direct naar inhoud van Artikel 5 Bedrijventerrein
Plan: Netelhorst
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0244.bpBTNetelhorst-0004

Artikel 5 Bedrijventerrein

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van bedrijven tot en met milieucatagorie 3.2, die in de staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen, zijn aangeduid als toelaatbaar;
  • b. op de locatie die wordt omsloten door de Hanzelijn, de waterzuivering, de Hilsdijk en de Zuiderzeestraatweg is tevens een composteerinrichting toegestaan conform de staat van bedrijfsactiviteiten, die als bijlage bij deze regels is opgenomen;
  • c. kantoren;
  • d. bedrijfswoningen, ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijfswoning';

met daaraan ondergeschikt:

  • e. wegen en paden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. geluidwerende voorzieningen;
  • h. openbare nutsvoorzieningen;
  • i. infrastructurele voorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' mag de bouwhoogte in meters van een gebouw niet meer dan de aangegeven bouwhoogte bedragen en mag het bebouwingspercentage per perceel niet meer dan het aangegeven percentage bedragen;
  • c. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse of de van een weg afgekeerde perceelsgrens mag niet minder dan 4 meter bedragen;
  • d. de onderlinge afstand tussen vrijstaande gebouwen mag niet minder dan 3 meter bedragen.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen, maar de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, indien:
    • 1. op het erf of perceel al een gebouw staat, waarmee de erf- of perceelafscheiding in functionele relatie staat;
    • 2. gebouwd wordt achter de naar de weg toegekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
    • 3. gebouwd wordt op een afstand van meer dan 1 meter van openbaar toegankelijk gebied;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen.
  • c. de bouwhoogte van antennes en silo's mag niet meer dan 15 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van schoorstenen mag niet meer dan 20 meter bedragen;

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. een goede milieusituatie;
  • f. de bescherming van de groenstructuur;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in artikel 5.2.1 onder a om toe te staan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    • 1. dit gedeelte niet breder is dan 1/3 deel van de betreffende gevel van het gebouw;
    • 2. de bouwhoogte niet hoger is dan 6 meter;
    • 3. de afstand tot de perceelsgrens niet minder dan 4 meter bedraagt;
  • b. het bepaalde in artikel 5.2.1 onder b om toe te staan dat het bebouwingspercentage wordt vergroot met niet meer dan 5%;
  • c. het bepaalde in artikel 5.2.1 onder b om toe te staan dat de bouwhoogte van een gebouw wordt vergroot met niet meer dan 1 meter;
  • d. het bepaalde in artikel 5.2.1 onder c om toe te staan dat gebouwen op 2 aan elkaar grenzende percelen aaneen worden gebouwd;
  • e. het bepaalde in artikel 5.2.1 onder c, mits
    • 1. over de volle lengte van de zijdelingse en/of achterperceelsgrens een groenstrook van minimaal 10 meter breed aanwezig is;
    • 2. een strook grond van minimaal 4 meter breed tussen de hoofdbebouwing en de te realiseren bebouwing, over de volle lengte van de zijdelingse en/of achterperceelsgrens, vrij blijft van bebouwing en opslag;
  • f. het bepaalde in artikel 5.2.2 onder b om toe te staan dat de bouwhoogte van een daar genoemd bouwwerk, geen gebouw zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 15 meter.
  • g. het bepaalde in artikel 5.2.2 onder b om toe te staan dat de bouwhoogte van een daar genoemd bouwwerk, geen gebouw zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter.
  • h. het bepaalde in artikel 5.2.2 onder b om toe te staan dat de bouwhoogte van een antennes wordt vergroot tot niet meer dan 25 meter.

5.4.2 Voorwaarden

De in artikel 5.4.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden toegestaan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de parkeergelegenheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de groenstructuur;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere bedrijven dan de bedrijven die zijn aangeduid als toelaatbaar binnen de betreffende zone in de staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel of horeca;
  • c. het gebruik van bouwwerken als bedrijfswoning;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het verbod als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het bepaalde in artikel 5.5 onder a om bedrijven toe te staan die in de staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen niet zijn vermeld dan wel op het betreffende perceel of gedeelte van het betreffende perceel niet als toelaatbaar zijn aangeduid, mits deze bedrijven wat betreft milieuhinder kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven die op het betreffende perceel wel als toelaatbaar zijn aangeduid;
  • b. het verbod als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het bepaalde in artikel 5.5 onder b ten behoeve van detailhandel in:
    • 1. brand- en explosiegevaarlijke stoffen;
    • 2. auto's boten en caravans en als nevenactiviteit daarmee rechtstreeks samenhangende accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen, met dien verstande dat de daarvoor aan te wenden verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 20% bedraagt van de bebouwde oppervlakte;
    • 3. grove bouwmaterialen;
    • 4. keukens en sanitair;
    • 5. tuincentra;
    • 6. bouwmarkten, grootschalige meubeldetailhandels en/of woninginrichting, met dien verstande dat:
      • a. de verkoopvloeroppervlakte ten minste 1.000 m² bedraagt dan wel indien blijkt dat deze detailhandel door hinder en/of gevaar redelijkerwijs niet gevestigd kan worden in het winkelconcentratiegebied dan wel door de afmetingen en/of branche inbreuk maken op de ter plaatse van het winkelconcentratiegebied gebruikelijke bebouwingsstructuur;
      • b. geen onevenredige inbreuk wordt gemaakt op de verzorgings- c.q. detailhandelsstructuur in het winkelconcentratiegebied;
    • 1. als nevenactiviteit bij de detailhandel in auto's, boten, caravans, keukens, sanitair, tuincentra, bouwmarkten, grootschalige meubeldetailhandel en woninginrichting daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderlenen en/of materialen, met dien verstande dat de daarvoor aan te wenden verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 20% bedraagt van de bebouwde oppervlakte.
  • c. het verbod als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het bepaalde in artikel 5.5 onder b ten behoeve van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit en ten behoeve van een verbreding van het assortiment in aan de branche verwante artikelen met dien verstande dat:
  • 1. de verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 7,5% van de bebouwde oppervlakte bedraagt;
  • 2. 2. de detailhandelsstructuur van het winkelconcentratiegebied niet onevenredig wordt aangetast;

5.6.2 Voorwaarden

De in artikel 5.6.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden toegestaan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de parkeergelegenheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de groenstructuur;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.7 Wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van de maximale bouwhoogte voor windmolens

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de maximaal toegestane bouwhoogte voor windmolens binnen het bouwvlak gedeeltelijk wijzigen in die zin dat de bouw van een windmolen mogelijk wordt gemaakt met overschrijding van de in 5.2.2 onder b, met in achtneming van de volgende regels:

  • a. uit een daartoe ingesteld onderzoek moet blijken dat geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het omringende woon- en leefklimaat door hinder en dat redelijkerwijs geen gevaarsaspecten zijn te verwachten;
  • b. de hoogte van een windmolen mag niet meer dan 25 meter bedragen;
  • c. indien dit in verband met de situering ten opzichte van de weg en/of belendende bebouwing dan wel met het oog op de bescherming van de landschappelijke waarden ter plaatse wenselijk is zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de plaats van de windmolen;
  • d. de afstand tussen de windmolen en de dichtstbijzijnde woning, niet zijnde een bedrijfswoning, mag niet minder dan 100 meter bedragen;