Plan: | Buitengebied Beemster 2012 - Partiële herziening 2021 |
---|---|
Status: | voorontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0370.BPBUITEN2012HERZ21-VO01 |
Dit bestemmingsplan vormt een partiële herziening van het bestemmingsplan Buitengebied Beemster 2012 dat door de gemeenteraad van Beemster is vastgesteld op 10 juli 2012 en onherroepelijk werd op 18 september 2013. Deze herziening richt zich op de volgende:
Met het opstellen van dit plan heeft gemeente Beemster de ambitie om het plan 'bij de tijd' te brengen, waardoor de meest voorkomende vragen op het gebied van ruimtegebruik en bouwen kunnen worden beantwoord.
Tegelijkertijd vormt het plan ook een goede planologische basis voor de tijd dat het plan als onderdeel van het tijdelijk omgevingsplan onder de aanstaande Omgevingswet zal functioneren. Wanneer per 1 januari 2022 de Wet ruimtelijke ordening opgaat in de Omgevingswet, worden alle bestemmingsplannen op die datum onderdeel van het gemeentelijke omgevingsplan. Ook dan moet de regeling die nu is geactualiseerd, blijven functioneren. Wijzigingsbevoegdheden uit een bestemmingsplan kunnen onder de Omgevingswet niet langer worden gebruikt. Daarom zijn de wijzigingsbevoegdheden uit het oude plan geschrapt. Dat neemt niet weg dat het gemeentebestuur ook na 1 januari 2022 zal blijven meewerken aan het wijzigen van functies zoals dat onder het oude plan mogelijk was.
Een belangrijke aanleiding voor de planherziening is de ambitie van de gemeente om vlotter te kunnen reageren op initiatieven die binnen het plangebied spelen. Het geldend plan biedt op onderdelen te weinig flexibiliteit om adequaat op initiatieven te reageren, waardoor met enige regelmaat een vaak langdurige planologische procedure moest worden doorlopen. In dat verband zijn de regels van het plan uitgebreid die eraan bijdragen dat er meer ruimte ontstaat voor ontwikkeling.
Dit bestemmingsplan is echter geen Haarlemmerolie, voor iedere kwaal dé oplossing, want ook in de toekomst kan niet ieder verzoek om gemeentelijke medewerking vanuit dit bestemmingsplan worden gefaciliteerd. Er zullen dus ook in de toekomst buitenplanse procedures moeten worden doorlopen, omdat een initiatief niet binnen de kaders van het plan past.
Een belangrijk onderdeel van de aanpassing betreft het introduceren van het zgn. keukentafeloverleg. Daarmee wil de gemeente bevorderen dat initiatieven met mogelijk een flink effect op de ruimte(lijke kwaliteit) niet verzanden in lange procedures van vergunningverlening, maar vlotter tot een goed einde worden gebracht. Het gaat dan onder meer om het bouwen buiten de agrarische bouwvlakken. Het geldende plan biedt daarvoor helaas geen mogelijkheden. Deze herziening vult deze behoefte in.
Bij het opstellen van dit plan is de structuur van het geldend bestemmingsplan in stand gelaten. Het plan is precies wat de titel aangeeft: een (partiële) herziening. Dat betekent voor dit bestemmingsplan het volgende:
De Beemster valt onder de UNESCO-bescherming in verband met de bijzondere gebiedskenmerken vanwege de droogmakerij Beemster en vanwege de Stelling van Amsterdam. Dat geeft een bijzondere verantwoordelijkheid aan het gemeentebestuur: er moet steeds rekening worden gehouden met deze bijzondere kenmerken. De gemeente doet dat met trots, maar in de wetenschap dat het plangebied geen museum is. De gemeente staat dan ook pal voor de gebiedskenmerken waarvan in twee bijlagen bij de regels van dit plan een overzicht is gegeven van de kernkwaliteiten van beide UNESCO-gebieden. Bij de beoordeling van ontwikkelingen/initiatieven is de instandhouding van deze kernkwaliteiten steeds van groot belang.
Het plangebied van deze partiële herziening komt vrijwel overeen met het bestemmingsplan Buitengebied Beemster 2012. Waar het geldende plan inmiddels is herzien via (postzegel)bestemmingsplannen of wijzigingsplannen, zijn deze plannen nu in het plangebied geïntegreerd.
Reactieve aanwijzing
Door de reactieve aanwijzing van provincie Noord-Holland van 7 augustus 2012 zijn afwijkingsbevoegdheden om nieuwe agrarische hulpbedrijven en caravanstallingen mogelijk te maken, buiten werking gebleven. Tegen de aanwijzing specifiek voor wat betreft de loonbedrijven heeft de raad beroep ingediend, maar dat is niet gehonoreerd. De provincie had het beleid agrarische hulpbedrijven naar bedrijventerreinen te verwijzen. Naderhand is het besef gekomen dat loonbedrijven gevestigd 'in het gebied' tussen hun opdrachtgevers beter is voor de vervoersbewegingen. Het beleid van de provincie aangaande agrarische hulpbedrijven is naderhand verruimd. Caravanstalling in een kas gaat eigenlijk over vrijkomende agrarische bebouwing. De laatste jaren lijkt de behoefte hieraan tanende. Bij het omgevingsplan is met de reactieve aanwijzing rekening gehouden.
N.a.v. een aantal beroepen heeft de Raad van State een uitspraak gedaan op 18 september 2013 (201209567/1/R1). De gevolgen hiervan zijn de volgende
Op de planverbeelding zijn de volgende onjuistheden geconstateerd die in dit bestemmingsplan zijn hersteld:
Hobrederlaan 2
Hier is een hovenier gevestigd. De bestemming Agrarisch geldt met functieaanduiding 'hovenier'. 'Hovenier' staat wel op de verbeelding, maar ontbrak in de bestemmingsomschrijving. Dit is gecorrigeerd.
Hobrederweg 19
Heeft de bestemming Agrarisch gekregen, maar het feitelijke gebruik is echter machineverhuur en loonbedrijf.
Jisperweg 2
De huidige bestemming is Agrarisch, maar is gewijzigd naar Wonen met kantoor.
Achter Jisperweg 32
De NAM en HHNK-locatie achter Jisperweg 32 liggen een mijnbouwlocatie en baggerdepot. Hier is een principe-uitspraak over gedaan op 19 december 2014. Deze uitspraak wordt nu in dit plan verwerkt.
Jisperweg 14a
De voormalige locatie van de dam is positief bestemd. Deze ligt nu noordelijker middenvoor het perceel. Verbeelding is hierop aangepast. Daarnaast is een projectafwijking verleend voor een nieuwe stal.
Jisperweg 44
Door gasleiding is het bouwvlak deels wegbestemd zonder een nieuw deel aan zuidzijde toe te voegen. Hiervoor is een correctie in dit plan verwerkt.
Jisperweg 47
De woning is 12m diep, maar het bouwvlak is 10m diep. Dit is in dit bestemmingsplan aangepast.
Jisperweg 50 en 50a
De aanduiding provinciaal monument ontbrak. In dit plan is dat gecorrigeerd. (DT: Adressen lijken niet te bestaan).
Jisperweg 110a
Dit betreft een bedrijfswoning die particulier wordt bewoond. Vanwege de nabijheid van een agarisch bedrijf is deze woning bestemd als plattelandswoning. Daarmee is voorzien in een correcte regeling die recht doet aan de situatie.
Middenweg 34
Er staat een schuur (op basis van een vergunning uit 2009) op een knik in de sloot aan noordzijde perceel, die niet in het plan is meebestemd. Dat is in dit plan gecorrigeerd door het bouwvlak ook rond deze schuur te leggen.
Middenweg 51
Achterste grens van het bestemmingsvlak doorsnijdt een daar aanwezig schuurtje. De grens is aangepast.
Middenweg 102a
Onterechte aanduiding als rijksmonument is verwijderd.
Nekkerweg 3
Bijgebouw ten behoeve van rustpunt voor toeristen en voor B&B ligt (net) buiten woonbestemming. Dit is in dit plan meegenomen.
Nekkerweg 16
Hoort niet meer als 2e bedrijfswoning bij nr. 18. Woonbestemming toegekend.
Nekkerweg 18
Bouwvlak is gewijzigd naar 1,5 ha.
Nekkerweg 79
Bestemming is vernietigd en viel terug op bestemmingsplan Landelijk Gebied 1994. Bebouwingspercentage ontbrak bovendien. Locatie heeft een agrarische bestemming gekregen.
Noorddijk 4
Het bouwvlak stond om de schuur en niet om de woning. Dat is in dit plan gecorrigeerd.
Oostdijk 27
Had een agrarische bestemming, maar is om onduidelijke redenen omgezet naar Wonen. Deze onjuiste bestemming is nu omgezet naar de meer passende agrarisch bestemming (paardenhouderij).
Oostdijk 30
Dit adres had de onjuiste bestemming Agrarisch. Dat is nu gecorrigeerd naar Wonen.
Oosthuizerweg 9
Het bouwvlak was onjuist aangeduid (het was niet gelijk aan de bestaande woning). Dat is in dit plan gecorricgeerd.
Oosthuizerweg 27
De aanduiding 'garagebedrijf' ontbrak. Dat is in dit plan gecorrigeerd.
Oosthuizerweg 56
Dit adres had de onjuiste bestemming Bedrijf, maar is nu omgezet naar Wonen.
Purmerenderweg 21
Het perceel miste de aanduiding 3 voor 'max. aantal wooneenheden'. Dat is in dit plan aangepast
Purmerenderweg 42a
Naar aanleiding van de vernietiging door de Raad van State zijn specifieke regels en verbeelding aangepast.
Purmerenderweg 41
Herschikking bestemming Wonen was nodig om de paddock en buitenbak binnen het bestemmingsvlak te kunnen plaatsen.
Vredenburghweg 3
Is vernietigd en viel terug op bestemmingsplan Landelijk Gebied 1994. Locatie heeft een passende bestemming gekregen.
Volgerweg 79
Bouwvlak was niet juist aangeduid. De betreffende woning lag in de bestemming Tuin. De aanduiding 'karakteristiek' ontbrak eveneens. Dit is in dit plan aangepast.
Volgerweg 86c en 86d
Hier is legaal een camping gevestigd. Valt deels onder bestemmingsplan Zuidoostbeemster I. Voor zover het onder buitengebied valt bestemming bezien voor camping.
Westdijk 13
Dit adres bestaat niet, maar nr. 12 wel. Dit is in dit plan aangepast.
Westdijk 40
Er is vrijstelling verleend voor het realiseren van een twee-onder-één-kapwoning. Dit is nu vertaald op de verbeelding door het bouwvlak aan te passen.
Zuiderweg 2
Perceel miste aanduiding 2 voor 'max. aantal wooneenheden'. Dit is nu gecorrigeerd.
Recente rijksmonumenten
Panden die recentelijk de rijksmonumentenstatus hebben gekregen zijn als zodanig aangeduid. In bijlage 1 bij deze toelichting is een lijst opgenomen waarop alle in het plangebied aanwezige rijksmonumenten zijn opgenomen.
In dit bestemmingsplannen zijn de vastgestelde bestemmingsplannen en wijzigingsplannen en verleende omgevingsvergunningen verwerkt. Een overzicht van deze plannen en vergunningen is opgenomen in bijlage 2.
De raad heeft op 26 juni 2008 besloten om in te stemmen met de wijziging in het archeologiebeleid , inhoudende dat vanwege de lage trefkans geen archeologieregime van toepassing is op het "overig grondgebied" (zie ook bijlage 3). Dat besluit betekent concreet dat in grote delen van het plangebied niet langer archeologisch onderzoek noodzakelijk is wanneer de gebruikswijziging of de bebouwing meer dan 5000 m2 beslaat en daarbij gegraven moet worden op een diepte van meer dan 35 cm onder het maaiveld. Dit besluit is nu verwerkt in dit bestemmingsplan. Het gevolg is dat de bescherming van het archeologisch erfgoed binnen het plangebied is gericht op de gele, rode en groene gebieden zoals die op onderstaande kaart zijn weergegeven.
In artikel 3 Agrarisch, artikel 4 Agrarisch - Glastuinbouw, artikel 5 Agrarisch - Hulpbedrijf, artikel 6 Agrarisch - Intensieve veehouderij en artikel 7 Agrarisch - Paardenhouderij en soms ook in artikel 8 Bedrijf zijn de verschillende aanpassingen in het plan verwerkt. De belangrijkste staan hierna opgesomd.
Bouwen buiten het bouwvlak
In het 'oude' plan was een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het kunnen bouwen buiten het bouwvlak. Deze regeling is destijds door de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State geschrapt. De wijzigingsbevoegheid wordt niet opnieuw in het plan verwerkt. De reden daarvoor is dat de Omgevingswet, die per 1 januari 2022 van kracht wordt en de opvolger wordt van de Wet ruimtelijke ordening, kent de figuur van de wijzigingsbevoegdheid niet. Het doel van dit plan is om straks ook een goede planologische basis te bieden op het moment dat dit plan deel uitmaakt van het tijdelijk omgevingsplan. Daarom is ervoor gekozen om het bouwen buiten het agrarisch bouwvlak mogelijk te maken via een afwijkingsbevoegdheid.
Dat werkt als volgt. Op grond van deze afwijkingsbevoegdheid kan het college van B&W een omgevingsvergunning verlenen voor het bouwen buiten het bouwvlak zoals dat op de planverbeelding is ingetekend. Er gelden een aantal voorwaarden waaronder het college van de afwijkingsbevoegdheid gebruik kan maken. Een belangrijke voorwaarde is dat het bouwen plaatsvindt binnen een denkbeeldige rechthoek van ten hoogste 2 ha. Het bestaande bouwvlak moet in ieder geval deel uitmaken van die denkbeeldige rechthoek. Door gebruik te maken van een denkbeeldig bouwvlak wordt voorkomen dat de grens van een bouwvlak star is, waardoor dat vlak in voorkomende gevallen net niet de ruimte biedt die wenselijk is. Door met de lengte en breedte te kunnen variëren terwijl de oppervlakte niet groter wordt dan 2 ha, wordt dit voorkomen.
Vanwege de bijzondere landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten van het gebied en de daarmee samenhangende UNESCO-status is het wenselijk om een dergelijke ontwikkeling goed te begeleiden. Om betrokken initiatiefnemers te helpen bij het opstellen van een plan waarvoor het college ook een vergunning kan verlenen, is het gewenst dat de gemeente samen met de betrokkene de mogelijkheden en de beperkingen verkent vóórdat een aanvraag om omgevingsvergunning wordt ingediend. Dit 'begeleidingsproces' is vormgegeven als keukentafeloverleg. De bijzonderheden daarvan zijn in paragraaf 2.5.2 uitgewerkt.
Bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid om buiten een bouwvlak te mogen bouwen, spelen de kernkwaliteiten van het gebied zoals die door de UNESCO zijn gewaardeerd, een belangrijke rol. Deze kernkwaliteiten zijn in bijlage 4 bij de regels weergegeven. De gemeente Beemster heeft voor de inrichting van de erven ook de zgn. Ervennota opgesteld. Deze nota is primair bedoeld als welstandskader en zal bij de beoordeling van het welstandsaspect een rol spelen. Deze nota speelt bij de beoordeling van de vraag of met het realiseren van het initiatief voldoende rekening kan worden gehouden met de gebiedskenmerken, geen rol bij de toetsing, maar vormt wel een belangrijke inspiratiebron. Initiatiefnemers doen er dan ook goed aan om bij het verkennen van het voornemen om buiten het bouwvlak te bouwen, in de nota na te gaan welke aanwijzingen de nota geeft voor een goede inrichting van het erf en vormgeving van de gebouwen.
Reëel en volwaardig agrarisch bedrijf
In het 'oude' bestemmingsplan werd onderscheid gemaakt tussen de agrarische bedrijven op basis van NGE's, een maat voor de omvang van een agrarisch bedrijf. Omdat NGE's zijn verouderd, de norm inmiddels is opgeschoven, maar ook erg tijdsafhankelijk was en omdat het bepalen van de omvang op basis van het aantal hectares, koeien, bloembollen etc. minder een maat voor het onderscheid tussen reëel en volwaardig agarisch bedrijf is, is dit criterium verwijderd. Nu is de arbeidsinzet en de procentuele omvang van het inkomen uit het agrarisch bedrijf ten opzichte van inkomen uit andere activiteiten uitsluitend van belang bij de beoordeling van de omvang. Dat sluit meer aan bij de praktijk.
Bijgebouwen bij de bedrijfswoning
In de betreffende artikelen maar ook in de bestemming 'Bedrijf' zijn regels betreffende bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen opgenomen. Er was bovendien specifiek een regeling opgenomen voor aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning. De regels voor aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn komen te vervallen, omdat er feitelijk geen belangrijke redenen zijn om de maatvoering van die gebouwen te beperken. Dergelijke gebouwen en overkappingen kunnen ook worden gerealiseerd met behulp van de regels die gelden voor de bedrijfsgebouwen.
Hogere goothoogte bedrijfsgebouwen
In het 'oude' plan was een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om een bedrijfsgebouw te bouwen met een goothoogte van maximaal 7 m in plaats van 4 m. Deze regeling was echter te onbepaald. Bovendien wordt in de praktijk een vergunning voor een hogere goothoogte tot 5,5 m verleend. Daarom is de regeling voor de bestemming 'Agrarisch', 'Agrarisch - Glastuinbouw' en 'Agrarisch - Paardenhouderij' nu zo aangepast dat de maximum goothoogte van bedrijfsgebouwen 5,5 m bedraagt, voor die gebouwen die op een grotere afstand dan 18 m achter de gevellijn staan. Voor een grotere goothoogte (tot 7 m) blijft de afwijkingsbevoegdheid van kracht, waarbij de voorwaarde is toegevoegd dat er dan wel sprake moet zijn van een situatie die passend is binnen de kernkwaliteiten van het gebied. Zo kun je bijvoorbeeld denken aan het realiseren van een hogere goot ter plaatse van de deur in het gebouw zodat het totaalbeeld niet wezenlijk verandert, of aan een hogere goot aan één zijde van het gebouw, bij voorkeur aan de 'binnenzijde', zodat dit vanuit de omgeving minder opvalt.
In de praktijk zal deze aanpassing in de regels resulteren in minimale aantasting terwijl de agrarische bedrijven vanuit het bedrijfseconomisch belang flink mee geholpen worden. Door de behouden dakhelling en nokhoogte kan ervoor worden gekozen - óf voor bredere schuren (huidige situatie) met een lagere goothoogte - óf minder brede schuren met een hogere goothoogte. Zo kan de maatregel bovendien een positieve bijdrage leveren aan het behoud van de openheid van het landschap. Door de nokhoogte en dakhelling niet te wijzigen, zal tevens de ondergeschikte rol van de agrarische bebouwing ten opzichte van het hoofdgebouw niet nadelig veranderen.
NB 1. Het plan maakt ook kassen mogelijk. Kassen vallen niet onder de regels voor bedrijfsgebouwen. Voor kassen geldt een eigen bouwhoogte en goothoogte. De toegelaten goothoogte van kassen bedraagt 6 m.
NB 2. De aanpassing van de maximale goothoogte heeft niet geleid tot een aanpassing van de minimale dakhelling. In theorie zou een grotere maximale goothoogte bij een vaste minimale dakhelling en een vaste maximale bouwhoogte leiden tot een smaller gebouw. In de praktijk is gebleken dat de minimale dakhelling eigenlijk niet wordt toegepast, waardoor de bouwmaten in de praktijk blijken te voldoen.
Nevenactiviteiten en bedrijf/beroep aan huis
Het 'oude' plan bood de mogelijkheid om bij het agrarisch bedrijf nevenactiviteiten uit te oefenen. Deze mogelijkheid is nu verruimd tot het gebruik van maximaal 50% van de bestaande bedrijfsgebouwen in plaats van 30%. Verder zijn de aan huis verbonden beroepen/bedrijven niet langer beperkt tot het uitoefenen daarvan binnen de bedrijfswoning. Deze activiteiten zijn nu feitelijke gelijkgeschakeld aan de agrarische nevenactiviteiten. Daarmee wordt extra ruimte geboden en een onnodig onderscheid opgeheven, zonder dat dit ruimtelijke gevolgen heeft. Ten slotte zijn ook de toegelaten activiteiten verbreed. Waar de activiteiten eerder waren beperkt tot een limitatieve lijst, is nu bepaald dat de activiteiten qua milieubelasting beperkt moeten zijn tot die activiteiten die thuishoren in de milieucategorieën 1 en 2 uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering met een maximale hinderafstand van 30 m. Ook activiteiten die niet in die lijst zijn opgenomen, maar die qua milieubelasting vergelijkbaar zijn, zijn toegelaten.
Kleinschalig kamperen
De maten voor de maximale oppervlakte van standplaatsen voor kamperen en de regeling waarin is bepaald dat naast het reguliere 'kampeermiddel' (zoals een caravan of bungalowtent) nog twee bijzettentjes mogen worden gebruik, zijn verwijderd. De regeling wordt daarmee praktischer in de toepassing.
Bed & breakfast
Het is niet langer noodzakelijk dat de accommodaties voor B&B uitsluitend binnen de bedrijfswoning worden gerealiseerd. Ook de bestaande bedrijfsgebouwen mogen daarvoor worden gebruikt. Van belang is natuurlijk wel dat de betreffende bebouwing aan het Bouwbesluit voldoet of daarvoor wordt aangepast. Verder zijn nog enkele beoordelingscriteria verwijderd, die in de praktijk niet van essentieel belang waren.
Recreatieappartementen en -woningen
In dit nieuwe plan is de regeling voor recreatieappartementen en recreatiewoningen samengevoegd tot één regeling. Door deze samenvoeging is de regeling in de uitvoering eenvoudiger toepasbaar. Bovendien zijn een aantal beoordelingscriteria verwijderd die in de praktijk niet van groot belang bleken.
Huisvesting arbeidsmigranten
De regeling voor huisvesting van tijdelijke seizoensarbeiders/arbeidsmigranten is vereenvoudigd. De noodzaak voor deze huisvesting hoeft niet langer te worden beoordeeld door deskundigen. Er moet wel sprake zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf.
Plattelandswoning
Wanneer een bedrijfswoning bij een agrarisch bedrijf niet langer ten behoeve van het agrarisch bedrijf, maar door een derde wordt bewoond, kan de gemeente via een afwijkingsvergunning besluiten om de woning als 'plattelandswoning' aan te merken, mits uit onderzoek blijkt dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu. Dat betekent dat er sprake mag zijn enige hinder vanwege onder meer geur, stof en lawaai afkomstig van het betreffend agrarisch bedrijf, maar dat deze hinder in ieder geval niet zodanig ernstig mag zijn dat de woon- en leefsituatie kan bijdragen aan gezondheidsproblemen van de bewoners van de plattelandswoning.
In dit plan is onder meer tegemoet gekomen aan de wens uit de agrarische sector om meer ruimte te bieden voor het bouwen buiten het bouwvlak. Daarvoor is, zoals hiervoor in paragraaf 2.5.1 is aangegeven, een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid opgenomen in de relevante bestemmingen, waarmee kan worden voorzien in de de mogelijkheid om te bouwen buiten het bouwvlak.
Het bouwen buiten het bouwvlak is een voorbeeld van een tamelijk forse ruimtelijke ingreep, die in verband met onder meer de landschappelijke en cultuurhistorische belangen, wettelijke eisen en gebruiksmogelijkheden van aanliggende gronden en gebouwen, erom vraagt om goed te worden beoordeeld. Voor de betrokken initiatiefnemer is het prettig wanneer hij/zij al vlot van de gemeente hoort of de wens om buiten het bouwvlak te bouwen, aanvaardbaar is. Daarmee wordt voorkomen dat bij de beoordeling een compleet voorbereid plan wordt afgewezen of moet worden gecorrigeerd. Dat is frustrerend omdat het extra tijd en onnodig extra geld kost of heeft gekost. Bovendien is het prettig dat de betrokken initiatiefnemer van meet af aan op het juiste spoor wordt gezet.
In dat verband zal in het bestemmingsplan het zogenaamde keukentafeloverleg worden geïntroduceerd. Het is de bedoeling dat het keukentafeloverleg in het nieuwe bestemmingsplan dé methode wordt om in situaties waarbij het bestemmingsplan via een afwijkingsbevoegdheid ruimte biedt voor het realiseren van nieuwe bebouwing of nieuwe gebruiksmogelijkheden, via één of eventueel meerdere gesprekken op locatie overeenstemming kan worden bereikt over de landschappelijke/stedenbouwkundige inpassing daarvan.
Keukentafeloverleg ook buitenplans toepassen
Het keukentafeloverleg vindt in de eerste plaats z'n toepassing binnen dit bestemmingsplan. Op zich kan de methode ook worden toegepast in situaties waarbij het bestemmingsplan geen ruimte biedt. In zo'n geval zal het college bij het melden van een initiatief bij de gemeente voorstellen om bij het voorbereiden van het plan om het initiatief te realiseren, de methode van het keukentafeloverleg te volgen.
Doel en samenstelling
De methode van het keukentafeloverleg wordt toegepast om te komen tot een goede landschappelijke/stedenbouwkundige inpassing van bebouwing en/of gebruik met het oog op het bepalen van de kaders waarbinnen de bebouwing en/of het gebruik kunnen worden gerealiseerd. Daarbij gelden de volgende regels:
Werkwijze
Buiten specifieke regeling voor de agrarische bedrijven zijn er ook regelingen in het plan opgenomen/gewijzigd die (ook) voor andere functies van belang zijn. Daarbij gaat het om het volgende.
Ondergeschikt wonen
Omdat gemeente Beemster het van belang acht dat diverse vormen van zorg kunnen worden verleend aan familieleden (in de vorm van mantelzorg, kangoeroewonen e.d.) is in het plan een regeling opgenomen waarmee het mogelijk wordt gemaakt om in de verschillende bestemmingen waar ook een woning is toegelaten, de ruimte te bieden voor een vorm van 'inwoning'. Dit is 'ondergeschikt wonen' genoemd. Wanneer de gemeente dit via een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bestemmingsregeling toestaat, betekent dat dat het aantal woningen ter plaatse niet toeneemt, maar dat er binnen één woning ruimte wordt geboden voor een extra huishouden. Aan het verlenen van deze afwijkingsvergunning zitten wel wat voorwaarden:
Verder moet aan een aantal technische voorwaarden worden voldaan:
Het is ook mogelijk om ondergeschikt wonen te realiseren buiten de bestaande bebouwing. In dat geval zal een keukentafeloverleg moeten worden gevoerd, zodat in dat kader de beste plaats van het gebouw ten behoeve van dat ondergeschikt wonen kan worden bepaald.
Afstand tot sloten
In het bestemmingsplan zijn regelingen opgenomen waarmee de minimale afstand tussen bebouwing en sloten is bepaald. Deze regelingen zijn vooral bedoeld om specifiek kernkwaliteiten van met name het UNESCO-werelderfgoed De Beemster te beschermen. Omdat deze afstanden in de praktijk kunnen leiden tot inefficiënt ruimtegebruik biedt het plan de mogelijkheid om deze afstand te verkleinen. De gemeente kan in dat verband besluiten om af te wijken van de in het plan bepaalde minimale afstand, mits een en ander plaatsvindt op basis van een verslag dat n het kader van een keukentafeloverleg is opgesteld.
Bruggen en dammen
In de bestemming 'Water' is een vrij strakke regeling opgenomen voor het mogen bouwen van bruggen of dammen. De regeling voor de plaats, het aantal en de breedte van bruggen en dammen hangt sterk samen met de bijzondere waarden van de Beemster. Om toch enige lucht te geven aan de vraag om hiermee wat ruimer om te gaan, waarbij niet alleen wordt gekeken naar de belangen van de agrarische grondgebruiker maar ook naar particuliere grondgebruikers die soms aanmerkelijke percelen in het plangebied beheren, is de afwijkingsregeling voor het realiseren van extra bruggen of dammen verruimd.
Via die regeling kan:
worden gerealiseerd, mits:
NB. Met bruto-breedte van de brug of dam wordt bedoeld de breedte van de constructie op het niveau van het water van de sloten ter weerszijden van de brug of dam. De hierboven onder b en c genoemde voorwaarden zijn gesteld om te voorkomen dat er bij bijvoorbeeld een dam met een zeer breed grondlichaam wordt gerealiseerd met een relatief smalle verharde weg of pad eroverheen. De regels laten toe dat de breedte van het grondlichaam zo wordt gekozen dat de aangebrachte verharding niet wegzakt. Een grotere breedte dan de breedte die technisch noodzakelijk is, is op grond van de voorwaarden niet toegestaan.
Er is sprake van een bedrijfseconomische noodzaak wanneer bijvoorbeeld:
Molenbiotoop molen De Nachtegaal
Met het oog op de windvang is het onwenselijk dat er wordt gebouwd vlakbij een molen die nog in werking is of dat er hoge opgaande beplanting wordt aangeplant. Daarom is molen De Nachtegaal aan de Hobrederweg 4a in Middenbeemster voorzien van een beschermingszone van 400m. Binnen een zone van 100 m gerekend vanuit het midden van de molen, mag de bebouwing niet hoger zijn dan de hoogte van de punt van de weik die naar beneden wijst. Binnen de zone tussen de 100 en 400 m geldt een formule aan de hand waarvan de hoogte van de beplanting en de bebouwing kan worden berekend: de maximale hoogte van nieuwe bebouwing of beplanting bedraagt niet meer dan 1/100ste van de afstand tussen bebouwing en/of beplanting en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek.
Omdat de Omgevingswet de wijzigingsbevoegheid niet kent als middel om het omgevingsplan aan te passen, zijn deze uit het bestemmingsplan verdwenen. Toch wil de gemeente graag het beleid dat daarmee werd gevoerd, kunnen voortzetten. Een deel daarvan is gerepareerd binnen deze partiële herziening zoals het bouwen buiten het bouwvlak en het bouwen van meer bedrijfsgebouwen dan het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak aangeeft. Hiervoor is een afwijkingsprocedure in het plan opgenomen. Maar niet alles kon worden gerepareerd. Daarom zal in de toekomst een omgevingsvergunning moeten worden aangevraagd voor het volgende:
Als gevolg van de jurisprudentieontwikkeling rond de problematiek van de stikstofdepositie op voor verzuring en vermesting gevoelige Natura 2000-gebieden, is het noodzakelijk om in het bestemmingsplan regels op te nemen voor de toename van de veestapel binnen het plangebied. In het plan moet worden geregeld dat een toename van de stikstofemissie als gevolg van de uitvoering van het plan (bijvoorbeeld door het vergroten van de veestapel van agrarische bedrijven) niet mag leiden tot een toename van de stikstofdepositie op deze Natura 2000-gebieden met meer stikstof dan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft bepaald (op dit moment 0,00 mol/ha/jaar). Zou het plan wel kunnen leiden tot een overmatige toename van de stikstofdepositie op dit beschermd natuurgebied, dan is het plan feitelijk niet uitvoerbaar. Het zou immers kunnen leiden tot significant negatieve effecten op Natura 2000-gebied. En dat is op grond van de Wet natuurbescherming verboden.
In het plan worden geen regels opgenomen voor de beperking van stikstofdepositie als gevolg van het bouwen. In de nieuwe Wet stikstofreductie en natuurverbetering, die onlangs is aangenomen door de Eerste Kamer en binnen afzienbare tijd van kracht wordt, worden bouwactiviteiten, sloopwerkzaamheden en aanlegactiviteiten vrijgesteld van de vergunningplicht inzake de Wnb.
Daarom is in de bestemmingen 'agrarisch' en 'agrarisch - intensieve veehouderij' geregeld dat het gebruik van gronden en bebouwing binnen het agrarisch bouwperceel voor het houden van vee verboden, mits dit leidt tot een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de bestaande situatie vanaf het betreffende agrarisch bouwperceel op de maatgevende voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden.
Om te bepalen of er sprake is van een toename ten opzichte van de bestaande situatie, wordt voor het bepalen van die bestaande situatie ervan uitgegaan dat het betreffende bedrijf beschikt over een volgende vergunning:
Wanneer er niet kan worden beschikt over een van bovenstaande twee vergunningen, dan wordt de bestaande situatie bepaald op basis van het feitelijke en planologisch legale (dus vergunde) gebruik.
Op grond van het bovenstaande is het dus raadzaam om voorafgaand aan het doen van de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een veestal (die bedoeld is voor het vergroten van de veestapel), eerst de noodzalijke vergunning op grond van de Wet natuurbescherming aan te vragen, dan wel om dat verzoek aan te laten haken bij het aanvragen van de omgevingsvergunning voor het bouwen.
De structuur van de regels is onveranderd, zij het dat artikel 10 'Cultuur en ontspanning - seksinrichting' is verwijderd. Het betreffende artikel bood een regeling voor een bestemming die in het plangebied niet langer aanwezig is. Er zijn ook twee artikelen toegevoegd. Specifiek voor het regelen van de molenbiotoop is in artikel 29 de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' geregeld en voor het regelen van het doel en de werkwijze van het keukentafeloverleg is in artikel 35 een regeling opgenomen.
Om snel te kunnen zien waar de regels van dit plan afwijken van het geldend plan, is bij deze toelichting bijlage 4 opgenomen, waarin de aanpassingen gekleurd zijn weergegeven. Tekstdelen die zijn geschrapt, zijn doorgestreept.
Algemeen
Dit plan heeft primair het doel de bestaande situatie te actualiseren. De kosten voor het opstellen van dit plan komen voor rekening van de gemeente. In het plan wordt een aantal (kleinschalige) ontwikkelingsmogelijkheden geboden. Deze ontwikkelingen kunnen hoofdzakelijk mogelijk worden gemaakt door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bestemmingsregels. Het betreft in de meeste gevallen particulier initiatief waaraan in beginsel geen kosten voor de gemeente zijn verbonden, afgezien van kosten van het ambtelijk apparaat voor de begeleiding en toetsing van aanvragen. Deze laatste kosten worden door middel van leges gedekt.
Exploitatieplan
Op grond van artikel 6.12 van de Wro kan de raad bij de vaststelling van een bestemmingsplan ook een exploitatieplan vaststellen. Dit is niet noodzakelijk indien:
Het voorliggende bestemmingsplan heeft hoofdzakelijk betrekking op de bestaande situatie in het plangebied. In een aantal gevallen wordt voortgeborduurd op besluitvorming in het verleden, waarbij de economische uitvoerbaarheid al aan de orde is geweest. Daarom is het weergeven van de economische uitvoerbaarheid in de vorm van een exploitatieplan niet noodzakelijk.
Planschade
In artikel 6.1 Wro is bepaald dat burgemeester en wethouders een belanghebbende die als gevolg van een bepaling van een bestemmingsplan (of een ander ruimtelijk besluit) schade lijdt, in de vorm van inkomensderving of waardevermindering van een onroerende zaak, op zijn verzoek een tegemoetkoming in de schade toekennen. Daarbij geldt dat de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en dat een tegemoetkoming op een andere wijze niet is verzekerd. Binnen het normale maatschappelijke risico vallende schade blijft voor rekening van de aanvrager. Daarnaast wordt ook een waardevermindering van maximaal 2% ontstaan door een verandering in het planologisch regime binnen het normale maatschappelijke risico gerekend.
Het voorliggende bestemmingsplan is een actualisering van de bestaande situatie waarin niet wordt voorzien in planologische wijzigingen die het normale maatschappelijk risico zoals hiervoor genoemde overschrijden.
Voorbereiding
Dit bestemmingsplan is voorbereid in het najaar van 2020 en het vroege voorjaar van 2021, tezamen met een klankbordgroep bestaande uit bewoners en gebruikers uit het plangebied en de directe omgeving van het plangebied. Er hebben drie overleggen plaatsgevonden die als gevolg van de coronamaatregelen twee maal via het 'scherm' zijn gevoerd. De bijeenkomsten hebben nuttige tips en suggesties opgeleverd die zo goed mogelijk in het plan zijn verwerkt. Ook zijn er nieuwsbrieven uitgebracht waarmee de bewoners en belangstellenden binnen de gemeente op de hoogte werden gehouden van de voortgang van het proces. Van de bijeenkomsten zijn video-opnamen gemaakt die hier beschikbaar zijn. Ook de verstuurde nieuwsbrieven zijn via de link beschikbaar.
Vooroverleg
Het voorontwerpbestemmingsplan wordt op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in elk geval toegezonden aan de volgende instanties:
Ingekomen overlegreacties kunnen leiden tot een inhoudelijke aanpassing van het bestemmingsplan. Ingekomen overlegreacties en eventuele inhoudelijke aanpassingen worden opgenomen en beantwoord in de 'Nota van overlegreacties'. Deze nota wordt als bijlage aan deze toelichting toegevoegd.
Inspraak
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht niet om een voorontwerpbestemmingsplan ter inzage te leggen voor inspraak. Om betrokkenen in een vroeg stadium bij de planvorming te betrekken is een klankbordgroep van bewoners, eigenaren, belanghebbenden uit en rond het plangebied ingesteld. De uitkomsten van de drie bijeenkomsten zijn in dit plan verwerkt.
Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan wordt op grond van artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening (Wro) gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode kan iedereen het plan bekijken, vragen stellen en een zienswijze indienen. Ingekomen zienswijzen kunnen leiden tot een inhoudelijke aanpassing van het bestemmingsplan. Ingekomen zienswijzen en eventuele inhoudelijke aanpassingen worden opgenomen in de 'Nota van zienswijzen'. Deze nota wordt als bijlage aan deze toelichting toegevoegd.
Vaststelling
Nadat het ontwerpbestemmingsplan zes weken ter inzage heeft gelegen besluit de gemeenteraad over de vaststelling van het plan en betrekt daarbij de Nota van zienswijzen. Het vastgestelde bestemmingsplan wordt vervolgens zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode kunnen belanghebbenden die op tijd een zienswijze hebben ingediend, beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen het vastgestelde plan.
Het vastgestelde bestemmingsplan treedt in werking nadat het vastgestelde plan zes weken ter inzage heeft gelegen. Het instellen van beroep schorst de inwerkingtreding van het bestemmingsplan niet, tenzij hier een specifiek verzoek voor wordt ingediend en dit door de rechter wordt gehonoreerd.