direct naar inhoud van Artikel 5 Waarde - Archeologie
Plan: Uitbreiding Sint Lucas
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0757.BP05sintlucas-OTW1

Artikel 5 Waarde - Archeologie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Waarde – Archeologie” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

5.2 Bouwregels

Op of in de tot “Waarde - Archeologiecrosslink” bestemde gronden is het niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van:

  • a. gebouwen ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en bijbehorende grondwerkzaamheden niet dieper gaan dan 0,3 meter ten opzichte van het maaiveld;
  • b. de bouw of uitbreiding van bouwwerken tot een oppervlakte van maximaal 100 m²; met dien verstande dat voldaan wordt aan het bepaalde hieromtrent in de basisbestemming.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 5.2 indien op basis van een ingesteld archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat ter plaatse waar gebouwd gaat worden geen archeologische waarden als zodanig aanwezig zijn.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

5.4.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren, mits deze een oppervlakte betreffen van meer dan 100 m²:

  • a. het verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem;
  • b. het diepploegen van gronden dieper dan 0,30 meter;
  • c. het rooien van diepwortelende beplanting en bomen, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • e. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen mits dieper wordt ontgraven dan 0,30 meter;
  • f. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatie- of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • g. het aanbrengen van constructies die verband houden met bovengrondse leidingen;
  • h. het graven en verbreden van sloten, vijvers en andere waterlopen en/of het uitvoeren van overige werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
  • i. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein.


5.4.2 Aan een omgevingsvergunning als onder 5.4.1 bedoeld kunnen voorwaarden worden verbonden indien uit voorafgaand adequaat archeologisch onderzoek de aanwezigheid van archeologische waarden is vastgesteld en het om zwaarwichtige redenen niet mogelijk is de archeologische waarden geheel te behouden.

Geen omgevingsvergunning is vereist indien het betreft het normale onderhoud en beheer van de gronden of indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek is gebleken dat geen archeologische waarden aanwezig zijn en door het aanleggen of het uitvoeren van bovengenoemde werken of werkzaamheden, dan wel de daaraan direct of indirect te verwachten gevolgen, geen archeologische waarden worden aangetast.


5.4.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

De werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in sublid 5.4.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, een of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en;
  • b. door de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport is overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en;
  • c. de aanwezige archeologische waarden, ge!et op het onder b bedoelde rapport, door het bouwen niet wezenlijk worden geschaad, met dien verstande dat ter voorkoming van mogelijke schade aan de vergunning de volgende verplichtingen kunnen worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.