direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Paraplubestemmingsplan Parkeren gemeente Hattem
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0244.bpParkeren-0002

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 1 juli 2018 zijn de stedenbouwkundige bepalingen in de gemeentelijke Bouwverordening vervallen. Een belangrijk gevolg hiervan is dat de daarin specifiek geregelde parkeerregels eveneens zijn vervallen. Die parkeerregels hebben een directe relatie met de inhoud van bestemmingsplannen. Het is daarom van belang om alle bestemmingsplannen waarin nog niet is voorgesorteerd op deze wetswijziging, aan te passen, zodanig dat de parkeerregels ook in die bestemmingsplannen tijdig van toepassing worden.

Het is mogelijk om meerdere bestemmingsplannen tegelijkertijd op één of meerdere punten te wijzigen zodat ze weer zijn voorzien van een goede regeling. Dit kan in de vorm van een zogenaamd paraplubestemmingsplan, op grond waarvan alleen de daaronder vallende bestemmingsplannen worden aangepast. Omdat de regeling overkoepelend geldt voor een aantal bestemmingsplannen wordt het een paraplubestemmingsplan genoemd.

Het voorliggende paraplubestemmingsplan geldt voor alle bestemmingsplangebieden binnen het grondgebied van de gemeente Hattem, met uitzondering van het plangebied van het bestemmingsplan Bedrijvenpark H2O dat op 17 september 2018 is vastgesteld. Voor dit plangebied zijn de regels voor parkeren al opgenomen.

Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in een parapluregeling voor de parkeerregeling. Meer hierover is uitgewerkt in hoofdstuk 2.

De plannen waarop dit parapluplan betrekking heeft, zijn opgenomen in de toepassingsbepaling van artikel 2 van de regels.

1.2 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 bevat de toelichting op het te herziene onderdeel van de betreffende bestemmingsplannen. In hoofdstuk 3 wordt uitgelegd op welke wijze de juridische regeling in elkaar zit en ten slotte wordt in hoofdstuk 4 ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Vervallen stedenbouwkundige bepalingen

Op 29 november 2014 is de Reparatiewet BZK 2014 in werking getreden. Deze wet regelt dat de grondslag voor stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening uiterlijk per 1 juli 2018 komt te vervallen. Dit betekent dat voor onder andere parkeernormen niet meer kan worden getoetst aan de bepalingen uit de bouwverordening. In bestemmingsplannen die zijn vastgesteld na 29 november 2014 moet daarom een parkeerregeling zijn opgenomen. Op grond van artikel 3.1.2, lid 2, onder a van het Besluit ruimtelijke ordening kan in deze parkeerregeling worden verwezen naar de op 8 december 2014 vastgestelde Nota Parkeernormen van de gemeenten Elburg, Hattem, Nunspeet en Oldebroek.

 

Bij het realiseren van voldoende parkeergelegenheid hoeven geen bestaande tekorten te worden opgelost. De te realiseren parkeergelegenheid moet voldoende zijn voor het bouwwerk waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht.

Van de verplichting om voldoende parkeergelegenheid te realiseren kan ingevolge artikel 4 lid 4.1 sub c worden afgeweken. In paragraaf 3.3 van de Nota Parkeernormen is aangegeven op welke wijze beoordeling en verlening van de omgevingsvergunning in afwijking van de gemeentelijke parkeereis plaatsvindt.

In stads- en dorpscentra waar parkeergelegenheid en parkeerbehoefte niet op elkaar aansluiten kan afwijking zinvol zijn. Door af te wijken kan een functie met een parkeerbehoefte toch worden toegelaten zonder dat er op eigen terrein of in de omgeving voldoende parkeerplaatsen zijn.

Zoals in de inleiding al is aangegeven, is in het bestemmingsplan Bedrijvenpark H2O hier al rekening mee gehouden in die zin dat in die plannen een parkeerregel is opgenomen.

In de overige bestemmingsplannen van de gemeente Hattem wordt via deze parapluregeling een artikel opgenomen waarin het parkeerbeleid wordt geregeld.

De beheersverordeningen kunnen niet onder de werking van dit paraplubestemmingsplan worden gebracht en worden separaat herzien.

Hoofdstuk 3 Juridische regeling

Het voortborduren op de bepalingen van de bouwverordening heeft als voordeel dat hierover veel jurisprudentie is. De opvattingen van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zijn bekend. Toegevoegd is het gebruik. De eisen voor het parkeren gelden dus niet alleen meer voor bouwen. Bij een gebruiksverandering moet er ook sprake zijn van voldoende parkeerruimte.

Dit bestemmingsplan bevat een nieuw artikel (Overige regels) waarin de parkeernormen van toepassing worden verklaard op dan wel worden vervangen in de bestemmingsplannen die in de toepassingsbepaling in artikel 2 zijn genoemd. Op dit moment zijn dat normen uit bijlage 1a van de Nota Parkeernormen die in 2014 zijn vastgesteld. Omdat deze normen in de planperiode mogelijk kunnen wijzigen is in artikel 4 lid 4.1 de bepaling opgenomen dat 'indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging'. Hiermee wordt voorkomen dat de uit 2014 vastgestelde normen blijven gelden als er bijvoorbeeld in 2020 nieuwe beleidsregels en normen worden vastgesteld. Dit is in de jurisprudentie geaccepteerd (o.a. uitspraak ABRvS 9 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2837). Door het opnemen van deze zogenaamde 'dynamische verwijzing' hoeven de bestemmingsplannen niet te worden herzien als het gemeentelijk beleid wijzigt.

De andere artikelen in dit parapluplan zijn opgenomen omdat dat op basis van het Besluit ruimtelijke ordening verplicht is. Het betreft de volgende artikelen. In artikel 1 (Begrippen) is aangegeven wat het identificatienummer van het plan is en welke onderdelen het juridische deel van het plan omvat. Voor het overige zijn de begrippen uit de vigerende bestemmingsplannen van toepassing. Ook wat betreft de wijze van meten zijn de bepalingen uit de vigerende bestemmingsplannen van toepassing. In artikel 3 is de anti-dubbeltelregeling opgenomen. Deze standaardbepaling is bedoeld om te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie mogelijk is gemaakt, na realisering daarvan, ten gevolge van feitelijke functie- of gebruiksverandering van het gerealiseerde, opnieuw zou kunnen worden gebruik gemaakt. Tenslotte is er nog een standaardbepaling voor het overgangsrecht opgenomen (artikel 1) en een slotregel (artikel 2).

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

Dit bestemmingsplan doorloopt de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) vastgelegde bestemmingsplanprocedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en andere belanghebbenden hun zienswijze op het plan kenbaar kunnen maken.

Omdat geen sprake is van een nieuw beleidsvoornemen, is inspraak ingevolge de gemeentelijke Inspraakverordening niet nodig. In het kader van de ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan wordt de provincie Gelderland geïnformeerd. Omdat er geen provinciaal belang is wordt dit beschouwd als het overleg in het kader van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Er is geen waterschapsbelang.

Het ontwerpbestemmingsplan wordt daarna zes weken ter inzage gelegd. In deze periode kan een ieder zijn zienswijze kenbaar maken. De provincie ontvangt een kennisgeving van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan.

Na de vaststelling wordt het bestemmingsplan nogmaals zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode bestaat de mogelijkheid tot het indienen van beroep bij de Raad van State.