Plan: | Netelhorst |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0244.bpBTNetelhorst-0002 |
De gemeente Hattem heeft haar milieubeleid verwoord in het milieujaarverslag 2010 en Milieuprogramma 2011/2012. Zij zal waar mogelijk streven naar een integrale planvorming waarbij milieu(beleid) haar plaats vindt binnen de andere gemeentelijke beleidsvelden. Dit beleidsplan is in nog in ontwikkeling en zal de kaders aangeven welke meegenomen dienen te worden in projecten en andere beleidsvelden en waar prioriteiten liggen.
Voor het plangebied Netelhorst zijn de volgende milieuthema's ruimtelijk relevant:
Gevaarlijke stoffen en externe veiligheid
Het gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen door met name bedrijven brengt risico's met zich mee. Om die risico's te beregelen is onder meer het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) opgesteld. Bij de milieuvergunningverlening en -handhaving wordt nagegaan of bedrijven voldoen aan dit besluit. De normen uit het besluit waarborgen een geaccepteerd niveau van veiligheid.
De bedrijven die onder het BEVI vallen worden getoond op de provinciale risicokaart. Op die kaart staan ook nog andere (bronnen van) risico's, bijvoorbeeld gasleidingen en natuurrampen. Deze ruimtelijke vertaling van de risico's levert in combinatie met de wet een bepaalde overwegingsruimte of beleidsvrijheid op. Hoe de gemeente met die ruimte om wil gaan zal in 2013 worden vastgelegd in een Visie Externe Veiligheid. Een visie die al in regionaal verband is voorbereid.
Bodem en Lucht, Licht en Geluid
Bij de ruimtelijke planning en met name in de voorbereiding van bestemmingsplannen worden diverse milieuaspecten meegenomen. Meestal moeten dan eerst enkele inventarisaties en/of onderzoeken plaatsvinden. De onderzoeken worden over het algemeen uitbesteed aan expertisebureaus.
Geluid en Lucht
Voor wat betreft geluid en fijn stof hanteert Hattem nu het "milieumodel". Dit is een Geografisch Informatie Systeem dat geraadpleegd kan worden voor informatie over fijn stof en geluid door verkeer.
Door de ingebruikname van het model valt sneller te achterhalen tot waar de grenzen van, bijvoorbeeld, industrieterreinen zich maximaal mogen uitstrekken. Het "milieumodel" is in 2009 tot stand gekomen in samenwerking met de Regio IJssel Vecht (inmiddels is dit samenwerkingsverband ontbonden).
Het college heeft in 2009 een bodemfunctiekaart vastgesteld. In april 2011 is deze kaart op detailniveau gedeeltelijk aangepast. Deze kaart wordt voortaan gebruikt bij de toetsing van meldingen in het kader van het Besluit bodemkwaliteit.
Bodemkwaliteit
De bodemfunctiekaart is opgesteld in het kader van het Besluit bodemkwaliteit dat op 1 juli 2008 in werking is getreden voor de droge toepassingen van grond en bagger. Een bodemfunctiekaart geeft de gewenste bodemkwaliteit binnen de gemeente aan (ambitiekwaliteit). De gewenste kwaliteit is hierbij gekoppeld aan de huidige functie en (toekomstige) bestemming van het gebied. Deze kaart met bodemfunctieklassen is nodig om in het generieke beleid (Besluit bodemkwaliteit) te bepalen aan welke bodemfunctieklasse de kwaliteit van de toe te passen grond of baggerspecie moet worden getoetst. Ook wanneer er gebruik gemaakt wordt van het overgangsbeleid is een bodemfunctiekaart verplicht. Deze wordt onder meer gebruikt voor het bepalen van de kwaliteit van de afdeklaag van grootschalige toepassingen en als richtlijn voor de terugsaneerwaarde bij functiegerichte saneringen.
Gebieden met bodemfunctieklasse industrie. De maximale waarden van deze klasse zijn zodanig bepaald dat duurzaam gebruik als 'bebouwing', 'infrastructuur', 'industrie' en 'openbaar groen' mogelijk is
Op het bedrijventerrein Netelhorst bevinden zich geen grote lawaaimakers in het kader van de Wet Geluidhinder. Het is geen geluidgezoneerd industrieterrein. Grote lawaaimakers zijn derhalve niet toegestaan.
Alle bedrijven in de gemeente Hattem beschikken over een omgvingsvergunning op grond van de Wet milieubeheer of over een melding ingediend op grond van een Algemene Maatregel van Bestuur.
Er is ook geïnventariseerd hoe de bedrijven kunnen worden ingedeeld in de milieucategorieën, welke zijn gebaseerd op de lijst van bedrijfsactiviteiten van het nieuwe rapport “Bedrijven en milieuzonering” van de VNG van maart 2009. De indeling is gebaseerd op de minimale afstand, welke noodzakelijk in acht moet worden genomen tussen de bedrijfsactiviteiten en een rustige woonwijk of een rustig buitengebied om hinder uit te sluiten of tot een aanvaardbaar niveau te beperken.
Bedrijven in de milieucategorieën 1 tot en met 5.1 komen op het bedrijventerrein voor.
Voor deze categorieën gelden de volgende minimale afstanden als richtlijn:
categorie 1: minimale afstand 10 meter;
categorie 2: minimale afstand 30 meter;
categorie 3.1: minimale afstand 50 meter;
categorie 3.2: minimale afstand 100 meter;
categorie 4.1: minimale afstand 200 meter;
categorie 4.2: minimale afstand 300 meter;
categorie 5.1: minimale afstand 500 meter.
Gebiedsgerichte invulling
Op het bedrijventerrein zijn bedrijven tot en met categorie 3.2 toegestaan. Op de locatie waar de firma Veluwenkamp is gevestigd is tevens een composteerinrichting toegestaan.
Een en ander conform de staat van bedrijfsactiviteiten die als bijlage bij de regels is gevoegd.
Nieuwe bedrijfswoningen zijn niet meer toegestaan aangezien zij een belemmering kunnen vormen voor de uitbreiding en ontwikkeling van de zittende bedrijven.
Nieuwe kwetsbare objecten evenals bedrijfswoningen worden niet toegestaan in het plangebied. Kwetsbare objecten zijn:
Op 15 november 2007 is een nieuw wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen van kracht geworden. In dit nieuwe stelsel speelt het begrip 'niet in betekenende mate' (NIBM) een belangrijke rol. Een project is NIBM als aannemelijk wordt gemaakt dat het project een toename van concentratie van niet meer dan 3 % veroorzaakt. In dat geval hoeft geen verdere toetsing van de gevolgen van de ontwikkeling aan de grenswaarden plaats te vinden.
Het huidige bestemmingsplan is conserverend van aard en staat geen nieuwe bestemmingen toe die kunnen leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De kavel tussen de RWZI en het bedrijf Veluwenkamp heeft op dit moment een agrarische functie en zal de bestemming bedrijventerrein krijgen. Deze kavel is echter bedoeld voor de uitbreiding van de RWZI en het is dan ook onwaarschijnlijk dat deze verandering zal leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit ter plekke. Nader onderzoek naar de invloed van het plan op de luchtkwaliteit is om die reden niet noodzakelijk.
Het industrieterrein Netelhorst behoort tot de bodemfunctieklasse industrie. De bodemfunctiekaart is wel van toepassing op het grondverzet op industrieterreinen. Duurzaam gebruik als 'bebouwing', 'infrastructuur', 'industrie' en 'openbaar groen' is mogelijk.
Het bestemmingsplan is conserverend van aard en staat geen nieuwe bestemmingen toe die kunnen leiden tot een verslechterde situatie op het gebied van geuremissie.
Op het bedrijventerrein bevinden zich volgens de landelijke risicokaart geen risicovolle bedrijven of installaties. Op het terrein bevinden zich alleen beperkt kwetsbare objecten. Het gaat om de twee bedrijfswoningen, de kampeerhal van de Jong caravans en de bedrijfsgebouwen van de bedrijven.
Tegen het bedrijventerrein lopen de spoorlijn Zwolle – Amersfoort en de Hanzelijn (Zwolle Lelystad). Over beide trajecten worden significante hoeveelheden gevaarlijke stoffen vervoerd. De spoorlijnen maken onderdeel uit van het basisnet. Op dit moment is het basisnet nog niet formeel van kracht het is echter wel vastgesteld door de Tweede Kamer.
De PR 10-6 contour bedraagt langs de Veluwelijn maximaal 9 meter en langs de Hanzelijn eveneens maximaal 9 meter. Op basis van deze PR contour wordt in het basisnet een veiligheidszone vastgesteld dezen bedraagt maximaal 11 meter voor de Veluwelijn en maximaal 11 meter voor de Hanzelijn.
Kwetsbare en beperkt kwetsbare bestemmingen zijn niet mogelijk in de veiligheidszone langs het spoor. De veiligheidszone is een zone langs de spoorbaan waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten zijn toegestaan. Nieuwe beperkt kwetsbare objecten zijn hier alleen in uitzonderingsgevallen toegestaan (zie hiervoor de regelgeving in het Btev). De veiligheidszone wordt gemeten vanaf het hart van de spoorbundel.
Voor beide trajecten zal een zogenaamde Plasbrand Aandacht Gebied – Zone (PAG-zone) van kracht worden. Het gebied tot 30 meter van de spoorbaan waarin, bij de realisering van kwetsbare objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand (verbranding van een bijvoorbeeld door lekkage ontstane plas van brandbare vloeistof) als gevolg van een calamiteit op het spoor.
De zone langs de Hanzelijn aan de noord oost zijde van het plangebied laat geen bebouwing toe binnen een PAG- zone. In de zone langs de Veluwelijn bevindt zich bestaande bebouwing binnen de PAG zone. In verband met een goede milieusituatie kunnen op grond van de regels van dit bestemmingsplan nadere eisen worden gesteld aan de plaats en de afmetingen van nieuwe bebouwing.
Het huidige bestemmingsplan is conserverend van aard en staat geen nieuwe bestemmingen toe die kunnen leiden tot een significante verhoging van het groepsrisico. De kavel tussen de RWZI en het bedrijf Veluwenkamp heeft op dit moment een agrarische functie en zal de bestemming industrie krijgen. Deze kavel is echter bedoeld voor de uitbreiding van de RWZI en het is dan ook onwaarschijnlijk dat deze verandering zal leiden tot een verhoging van het externe veiligheidsrisico. Nader onderzoek naar de invloed van het plan op het externe veiligheidsrisico en verantwoording van het groepsrisico is om die reden niet noodzakelijk.