Plan: | Duifhuizerweg 15, Uden |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0856.BPDuifhuizerweg15-VA01 |
Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Duifhuizerweg 15, Uden" van de gemeente Uden.
Op het perceel Duifhuizerweg 15 te Uden staat nu nog alleen het woongedeelte van een voormalige karakteristieke T-boerderij. De eigenaar van het perceel wenst het woongedeelte van de voormalige boerderij te herbouwen/renoveren (1.000 m2) en het gesloopte deel van de boerderij weer in oude staat te herbouwen (412 m2). De oorspronkelijke boerderij had een grotere inhoud dan nu rechtstreeks middels het bestemmingsplan ''Partiële herziening Buitengebied 2017'' is toegestaan. Omdat de initiatiefnemer zoveel mogelijk de oude boerderij wil herbouwen heeft de gemeente aangegeven medewerking te willen verlenen aan het initiatief door middel van een herziening van het bestemmingsplan. Voorwaarde voor de herbouw van de boerderij is dat er een samenhangend ontwerp gemaakt moet worden voor de boerderij en de inrichting van het perceel. Daarnaast heeft de gemeente als voorwaarde gesteld dat enkel medewerking wordt verleend wanneer de Monumentencommissie en Welstand positief beoordelen.
Voorliggend bestemmingsplan bevat de ruimtelijke onderbouwing voor het mogelijk maken van de renovatie en de herbouw van de oude boerderij in samenhang met de inrichting van het perceel.
Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.
TOPOGRAFISCHE SITUATIE
Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.
KADASTRALE SITUATIE
De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Uden, sectie P, nummer 568 (gedeeltelijk) en 841. De oppervlakte van het plangebied bedraagt 2.682 m². De gronden zijn particulier eigendom
Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Partiële herziening buitengebied 2017", vastgesteld door de gemeenteraad op 22 juni 2017. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.
UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN
Ter plaatse van het plangebied geldt de bestemming 'Wonen'. Binnen dit plangebied zijn deze gronden aangewezen voor:
Daarnaast bevat het plangebied diverse gebiedsaanduidingen. De gebiedsaanduiding 'overige zone - bebouwingsconcentratie', de gebiedsaanduiding 'overige zone - deelgebied gemengd', de gebiedsaanduiding 'overige zone - gemengd landelijk gebied' en de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - radar'. Op deze locatie Azijn alleen regels voor de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - radar' van toepassing. De andere gebiedsaanduidingen geven geen regels voor de bestemming 'Wonen'.
Hiernaast bezit het plangebied een archeologische dubbelbestemming, die het verplicht archeologisch onderzoek te doen bij bepaalde bodemingrepen.
Zoals in de aanleiding is vermeld, is de initiatiefnemer van plan om de oude boerderij in oorspronkelijke staat te herstellen. Echter voldoet dit plan niet aan de bouwregels, doordat de initiatiefnemer de burgerwoning qua inhoud groter wil maken dan rechtstreeks volgens het bestemmingsplan is toegestaan. Het bestemmingsplan biedt echter een afwijkingsmogelijkheid (artikel 36.1.3), die hieronder verder uiteengezet wordt.
Afwijkingsmogelijkheid
Artikel 36.1.3 van het bestemmingsplan "Partiële herziening buitengebied 2017" bevat een algemene afwijkingsregel voor het onder voorwaarden vergroten van de inhoudsmaat van (bedrijfs)woningen en oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken. Dit artikel is hierna overgenomen:
''36.1.3 Inhoudsmaat van (bedrijfs)woningen en oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van de bestemmingsregels ten aanzien van de inhoudsmaat van (bedrijfs)woningen en/of de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken, waarbij geldt dat:
De locatie ligt niet binnen de aanduiding 'overige zone - agrarisch ontwikkelingsgebied'.
Op het perceel zelf is geen overtollige bebouwing aanwezig. Om te kunnen voldoen aan deze voorwaarde zal de benodigde bijdrage gestort worden in het gemeentelijke groenfonds. In paragraaf 4.3.2 wordt nader ingegaan op de wijze waarop de compensatie plaatsvindt.
Deze voorwaarde is niet van toepassing doordat er geen aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vab' aanwezig is binnen het plangebied.
Het plangebied bevat de aanduiding 'karakteristiek'. De renovatie en herbouw van de voormalige boerderij draagt bij aan het herstel van de karakteristieke bebouwing ter plekke. De Welstandscommissie is op 30 april 2019 akkoord gegaan met het bouwplan. De welstandscommissie heeft op 9 mei 2019 het plan beoordeeld en het voldoet aan de redelijke eisen van welstand (zie bijlage 2).Met deze positieve beoordelingen wordt voldaan aan deze eis uit het principebesluit en deze voorwaarde uit de wijzigingsbevoegdheid voldaan.
Het plangebied bevat de aanduiding 'karakteristiek' met het initiatief worden de cultuurhistorische waarden hersteld. Hierdoor wordt aan deze voorwaarde voldaan.
De uitbreiding van de woning levert geen onevenredige beperkingen op aan de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven, in hoofdstuk 5 wordt dit nader onderbouwd. Hierdoor wordt aan deze voorwaarde voldaan.
De herbouw van de woning kent geen milieuhygiënische belemmeringen. In hoofdstuk 5 wordt dit nader onderbouwd.
Binnen het plangebied wordt niets gesloopt. Hierdoor is deze voorwaarde niet van toepassing en wordt hieraan voldaan.
De te slopen bebouwing zal binnen de gemeente Uden liggen. Hierdoor wordt aan deze voorwaarde voldaan.
Het plan voldoet aan de landschapsinvesteringsregeling. In paragraaf 4.3.2 wordt ingegaan op welke wijze tegemoet gekomen wordt aan de LIR. Hierdoor wordt aan deze voorwaarde voldaan.
Er wordt aan de overige regels in artikel 38.1 voldaan. In hoofdstuk 3 en 5 wordt ingegaan op de ruimtelijke aspecten van het initiatief. Hiermee wordt aan deze voorwaarde voldaan.
Conclusie
Samenvattend kan worden gesteld dat aan alle voorwaarden wordt voldaan.
Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied. Onderstaande afbeelding en de foto's geven de bestaande toestand van de directe omgeving en het plangebied weer.
BESTAANDE SITUATIE, BEBOUWING MET WAARDEVOLLE BOMEN
LUCHTFOTO
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
Het plangebied is onderdeel van de landbouwweg Duifhuizerweg met verspreid liggende bebouwing. Hierdoor is op sommige plekken een doorkijk naar het achterliggende agrarische landschap zichtbaar. Momenteel is binnen het plangebied nog het woongedeelte van een voormalige boerderij aanwezig met rondom een tuin. De woning is in slechte staat.
Rondom het plangebied is er sprake van een gemengd gebied met meerdere functies: agrarisch, wonen en bedrijf. In de directe omgeving van het plangebied bevindt zich één agrarisch bedrijf (Duifhuizerweg 10), één niet-agrarisch bedrijf (Duifhuizerweg 8) en één burgerwoning (Duifhuizerweg 10a). Binnen het bestemmingsplan is de woning Duifhuizerweg 15 aangeduid als burgerwoning die, zoals eerder vermeld is, de bouwaanduiding 'karakteristiek' bezit.
Er zijn geen bijgebouwen op het perceel aanwezig.
Omdat het een bestaand woonperceel betreft is er reeds een ontsluiting van het plangebied op de Duifhuizerweg aanwezig. Deze weg bezit geen belangrijke ontsluitingsfunctie voor de dorpskern van Uden. Hierdoor kan worden aangenomen dat de verkeersintensiteit relatief laag is.
In de huidige situatie is het plangebied deels verhard bebouwd met de eerder genoemde voormalige boerderij. Daarnaast bevinden zich op het plangebied een tweetal beschermde bomen waarmee rekening gehouden moet worden bij het initiatief. Verder is het plangebied door slecht/geen onderhoud wild begroeid met gras en een paar (in slechte staat verkerende) hagen.
In dit hoofdstuk is de beschrijving van het plan opgenomen.
Op onderstaande afbeelding is de nieuwe inrichting van het perceel weergegeven (zie ook bijlage 1 Inrichtingsschets).
Het nog aanwezige woningdeel van de voormalige karakteristieke T-boerderij wordt gerenoveerd en aan de achterzijde wordt op de funderingen van de voormalige boerderij de boerderij opnieuw opgebouwd. Het renovatieontwerp is in nauw overleg met de monumentencommissie tot stand gekomen. De monumentencommissie heeft de tekeningen, gewijzigd 29 april 2019, op 30 april 2019 beoordeeld en akkoord bevonden. De monumentencommissie kon instemmen met de wijze waarop het bijgebouw binnen het ensemble met de boerderij werd gesitueerd en wijze waarop de historische elementen in het ontwerp waren opgenomen. De welstandscommissie heeft het plan op 9 mei beoordeeld en heeft aan gegeven dat het voldoet aan de redelijke eisen van welstand. In paragraaf 5.11 is nader uitgelegd waarom voldaan wordt aan de eisen ten aanzien van welstand. In bijlage 2 is het akkoord van monumenten -en welstandscommissie opgenomen.
Na de bouw zal er weer een karakteristiek T-boerderij staan waardoor de Duifhuizerweg weer een stukje historie terug krijgt.
De bebouwing wordt in gebruik genomen als woning met een kantoor/werkruimte voor eigen gebruik. De indeling van de woning is gebaseerd op de indeling van de oorspronkelijke boerderij: een hoofddeur in het midden van de gevel met daar achter een doorlopende gang waaraan de verschillende kamers (kantoor, zitkamer, woon/eetkamer) van de woning liggen. Aan de achterzijde is de keuken en tuinkamer met grote schuifdeuren naar een overdekt terras.
Op de verdieping zijn onder de kap 4 slaapkamers, een logeerkamer en een badkamer aanwezig.
De boerderij heeft een goothoogte van 3 meter en bouwhoogte van ca. 7 meter.
Hiermee past het gebouw in het beeld van de oude boerderijen.
PLATTEGRONDEN BOERDERIJ
GEVELAANZICHTEN BOERDERIJ
Naast de nieuwe woning wordt ook een bijgebouw gerealiseerd ten oosten van de woning (ca. 95 m²). Dit bijgebouw wordt uitgevoerd als schuur bij de woonboerderij, waardoor er weer een boerenensemble ontstaat.
![]() |
![]() ![]() |
PLATTEGROND, DOORSNEDE EN GEVELS BIJGEBOUW
Ten zuiden van de boerderij is wordt de bestaande inrit behouden en die leidt naar een ruime parkeerplaats voor 4 auto's. Hiermee wordt ruim voldaan aan de parkeervraag. De nieuwe boerderij zorgt niet voor een vermeerdering van het aantal verkeersbewegingen. De Duifhuizerweg wordt dus niet meer belast.
Tegelijk met de renovatie/herbouw van de boerderij wordt ook het gehele woonperceel opnieuw ingericht. De vier grote bestaande bomen in de tuin worden behouden.
De singel met struiken aan de noordzijde van de woning wordt hersteld door het aanvullen/herplanten van struiken van ca. 2 m hoog. Ook de singel aan de zuidzijde van de woning wordt aangevuld met een bomenrij met 5 bomen (8-10 m h.o.h) tot aan achterste eigendomsgrens. De perceelgrens achter de woning is juist vrijgehouden van beplanting om vrij zicht op het achterland te behouden (landschapsvenster).
Binnen het perceel wordt geen open water aangelegd. Wel is er voldoende onverhard terrein waar het water van de daken naar toe geleidt kan worden om te infiltreren in de grond.
Bovengenoemde landschapselementen zijn onderdeel van de landschappelijke inpassing in het kader van kwaliteitsverbetering van het landschap.
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:
In 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte [SVIR] ondertekend. De SVIR geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op Rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw Rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving.
De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.
De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening [Barro]. Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en het Natuurnetwerk Nederland.
Voor onderhavig plan zijn geen van de nationale belangen aan de orde.
Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening [Bro] (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
In dit plan wordt een voormalige boerderij gerenoveerd en herbouwd. Het plan wordt daardoor niet gezien als stedelijke ontwikkeling. Een nadere toetsing aan de Ladder voor Duurzame Verstedelijking is derhalve niet nodig.
Conclusie
Er is geen toetsing aan de Ladder voor Duurzame Verstedelijking nodig. Het plan voldoet aan dit onderdeel van het Besluit ruimtelijke ordening.
Al vele decennia vindt er luchtvaart plaats op de locatie Volkel. Dit betreft vliegtuigbewegingen door de militaire luchtvaart en in zeer beperkte mate niet-commerciële burgerluchtvaart. De militaire luchthaven Volkel (vliegbasis Volkel) is op de huidige locatie door de minister van Defensie aangewezen bij besluit van 1 juni 1960.
In de daarop volgende jaren zijn enkele wijzigingen doorgevoerd in de functies en taken van militaire luchtvaartterreinen. Een toonaangevende ontwikkeling is de sluiting van de militaire vliegbasis Twente in 2007 en het besluit een van de squadrons F-16 jachtvliegtuigen van Twente te verplaatsen naar vliegbasis Volkel. De jachtvliegtuigen hebben als thuisbases (Main Operating Bases, MOB) de vliegbasis Leeuwarden en Volkel.
Op Volkel vindt niet enkel militaire luchtvaart plaats. Sinds enkele jaren vindt er ook burgermedegebruik plaats. Dit bestaat uit recreatief burgerluchtverkeer en vluchten met een algemeen maatschappelijk belang.
Op 4 september 2015 is een nieuw Luchthavenbesluit genomen. In dit besluit worden het terrein van de luchthaven (het Luchthavengebied) en het gebied buiten de luchthaven vastgelegd (het Beperkingengebied). De beperkingen zijn vastgelegd in verband met de veiligheid van het luchthavenverkeer, internationaal vastgelegd in de NATO Standardization Agreement nr. 3759 inzake NATO Supplement to ICAO DOC 8168-OPS/611, Volume II, for the preparation of instrument approach and departure Procedures - AATCP-1(B).
Het plangebied ligt buiten het beperkingengebied, zoals in onderstaande afbeelding te zien is. Het plangebied is aangeduid met de oranje markering.
AFBEELDING VLIEGVELDBEPERKINGEN VOLKEL
Conclusie
Het project vormt geen belemmering voor het luchthavenbesluit Volkel
De in de SVIR opgenomen nationale belangen krijgen een wettelijke grondslag in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
De werking van het Barro is naar plaats beperkt. Het plangebied ligt op minder dan 15 km van het militaire vliegveld Volkel, echter valt het buiten de vliegveldbeperkingen. Derhalve gelden geen bepaalde hoogtebeperkingen. Het project vormt daardoor geen belemmering voor het nationale belang "Militaire terreinen en objecten".
Conclusie
Het project vormt geen belemmering voor de nationale belangen die middels het Barro beschermd zijn.
Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:
In voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft de provincie de Omgevingsvisie Noord-Brabant vastgesteld (14 december 2018). Deze omgevingsvisie bevat de visie van het provinciale bestuur op de Brabantse leefomgeving van de toekomst (2050). Naar de uitgangspunten van de Omgevingswet zijn daarbij geen routes naar de gestelde doelen vastgelegd, omdat daarmee een beter samenspel en draagvlak kunnen ontstaan. De Omgevingsvisie zal onder meer de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening gaan vervangen.
De Omgevingsvisie kent één basisopgave: "werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit". Elke ruimtelijke ontwikkeling moet - ongeacht de omvang - hieraan bijdragen. In vier hoofdopgaven worden nadere accenten gelegd:
Analyse
Onderhavig plan betreft de herbouw/renovatie van het woongedeelte van de voormalige boerderij en de herbouw in de oude staat van het gesloopte deel van de boerderij.
ad 1. | De energietransitie houdt enerzijds in het verminderen van het energieverbruik en anderzijds de verduurzaming van de energie. De woning binnen het plangebied zal ten minste aan de in het Bouwbesluit en het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid opgenomen energieprestatie-eisen moeten voldoen. Nadere uitwerking hiervan zal plaatsvinden in het kader van het bouwplan. Daar komt dan ook de verduurzaming van de energie aan bod, bijvoorbeeld door het aanleggen van een eigen energievoorziening. |
ad 2. | Eén van de onderdelen van een klimaatproof Brabant is het zorgen voor een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting. Onderhavig plan wordt gerealiseerd op een plek die hoog en droog genoeg is. Door infiltratie van het hemelwater ter plaatse wordt voorkomen dat er een versnelde afvoer plaatsvindt. Het ontwerp van de woning en de inrichting van het woonperceel kunnen voorts een bijdrage leveren aan de klimaatadaptatie. Dit wordt in het bouwplan nader uitgewerkt. |
ad 3. | Een duurzame verstedelijking draagt bij aan het komen tot een slimme netwerkstad. Uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied is alleen wenselijk vanuit kwalitatieve overwegingen en bij een concrete marktvraag. Onderhavig plan wordt gerealiseerd op een locatie waar reeds een woning is toegestaan. Hierdoor is er geen noodzaak tot uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied. |
ad 4. | Onderdeel van een concurrerende en duurzame economie is het voorzien in een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Het plan omvat de herbouw van een vervallen woning. Door een zorgvuldige inpassing van de woning wordt een bijdrage geleverd aan de leefomgeving en daarmee aan het vestigingsklimaat. |
Conclusie
Het plan geeft invulling aan bij de opgaven van de Omgevingsvisie Noord-Brabant.
De Interim Omgevingsverordening bevat de provinciale regels en randvoorwaarden met een bindende werking over de fysieke leefomgeving. Deze vloeien voort uit de in de Omgevingsvisie genoemde doelen. De Interim Omgevingsverordening is opgesteld naar de gedachtegang van de nieuwe Omgevingswet die naar verwachting op 1 januari 2021 in werking zal treden.
De Interim omgevingsverordening (IOV) heeft een opbouw naar de verschillende doelgroepen. Voor onderhavig plan zijn in beginsel uitsluitend de in hoofdstuk 3 opgenomen "Instructieregels aan gemeenten" aan de orde. De afdelingen in dat hoofdstuk zijn als volgt te onderscheiden (waarbij de volgorde is omgekeerd ten behoeve van vergroting van de toepasbaarheid):
Het plangebied is onderdeel van het landelijke gebied. In beginsel zijn daar conform artikel 3.68 IOV uitsluitend bestaande woningen toegestaan, maar er zijn enkele uitzonderingen.
In artikel 3.69 IOV is opgenomen dat de bouw van een woning ter vervanging van een bestaande woning is toegestaan, mits de bestaande woning feitelijk wordt opgeheven en overtollige bebouwing wordt gesloopt. Het nog bestaande voorste deel van de boerderij wordt gerenoveerd. De resten van het achterhuis worden gesloopt en weer opnieuw opgebouwd.
Ter plaatse van het plangebied geldt het gebiedskenmerk 'Stalderingsgebied'. Het artikel 3.52 IOV stelt regels aangaande de ontwikkeling van veehouderijen. Onderhavig plan omvat geen veehouderijen. Er hoeft derhalve geen nadere toetsing plaats te vinden.
De voor het plan relevante basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van
functies zijn:
Zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit
Om te komen tot een goede omgevingskwaliteit moet rekening gehouden worden met zorgvuldig ruimtegebruik, de waarden in het gebied (toepassing lagenbenadering) en meerwaardecreatie.
Er is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik, omdat gebruik wordt gemaakt van een vervallen situatie die door de herbouw van de woning wordt weggenomen.
Er heeft een zorgvuldige situering van de woning plaatsgevonden, die rekening houdt met en uitgaat vaan de bestaande stedenbouwkundige, landschappelijke, natuurlijke en aardkundige waarden in het gebied. Het plan neemt een verrommelde situatie weg. Er is daarmee tevens een waardecreatie in het algemeen belang.
Kwaliteitsverbetering landschap
Conform artikel 3.9 IOV moeten ruimtelijke ontwikkelingen in landelijk gebied gepaard gaan met een kwaliteitsverbetering van het landschap. Deze kwaliteitsverbetering is beschreven in paragraaf 4.3.2 waarin het project aan de gemeentelijke 'Landschapsinvesteringsregeling (LIR)' wordt getoetst.
Het plan is niet in strijd met de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant.
Op 17 december 2015 heeft de gemeenteraad de 'Omgevingsvisie Uden 2015' vastgesteld. In de Omgevingsvisie zijn lange-termijn-doelstellingen voor de fysieke leefomgeving vastgelegd en is aangegeven hoe deze te bereiken zijn. De Omgevingsvisie gaat niet alleen over wat de gemeente gaat doen (of nalaten) om de doelstellingen te bereiken, maar ook om de vraag hoe initiatiefnemers en hun initiatieven kunnen bijdragen aan de doelstellingen.
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de plankaart. De ligging van het plangebied is aangegeven.
UITSNEDE PLANKAART OMGEVINGSVISIE
Voor het plangebied bevat de Omgevingsvisie de volgende relevante beleidsuitgangspunten:
Het plan omvat de renovatie en herbouw van een voormalige boerderij binnen het bestaande woonperceel. De groene ligging van het perceel wordt daarnaast versterkt. Het plan sluit hiermee aan bij de beleidsuitgangspunten van de Omgevingsvisie.
Conclusie
Het plan past binnen de 'Omgevingsvisie Uden 2015' van de gemeente Uden.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied eist de Interim Omgevingsverordening in bepaalde gevallen een bijdrage aan de kwaliteitsverbetering van het landschap, zie paragraaf 4.2.2
Deze paragraaf bevat een beschrijving van de wijze van kwaliteitsverbetering van het
landschap. Aan de orde komen:
Ruimtelijke ontwikkelingen zijn in drie categorieën ingedeeld. Het vergroten van het woonhuis naar 1.000 m3 of meer valt onder categorie 3 van de LIR. De provincie eist bij een categorie 3-ontwikkeling dat sprake is van:
Het bouwvlak betreft 2.682 m2. Er dient dus minimaal 268 m2 landschappelijk inpassing te worden opgenomen in het inrichtingsplan. Op het in bijlage 4 opgenomen Beplantingsplan is zichtbaar dat er 328 m2 aan landschappelijke inpassing wordt toegevoegd. Hiermee wordt voldaan aan criteria 1 van de LIR;
De bestemming van het bouwvlak blijft hetzelfde, het blijft wonen. Er is dus geen verandering in de waarde van de grond.
In het bestemmingsplan is geregeld dat een inhoud van 750 m3 voor een woning rechtstreeks is toegestaan. De extra inhoud van een woning tussen 750 en 1.000 m3 dient gecompenseerd te worden. Hiervoor is in het bestemmingsplan "Partiële herziening buitengebied 2017" een sloop-bonusregeling (artikel 36.1.3) opgenomen:
o per 1 m3 inhoud dienen elders in de gemeente 4 m2 aan stallen gesloopt te worden.
Op basis van de inherente afwijkingsbevoegdheid, artikel 4:84 Awb, kan de gemeente in specifieke gevallen, waarbij afspraken gemaakt worden tussen gemeente en initiatiefnemer, afwijken van de gemeentelijke sloopbonusregeling voor extra inhoud tussen 750 en 1.000 m3 en toestaan dat compensatie daarvan ook plaatsvindt via storting in het landschapsfonds, mits in de toelichting goed wordt onderbouwd waarom dat in deze situatie wenselijk is.
Omdat het behoud en herstel van de karakteristieke waarden van de boerderij van groot belang zijn voor het aanzicht en de historische waarden op deze plek in het buitengebied en omdat momenteel in Uden geen sloopmeters voor de sloopbonusregeling te vinden zijn (agrariërs die stoppen gebruiken deze sloopmeters zelf voor de bouw van Ruimte-voor-Ruimte woningen op/bij hun eigen perceel) wil de gemeente voor deze herbouw en reconstructie van de oude boerderij afwijken van de sloopbonusregeling. Er mag in dit specifieke geval een geldelijke bijdrage worden gedaan in het landschap of als bijdrage aan het landschapsfonds. Dit betekent dus dat er niet elders gesloopt gaat worden, maar dat per 1 m3 inhoud (4 x €25,00 =) €100,- dient te worden geïnvesteerd.
Tevens is tussen initiatiefnemer en gemeente afgesproken dat de compensatie van de extra inhoud boven de 750 m3 ook via een geldelijke bijdrage zal worden gedaan in het gemeentelijk landschapsfonds. De gemeente stemt in met deze bijzondere afspraak, omdat het van belang is dat de cultuurhistorische waarden van deze locatie hersteld worden. Indien er geen sloopmeters zijn, zou dat betekenen dat dit project niet door zou kunnen gaan, omdat voor de oppervlakte van 750 m3 tot 1000 m3 sloopmeters ingezet moeten worden. Aangezien initiatiefnemer heeft aangetoond dat met een redelijke inspanning deze momenteel niet te vinden zijn, wil de gemeente Uden in deze specifieke situatie een uitzondering maken op de sloopbonus regeling, en instemmen met het verzoek om de waarde van de sloopmeters van de 750-m3-1000 m3 financieel te compenseren. Net zoals, in dit dossier, voor de meters van boven de 1000 m3.
In bijlage 3 is de berekening van de investering aan kwaliteitsverbetering van het landschap opgenomen.
Samengevat:
In totaal is een investering van € 66.200,00 noodzakelijk.
De kosten voor de 10% verplichte inpassing als gevolg van de LIR mag van dit bedrag worden afgehaald.
De landschappelijke inpassing (randvoorwaarde punt 1 van de LIR, zie paragraaf 4.3.2.1) is opgenomen in het beplantingsplan (zie bijlage 4).
Binnen het plangebied wordt de volgende beplanting aangeplant:
Met deze aanplant wordt 328 m2 landschappelijke inpassing toegevoegd aan het plangebied. Dit is meer dan de vereiste 268 m2, hiermee wordt voldaan aan deze voorwaarde.
De geldelijke investering in de landschappelijke inpassing bedraagt € 824,00 (zie bijlage 3)
Voor voorwaarde 2 van LIR (zie paragraaf 4.3.2.1) hoeft geen tegenprestatie te worden geleverd omdat er geen waardevermeerdering van de gronden optreedt.
De waarde van de geplande landschappelijke inpassing op het perceel is kleiner dan de waarde van de benodigde investering. Het resterende bedrag van (€ 66.200,00 - € 824,00=) € 65.376,00 wordt gestort in het landschapsinvesteringsfonds hiermee voldoet het plan aan de gemaakte afwijkende afspraken over de inzet van sloopmeters. Omdat de sloopmeters niet beschikbaar zijn, is tussen gemeente en initiatiefnemer overeengekomen deze financieel te 'voldoen'.
De Interim Omgevingsverordening eist dat bij het vaststellen van een ruimtelijk besluit is aangetoond dat de kwaliteitsverbetering van het landschap / landschappelijke inpassing financieel, juridisch en feitelijk is geborgd. De initiatiefnemer en de gemeente hebben daarom een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten waarin de aanleg en het beheer van de landschappelijke inpassing en de storting in het landschapsinvesteringsfonds is vastgelegd. Daarnaast is een voorwaardelijke verplichting opgenomen die de aanplant en behoud van de beplanting garandeert. Hiermee wordt voldaan aan de criteria van de Interim Omgevingsverordening.
In het vigerende bestemmingsplan (2017) geldt voor archeologische toetsing dat wanneer een plangebied groter is dan 100 m² en dieper de grond in wordt gegaan dan 30 centimeter er archeologisch onderzoek dient te worden verricht. In 2017 heeft de gemeente Uden echter een eigen gemeentelijk archeologiebeleid geformuleerd.
In deze nota 'Nota archeologiebeleid 2017' worden de beleidsuitgangspunten en hun achtergronden beschreven. In hoofdlijnen komt het erop neer dat bij ruimtelijke initiatieven die leiden tot bodemverstoring archeologisch (inventariserend) onderzoek noodzakelijk is in gebieden met een middelhoge of hoge archeologische verwachtingswaarde en in gebieden met bekende archeologisch resten (de archeologische gebieden van (zeer) hoge archeologische waarde). Een onderzoeksverplichting geldt als de oppervlakte van de bodemverstorende ingrepen groter is dan een voor de gebieden vastgestelde ondergrens én indien de verstoring ook dieper reikt dan 40 cm beneden maaiveld. Regulier agrarisch grondgebruik wordt daarmee vrijgesteld van de onderzoeksverplichting. Voor de categorie 2 (archeologische gebieden van zeer hoge archeologische waarde) is de diepteondergrens echter bepaald op 20 cm onder maaiveld. Wettelijk beschermde (Rijks-, of gemeentelijke) archeologische monumenten (categorie 1) komen in Uden niet voor.
Het plangebied bevindt zich in een zone waarin de archeologische waarde is bepaald op categorie 3. Hiervoor geldt dat dit gebieden zijn met een hoge archeologische waarde. Er is een onderzoeksplicht bij een verstoringsdiepte van meer dan 40 centimeter en een verstoringsoppervlakte van meer dan 250 m². Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de archeologiekaart. De ligging van het plangebied is aangegeven.
ARCHEOLOGIEKAART MET HET PLANGEBIED IN DE GROENE CIRKEL
Conclusie
Binnen het plangebied wordt een voormalige boerderij herbouwd. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de bestaande fundering. Het geprojecteerde bijgebouw, dat kleiner is 250 m² (ca. 95 m2), wordt wel buiten de bestaande funderingen gebouwd. Een archeologisch onderzoek is niet verplicht. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' blijft gehandhaafd maar wordt aangepast naar een onderzoeksverplichting bij 250 m² en 40 centimeter.
Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.
Om de huidige bodemkwaliteit inzichtelijk te maken heeft Bodeminzicht uit Veghel een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd: rapport "Verkennend bodemonderzoek Duifhuizerweg 15 te Uden", (2 december 2015, B1606). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 5.
Bodeminzicht concludeert dat:
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:
Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.
In de handreiking wordt onderscheid gemaakt tussen twee omgevingstypen: een rustige woonwijk en gemengd gebied. In een gemengd gebied mag een kleinere richtafstand dan in een rustige woonwijk worden aangehouden. De richtafstanden mogen dan met één 'afstandstap' worden teruggebracht.
Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft woningbouw. Er is derhalve geen sprake van milieutechnische uitstraling op de omgeving.
Invloed omliggende inrichtingen op plan
Hieronder staat een overzicht van de bedrijven in de directe omgeving, de SBI-code, de milieucategorie en de bijbehorende richtafstand, alsmede de werkelijke afstand tot het dichtstbijzijnde milieugevoelige object binnen het plangebied.
bedrijf | SBI-code | categorie | richtafstand (geur, stof, geluid) | werkelijke afstand | ||||||||
Duifhuizerweg 10: Reparatie en onderhoud van machines en werktuigen voor de landbouw en bosbouw | 33123 | 3.1 | 50 m | ca. 55 m | ||||||||
Duifhuizerweg 8-9a | 016 | 3.1 | 50 m | ca. 180 m | ||||||||
Torenweg 1 | 016 | 3.1 | 50 m | ca. 290 m | ||||||||
Duifhuizerweg 7 | 0141, 0142 | 3.2 | 70 m | ca. 320 m |
Er liggen geen milieugevoelige onderdelen van het plan binnen de richtafstanden van de omliggende bedrijven. Het plan vormt geen belemmering voor de omliggende bedrijven.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's die mensen lopen als gevolg van mogelijke ongelukken met gevaarlijke stoffen bij bedrijven, transportroutes (wegen, spoorwegen en waterwegen) en buisleidingen. Omdat de gevolgen van een ongeluk met gevaarlijke stoffen groot kunnen zijn, zijn de aanvaardbare risico's vastgelegd in diverse besluiten. De belangrijkste zijn:
Binnen de beleidskaders voor deze drie typen risicobronnen staan altijd twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt.
Risiconormering
In het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het
plaatsgebonden risico en het groepsrisico:
Plaatsgebonden risico (PR)
Het plaatsgebonden risico geeft de kans,op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. Het PRkan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR.Binnen de 10-6contour (welke alswettelijk harde norm fungeert) mogen geen kwetsbare objecten geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10-6 contour niet als grenswaarde, maar als een
richtwaarde.
Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang (10 personen of meer). Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit en kent geen vaste norm, maar een oriëntatiewaarde (= T). Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Dit houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag.
Verantwoordingsplicht groepsrisico
Met het invullen van de verantwoordingsplicht wordt antwoord gegeven op de vraag in hoeverre externe veiligheidsrisico's in het plangebied worden geaccepteerd en welke maatregelen getroffen zijn om het risico zoveel mogelijk te beperken. Het invullen van de verantwoordingsplicht is een taak van het bevoegd gezag(veelal de gemeente). Door de verantwoordingsplicht worden gemeenten gedwongen het externe veiligheidsaspect mee te laten wegen bij het maken van ruimtelijke keuzes. Deze verantwoording is kwalitatief en bevat verschillende onderdelen die aan bod kunnen of moeten komen. Ook bestaat er een adviesplicht voor de regionale brandweer. In de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico zijn de onderdelen van de verantwoording nader uitgewerkt en toegelicht.
Bron | Wanneer groepsrisicoverantwoording? |
Inrichtingen (Bevi) | Altijd wanneer binnen invloedsgebied ruimtelijk besluit wordt genomen. |
Buisleidingen (Bevb) | Altijd wanneer binnen invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. Er kan echter worden volstaan met een beperkte verantwoording wanneer: 1) het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde, of 2) de toename minder is dan 10%en de oriënterende waarde niet wordt overschreden, of 3) personen zich buiten de 100% letaliteitgrens bevinden. Bij een beperkte verantwoording hoeven alleen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd te worden. |
Weg, spoorweg of binnenwater (Bevt) | Altijd wanneer binnen invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. Er kan echter worden volstaan met een beperkte verantwoording wanneer: 1) het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde, of 2) de toename minder is dan 10% en de oriënterende waarde niet wordt overschreden, of 3) personen zich buiten de 200 meter-zone bevinden. Bij een beperkte verantwoording hoeven alleen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd te worden. |
WANNEER GROEPSRISICO VERANTWOORDEN?
Door het uitwerken van de verantwoordingsplicht neemt het bevoegd gezagde verantwoordelijkheid voor het 'restrisico' dat overblijft nadat benodigde de veiligheidsverhogende maatregelen genomen zijn.
Overige Wet- en regelgeving
Tot slot wordt in het kader van een 'goede ruimtelijke ordening' (art. 3.1 Wro) getoetst aan eventueel van toepassing zijnde veiligheidsafstanden uit het Activiteitenbesluit, Barro, effectafstanden uit de 'Circulaire effectafstanden LPG-tankstations', enz..
Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Uden
Sinds de vuurwerkramp in Enschede en de potentiële ramp in Amersfoort als gevolg van een lekkende spoorwagon staat het onderwerp externe veiligheid hoog op de agenda in (bestuurlijk) Nederland. Inmiddels heeft het Rijk de wetten en regels omtrent dit onderwerp flink aangescherpt. Naast de landelijke wet- en regelgeving laat deze ook ruimte over voor gemeenten om eigen veiligheidsambities te formuleren. De gemeente Uden beschikt over een beleidsvisie externe veiligheid (Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Uden, mei 2011). De beleidsvisie stelt op het vlak van de externe veiligheid per gebiedstype voorwaarden aan ruimtelijke ontwikkelingen.
Beschouwing risicobronnen
Hieronder is een uitsnede opgenomen uit de risicokaart. De ligging van het plangebied is aangeduid.
UITSNEDE RISICOKAART
Inrichtingen
De planlocatie is niet gelegen binnen de risicocontouren van een inrichting, waarbinnen gewerkt wordt met gevaarlijke stoffen of waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen.
Transportroutes
In de omgeving van het plangebied zijn geen spoorwegen en waterwegen gelegen, waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Het plangebied is wel gelegen in de nabijheid van wegen. Aan de westkant van het plangebied bevindt zich de Rijksweg A50 en aan de noordkant loopt de Rondweg Noord. Overige wegen in de omgeving van het plangebied zijn qua externe veiligheid niet relevant, omdat hierover nauwelijks transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
Rijksweg A50
Ten noordwesten van het plangebied bevindt zich de rijksweg A50 (transportas). Wegvak nr. 80 van de Rijksweg A50 waar toxische stoffen over worden vervoerd met een invloedsgebied van >4km ligt op circa 3.7 km afstand. Gelet op de afstand tussen het plangebied en de rijksweg kan worden volstaan met het opstellen van een beperkte verantwoording van het groepsrisico conform de vereisten in art. 7 van het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). De Veiligheidsregio dient hierbij om advies te worden gevraagd.
Buisleidingen
Er zijn geen buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen aanwezig, die een risicocontour bezitten, welke van invloed is op het plangebied.
Verantwoording groepsrisico (beperkt) toxisch
Vanwege de ligging van de planlocatie in het invloedsgebied van een risicobron waarvan een toxische wolk het maatgevende scenario is, dient een beperkte verantwoording van het groepsrisico plaatste vinden. Hierbij is de Veiligheidsregio om advies gevraagd. Het advies is verwerkt in de verantwoording.
Scenario('s)
Het relevante scenario voor het plangebied i.r.t. het transport van gevaarlijke stoffen is het
overdrijven van een toxische wolk. Door bijvoorbeeld een incident tijdens de verlading of door een mechanische impact op de tank ontstaat een gat waardoor in korte tijd een groot deel van de toxische stof vrijkomt en met de wind mee wordt verspreid. De kans op een dergelijk ongeval is bijzonder klein. De gevolgen voor personen zijn afhankelijk van de concentratie en blootstellingstijd aan de stof.
Mogelijkheden tot bestrijdbaarheid van een calamiteit
Bij het scenario toxische wolk zal de brandweer proberen de toxische wolk neer te slaan. Bij een snelle verspreiding van de toxische wolk zal dit echter beperkt effect hebben. De bestrijdbaarheid wordt om deze reden als matig beoordeeld.
De mogelijkheden tot zelfredzaamheid
Zelfredzaamheid is het zichzelf kunnen onttrekken aaneen dreigend gevaar. Het zelfredzame vermogen van personen is een belangrijke voorwaarde om grote aantallen slachtoffers bij een incident te voorkomen. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid bestaan globaal uit schuilen binnen bebouwing en ontvluchten van het plangebied.
Mogelijkheden zelfredzaamheid
De mogelijkheden ten aanzien van de zelfredzaamheid zijn goed. Er worden geen niet- of verminderd zelfredzame mensen in het plangebied gehuisvest. De aanwezigen zijn normaal gesproken in staat om zelfstandig conform instructies bijvoorbeeld via NL-Alert te reageren. Het aantal mensen in het plangebied is beperkt. Is het gebied voldoende ingericht om de zelfredzaamheid te kunnen faciliteren? Behalve de vraag of zelfredding mogelijk is, zijn de fysieke eigenschappen van gebouwen en Omgeving van invloed op de vraag of die zelfredding optimaal kan plaatsvinden. Vanuit de hierboven geschetste mogelijkheden is het dus van belang, dat het plangebied:
Alarmering
Ingeval van een calamiteit zal NL-Alert worden ingezet. NL-Alert is een aanvullend alarmmiddel van de overheid voor de mobiele telefoon. Met NL-Alert kan de overheid mensen in de directe omgeving van een noodsituatie met een tekstbericht informeren. In het bericht staat specifiek wat er aan de hand is en wat je op dat moment het beste kunt doen.
Schuilmogelijkheden
Schuilen in de afgesloten bebouwing zal in beginsel de beste manier zijn om de calamiteit met het Scenario toxische wolk te overleven. Schuilen voor een toxische wolk is mogelijk binnen de bebouwing op de planlocatie. Om veilig schuilen binnen de bebouwing mogelijk te maken dient de bebouwing aan bepaalde veiligheidseisen te voldoen. Als gevolg van energieprestatie-eisen zijn nieuwe woningen goed geïsoleerd en bieden daarom een goede bescherming. Eventuele aanwezige ventilatieopeningen moeten afgesloten kunnen worden.
Vluchtmogelijkheden
Mocht vluchten noodzakelijk zijn, dan is het plangebied naar meerdere zijden te ontvluchten.
Ontvluchten kan in alle gevallen van de risicobron af.
Beleidsvisie externe veiligheid
De gemeente Uden beschikt over een beleidsvisie externe veiligheid. De beleidsvisie dient betrokken te worden bij de beoordeling. De beleidsvisie stelt op het vlak van de externe veiligheid per gebiedstype voorwaarden aan ruimtelijke ontwikkelingen. Toetsing aan de voorwaarden van de beleidsvisie geeft geen belemmering voor het plan.
Advies Veiligheidsregio
Er bestaat vanuit extern veiligheidsoogpunt geen bezwaar tegen de gewenste ontwikkeling. Er is geen reden voor nader advies. De veiligheidsregio ziet geen reden tot het geven van een nader advies ten aanzien van de zelfredzaamheid van personen binnen het plangebied en de bestrijdbaarheid van een ramp op de wegen. Het aspect externe veiligheid zal geen belemmering vormen voor het plan.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.
Middels een geurnotitie is weergegeven of er een belemmering is voor voorliggende ontwikkeling. De beoordeling van het plan ten aanzien van het aspect 'geurhinder veehouderijen' is uitgevoerd door Amitec BV notitie "Duifhuizerweg 15, Uden" (26 februari 2020, 20.901-002). Het onderzoeksrapport is als bijlage 6 bijgevoegd.
Amitec BV concludeert dat:
De uitbreiding van de bestaande woonboerderij zal verder van het maatgevende bedrijf af liggen en belemmert daardoor geen agrarisch bedrijf en is een woon- en leefklimaat voldoende gewaarborgd.
Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het aspect volksgezondheid heeft de laatste jaren meer aandacht gekregen bij het opstellen van bestemmingsplannen. Aangetoond moet worden dat een ruimtelijke ontwikkeling geen negatief effect heeft op de volksgezondheid.
Een beoordeling van de effecten op de volksgezondheid doet zich met name voor bij de uitbreiding van veehouderijen of een ontwikkeling van milieugevoelige functies in de omgeving van veehouderijen. Het betreft specifiek de aspecten endotoxinen en geitenhouderijen. In deze paragraaf wordt het plan aan deze aspecten getoetst. Middels een notitie 'Volksgezondheid' is weergegeven of er een belemmering is voor voorliggende ontwikkeling. De beoordeling van het plan ten aanzien van het aspect 'Volksgezondheid' is uitgevoerd door Amitec BV notitie "Duifhuizerweg 15, Uden" (4 juni 2020, 20.901-001). Het onderzoeksrapport is als bijlage 7 bijgevoegd.
Endotoxinen zijn bouwstenen van bepaalde bacteriën die een toxisch effect op de mens kunnen hebben en tot gezondheidsklachten kunnen leiden. Endotoxinen komen vaak voor is fijnstof van intensieve veehouderijen. De Gezondheidsraad hanteert een advieswaarde van 30 EU/m³ voor de maximale blootstelling aan endotoxinen in de buitenlucht over een langere periode.
Analyse
In de bijgevoegde notitie concludeert Amitec BV dat één bedrijf is gelegen binnen de adviesafstand. Het bedrijf wat binnen de afstand ligt betreft een geitenhouderij. Momenteel loopt er een bestemmingsplanprocedure die het houden van geiten op die locatie uitsluit. De vergroting van de woning geschiedt binnen het bestaande bouwblok en het volksgezondheidsrisico blijft daardoor op hetzelfde niveau als de huidige situatie.
Uit onderzoek is gebleken dat omwonenden in een straal van 2 km rondom geitenhouderijen een verhoogde kans hebben op longontsteking. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van geitenhouderijen moet beoordeeld worden of er een effect is op de volksgezondheid.
Analyse
Uit de bijgevoegde notitie concludeert Amitec BV dat binnen 2 kilometer van het plangebied momenteel nog een tweetal geitenhouderijen zijn gelegen: Duifhuizerweg 24 en 29. In samenhang met de ontwikkelingslocatie 'De Ruiter' worden de 2 geitenhouderijen gesaneerd. Door beëindiging van het houden van geiten binnen deze bedrijven wordt de belemmering feitelijk opgeheven. Na vaststelling van het bestemmingsplan 'De Ruiter' zijn er geen geitenhouderijen meer binnen 2 kilometer van het plangebied. De ingebruikname van de woning binnen dit initiatief zal plaatsvinden na de vaststelling van bestemmingsplan 'De Ruiter'.
Met dit plan wordt géén nieuwe woning toegevoegd binnen een straal van 2 kilometer
van de geitenhouderij, maar slechts vergroot. Voor de renovatie en uitbreiding van de woning (geplande oplevering 2021), worden er niet meer mensen aan het gebied toegevoegd. Het volksgezondheidsrisico blijft daardoor op hetzelfde niveau als de huidige situatie.
Het aspect volksgezondheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Er zijn in Nederland geen wettelijke bepalingen over minimaal aan te houden afstanden tussen gronden waarop gewassen in de open lucht worden geteeld, zoals fruitbomen, en nabij gelegen woningen. Als richtwaarde wordt 50 meter aangehouden.
De nieuwe woning ligt op meer dan 50 meter van een mogelijke spuitzone. Er is dus geen aanleiding om niet uit te gaan van een aanvaardbaar gezondheidsrisico.
In de omgeving van het plangebied bevinden zich hoogspanningslijnen. Gezien de afstand tot het plangebied (ca. 3,3 km) heeft dit geen invloed op de ontwikkeling en leidt niet tot een belemmering.
Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.
Het plan omvat een (her)nieuwe geluidgevoelig object.
Verkeerslawaai
Het plangebied ligt binnen de onderzoekszone van de Duifhuizerweg. Om de gevelbelasting van de vernieuwde woning inzichtelijk te maken heeft Amitec een akoestisch onderzoek uitgevoerd: ''Akoestisch onderzoek (wegverkeerslawaai), bouwplan Duifhuizerweg 15 te Uden" (3 februari 2020, 20.901-FB.w-1). De notitie is als bijlage 8 bijgevoegd.
Uit dit onderzoek is gebleken de voorkeursgrenswaarde van 48 dB ten gevolge van het wegverkeer op de Duifhuizerweg bij de nieuwbouwwoning overschreden wordt. De maximaal te ontheffen waarde van 53 dB wordt niet overschreden. De maximale geluidbelasting bedraagt 52 dB.
Effectieve geluidreducerende maatregelen zijn niet voorhanden. Een afscherming tussen de woning en de Duifhuizerweg is niet mogelijk. Het toepassen van ZOAB op de Duifhuizerweg biedt geen oplossing. De gemeente is verzocht worden om een procedure te starten voor het vaststellen van een hogere grenswaarde.
Het Ontwerpbesluit Hogere Waarde is opgenomen als bijlage 9
Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Effecten plan op luchtkwaliteit
Zoals in paragraaf 3.2 beschreven leidt het plan niet tot een toename van het aantal verkeersbewegingen. Er zijn derhalve geen effecten op de luchtkwaliteit.
Goed woon- en leefklimaat
In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen, maar uit onderzoek blijkt dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit zijn daarom alleen de volgende criteria van toepassing:
Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke vaarwegen. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit wordt alleen gekeken naar luchtverontreiniging van verkeer op wegen in de omgeving.
Het plan ligt niet nabij auto(snel)wegen of andere wegen met een zeer hoge verkeersintensiteit. Daaruit mag worden geconcludeerd dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.
De gemeente Uden heeft haar archeologiebeleid vastgelegd middels de 'Nota archeologiebeleid 2017'. Ter plaatse van het plangebied ligt een archeologische waarde categorie 3, waarbij onderzoek verricht dient te worden bij verstoringen van >250 m² of dieper dan 40 centimeter. Het onderhavig plan voorziet in ontwikkeling van een woning en bijgebouw op de betreffende locatie. Echter wordt, zoals eerder is vermeld, de woning gebouwd op de oude funderingen van de voormalige boerderij. Het bijgebouw is kleiner dan 250 m². Het uitvoeren van archeologisch onderzoek is daardoor niet noodzakelijk.
Ondanks dat in het onderhavige plan geen archeologisch onderzoek verplicht is kan het zijn dat tijdens bodemwerkzaamheden op archeologische waarden gestuit wordt. Conform paragraaf 5.4 van de Erfgoedwet, dient hiervan melding gemaakt te worden.
Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.
Het plangebied bevat de gebiedsaanduiding 'karakteristiek', wat inhoudt dat toekomstige bebouwing moet voldoen aan de eisen voorgeschreven in de Welstandsnota ''Welstandsnota Uden 2013'' van de gemeente Uden. Hierna wordt deze passage letterlijk weergegeven en is de wijze waarop wordt voldaan aan deze eisen opgenomen:
Door de reconstructie en herbouw in oorspronkelijke staat, met gebruikmaking van de oorspronkelijke detaillering, wordt voldaan aan deze eis.
De herbouw van de woning vindt plaats op de oorspronkelijke plek van de boerderij. Het historische straatbeeld wordt hiermee hersteld.
Bij de reconstructie en herbouw wordt juist de oorspronkelijke waarde hersteld.
Het nieuwe bijgebouw is vormgegeven als een stal behorend bij een boerderij.
Door de vrijstaande ligging van de boerderij zal het altijd als individueel pand herkenbaar zijn.
Door de reconstructie en herbouw van de boerderij wordt de oorspronkelijke samenhang hersteld.
Met de renovatie en herbouw van de voormalige boerderij wordt de cultuurhistorische waarde weer teruggebracht in het plangebied. Het bouwplan en inrichtingsplan is voorgelegd aan de welstands- en monumentencommissie. Zowel de welstands- als monumentencommissie zijn akkoord met het renovatie/herbouwplan (zie bijlage 2).
Hiernaast is het plangebied onderdeel van het cultuurhistorische landschap de Peelrand. De Peelrand bestaat uit een ring van middeleeuwse dorpen op enige afstand van het voormalige veengebied van De Peel. Deze oude dorpen worden gekenmerkt door akkercomplexen, schaarse groenlanden en voormalige heidevelden. De heidevelden zijn in de negentiende en twintigste eeuw ontgonnen en grotendeels omgezet in landbouwgrond, waardoor er een waardevol mozaïek is ontstaan van oude en jonge ontginningen. Enkele kastelen, diverse kloosters en de Peel-Raamstelling verlenen het gebied extra cultuurhistorische betekenis. Het plan omvat geen aanpassing van dit landschap en vormt geen aantasting van de cultuurhistorische waarden in het gebied.
Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Ten behoeve van de bescherming van natuurwaarden geldt de Wet natuurbescherming. De daarin opgenomen bescherming omvat de onderdelen:
Bij ontwikkeling van het initiatief kunnen door de sloop van de bebouwing beschermde soorten verstoord worden.
Quickscan Natuurwaarden
Middels een quickscan natuurwaarden is onderzocht of er een belemmering is voor voorliggende ontwikkeling. De beoordeling van het plan ten aanzien van de gebieds- en soortenbescherming is uitgevoerd door Faunaconsult rapport "Quickscan natuurwetgeving Duifhuizerweg 15 in Uden" (5 februari 2019). Het onderzoeksrapport is als bijlage 10 bijgevoegd.
Faunaconsult concludeert dat:
Gebiedsbescherming
Het plangebied bevindt zich 20 kilometer van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied 'Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek'. Overige Natura 2000-gebieden liggen op een afstand van meer dan 20 kilometer van het plangebied.
Het hierboven genoemde Natura 2000-gebied is opgenomen in de zogenaamde PAS (Programma Aanpak Stikstof), omdat er meerdere stikstofgevoelige habitattypen voorkomen die te maken hebben met overbelasting door stikstof. De renovatie van de huidige bebouwing, de bouw en het gebruik van de aanbouw en de bergruimte zal leiden tot wat stikstofuitstoot. Er komt namelijk stikstof vrij bij de verbranding van kachels en verbrandingsmotoren, zoals CV-ketels en verbrandingsmotoren in gemotoriseerd verkeer.
Tussen het plangebied en 'Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek' liggen de snelwegen A50 en A2, de provinciale weg N279 en diverse dorpskernen (zoals Heeswijk-Dinther en Den Dungen). Vanwege de ligging van de snelwegen, N-weg en de dorpskernen maar voornamelijk de afstand tussen het Natura 2000-gebied en het plangebied verwachten wij geen effect op bovengenoemd Natura 2000-gebied.
Ter bevestiging van bovenstaande veronderstelling is een stikstofdepositie-onderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport (Bureau Verkuylen, 3 december 2020) is als bijlage 11 bijgevoegd. Uit het onderzoek volgt dat zowel in de bouwfase als in de gebruiksfase wordt voldaan aan de genoemde grenswaarde. Er is dan ook geen ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming nodig.
Soortenbescherming
Vleermuizenonderzoek
Door Faunaconsult is een aanvullend vleermuizenonderzoek uitgevoerd: rapport "Vleermuizenonderzoek Duifhuizerweg 15 te Uden" (2 oktober 2019). Het onderzoeksrapport is als bijlage 12 bijgevoegd.
Faunaconsult concludeert het volgende:
Aangetroffen vleermuizen:
In de te renoveren woning bevindt zich 1 paarverblijf van de gewone dwergvleermuis. De gewone dwergvleermuis is streng beschermd onder de Wet natuurbescherming, evenals hun vaste rust- en verblijfplaatsen. Het is daarom verplicht de woning buiten de kwetsbare periode van vleermuizen te renoveren, in de periode 1 april – 15 augustus met inachtneming van een aantal voorwaarden.
Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan dient aangetoond te worden of een eventuele ontheffing voor het project verleend kan worden. Hiertoe dient aangetoond te worden dat het project voldoet aan de criteria om een ontheffing te kunnen verlenen. Voor de gewone dwergvleermuis gelden de volgende criteria (Wnb artikel 3.8, lid 5):
Uit verspreidingsgegevens blijkt dat de gewone dwergvleermuis een algemene vleermuissoort is met een verspreiding over geheel Nederland (https://www.zoogdiervereniging.nl/zoogdiersoorten/gewone-dwergvleermuis). Volgens de meest recentelijke beoordelingen van de gunstige staat van instandhouding op landelijk niveau kan de populatie gewone dwergvleermuis als gunstig worden beoordeeld op basis van de populatieomvang, verspreidingsgebied en de kwaliteit van het leefgebied.
Daarnaast doet Faunaconsult regelmatig vleermuizenonderzoek binnen de provincie Noord-Brabant. Op elke locatie is doorgaans wel vliegactiviteit van de gewone vleermuis waar te nemen. Tijdens de onderzoeken worden doorgaans vrij veel zomer- en paarverblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis aangetroffen. Het is dan ook te stellen dat de lokale gunstige staat van instandhouding over het algemeen gunstig is. Bij de aanvullende onderzoeken wordt ook altijd de omgeving bekeken op vliegbewegingen en foerageeractiviteit. In alle gevallen zijn in de omgeving tevens diverse waarnemingen van de gewone dwergvleermuis gedaan. Gezien het te slopen gebouw in een bebouwingslint ligt waar veel alternatieven aanwezig zijn (in de vorm van (oudere) woningen schuren; overhangende dakpannen, daklijsten, overstekken, loodflapjes en open stootvoegen) is dan ook met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid te concluderen dat in de omgeving meer dan voldoende alternatieven zijn. Ook de activiteit van vleermuizen in de omgeving wijst hierop.
Tezamen met de te treffen mitigerende maatregelen (zie volgende paragraaf) kan dan ook geconcludeerd worden dat de werkzaamheden geen significant negatief effect hebben op de populatie gewone dwergvleermuizen.
Met bovenstaande argumentatie wordt aangetoond dat aan de criteria om een ontheffing te kunnen verlenen wordt voldaan en er geen belemmeringen zijn in het kader van de bestemmingsplanprocedure.
Mitigerende maatregelen
Deze maatregelen staan in de rapportage van het nader onderzoek beschreven en de tijdelijke maatregelen zijn inmiddels uitgevoerd.
Om de functionaliteit van het plangebied tijdens de renovatie- en nieuwbouwwerkzaamheden voor vleermuizen te behouden, zijn er vòòr 1 februari 2020 4 nieuwe tijdelijke verblijven gerealiseerd onder een overkapping onder begeleiding van een vleermuisdeskundige.
Deze zijn als volgt geplaatst ten zuidwesten van de bestaande bebouwing:
![]() |
![]() |
De tijdelijke vleermuiskast is een uitwendig model, dat in principe niet geschikt is als permanente vervanging. In de nieuwe situatie dient daarom in het te renoveren pand een viertal vleermuisverblijven te worden gerealiseerd; zo dicht mogelijk bij de locatie van het aangetroffen vleermuisverblijf.
Met de hierboven beschreven maatregelen wordt voorkomen dat er vleermuizen tijdens de werkzaamheden aanwezig zijn. Sterfte en noemenswaardige verstoring wordt voorkomen en de functionaliteit van het bestaande leefgebied van de gewone dwergvleermuis blijft behouden.
Het aspect natuurwaarden vormt bij toepassing van voorgenoemde maatregelen ten aanzien van de vleermuisverblijven geen planologische belemmering voor het plan.
Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Aa en Maas
De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.
De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van Waterschap Aa en Maas. Door het waterschap zijn een aantal principes opgesteld waar ruimtelijke ontwikkelingen aan worden getoetst. Per 1 maart 2015 gelden de bepalingen uit de Keur 2015, art. 15 van de Algemene regels resp. art. 13 van de Beleidsregels, voor het afkoppelen van hemelwater. Tot 2.000 m² hoeft op basis van de Keur geen voorziening te worden getroffen.
Hemelwaterbeleid gemeente Uden
Voor het plangebied geldt dat dit hydrologisch neutraal ontwikkeld moet worden. Dat wil zeggen dat wanneer er door de ontwikkeling ten opzichte van de huidige situatie een toename van verhard oppervlak is deze gecompenseerd moet worden. Voor elke vierkante meter extra verhard oppervlak dient een infiltratievoorziening aangelegd te worden. De grootte van deze voorziening is minimaal 60 mm per vierkante meter.
Het plangebied ligt niet in of nabij een gebied waarin waterschapsbelangen een rol spelen, zoals waterkering, waterberging of waterwinning.
Voor het plangebied geldt dat dit hydrologisch neutraal ontwikkeld moet worden. Er is een toename van verhard oppervlak. Er is een verplichting om te infiltreren in de bodem. Onderstaande tabel geeft een overzicht van het verhard oppervlak (bebouwing en bestrating) in de huidige en nieuwe situatie. In de eerste kolom staat het type verharding. In de tweede kolom staat het verhard oppervlak van de bestaande situatie. De laatste kolom geeft het verhard oppervlak van de nieuwe situatie.
omschrijving | bestaand | nieuw | |||||||||||||
bebouwing | ca. 325 | m2 | ca. 380 | m2 | |||||||||||
bestrating | ca. 135 | m2 | ca. 260 | m2 | |||||||||||
totaal | ca. 460 | m2 | ca. 640 | m2 |
De totale toename van de verharding is 640 - 460 = 180 m2.
De toename van het verharde oppervlak is minder dan 2.000 m². Het waterschap stelt geen nadere eisen aan de verwerking van het hemelwater. Uitgangspunt is dat het schone hemelwater op eigen terrein wordt opgevangen en geïnfiltreerd.
Uit het gemeentelijk beleid komt wel de eis naar voren om 60 mm berging per extra m2 verhard oppervlak te realiseren binnen het eigen plangebied. In onderhavig plan betekent dit dat er (180 m² x 0,06 m¹ =) 10,8 m³ moet worden geborgen.
Binnen het plangebied is voldoende ruimte deze waterberging te realiseren. Een mogelijkheid is het aanleggen van grindkoffers en een kavelsloot waar het overtollige water kan worden geborgen.
Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden.
Het vuile afvalwater zal op de bestaande riolering in de Duifhuizerweg geloosd worden.
Er zijn geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden in principe geen uitlogende materialen toegepast.
De geluidbelasting van het vliegverkeer is uitgedrukt in Kosteneenheden (Ke). In gebieden met een belasting lager dan 35 Ke is het toevoegen van geluidgevoelige objecten toegestaan. In gebieden met een hogere belasting is een nadere afweging nodig.
Het plangebied ligt in een gebied waar de geluidbelasting lager is dan 35 Ke. Er zijn geen geluidstechnische belemmeringen. Het plan voldoet aan de voorwaarden van de geluidzonering.
Het obstakelbeheergebied bevat drie verschillende obstakelvlakken:
Het project voldoet aan de voorwaarden van het obstakelbeheergebied.
Het militaire vliegveld beschikt over een radarsysteem. Radarsystemen dienen 'vrij zicht' te hebben om goed te kunnen functioneren. Objecten in de omgeving kunnen leiden tot een verstoring van het radarbeeld. Het radarverstoringsgebied is vastgelegd in de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) en wordt gevormd door:
Het plangebied ligt op een afstand van 7.400 meter tot het radarsysteem, dus op minder dan 15 km. De hoogte van bouwwerken binnen het plangebied mag maximaal 81.30 meter boven NAP (ofwel 71.30 meter boven maaiveld) bedragen. Het bouwplan blijft daar ruimschoots onder.
Het project voldoet aan de voorwaarden van het radarverstoringsgebied.
Ten aanzien van het voorkomen van een ongewenste vogelaantrekkende werking in de nabijheid van de luchthaven gelden in een straal van circa 6 km buiten de vliegbasis beperkingen voor het oprichten van bepaalde installaties en het uitvoeren van bepaalde werken die een vogelaantrekkende werking kunnen hebben.
Het project omvat geen installaties of werken (zoals grote waterpartijen) die een vogelaantrekkende werking hebben.
Het project voldoet aan de voorwaarden van het vogelbeheersgebied.
Vanwege de opslag van munitie zijn er in de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) risicocontouren (A-, B- en C-zone) vastgelegd waarbinnen bepaalde activiteiten gelimiteerd of niet toegestaan zijn. In de zones gelden diverse beperkingen ten aanzien van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten.
Het plangebied ligt buiten de risicocontouren van de munitieopslag.
Het project voldoet aan de voorwaarden van het risicogebied vanwege de opslag van munitie.
De geluidbelasting van het industrielawaai is uitgedrukt in een 50 dB(A)- en een 55-dB(A)-contour. In gebieden met een geluidbelasting lager dan 50 dB(A) is het toevoegen van geluidgevoelige objecten toegestaan. In het gebied tussen 50 dB(A) en 55 dB(A) is een ontheffing mogelijk, op basis van een nadere afweging. Een hogere geluidbelasting dan 55 dB(A) op geluidgevoelige objecten is niet toegestaan.
Het plan omvat geen nieuwe geluidgevoelige objecten, immers de reeds bestaande burgerwoning wordt gerenoveerd en herbouwd. Een nadere toetsing aan het aspect geluidhinder is niet aan de orde.
Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de activiteiten genoemd waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Andere activiteiten zijn in principe niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig.
De ontwikkeling is getoetst aan het Besluit Mer. Het realiseren van woningen valt onder categorie D.11.2 (stedelijk ontwikkelingsproject) van de bijlage onder D van het Besluit mer. Aangezien het in dit geval om 1 woningen gaat, is in dit geval geen sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit Mer.
Een aanmeldnotitie in dit geval niet noodzakelijk.
Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.
Het plan betreft een particulier initiatief, waarvan alle kosten en risico's voor rekening van de initiatiefnemer komen. Het plan wordt economisch uitvoerbaar geacht.
Kostenverhaal
Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).
In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente en grondeigenaar een (anterieure) overeenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is niet vereist.
Gemeentelijke grondexploitatie
De gemeente heeft geen gronden in het plangebied in eigendom. Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, -voorbereiding en -uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.
In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.
Het bestemmingsplan bestaat uit:
De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.
De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
Bestemming Wonen (artikel 3)
Binnen deze bestemming is wonen toegestaan. Binnen het bestemmingsvlak zijn ook terras, tuinen, erven, terreinen, paden, wegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en een bed & breakfast toegestaan. In de bouwregels is bepaald dat het bouwen van nieuwe woningen uitsluitend is toegestaan op plaatsen waar deze gebouwen en bouwwerken ten dienste van de bestemming staan.
In de regels is een bijgebouwenregeling opgenomen. In de gebruiksregels zijn regels opgenomen voor beroepen aan huis en is aangegeven onder welke voorwaarden het bevoegd gezag een aan huis verbonden bedrijf of bed & breakfast kan toestaan.
Waarde - Archeologie (artikel 4)
Ten behoeve van de bescherming van de archeologische waarden in het plangebied is een archeologische dubbelbestemming opgenomen, te weten de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'.
Ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' mogen geen bouwwerken worden gebouwd indien de oppervlakte van deze bouwwerken groter is dan 100 m2 of dieper reikt dan 0,3 m onder maaiveld.
In Hoofdstuk 3 van de regels zijn algemene bepalingen opgenomen die voor het gehele plangebied gelden.
Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn:
In de Omgevingsvisie Uden 2015 staat de werkwijze bij nieuwe ontwikkelingen beschreven. De gemeente wil initiatieven stimuleren en ontwikkelingen mogelijk maken volgens het 'ja mits' principe, conform het volgende stroomschema:
Ten behoeve van de ontwikkeling het initiatief is medewerking van de gemeente benodigd; een nieuw bestemmingsplan dient te worden opgesteld. In hoofdstuk 3 Plan is beschreven hoe voorliggend initiatief past binnen de ruimtelijke kaders. Het plan versterkt tevens aan de ruimtelijke kernkwaliteiten uit de Omgevingsvisie.
Daarnaast moet de omgeving betrokken worden bij nieuwe ontwikkelingen. Voor dit initiatief is er gekozen voor een omgevingsdialoog. De resultaten hiervan staan beschreven in paragraaf 8.2. Als laatste is het belangrijk dat de nieuwe ontwikkeling voldoet aan de omgevingsaspecten. Dit is onderzocht en beschreven in hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten.
Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is de omgeving betrokken. In het kader van het bestemmingsplan hebben in de periode van 28 tot en met 31 augustus 2019 reeds gesprekken plaatsgevonden met de omgeving (zogenaamde keukentafelgesprekken). Uit het verslag, bijgevoegd in bijlage 13, is de aanleiding, de genodigden en het proces beschreven. Hierbij heeft een vijftal bewoners aangegeven geen bezwaar te hebben tegen voorgenomen ontwikkeling.
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de betrokken instanties. Het verslag van dit overleg is als bijlage opgenomen. De provincie heeft aangegeven dat het plan in principe overeenkomt met het provinciale beleid en geen verdere opmerkingen heeft. Het waterschap heeft geen opmerkingen op het bestemmingsplan nu het verharde oppervlak niet met meer dan 2.000 vierkante meter toeneemt. De ontwikkeling dient wel hydrologisch neutraal plaats te vinden.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 25 mei 2021 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Binnen de termijn zijn geen zienswijzen binnengekomen.
Het ontwerpbestemmingsplan is op 30 september 2021 ongewijzigd vastgesteld.