Plan: | Parapluplan Parkeernormen Beemster 2018 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0370.BPPARKEREN-va01 |
Het bestemmingsplan 'Parapluplan Parkeernormen Beemster 2018' is een zogenaamd paraplubestemmingsplan. Een paraplubestemmingsplan is een gedeeltelijke herziening van meerdere bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan 'Parapluplan Parkeernormen Beemster 2018' past en/of vult op slechts één aspect diverse bestemmingsplannen aan. Dit bestemmingsplan voorziet voor alle bestemmingsplannen die geen eigen parkeerregeling hebben opgenomen, in een regeling voor parkeren. Voor het overige blijven de desbetreffende bestemmingsplannen van kracht.
Op grond van de op 29 november 2014 in werking getreden 'Reparatiewet BZK' vervallen uiterlijk op 1 juli 2018 de stedenbouwkundige voorschriften uit de 'Beemster bouwverordening'. Eén van die voorschriften betreft het realiseren van voldoende parkeergelegenheid bij ruimtelijke ontwikkelingen. Om dat te kunnen blijven borgen moeten voortaan ruimtelijke plannen daarvoor een regeling bevatten. Dit geldt per direct voor ruimtelijke plannen die zijn vastgesteld na de datum van inwerkingtreding van de Reparatiewet BZK. Voor oudere ruimtelijke plannen blijven de voorschriften van stedenbouwkundige aard uit de Beemster bouwverordening op basis van overgangsrecht gelden tot 1 juli 2018.
In de gemeente Beemster bevatten nog niet alle bestemmingsplannen een parkeerregeling. Dit betekent dat zonder extra maatregelen er op termijn gebieden in Beemster ontstaan waar het niet meer mogelijk is om af te dwingen dat er voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid bij ruimtelijke ontwikkelingen. Om dat te voorkomen bereidt de gemeente Beemster nu het paraplubestemmingsplan 'Parapluplan Parkeernormen Beemster 2018' voor.
Het bestemmingsplan 'Parapluplan Parkeernormen Beemster 2018' heeft als doel te zorgen voor een toetsingskader om te kunnen bepalen of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid bij nieuwe bouwontwikkelingen en/of gewijzigd gebruik.
Onderhavig bestemmingsplan heeft betrekking op het gehele grondgebied van de gemeente Beemster. Het plan geeft regels op het gebied van parkeren voor de gemeentelijke bestemmingsplannen.
Binnen het plangebied van het 'Parapluplan Parkeernormen Beemster 2018' gelden vele bestemmingsplannen, uitwerkingsplannen en wijzigingsplannen.
Het bestemmingsplan 'Parapluplan Parkeernormen Beemster 2018' past een deel van deze ruimtelijke plannen aan voor wat betreft de in die plannen opgenomen regeling voor parkeren. Een ander deel van de genoemde ruimtelijke plannen bevat echter nog geen regeling. Dit bestemmingsplan vult die ruimtelijke plannen aan, uitsluitend voor wat betreft een regeling voor parkeren. Voor het overige blijven de genoemde ruimtelijke plannen van kracht.
Hoofdstuk 2 geeft een samenvatting van het relevante actuele beleidskader. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid. In hoofdstuk 4 wordt een toelichting gegeven op de gekozen planvorm en de gedachten die ten grondslag liggen aan de juridische regeling zoals deze op de plankaart en in de regels is opgenomen.
ASVV
Dit bestemmingsplan verwijst voor de te hanteren normen voor parkeren naar de meest recente parkeerkencijfers van ASVV (Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom). De ASVV wordt als uitgangspunt gehanteerd voor nieuwe situaties, om te bepalen of sprake is van voldoende parkeergelegenheid. In de genoemde kencijfers is een range aangegeven. Hierbij wordt uitgegaan van het gemiddelde (afronding naar boven).
De gemeente mag op basis van de Wet ruimtelijke ordening alleen meewerken aan planontwikkelingen die haalbaar en uitvoerbaar zijn. Ingevolge artikel 3.1.6 Bro dient de toelichting van een bestemmingsplan inzichten te bevatten over de uitvoerbaarheid van een plan.
Het bestemmingsplan heeft uitsluitend betrekking op een regeling voor parkeren, stallen, laden en lossen. Dit heeft geen gevolgen voor de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. De door de gemeente te maken kosten bestaan uitsluitend uit plankosten en de kosten van onderzoek, dat nodig is met het oog op de voorbereiding van het plan. Deze uitgaven komen ten laste van de algemene middelen van de gemeente. Omdat het voorliggend plan niet voorziet in een bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid Wro, hoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld. Er doet zich dus geen mogelijkheid voor van kostenverhaal als bedoeld in afdeling 6.4 van de Wro.
Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat een bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een ruimtelijk plan, daarbij overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Artikel 3.1.6 Bro bepaalt daarnaast dat in de toelichting de uitkomsten van dit overleg worden beschreven.
Het bestemmingsplan Parapluplan Parkeernormen Beemster 2018 raakt geen belangen van andere instanties. Het bestemmingsplan ziet namelijk alleen op het overhevelen van een regeling voor parkeren uit de Beemster bouwverordening naar het bestemmingsplan. Daarom is er geen wettelijk vooroverleg gevoerd.
De Algemene Inspraakverordening van de gemeente Beemster bepaalt dat elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden kan besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. In het onderhavige geval is geen inspraak verleend omdat het plan uitsluitend voorziet in een juridische borging van de gemeentelijke regeling. Om deze reden is het plan direct als ontwerp ter inzage gelegd.
Artikel 3:8 Wro bepaalt dat op de voorbereiding van een bestemmingsplan afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Deze afdeling bevat bepalingen rond de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure.
Het ontwerp van dit bestemmingsplan heeft ter inzage gelegen van 22 oktober tot en met 3 december 2018. De kennisgeving is in de Staatscourant van 19 oktober 2018 en de Binnendijks van het weekend van 20/21 oktober 2018 geplaatst. Er zijn in die periode geen zienswijzen naar voren gebracht.
Dit hoofdstuk bevat de toelichting op de gekozen planvorm, die van een gedetailleerd bestemmingsplan. Tevens geeft het inzicht in de overwegingen die aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen.
Het onderhavige plan voorziet in een actueel en adequaat juridisch kader voor ontwikkeling en beheer van het plangebied. Het is een plan op basis van artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening, opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012).
Elke ruimtelijke functie trekt een bepaalde hoeveelheid verkeer aan en genereert daarmee een parkeerbehoefte. Bij ruimtelijke ontwikkelingen kan de vraag naar parkeerplaatsen stijgen. In dat geval is het van belang dat die ontwikkeling ook gepaard gaat met de aanleg van parkeerplaatsen.
Om te waarborgen dat een bouwplan niet leidt tot parkeerproblemen, is het noodzakelijk om in bestemmingsplannen een parkeerregeling op te nemen. Hierdoor kan een berekening worden gemaakt van de te verwachten parkeerbehoefte. Een parkeernorm geeft aan hoeveel parkeerplaatsen per eenheid van een bepaalde functie benodigd zijn.
Bouwverordening
In artikel 2.5.30 van de Bouwverordening is in het kort bepaald dat een aanvrager – indien een ontwikkeling leidt tot een (hogere) parkeervraag – in voldoende mate moet voorzien in parkeerruimte op eigen terrein. Dit wordt de parkeereis genoemd. Met behulp van een Nota Parkeernormen kan, in veel voorkomende gevallen, zowel de omvang van de parkeervraag als de mate van parkeeraanbod worden berekend. Maar ook kan, zoals in Beemster het geval, verwezen worden naar de meest recente parkeerkencijfers van ASVV.
Op 29 november 2014 is de Reparatiewet BZK 2014 in werking getreden. De Reparatiewet neemt onder meer de wettelijke grondslag weg voor de stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening. Dit betekent dat de stedenbouwkundige voorschriften uit de bouwverordening verdwijnen. De Reparatiewet hanteerde een overgangstermijn tot 1 juli 2018. Vanaf die datum hebben de stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening hun (aanvullende) werking, voor bestemmingsplannen en beheersverordeningen die voor 29 november 2014 zijn vastgesteld, verloren.
Bestemmingsplan
De nieuwe regelgeving (artikel 3.1.2 lid 2 aanhef en onder a van het Besluit ruimtelijke ordening) maakt het mogelijk om in het bestemmingsplan een koppeling te maken met beleidsregels. Een bestemmingsplan kan nu regels bevatten "waarvan de uitleg bij de uitoefening van een daarbij aangegeven bevoegdheid, afhankelijk wordt gesteld van beleidsregels". Hierdoor kan (net als voorheen in de bouwverordening ) een flexibele regeling voor parkeren worden opgenomen.
Uit jurisprudentie blijkt dat het niet voldoende is om in de regels alleen aan te geven dat voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid. Er moet in de regels aangegeven worden op basis waarvan dit beoordeeld zal worden. Hiervoor verwijst de gemeente Beemster naar de meest recente parkeerkencijfers van ASVV.
Het parkeeraspect kan in het bestemmingsplan worden geregeld door vast te leggen dat bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen of wijzigen van een functie, of bij het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid, er voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd. "Voldoende" betekent dat wordt voldaan aan de parkeerkencijfers van ASVV.
Algemene regels
Artikel 2 Overige regels
Artikel 2 geeft de reikwijdte en de toepassing van dit bestemmingsplan aan.
Artikel 3 Algemene gebruiksregels
In de algemene gebruiksbepaling is opgenomen wat onder verboden gebruik van de gronden wordt verstaan. Bij het bouwen of aanleggen van een nieuwe functie of voorziening moet in principe op eigen terrein gezorgd worden voor voldoende parkeerplaatsen. Of daarvan sprake is, wordt bepaald aan de hand van de actuele ASVV.
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Deze regel voorkomt dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Bijvoorbeeld in het geval (onderdelen van) bouwpercelen - al dan niet tijdelijk - van eigenaren wisselen. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden al meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere omgevingsvergunning.
Overgangs- en slotregels
Artikel 5 Overgangsrecht
Dit artikel bevat het overgangsrecht dat verplicht is op grond van de artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Bro.
Artikel 6 Slotregel
Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van het onderliggende bestemmingsplan.