitengeb2011-otw2

Artikel 10 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de verkoop van motorbrandstoffen, waaronder lpg, met dien verstande dat het lpg-vulpunt uitsluitend mag zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg';
  • b. detailhandel in weggebonden artikelen;

met dien verstande dat de gronden mede zijn bestemd voor:

  • c. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke, ecologische, cultuurhistorische en archeologische waarden en kenmerken van de gronden;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals perceelsontsluitingen, onverharde wegen, kavelpaden, groenvoorzieningen en sloten.

10.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen ' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

10.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 4 m bedragen.

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van luifels mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 2,50 m bedragen.

10.3 Nadere eisen
10.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de bouwhoogte van bebouwing;
  • b. de aard, bouwhoogte en de situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.

10.3.2 Afwegingskader

De in 10.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:

  • a. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en/of landschappelijke inpassing;
  • b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden;
  • c. ten behoeve van de milieusituatie;
  • d. ten behoeve van de verkeersveiligheid;
  • e. ten behoeve van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

10.3.3 Procedure

Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 53.1 van toepassing.