Plan: | Quantiparts Netherlands H2O |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0244.Innovatiestraat-0003 |
Het bedrijf Quantiparts Netherlands (hierna bedrijf) vestigt zich op het Bedrijvenpark H2O in Hattem. Het bedrijf realiseert ter plaatse een opslagruimte en wil ter plekke de mogelijkheid hebben om grote verbrandingsmotoren, met een vermogen van 1 MW of meer, te reviseren en te testen. Het testen van grote verbrandingsmotoren zal gemiddeld genomen maximaal vier uur per week plaatsvinden in een afgesloten testcabine. Bedrijven die grote verbrandingsmotoren testen moeten op basis van de Wet geluidhinder en het Besluit omgevingsrecht (Bor) gevestigd zijn op een geluidgezoneerd industrieterrein.
Het bedrijf is nu gevestigd aan het spoor bij het station in Zwolle. Het terrein wordt in de nabije toekomst herontwikkeld naar woningbouw. Daarom dient het bedrijf te worden verplaatst om de woningbouwontwikkeling mogelijk te maken.
De voorgenomen ontwikkeling is niet mogelijk op basis van de geldende planologische regeling voor het bedrijvenpark H2O. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch toch te kunnen regelen, dient een geluidzone te worden opgenomen om de geluidzoneringsplichtige inrichting specifiek op de bedrijfskavel mogelijk te maken.
Dit bestemmingsplan is een gedeeltelijke herziening van het ter plaatse geldende bestemmingsplan voor het bedrijvenpark. De gedeeltelijke herziening betreft enkel de punten waarop strijdigheid met het geldende bestemmingsplan bestaat. De overige bestemmingsbepalingen van het ter plaatse geldende bestemmingsplan blijven ongewijzigd. Door de gedeeltelijke herziening wordt de activiteit, het testen van grote verbrandingsmotoren, specifiek voor alleen deze bedrijfskavel juridisch-planologisch mogelijk gemaakt.
Het plangebied ligt op het Bedrijvenpark H2O in de gemeente Hattem. In afbeelding 1.1 is met rode omlijning de ligging van het plangebied op het bedrijvenpark en de directe omgeving aangegeven.
Afbeelding 1.1 Ligging indicatief plangebied (bron: Rho Adviseurs)
Ter plaatse geldt het bestemmingsplan Bedrijvenpark H2O van de gemeente Hattem, vastgesteld op 27 september 2018. Het bestemmingsplan is onherroepelijk.
In het bestemmingsplan zijn de gronden waarop het bedrijf zich wil vestigen bestemd als 'Bedrijventerrein'. Op de gronden liggen verschillende aanduidingen, te weten 'Bedrijf tot en met categorie 4.2', 'Bedrijf tot en met categorie 4.1' en 'Bedrijf tot en met categorie 3.2'. Daarnaast geldt een maximaal bebouwingspercentage van 80 procent en een maatvoering van 15 meter en 25 meter. Gedeeltelijk ligt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' over het plangebied. Afbeelding 1.2 bevat een uitsnede van de verbeelding behorende bij het bestemmingsplan. Hierin is het bouwperceel van het bedrijf met de rode contour aangegeven.
Afbeelding 1.2 Fragment geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Het voornemen voorziet in het realiseren van een opslagruimte voor onderdelen en de mogelijkheid om grote verbrandingsmotoren, met een vermogen van 1 MW of meer, te reviseren en te testen. Het voornemen past qua gebruik niet binnen de geldende bestemming 'Bedrijventerrein'. Dit vanwege het feit dat de Wet geluidhinder en het Besluit omgevingsrecht het bedrijf als een geluidzoneringsplichtige inrichting karakteriseren.
Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van de bestaande situatie en de geplande ontwikkeling. Hoofdstuk 3 gaat in op het geldende beleid op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. In hoofdstuk 4 komen de milieu- en omgevingsaspecten aan de orde. In hoofdstuk 5 wordt de toelichting op de plansystematiek (verbeelding en regels) beschreven. Hoofdstuk 6 gaat ten slotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Hier wordt ingegaan op de wijze waarop het plan economisch uitvoerbaar is en hoe kostenverhaal plaatsvindt. In dit hoofdstuk wordt ook ingegaan op de voorbereidings- en vaststellingsprocedure.
In de bijlagen zijn achterliggende onderzoeken, rapportages en informatie opgenomen.
In de bestaande situatie bestaat het plangebied uit bouwrijp gemaakt bedrijventerrein ten zuiden van de A28 en ten oosten van het knooppunt Hattemerbroek. Ter plaatse vindt momenteel de bouw van een bedrijfshal plaats. Aan de noordoostkant bevindt zich de spoorlijn Zwolle-Lelystad.
Op het nieuwe bedrijventerrein is ten noorden van het plangebied een kavel gereserveerd voor een hotel. In de nabijheid bevinden zich een kwekerij, enkele woningen en andere bedrijvigheden.
Het plangebied wordt momenteel ontsloten op de Zuiderzeestraatweg. In de toekomstige situatie wordt via de Rondweg het bedrijventerrein ontsloten op de A28. In afbeelding 2.1 is de bouwkavel op een luchtfoto weergegeven.
Afbeelding 2.1 Luchtfoto indicatief plangebied (bron: rho.maps.arcgis.com)
Het bedrijf realiseert momenteel een gebouw voor opslag van materialen en onderdelen. Het voornemen voorziet op het mogelijk maken van de activiteiten om grote verbrandingsmotoren te reviseren en te testen. Het testen van grote verbrandingsmotoren zal gemiddeld genomen maximaal vier uur per week plaatsvinden in een afgesloten testcabines. Het testen van de verbrandingsmotoren vindt plaats in een testcabine waardoor het geluid beperkt wordt en de uitstoot van de verbrandingsmotoren wordt gefilterd.
In de regels van dit bestemmingsplan wordt, aanvullend op het ter plaatse geldende bestemmingsplan voor het bedrijvenpark, voor het plangebied de vestiging van een bedrijf met het proefdraaien van verbrandingsmotoren mogelijk gemaakt. Vanwege het reviseren en testen van verbrandingsmotoren wordt een geluidzone geregeld. Hierbij is een maximale oppervlakte van 500 m2 bvo voor de specifieke bedrijfsactiviteit opgenomen.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is op 11 september 2020 door de minister vastgesteld. De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. De NOVI geeft richting en helpt bij het kiezen voor slimme combinaties van functies en bij het vaststellen van specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. De NOVI helpt om hier nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal, wat zeggen wil dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid, gemaakt moeten worden. De NOVI richt zich op vier opgaven:
Vier prioriteiten
Aan de hand van een toekomstperspectief voor 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en hier richting aan geven. Deze komen samen in vier prioriteiten:
In 2050 heeft Nederland een duurzame energievoorziening. Dit vraagt om ruimte, onder meer voor windmolens en zonnepanelen. Wind op zee heeft de voorkeur, maar ook op het land zijn windmolens nodig. Door deze zoveel mogelijk te clusteren voorkomen we versnippering over het landschap en benutten we de ruimte zo efficiënt mogelijk. Voorwaarde is steeds dat bewoners goed betrokken worden bij en invloed hebben op het gebruik van windmolens en waar dit mogelijk is, meeprofiteren in de opbrengsten.
De aanleg van zonneparken in het landschap moet zoveel mogelijk worden beperkt. Het Rijk plaatst bij voorkeur zoveel mogelijk zonnepanelen op daken en gevels. Het Rijk zet zich in voor ruimtelijke reserveringen voor het hoofdenergiesysteem op nationale schaal.
Belangrijk is wel dat de economie toekomstbestendig wordt, oftewel concurrerend, duurzaam en circulair. Daarbij wordt ingezet op het gebruik van duurzame energiebronnen en op verandering van productieprocessen, zodat we niet langer afhankelijk zijn van eindige, fossiele bronnen.
Gestreefd wordt naar een toename van de leefomgevingskwaliteit en -veiligheid. Dit betekent dat het voorafgaand aan de keuze voor nieuwe verstedelijkingslocaties helder moet zijn welke randvoorwaarden de leefomgevingskwaliteit en -veiligheid daaraan stellen en welke extra maatregelen genomen moeten worden wanneer voor deze locaties wordt gekozen. Zo blijft de gezondheid in steden en regio's geborgd.
Bodemdaling moet worden aangepakt. Verhoging van het waterpeil is in bepaalde veenweidegebieden op termijn noodzakelijk. Met de betrokken regio's en gebruikers wordt afgesproken waar en hoe dit zorgvuldig zal gebeuren. In alle gevallen wordt ingezet op ontwikkeling van de karakteristieke eigenschappen van het Nederlandse landschap. Dit vertegenwoordigt een belangrijke cultuurhistorische waarde. Verrommeling en versnippering, bijvoorbeeld door wildgroei van distributiecentra, is ongewenst en wordt tegengegaan.
Voorliggend bestemmingsplan speelt in op het thema 'Duurzaam economisch groeipotentieel'. Locaties van nieuwe kantoren, bedrijventerreinen en (groot)winkelbedrijven moeten passen bij het verkeers- en vervoersnetwerk en goed zijn afgestemd op de vraag van bedrijven, om zo de economische vitaliteit en de kwaliteit en aantrekkelijkheid van stad en land versterken.
Het bedrijventerrein wordt goed ontsloten op de Rijkssnelweg A28. Voor inzicht in de behoefte aan het bedrijventerrein is een marktverkenning en een Ladder van duurzame verstedelijking uitgevoerd. Zie hiervoor paragraaf 3.1.3 en het vigerende bestemmingsplan. Uit de marktverkenning en de Ladder volgt dat er in de gemeente Hattem en de regio vraag naar een bedrijventerrein is. Door de goede bereikbaarheid en de behoefte aan een nieuw bedrijventerrein kan worden geconcludeerd dat de beoogde ontwikkeling past binnen de ambities van de NOVI.
De grote opgaven voor Nederland op het terrein van onder meer de volkshuisvesting, de transitie van het landelijk gebied en de opwek van duurzame energie, worden nu door verschillende ministeries uitgewerkt in nationale programma's. De keuzes die daarin gemaakt worden, zullen in de provincies ruimtelijk gaan landen. De samenhang daarvan wordt door het rijk bewaakt door middel van de programma's NOVEX en Mooi Nederland.
NOVEX
Het programma NOVEX geeft regie aan het leggen van de ruimtelijke puzzel in samenwerking met provincies, gemeenten en waterschappen. Het zorgt voor samenhang in het ruimtelijke beleid, verbindt de 22 nationale programma's en het versnelt de uitvoering door te sturen op heldere voorwaarden en concrete uitvoeringsafspraken.
In het kader van het programma zijn het NOVI-gebied Regio Zwolle en het Verstedelijkingsgebied Regio Zwolle samengevoegd tot een van de NOVEX-gebieden.
Mooi Nederland
In het programma 'Mooi Nederland' staat ruimtelijke kwaliteit centraal. Het programma werkt aan een gedeeld beeld van de toekomst van ons land en regelt nieuwe concepten voor de inrichting van gebieden. In de regie op de ruimtelijke ordening staan drie perspectieven centraal:
'Mooi Nederland' schetst voor elk perspectief drie nog uit te werken concepten die op gebiedsniveau toepasbaar zijn. Daarbij wordt gedacht aan het tegengaan van 'verrommeling' door grootschalige bedrijfsvestigingen, samen met andere opgaven, mooi in het landschap op te laten gaan. Of de toepassing van 'groen' tegen hittestress en wateroverlast bij binnenstedelijke verdichting. Een ander concept in 'Mooi Nederland' is de teelt van 'biobased' bouwmaterialen zoals vezelgewassen. Het versterkt het landschap, het vermindert de CO2-uitstoot en verduurzaamt de woningbouw.
De programma's Mooi Nederland en NOVEX regelen de aanscherping en versnelling van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Het streven is de aangescherpte NOVI in 2024 vast te stellen als nationaal ruimtelijk beleid. Het voornemen vindt plaats op een bestaand bedrijventerrein en betreft de toevoeging van de gebruiksmogelijkheden om motoren te kunnen testen.
De Ladder voor duurzame verstedelijking is als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dit betekent dat overheden bij het toestaan van nieuwe stedelijke ontwikkelingen in bestemmingsplannen:
Beschrijving behoefte en motivering locatiekeuze
Voor het ter plaatse geldende bestemmingsplan 'Bedrijvenpark H2O' heeft een behoefteonderzoek plaatsgevonden. Vastgesteld is dat de ontwikkeling van het bedrijvenpark voldoet aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Er is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik en de realisatie van het bedrijventerrein vindt op een logische plek plaats, rond knooppunt Hattemerbroek, waarvan terrein al een bedrijfsbestemming heeft. Het voornemen vindplaats op een bestaand bedrijventerrein er is geen sprake van het toevoegen van bedrijfsruimte. Het betreft de toevoeging van een specifieke gebruiksfunctie waar behoefte aan is.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (hierna: het Barro) is gericht op de doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. In het Barro worden onder andere regels gesteld omtrent de planologische bescherming van het Natuurnetwerk Nederland bij provinciale verordening. Het plangebied ligt niet in een natuurnetwerk.
Ook worden in het Barro regels gesteld omtrent de bescherming van militaire terreinen en onveilige gebieden daarbuiten, middels het opnemen van een gebiedsaanduiding. Gelet op de ligging van het plangebied ten opzichte van het Artillerie Schietkamp en het bijbehorende onveilige gebied, is het opnemen van een dergelijke aanduiding niet nodig.
Eind 2009 is het convenant bedrijventerreinen ondertekend door het Rijk, het IPO (Interprovinciaal Overleg) en de VNG (Vereniging voor Nederlandse Gemeenten). Het convenant is een uitwerking van de aanbevelingen van de Taskforce (Her)ontwikkeling Bedrijventerreinen (commissie Noordanus). Het doel van dit convenant is om gezamenlijk een succesvol, duurzaam en economisch verantwoord bedrijventerreinenbeleid vast te stellen dat bijdraagt aan de economische en ruimtelijke kwaliteit van Nederland.
In het convenant zijn afspraken gemaakt over de rolverdeling tussen het Rijk, provincies en gemeenten. Daarin worden de volgende afspraken genoemd:
Het bedrijf realiseert ter plaatse een opslagruimte en wil ter plekke de mogelijkheid hebben om grote verbrandingsmotoren, met een vermogen van 1 MW of meer, te reviseren en te testen. Het testen van grote verbrandingsmotoren zal gemiddeld genomen maximaal vier uur per week plaatsvinden in een afgesloten testcabine. En is daarmee een ondergeschikte activiteit wat plaats gaat vinden binnen de bestaande bebouwing. Het rijksbeleid laat zich niet specifiek uit over de voorgenomen activiteit.
Concrete nationale ruimtelijke belangen spelen in het plangebied van dit bestemmingsplan geen rol.
Deze structuurvisie, voor het laatst geactualiseerd in 2018, geeft het provinciale ruimtelijke beleid voor de komende jaren op hoofdlijnen aan.
Noord-Veluwe
De dynamiek van het afwisselende landschap is kenmerkend voor de Noord-Veluwe. Het landschap bestaat uit drie onderdelen: het water van de beken, de randmeren en de IJssel, de bossen van de Veluwe en het gebied daartussen voor werken, wonen en welzijn met daarbij een rijke cultuurhistorie. Centraal in de visie staat de zorg voor mens, omgeving en economie. Inwoners en bezoekers voelen zich thuis en welkom. Rust en reuring zijn in evenwicht, mensen zien om naar elkaar en zijn ondernemend. Ondernemers zijn proactief en krijgen de ruimte.
Economische ontwikkeling is de motor van de regio. Daarbij gaat het om versterking van de recreatieve en toeristische sector, innovatie van het bedrijfsleven, het vasthouden en versterken van zorgondernemers en een toekomstbestendige agrarische sector. Het goud van de regio, de leefbaarheid in de kernen, de natuurgebieden en het waterlandschap zijn in 2030 met elkaar verbonden.
Dat begint bij het behouden, versterken en benutten van de natuur en de landschappen, het water en de gemeenschap, de steden en de dorpen. Langs vier lijnen krijgt de ambitie verder gestalte: gastvrij, zorgzaam, duurzaam en bereikbaar.
Bedrijvenpark H2O
Het bedrijvenpark is aangemerkt als 'harde voorraad bedrijventerrein'. Op de visiekaart bij de omgevingsvisie heeft bedrijvenpark H2O een regionale status (zie afbeelding 3.1) en is het terrein aangeduid als een regionaal bedrijventerrein waarop gedeeltelijk zwaardere industrie is toegestaan.
Afbeelding 3.1 Uitsnede kaart Regionale programmeringsafspraken bedrijventerreinen (bron: Omgevingsvisie Gelderland)
Het plangebied heeft geen bijzondere status als nationaal landschap en is ook niet aangemerkt als landelijk gebied (zie ook afbeelding 3.2).
Afbeelding 3.2 Uitsnede kaart Nationale Landschap (groen gearceerd) (bron: Provincie Gelderland)
Op 24 september 2014 hebben Provinciale Staten de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Deze verordening is in januari 2023 geactualiseerd en beschikbaar gesteld.
De omgevingsverordening bevat algemene regels en specifieke aanwijzingen waaraan gemeenten moeten voldoen om daarmee de provinciale belangen veilig te kunnen stellen. De gemeentelijke bestemmingsplannen moeten met de omgevingsverordening in overeenstemming worden gebracht.
Instructieregels bestemmingsplan bedrijventerreinen (paragraaf 2.2.3 Verordening)
In de verordening is voorgeschreven dat bij bestemmingsplannen de bestemming tot bedrijventerreinen alleen mogelijk kan worden gemaakt indien dit past in de door Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale afspraken ten aanzien van de programmering van bedrijventerreinen (Regionaal Programma Bedrijventerreinen). Hierbij gelden nog enkele voorwaarden ten aanzien van de programmering, de milieucategorieën en andere functies.
Type bedrijventerrein
Met betrekking tot de categorisering van het bedrijventerrein kent de verordening drie verschillende typen:
Type bedrijventerrein | Omschrijving |
Regionaal bedrijventerrein | Bedrijventerrein dat een regionale opvangfunctie heeft en als zodanig is vastgelegd in het door Gedeputeerde Staten vastgestelde Regionale Programma Bedrijventerreinen. |
Intergemeentelijk bedrijventerrein | Bedrijventerrein ten behoeve van meer gemeenten waarop bedrijven zich kunnen vestigen die qua aard, schaal en functie passen bij, of een goede aanvulling zijn op, het bestaande productiemilieu en de werkgelegenheidsstructuur. |
Lokaal bedrijventerrein | Bedrijventerrein waarop kleinschalige bedrijven met een lokale functie en een milieucategorie van ten hoogste categorie 3 kunnen worden geaccommodeerd. |
Het Bedrijvenpark H2O is op basis van het actuele Regionaal Programma Bedrijventerreinen Noord-Veluwe ingedeeld als een 'regionaal bedrijventerrein', zie afbeelding 3.1. Hiermee biedt het bedrijventerrein ruimte aan regionale bedrijven.
Met het voorliggende bestemmingsplan voor de vestiging van het bedrijf wordt geen nieuw bedrijventerrein of uitbreiding van een bestaand bedrijventerrein mogelijk gemaakt. Het bedrijventerrein is namelijk al als zodanig bestemd en bouwrijp gemaakt. Ook is het bedrijventerrein meegerekend in de voorraad bedrijventerreinen. Dit bestemmingsplan beoogt op een deel van het bestaande bedrijventerrein gemotiveerd een geluidzoneringsplichtige inrichting mogelijk te maken en de daarbij behorende milieucategorie. Er is geen sprake van strijdigheid met provinciaal beleid.
Op 12 november 2019 heeft Gedeputeerde Staten van Gelderland het RPW Noord-Veluwe 2019 vastgesteld. Hiermee is het RPW Noord-Veluwe 2019 het toetsingskader voor toekomstige ontwikkelingen voor bedrijventerreinen.
In het Regionaal Programma Werklocaties Noord-Veluwe (RPW Noord-Veluwe) beschrijven de gemeenten Putten, Ermelo, Harderwijk, Nunspeet, Elburg, Oldebroek, Hattem en Heerde hoe ze de komende jaren de ontwikkeling van bedrijventerreinen in de regio en in hun gemeenten zien.
Regionale aanpak
Ondersteunen van de economische ontwikkeling is een regionale zaak, ook voor bedrijventerreinen. Belangrijk is het regionale samenspel, ook in relatie tot de arbeidsmarkt en duurzaamheid. Samen zorgen wij ervoor dat de juiste bedrijven zich op de juiste plek in deze regio kunnen vestigen en ontwikkelen.
De komende jaren wordt vooral ingezet op de kwaliteit van de bestaande terreinen:
De provincie Gelderland wil dat gemeenten samenwerken bij het plannen en programmeren van bedrijventerreinen. Dit is in het belang van de economische ontwikkelingsmogelijkheden; het bevordert de ruimtelijke kwaliteit en het zorgvuldig omgaan met de schaarse ruimte. Provinciale bemiddeling is noodzakelijk om op regionale schaal tot afstemming van vraag en aanbod te kunnen komen, zowel kwantitatief als kwalitatief. Er moet voldoende aanbod zijn van passende bedrijfslocaties en het beschikbare aanbod moet aansluiten op de vraag van ondernemers.
Over de planning en programmering van nieuwe bedrijventerreinen maakt iedere regio afspraken met de Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland. De gemaakte afspraken zijn opgenomen in het Regionaal programma bedrijventerreinen Noord-Veluwe (2011, met jaarlijkse update).
In het programma is regionaal afgestemd dat terrein Hattemerbroek (Hattem, Heerde en Oldebroek) met 50 hectare deel uitmaakt van het regionale programma, waarmee invulling moet worden gegeven aan de behoefte. Voor Bedrijvenpark H2O is in het programma bepaald dat ruimte wordt geboden aan milieuhinderlijke bedrijven uit de regio zelf.
Het RBP wordt jaarlijks gemonitord en geactualiseerd wat betreft vraag (gerealiseerde uitgiften worden afgetrokken van de vraag) en aanbod (verkochte kavels worden afgetrokken van het beschikbare aanbod). Het verslag hiervan wordt gerapporteerd aan de gemeenten en aangeboden aan de provincie.
Vertrekpunt voor de nieuwe bestemmingsplannen voor het bedrijvenpark H2O was destijds het Vernieuwd Perspectief (VP) dat in 2013 is vastgesteld door de gemeenten Hattem, Heerde en Hattem. Doel van het VP is om naast de gemengde lokale markt in te zetten op de logistieke markt.
De uitgangspunten van het VP waren:
Het Vernieuwd Perspectief is voor het grondgebied van de gemeente Hattem in de uitvoeringsfase beland. Op het Hattemse deel van het bedrijvenpark kunnen zich daarom nu, naast de ondernemers vanuit de gezamenlijke H2O gemeenten, ook regionale bedrijven vestigen. Ook is er ruimte voor bedrijven in de hogere milieucategorieën. Voor de stedenbouwkundige ambities voor het bedrijventerrein van H2O geldt het beeldregieplan.
Acht gemeenten in de Regio Noord-Veluwe hebben op 11 juli 2014 een gezamenlijk convenant getekend waarbij ze afspraken hebben gemaakt over de vestiging van nieuwe bedrijven in de regio. Naast de gemeenten Ermelo, Elburg, Harderwijk, Hattem, Heerde, Nunspeet, Hattem en Putten, heeft ook VNO-NCW ingestemd met de aangepaste criteria.
De belangrijkste wijziging in het convenant zijn de verruimde vestigingsmogelijkheden op het Bedrijvenpark H2O. De wijziging houdt onder meer in dat bedrijven uit zwaardere milieucategorieën, die op dit moment gevestigd zijn in de gemeenten Hattem, Heerde of Hattem, zich nu kunnen verplaatsen naar het intergemeentelijke bedrijvenpark. Ook bovenregionale bedrijven zijn welkom en de maximale kavelgrootte is verruimd.
Door de gemaakte afspraken hebben ook de regiogemeenten ingestemd met het Vernieuwd Perspectief, dat eerder al door gemeente Hattem, Hattem en Heerde was vastgesteld.
De ontwikkeling van het Bedrijvenpark H2O is regionaal afgestemd. In de afgelopen jaren zijn verschillende beleidsstukken geweest over de realisatie van het bedrijvenpark H2O. Steeds heeft er afstemming plaatsgevonden met de provincies Gelderland en Overijssel en de gemeente Kampen en Zwolle. Het bedrijvenpark focust zich daarbij op een gemengd bedrijventerrein bedoeld voor de opvang van grotere/zwaardere milieucategorie bedrijven uit Hattem, Heerde en Oldebroek en regionale functie met ook logistiek. De voorgenomen ontwikkeling past daarmee op het bedrijventerrein welke uit de regio komt en een zwaarder milieucategorie bedrijf met een logistieke functie betreft. Er bestaat overeenstemming met het geldende regionale beleid.
De structuurvisie bestaat uit een ruimtelijk ontwikkelingsplan en een uitvoeringsparagraaf. Het doel van het ruimtelijk ontwikkelingsplan is om in grote lijnen en op integrale wijze de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van Hattem tot 2025 te verwoorden. Deze visie beschrijft de kernkwaliteiten, de ambitie en de visie op de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van Hattem. In onderstaand afbeelding 3.3 is de visiekaart weergegeven.
Afbeelding 3.3 Ruimtelijk ontwikkelingsplan Hattem (bron: gemeente Hattem)
In de visie wordt Bedrijvenpark H2O genoemd als een van de ontwikkelingen die speelt in regionaal verband. Bedrijvenpark H2O is aangemerkt als een economische drager van de gemeente en aangewezen als nieuw bedrijventerrein. Voor dit bedrijventerrein is destijds samen met Heerde en Hattem en in nauwe samenwerking met de provincie Gelderland een Ruimtelijk Economisch Ontwikkelingsplan opgesteld. Onderdelen hiervan waren de ontwikkeling van een gezamenlijk intergemeentelijk bedrijventerrein, de revitalisering van bestaande bedrijventerreinen, de verplaatsing van bedrijven (ook uit kernen, randzones van kernen en het buitengebied) en de herontwikkeling van vrijkomende bedrijfslocaties met andere functies.
Hattem ligt landschappelijk gezien op een bijzondere plek. Hier ontmoeten het Veluwemassief en de IJsselvallei elkaar. Dat is zichtbaar door een variatie in landschapstypen. Bossen, open (polder)gebied, kleinschalig kampen- en oeverwallenlandschap en uiterwaarden wisselen elkaar af. Het landschap is belangrijk voor Hattem. Daarnaast is Hattem volop ruimtelijk in ontwikkeling. Ten oosten van plandeel Hattem ligt de Hanzelijn. In het plangebied wordt het Bedrijvenpark H2O ontwikkeld. In de structuurvisie is aangegeven dat natuur en landschap een van de kernwaarden van de gemeente vormt die versterkt moet worden. De structuurvisie zelf beschrijft weliswaar de landschappelijke kwaliteiten op hoofdlijnen, maar geeft nog onvoldoende tegenwicht aan de druk vanuit de rode functies. Om dit tegenwicht vanuit groen en landschap te bieden is een landschapsontwikkelingsplan (LOP) opgesteld. Het LOP geeft de visie op het behoud en de ontwikkeling van het landschap in Hattem weer voor de komende 10 jaar. De visie is uitgewerkt in een uitvoeringsprogramma met concrete projecten.
In het buitengebied van de gemeente Hattem worden in het LOP vijf deelgebieden onderscheiden: uiterwaarden, landschappelijk te versterken zone, poldergebied, uitloopgebied Assenrade en gebied ten zuiden van kern Hattem. In afbeelding 3.4 zijn deze vijf deelgebieden uit de LOP weergegeven.
Afbeelding 3.4 De vijf deelgebieden uit het LOP (bron: gemeente Hattem)
Plandeel Hattem valt niet binnen een van de deelgebieden, maar grenst aan de noordzijde aan het poldergebied en aan de zuidoostzijde aan de landschappelijk te versterken zone. Een van de opgaven van het LOP betreft de landschappelijke inpassing van het Bedrijvenpark H2O. Naast inpassing van het bedrijventerrein moet aandacht worden besteed aan de uitstraling hiervan. Hierbij dienen de lijnen van de Zuiderzeestraatweg en de Oostersedijk duidelijk zichtbaar te blijven. Bij de uitbreiding van het bedrijventerrein dient daarom voldoende afstand te worden gehouden tot deze lijnen. Bij de uitwerking van het bestemmingsplan is hiermee rekening gehouden.
De gemeente Hattem heeft op 7 maart 2022 de Omgevingsvisie Hattem vastgesteld. Het doel van de omgevingsvisie is om met een heldere visie aan te geven waar de gemeente naartoe wil in 2040. Zo kan de gemeente haar positie bepalen en waar nodig een standpunt innemen. De omgevingsvisie dient daarbij als kapstok voor het toekomstig beleid en initiatieven.
Over Bedrijvenpark H2O staat het volgende in de omgevingsvisie. Bedrijvenpark H2O wordt een all-electric bedrijventerrein, waar de toepassing van duurzame energiebronnen wordt gestimuleerd (bijvoorbeeld zonnepanelen op daken en boven parkeerterreinen). Op het park is daarom geen gasnet aanwezig. Op het terrein komt voldoende ruimte voor water(berging) en voor opgaand groen, zodat wateroverlast en droogte worden voorkomen. De gemeente hecht ook veel waarde aan een goede landschappelijke inpassing van de bedrijvenparken. Langs de randen, maar ook daarbinnen, moet voldoende groenstructuur komen met gebiedseigen beplanting, zodat het park een aantrekkelijke uitstraling krijgt, met aantrekkelijke ommetjes voor werknemers. Door een actief parkmanagement blijven de bedrijvenparken schoon en veilig. Lichthinder en -vervuiling worden zoveel mogelijk beperkt. H2O is een passende locatie voor grootschalige (logistieke) bedrijven (tot milieucategorie 4.2), dankzij de ligging nabij de A28 en de A50 en nabij Zwolle.
Conclusie
Het bedrijf betreft een grootschalig bedrijf waarbij testcabines komen om grote verbrandingsmotoren te testen. Dit betreft een kleinschalige activiteiten maar hierdoor betreft het een bedrijf met een zwaardere milieucategorie en geldt dat er een geluidzone aanwezig dient te zijn. Het bedrijf is verder passend op het bedrijvenpark H2O. Hiermee sluit het voornemen aan op de omgevingsvisie Hattem en past het binnen de ambities van de gemeente.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het gemeentelijk beleid ter zake.
In een ruimtelijke onderbouwing moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een ruimtelijke motivering vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en een ruimtelijke ordening. Bij het beoordelen van milieu- en omgevingsaspecten wordt ingegaan op de volgende thema's: geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, ecologie en archeologie & cultuurhistorie. Daarnaast is de waterhuishouding van belang.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering wordt het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds verstaan. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Hattem de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Dit bestemmingsplan bevat op basis van deze uitgave een 'Staat van bedrijfsactiviteiten', waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten 'geur', 'stof', 'geluid' en 'gevaar'. De grootste afstand van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven.
Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
In de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' is een tweetal gebiedstypen te onderscheiden; 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor. Langs de randen is weinig verstoring van verkeer.
Gebieden waar in enige vorm sprake is van functiemenging, of gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd (bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen), worden aangemerkt als 'gemengd gebied'.
Bij gemengde gebieden moet gedacht worden aan:
"Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.''
De richtafstanden uit het omgevingstype 'rustige woonwijk' kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsmaat worden verlaagd indien sprake is van gemengd gebied. Daarbij wordt in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' opgemerkt dat het vanuit het oogpunt van efficiënt ruimtegebruik de voorkeur verdient functiescheiding niet verder door te voeren dan met het oog op een goed woon- en leefklimaat noodzakelijk is.
Het gebied waarin het plangebied zich bevindt is aangemerkt als 'rustige woonwijk'.
Aan de hand van vorenstaande regeling is onderzoek verricht naar de feitelijke situatie. De VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' geeft een eerste inzicht in de milieuhinder van inrichtingen. Zoals reeds hiervoor is benoemd, wordt bij het realiseren van nieuwe bestemmingen gekeken naar de omgeving waarin de nieuwe functie gerealiseerd wordt.
Hierbij spelen twee vragen en rol:
Op basis van de activiteit, het testen van grote verbrandingsmotoren, moet het bedrijf volgens het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de Wet geluidhinder op een geluidgezoneerd bedrijventerrein zitten. De huidige regels behorende bij de bestemming 'Bedrijventerrein' laat de activiteit van het bedrijf nu niet toe. Omdat een bedrijf dat zich onder andere bezig houdt met het proefdraaien van verbrandingsmotoren met een vermogen van 1 MW of meer, op grond van de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering', als categorie 4.2 bedrijf dient te worden aangemerkt. Voor de activiteiten van het bedrijf geldt op basis van de VNG-brochure in een 'rustige woonwijk' voor het aspect 'geur' een richtafstand van 50 meter, voor 'stof' 30 meter, voor 'geluid' 300 meter en voor 'gevaar' 30 meter.
Toetsing
De afstand tussen de bedrijfskavel en de dichtstbijzijnde woonfuncties (Zuiderzeestraatweg 17 en 15 in Hattem) bedraagt circa 140 meter. Gelet hierop wordt dan ook voldaan aan de richtafstanden voor de aspecten 'geur', 'stof' en 'gevaar'. Het aspect 'geluid' wordt nader getoetst in paragraaf 4.3.
Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of bij het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron, of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeurswaarde bij geluidgevoelige objecten wordt overschreden, en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeurswaarde te voldoen.
Voor de voorgenomen ontwikkeling is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. In bijlage 2 is het volledige onderzoek opgenomen. Zoals eerder is aangegeven in paragraaf 1.1, moet het bedrijf op basis van de activiteiten gevestigd zijn op een geluidgezoneerd industrieterrein omdat het een geluidgezoneerd bedrijf is.
Geluidzoneringsplichtige inrichtingen zijn inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken. Voor dergelijke inrichtingen geldt dat deze zich enkel mogen vestigen op gronden met een dekkende industriebestemming en waarvoor, op grond van de Wet geluidhinder, een geluidzone is vastgesteld. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting vanwege de inrichting de 50 dB(A) niet overschrijden.
Het akoestisch rekenmodel levert op basis van de bedrijfsactiviteiten de berekende 50 DB(A)-contour. In afbeelding 4.1 is de berekende contour opgenomen.
Afbeelding 4.1 Overzicht van de berekende 50 dB(A) etmaalwaardecontour (bron: Rho Adviseurs)
De contour ligt volledig binnen het vastgestelde bestemmingsplan voor het bedrijventerrein H2O. Binnen de contour liggen geen geluidgevoelige bestemmingen (woningen), zodat hiervoor geen maatregelen hoeven te worden getroffen.
Gelet op bovenstaande overwegingen is de vestiging van het bedrijf aan de Innovatiestraat toelaatbaar. Zoals aangegeven is het geluidaspect de meest bepalende factor in de afwegingen hieromtrent. Vestiging van het bedrijf is gelijk te stellen aan de vestiging van bedrijven die op basis van het geldende bestemmingsplan zijn toegestaan. Dit omdat het bedrijf op basis van de activiteiten aangemerkt wordt als een geluidgezoneerd bedrijf. Waardoor het bedrijf alleen kan worden gevestigd op een geluidgezoneerd industrieterrein.
Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning zal het bedrijf moeten voldoen aan de geluidzone.
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling in het projectgebied.
Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd waarom het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling. In het geldende bestemmingsplan 'Bedrijventerrein H2O' is onderzoek gedaan naar de verkeerssituatie in het kader van de ontwikkeling van het bedrijventerrein.
In voorliggend geval is geen sprake van een verkeerstoename. Met het planvoornemen blijven de huidige bedrijfsbestemming en milieucategorieën gelijk. Daarmee blijven de uitgangspunten van het geldende bestemmingsplan gelijk. De planregel die erop ziet dat parkeren op het eigen terrein opgelost dient te worden, blijft onveranderd.
Het aspect 'verkeer en parkeren' staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Bij de vaststelling van een ruimtelijke ontwikkeling dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient doorgaans een bodemonderzoek te worden verricht conform de richtlijnen NEN 5740.
Ten behoeve van de realisatie van bedrijvenpark H2O plandeel Hattem is door middel van uitgevoerde bodemonderzoeken (Grontmij, 10 februari 2005 en 12 juni 2006) inzicht verkregen in de bodemkwaliteit. Voor plandeel Hattem wordt geconcludeerd dat ter plaatse van de gedempte sloten sanering noodzakelijk is vanwege sterk verhoogd gehaltes aan PAK. Ook buiten de gedempte sloten zijn zink- en loodverontreinigingen aangetroffen die moeten worden gesaneerd. In het plan-/projectMER dat is uitgevoerd ten behoeve van de realisatie van Bedrijvenpark H2O (27-9-2016) is aangegeven dat de verontreinigingen niet urgent zijn en kunnen worden gesaneerd tijdens het bouwrijp maken van de grond. Dit heeft plaatsgevonden in het voorjaar van 2020.
Door de Ontwikkelingsmaatschappij H2O is in 2021 een actualisering van het verkennend bodemonderzoek bedrijvenpark H2O Hattem uitgevoerd. Deze is opgenomen in bijlage 2. Het onderzoek heeft de volgende resultaten opgeleverd:
Gelet op het bovenstaande en de eerder uitgevoerde onderzoeken is aangetoond dat de gronden geschikt zijn voor de voorgenomen ontwikkeling. Er is geen aanvullend bodemonderzoek nodig mede omdat voor de testcabines geen bodemingrepen noodzakelijk zijn.
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.
Initiatiefnemers hebben op basis van de Erfgoedwet een archeologische zorgplicht voor projecten waarbij de bodem wordt verstoord. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Indien blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.
In het bestemmingsplan voor bedrijvenpark H2O worden archeologische resten beschermd middels een dubbelbestemming ('Waarde – Archeologie'). Deze dubbelbestemming komt ter plaatse van de beoogde locatie voor het bedrijf voor en daarom is aanvullend archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het terrein is na het aanvullend onderzoek archeologisch vrijgegeven en dit is schriftelijk bevestigd (zie bijlage 4). Om die reden is aanvullend archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. Tevens is voor de testcabines geen bodemingrepen noodzakelijk.
Afbeelding 4.1 Ligging plangebied met de luchtfoto huidige situatie en de dubbelbestemmingen vigerende plannen
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de ontwikkeling in het plangebied.
Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten.
In de Bro is sinds 1 januari 2012 (artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a) opgenomen dat een bestemmingsplan een beschrijving 'van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden' dient te bevatten.
Op basis van de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Gelderland, zijn in het plangebied zelf geen rijks- en gemeentelijke monumenten of andere cultuurhistorische waarden aanwezig. Daarnaast bevinden zich in de nabijheid van het plangebied geen rijks- dan wel gemeentelijke monumenten.
Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Op 15 november 2007 is de zogeheten 'Wet luchtkwaliteit' in werking getreden. Met de Wet luchtkwaliteit wordt de wijziging van de Wet milieubeheer op het gebied van luchtkwaliteitseisen bedoeld. De Wet luchtkwaliteit voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen.
Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet luchtkwaliteit geen belemmering voor een ruimtelijke ontwikkeling wanneer:
Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese Unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer.
Grenswaarden
In de Wet milieubeheer zijn grenswaarden opgenomen ten aanzien van een aantal luchtverontreinigende stoffen. In de ruimtelijke ordening zijn met name de stoffen fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) van belang. De grenswaarden van deze stoffen worden in onderstaande tabel weergegeven.
Tabel 4.1 Grenswaarden Wet milieubeheer
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
Stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
uurgemiddelde concentratie max. 18 keer per jaar | 200 µg/m³ | |
Fijnstof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer per jaar | 50 µg/m³ | |
Fijnstof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
Besluit 'Niet in betekende mate'
Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'Niet in betekenende mate (NIBM)' bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. In de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Het begrip 'niet in betekenende mate bijdragen' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10.
De bijdrage van het bedrijf aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen zal naar verwachting minder zijn dan bij een bedrijf uit milieucategorie 4.2, waarmee in het vigerend bestemmingsplan rekening is gehouden. Dit omdat de hoofdactiviteiten van het bedrijf de opslag van materialen en onderdelen betreft. Voor maximaal 4 uur per week zal sprake kunnen zijn van het testen van grote verbrandingsmotoren, met een vermogen van 1 MW of meer. Uit de NSL-Monitoringstool blijkt daarnaast dat in 2016 de concentraties luchtverontreinigende stoffen langs de A28 ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer liggen. Ook blijkt uit de rekenresultaten van het onderzoek naar luchtkwaliteit dat is uitgevoerd ten behoeve van het bestemmingsplan en MER voor Bedrijvenpark H2O, dat ter plaatse van omliggende bestaande woningen ruimschoots aan de grenswaarden wordt voldaan. Er is echter niet getoetst aan de luchtkwaliteit op het bedrijvenpark zelf. Niettemin zijn er geen aanwijzingen dat een aanvullende berekening moet worden uitgevoerd om de luchtkwaliteit ter plaatse te bepalen. Er wordt geen overschrijding van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer verwacht. Opgemerkt wordt dat de benodigde installaties, luchtfilters en de emissieuitstoot in het kader van de milieuvergunning zal worden behandeld.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Een en ander brengt met zich mee dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:
Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt de 'Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgesteld in:
Het vervoeren van gevaarlijke stoffen per buisleiding is geregeld via het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is om de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.
Beleidsvisie externe veiligheid
In 2015 is de Beleidsvisie externe veiligheid door de gemeentes op de Noord-Veluwe opgesteld. In de gemeente Hattem is de Beleidsvisie externe veiligheid op 21 januari 2014 door het college vastgesteld. In de beleidsvisie zijn uitgangspunten geformuleerd voor de nieuwvestiging van risicovolle inrichtingen. Tevens zijn middels ruimtelijke zones beleidsuitgangspunten geformuleerd ten aanzien van de nieuwbouw van (beperkt) kwetsbare objecten nabij risicobronnen. Het principe van de ruimtelijke zones is: hoe dichter bij de risicobron en hoe kwetsbaarder het object, hoe zwaarder de verantwoordingspicht wordt ingevuld. Tevens zijn in de ruimtelijke zones bepaalde objecten dicht bij risicobronnen geheel uitgesloten.
Ter plaatse van het plangebied komt een bedrijf voor de productie van verbrandingsmotor. Dit is een bedrijf met een lage personendichtheid waar de aanwezigen over het algemeen zelfredzaam zijn. Het bedrijfsgebouw wordt gezien als een beperkt kwetsbaar object.
Aan de hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. In afbeelding 4.1 is een uitsnede van de risicocontouren met betrekking tot het plangebied (met het blauwe kader aangegeven) en de omgeving weergegeven.
Afbeelding 4.2 Uitsnede risicocontouren, met daarop in blauw het indicatieve plangebied weergegeven (bron: Rho Adviseurs)
Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied:
In de buurt van het plangebied zijn gasleidingen, spoorwegen en een snelweg gelegen. Hieronder worden de risicobronnen puntsgewijs benoemd en beknopt beschreven.
Buisleidingen
Nabij het plangebied loopt de buisleiding N-570-20 met een grootte van 12 inch en een werkdruk van 40 bar. Het invloedsgebied bedraagt 140 meter. Daarnaast bevindt zich ten oosten van het plangebied de buisleiding A-655. Deze buisleiding heeft een grootte van 24 inch en een werkdruk van 80 bar. Het invloedsgebied hiervan bedraagt 340 meter. Het plangebied bevindt zich in beide invloedsgebieden van de buisleidingen.
Snelweg
Ten noorden van het plangebied bevindt zich de A28 waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het invloedsgebied wordt bepaald door de maatgevende stofcategorie GF3 en bedraagt 355 meter. Het plangebied valt in het invloedsgebied (afstand 220 meter).
De snelweg A50 waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd ligt op een afstand van circa 370 meter. Het plasbrandaandachtsgebied (PAG) van de snelweg bedraagt 30 meter. Het invloedsgebied voor de verantwoording van de het groepsrisico bedraagt 355 meter voor explosie. Voor toxisch is dit 880 meter.
Spoorwegen
Ten zuiden van het plangebied bevindt zich op een afstand van circa 900 meter het spoortraject 360 M1 (Amersfoort Oost - Hattem). Het invloedsgebied wordt bepaald door stofcategorie D4 en bedraagt meer dan 4 kilometer. Het plangebied bevindt zich in het invloedsgebied. Omdat de afstand tussen het plangebied en het spoor meer dan 200 m bedraagt, hoeven er volgens het Basisnet in principe geen beperkingen worden gesteld. Wel dient vanwege de ligging in het invloedsgebied een beknopte verantwoording GR te worden opgesteld. Daarnaast bevindt zich ten noordoosten van het plangebied het spoortraject 40 AH.1 (Weesp - Zwolle) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Ook hier wordt het invloedsgebied bepaald door D4 en bedraagt het meer dan 4 kilometer. Het plangebied bevindt zich ook in dit invloedsgebied.
Toetsing situatie in en bij het plangebied
In voorliggend geval wordt planologisch gezien een gezoneerd bedrijf toegestaan. Dit bestemmingsplan voorziet niet in een toename van personen of gevoelige functies. Tevens is geen sprake van een functiewijziging naar een kwetsbaarder object. De externe veiligheidssituatie en de personendichtheid in het plangebied blijft gelijk aan het bestemmingsplan Bedrijvenpark H2O (2018). In het voorliggend geval gaat het om een personendichtheid van om en nabij de 240 personen. Op basis van 80 personen per hectare. Voor de verantwoording groepsrisico wordt verwezen naar de verantwoording groepsrisico in de toelichting van het bestemmingsplan Bedrijvenpark H2O (2018) welke tevens als bijlage 5 is bijgevoegd. In het kader van het wettelijk vooroverleg zal voor de verantwoording aanvullend advies gevraagd worden aan de veiligheidsregio.
Het plan is in overeenstemming met wet- en regelgeving ter zake van het aspect externe veiligheid.
Behoudens de aardgastransportleiding en de hoogspanningsverbinding zoals beschreven in de voorgaande paragraaf, lopen door het plangebied geen planologisch relevante kabels of leidingen die de vaststelling in de weg staan.
Bescherming in het kader van ecologische wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten.
Natura 2000-gebied
Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Wet natuurbescherming beschermd.
Het plangebied ligt niet binnen een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied 'Veluwe' ligt op een afstand van circa 1,5 kilometer van het plangebied. Voor het planvoornemen is een stikstofberekening uitgevoerd. Uit de berekening blijkt dat de hoogste bijdrage 0,13 mol/ha/jaar op Natura 2000-gebied Rijntakken en 0,05 mol/ha/jaar op Natura 2000-gebied De Veluwe is. Deze depositie wordt gecompenseerd op basis van externe saldering vanuit de vergunde bedrijfssituatie in Zwolle. Het project is in het kader van de Wet natuurbescherming, ten aanzien van de effecten van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden, vergunningsplichtig. Om die reden is dan ook een Wnb-vergunning aangevraagd. De Wnb-vergunning heeft een separate procedure doorlopen en is ter informatie bijgevoegd in bijlage 4.
Natuurnetwerk Nederland
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. Het NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van het NNN geldt het 'nee, tenzij'-principe. In principe zijn geen ontwikkelingen toegestaan als deze de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.
Het plangebied ligt niet in of nabij concreet begrensde NNN. De dichtstbijzijnde gronden van het NNN liggen op circa 750 meter van het plangebied. De invloedsfeer van de voorgenomen activiteit is lokaal en de activiteit heeft geen negatief effect op beschermd (natuur)gebied. Het plangebied ligt buiten het Natuurnetwerk Nederland. Omdat de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland geen externe werking heeft, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties. Geconcludeerd wordt dat er geen sprake is van enige aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN.
Wat betreft soortenbescherming is de Wet natuurbescherming van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd.
Ter plaatse van het plangebied wordt momenteel een bedrijfshal gerealiseerd. Met het voornemen worden testcabines binnen in de bedrijfshal mogelijk gemaakt. Doordat de ontwikkeling binnen in de bedrijfshal gebeurd zijn er geen negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden.
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan, mits de Wnb-vergunning wordt verleend.
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Vallei en Veluwe, dat verantwoordelijk is voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer.
Bij het tot stand komen van het bestemmingsplan Bedrijventerrein H2O plandeel Hattem is overleg gevoerd met de waterbeheerder. Dit proces heeft geleid tot het opstellen van een waterhuishoudkundig plan (bijlage 6). De ontwikkelingen die mogelijk gemaakt worden betreffen inpandige wijzigingen. En wijken niet af van de gehanteerde uitgangspunten uit het waterhuishoudkundigplan. Daarmee heeft de voorgenomen ontwikkeling geen impact op de waterhuishoudkundige staat van het plangebied.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
De milieueffectrapportage is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats in deze integrale afweging te geven. Een bestemmingsplan kan op drie manieren met milieueffectrapportage in aanraking komen:
In het Besluit m.e.r. neemt het bestemmingsplan een bijzondere positie in, want het kan zowel in kolom 3 als in kolom 4 zijn opgenomen. Of het bestemmingsplan in deze gevallen voldoet aan de definitie van het plan uit kolom 3 of aan de definitie van het besluit uit kolom 4, is afhankelijk van de wijze waarop de activiteit in het bestemmingsplan wordt bestemd. Als voor de activiteit eerst één of meerdere uitwerkings- of wijzigingsplannen moeten worden vastgesteld, is er sprake van 'kaderstellend voor' en voldoet het bestemmingsplan aan de definitie van het plan. Is er na een bestemmingsplan geen m.e.r.-(beoordelings)plichtig besluit meer nodig, dan is er sprake van een bestemmingsplan zoals genoemd in kolom 4 (besluit).
Een belangrijk element in het Besluit m.e.r. is het (in feite) indicatief maken van de gevalsdefinities (de drempelwaarden uit kolom 2 in de D-lijst). Dit betekent dat het bevoegd gezag meer moet doen dan onder de oude regelgeving. Waar vroeger kon worden volstaan met de mededeling in het besluit dat de omvang van de activiteit onder de drempelwaarde lag en er dus geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk was, moet onder de nu geldende regeling een motivering worden gegeven. Voor deze toets wordt de term 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' gehanteerd.
De ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt door het wijzigen van het bestemmingsplan. Dit betekent dat voorliggende ontwikkeling m.e.r.-(beoordelings)plichtig is indien activiteiten worden mogelijk gemaakt die genoemd worden in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r. en de daarin opgenomen drempelwaarden worden overschreden.
In het voorliggende geval is geen sprake van activiteiten die op grond van onderdeel C van het Besluit milieueffectrapportage m.e.r.-plichtig zijn. Wel is sprake van een activiteit die is opgenomen in onderdeel D van het Besluit m.e.r., namelijk: 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject.'
In dit geval dient daarom te worden getoetst of er sprake is van m.e.r.-beoordelingsplicht. Hier is sprake van indien de activiteiten de volgende drempelwaarden uit onderdeel D overschrijden:
Indien het plan wordt vergeleken met de drempelwaarden uit de D-lijst kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit, aangezien deze pas geldt bij een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer. Echter, zoals ook in het voorgaande is aangegeven dient het bevoegd gezag zich ervan te vergewissen dat activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen hebben, ook wanneer ontwikkelingen onder de drempelwaarden blijven.
Indien de drempelwaarden uit de D-lijst voor deze activiteit (o.a. 200.000 m2 bedrijfsvloeroppervlakte) worden vergeleken met de aard en omvang van de ontwikkeling, wordt geconcludeerd dat sprake is van een wezenlijk ander schaalniveau en dat de activiteit vele male kleinschaliger is. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarden. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.
Hiervoor is een aanmeldingsnotitie opgesteld, welke is opgenomen in bijlage 6. Daaruit blijkt dat, gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Mitigerenhouders wordt op basis van de aanmeldingsnotitie vastgesteld dat een MER niet noodzakelijk is. de maatregelen zijn dan ook niet noodzakelijk.
De ontwikkeling is niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig. Tevens zijn geen belangrijk nadelige milieugevolgen te verwachten als gevolg van het verlenen van de omgevingsvergunning.
Deze gedeeltelijke herziening van het geldende bestemmingsplan is op maat ten behoeve van het bedrijf en krijgt als volgt vorm. Het bestemmingsplan is opgesteld overeenkomstig de door de gemeente Hattem gehanteerde standaarden, welke kunnen worden beschouwd als een uitwerking van de landelijke RO-standaarden waaraan alle ruimtelijke plannen moeten voldoen.
De verbeelding
Op de verbeelding van dit bestemmingsplan is het bedrijf specifiek aangegeven met de aanduiding 'Specifieke vorm van bedrijf - proefdraaien verbrandingsmotoren'. Verder is op de verbeelding de geluidzone en het geluidgezoneerde industrieterrein aangegeven.
De regels
In de regels van dit bestemmingsplan is, aanvullend op het ter plaatse geldende bestemmingsplan voor het bedrijvenpark, voor het plangebied van deze gedeeltelijke herziening de vestiging van een bedrijf met het proefdraaien van verbrandingsmotoren mogelijk gemaakt. Vanwege het reviseren en testen van verbrandingsmotoren wordt de geluidzone en het geluidgezoneerd industrieterrein geregeld. Hierbij is een maximale oppervlakte van 500 m2 voor de specifieke bedrijfsactiviteit opgenomen. Ook is in de regels een aantal verplichte begrippen toegevoegd in de begripsomschrijving.
De gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan Bedrijvenpark H2O op de betreffende punten heeft op zichzelf geen financiële consequenties. De investering voor de vestiging van het bedrijf wordt door het bedrijf gedragen. Het plan valt onder en is passend in het vastgestelde exploitatieplan ten behoeve van het bestemmingsplan Bedrijvenpark H2O. Dit exploitatieplan is bekend onder het identificatienummer NL.IMRO.0244.epBTHattemerbroek-0003. Het exploitatieplan geeft aan op welke wijze het nog te ontwikkelen gebied wordt bebouwd met bedrijven en geeft de gemeente een wettelijke basis voor het verhalen van kosten. Dit exploitatieplan voorziet in de financiële bijdrage die particulieren en bedrijven aan de gemeente betalen voor de aan te leggen en reeds aangelegde infrastructuur (wegen, riolering, groenvoorzieningen, etc.). Het plan voorziet in een ontwikkeling binnen het plangebied van dit exploitatieplan en voldaan moet worden aan de financiële bijdrage. Ten behoeve van dit plan is er wel een planschadeovereenkomst gesloten. De mogelijkheid bestaat dat derden schade lijden door dit plan en de gewenste ontwikkeling.
De economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is daarmee voldoende aangetoond.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk. In het kader van het vooroverleg is overleg geweest met het waterschap, de provincie en de buurgemeenten.
Ontwerp
Het ontwerpbestemmingsplan is op de gebruikelijke wijze bekend gemaakt en heeft ter visie gelegen van 14 december 2023 t/m 24 januari 2024. Gedurende deze termijn van zes weken heeft een ieder de mogelijkheid gehad een zienswijze in te dienen met betrekking tot de planherziening.
Van de mogelijkheid tot het schriftelijk kenbaar maken van een zienswijze is door een reclamant gebruik gemaakt. Deze zienswijze is, bij het hanteren van de verzendtheorie, binnen de termijn ingediend. De zienswijze is in de reactienota beantwoordt en heeft geleidt tot het toevoegen van de verleende Wnb-vergunning in bijlage 4 en het aanpassen van paragraaf 4.10.2 ten aanzien van de Wnb-vergunning. Voor de gehele beantwoording van de zienswijze wordt verwezen naar bijlage 8. De aanpassingen naar aanleiding van de zienswijze leiden verder niet tot het wijzigen van het bestemmingsplan.
Vaststelling
Het bestemmingsplan is vervolgens op 7 mei 2024 ongewijzigd vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat voor belanghebbenden de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen.