direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Kwekerij Souman Hattem
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0244.bpTuincentrum-0002

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Het onderhavige bestemmingsplan betreft de juridisch-planologische regeling ten behoeve van de uitbreiding van een op het perceel Zuiderzeestraatweg 34 te Hattem aanwezige kwekerij annex hoveniersbedrijf en een daarbij behorende uitgebreide detailhandelsfunctie.

De huidige juridische regeling van de betreffende gronden is neergelegd in het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Hattemerbroek". Dit bestemmingsplan is op 12 december 2005 door de gemeenteraad vastgesteld. In dit bestemmingsplan hebben de betreffende gronden de bestemmingen "K Kwekerij" en "A Agrarisch". Op basis van het geldende bestemmingsplan is de voorgenomen ontwikkeling niet mogelijk.

Het voorliggende bestemmingsplan is de juridisch-planologische regeling die de voorgenomen ontwikkeling mogelijk maakt.

1.2 De bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan "Kwekerij Souman Hattem" bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding, schaal 1:1.000 (tek. no. NL.IMRO.0244.bpTuincentrum-0002);
  • planregels.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangegeven. In de planregels zijn de voor de bestemmingen van belang zijnde regels opgenomen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting waarin de aan het plan ten grondslag liggende gedachten, de uitkomsten van het onderzoek en de planbeschrijving zijn opgenomen.

1.3 Situering van het plangebied

Het plangebied betreft de locatie Zuiderzeestraatweg nummer 34, aan de oostkant van de A28. Het plangebied ligt ten zuidoosten van het knooppunt Hattemerbroek, aan de noordkant van de Zuiderzeestraatweg, en direct grenzend aan het in de gemeente Hattem gelegen deel van het Bedrijventerrein H2O.

Op Bijlage 1 Situering plangebied is de ligging van het plangebied te zien.

Hoofdstuk 2 Huidige en gewenste situatie

2.1 Huidige situatie

Het perceel aan de Zuiderzeestraatweg is gelegen in het buitengebied. De locatie ligt ten noordwesten van de kern Hattem en ten noordoosten van de kern Hattemerbroek.

In de nabijheid van het plangebied liggen de A28 en de A50. Het perceel wordt (ten noorden van de Zuiderzeestraatweg) omgeven door gronden van het bedrijventerrein H2O, het intergemeentelijke bedrijventerrein van de gemeenten Hattem, Heerde en Oldebroek. Het deel van de gemeente Oldebroek is gelegen aan de westzijde van de A50.

In het plangebied zelf zijn momenteel bedrijfsgebouwen en een woning (ten dienste van de kwekerij) aanwezig gelegen.

2.2 Gewenste situatie

De initiatiefnemer heeft het voornemen om de kwekerij annex hoveniersbedrijf uit te breiden en de bestaande detailhandelsmogelijkheden ook in te zetten voor tuingerelateerde detailhandel (tuinmeubelen, zwembaden, tuingerelateerd speelgoed, woondecoratie en kleine huisdieren).

De oorspronkelijke bebouwing wordt behouden. In de nieuwe situatie kan nieuwe bebouwing ten behoeve van de voorgestane bedrijvigheid worden gerealiseerd, waarbij opgemerkt kan worden dat dit initiatief mogelijk is geworden omdat er in het kader van de realisatie van het aangrenzende bedrijventerrein een grondruil heeft plaatsgevonden.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Algemeen

In de keuze van het te voeren ruimtelijk beleid is een gemeente in principe vrij. De wetgeving gaat er echter wel van uit dat er rekening gehouden wordt met het door hogere overheden uitgestippelde beleid, vooral daar waar het bovengemeentelijke belangen betreft. Weliswaar is de gemeente niet verplicht dit beleid verder te volgen, echter een afwijking ervan zal duidelijk moeten worden gemotiveerd. In dit hoofdstuk wordt dan ook achtereenvolgens ingegaan op het provinciale beleid en het gemeentelijke beleid ten aanzien van het plangebied. Aangezien het een kleinschalige ontwikkeling betreft, zal er niet worden ingegaan op het nationaal en Europees beleid.

3.2 Provinciaal beleid

Streekplan Gelderland 2005

In het Streekplan Gelderland 2005 (nu: Structuurvisie Gelderland) is gekozen voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit in Gelderland. Dat gebeurt door op provinciaal niveau te sturen op kenmerken en waarden die van provinciaal belang worden geacht: het "groenblauwe raamwerk" met natuur en water, maar ook de ruimtelijke ontwikkelingen in het "rode raamwerk" van stedelijke functies en infrastructuur. De rest van de provincie, het "multifunctionele gebied", wordt meer dan in het verleden het domein van de gemeenten. Zij werken daartoe samen in regionaal verband.

Hoofddoel van het beleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak. Om krachtige steden en vitale regio's te bevorderen zijn de belangrijkste uitgangspunten “bundeling van verstedelijking aan/nabij infrastructuur” en het “organiseren in stedelijke netwerken”.

De provincie wil bijdragen aan het voldoen aan de ruimtelijke voorwaarden voor een succesvolle economische ontwikkeling. Dit betekent onder andere het voorzien in een aanbod aan bedrijventerreinen dat past bij de geraamde regionale behoefte. Duurzame kwaliteit, concentratie en bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik zijn hierbij kernbegrippen. Ook in het bedrijfsleven is sprake van voortgaande schaalvergroting. Clustering van diverse soorten bedrijvigheid in stedelijke gebieden vermindert de kwetsbaarheid voor economische conjunctuurbewegingen. Bij bundeling van werkfuncties valt onderscheid te maken naar de omvang van publieks-/werknemersstromen (= meer centrale, goed bereikbare locaties) en van goederenstromen (= ligging aan ontsluitende infrastructuur weg/water of op specifieke terreinen bijvoorbeeld in verband met milieuzonering).

In het streekplan is aangegeven dat vestiging van detailhandel buiten de bebouwde kom uitgesloten is. Alleen onder specifieke voorwaarden kunnen perifere locaties voor detailhandelsvestigingen worden aangewezen. Vestiging op dit soort locaties is voorbehouden aan winkels uit bepaalde branches. De verantwoordelijkheid voor het beleid voor perifere detailhandelsvestigingen ligt bij de gemeenten. Bij de branches die zich perifeer mogen vestigen horen onder meer tuincentra. Daarbij geldt dat perifere detailhandelsvestigingen dienen te worden gebundeld. Tevens zijn, gezien de ligging, een goede autobereikbaarheid alsmede parkeervoorzieningen noodzakelijk. In dit geval is het voornemen om de bestaande kwekerij annex hoveniersbedrijf uit te breiden en de bestaande detailhandelsmogelijkheden ook in te zetten voor tuingerelateerde detailhandel.

Ruimtelijke Verordening Gelderland

De Ruimtelijke Verordening Gelderland is op 15 december 2010 door Provinciale Staten van Gelderland vastgesteld. Met de ruimtelijke verordening stelt de provincie regels aan bestemmingsplannen. Hierbij richt de provincie zich op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, landschap, recreatie, glastuinbouw, water en de Ecologische Hoofdstructuur. Bepaalde onderwerpen zijn van provinciaal belang. Daarvoor zijn in de verordening regels opgenomen. De regels in de verordening zijn gebaseerd op de provinciale structuurvisie (voorheen: Streekplan Gelderland 2005). De Ruimtelijke Verordening Gelderland is op 2 maart 2011 in werking getreden.

De voorgenomen ontwikkeling betreft een uitbreiding van een bestaande kwekerij annex hoveniersbedrijf en een daarbij behorende uitgebreide detailhandelsfunctie.

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is het onderdeel "landschap" relevant.

Het plangebied ligt in het Nationaal Landschap Veluwe. Het beleid hiervoor gaat in eerste instantie om het behouden en versterken van de landschappelijke kernkwaliteiten. Hoewel het plangebied valt binnen het Nationaal Landschap, valt het niet binnen de door het streekplan aangemerkte waardevolle landschappen of waardevolle open gebieden. De ligging is dan ook geen belemmering voor de uitvoerbaarheid voor het plan. Bovendien vindt de ontwikkeling niet middenin de natuur plaats, maar in een gebied met een stedelijke uitstraling en dynamiek (Hanzelijn, A28 en A50).

3.3 Gemeentelijk beleid

De gemeente onderschrijft het verruimde provinciale beleidskader zoals verwoord in het Streekplan Gelderland 2005 (nu: Structuurvisie Gelderland).

De gemeente is van mening, dat de onderhavige functie een combinatie betreft van een bloem-/boomkwekerij en een detailhandelsobject voor perifere detailhandelslocaties, zoals omschreven in het streekplan. Het bedrijf zoals verzoeker deze wil, hoort naar de letter van het streekplan, eigenlijk op geen van beide plaatsen 100% thuis. Bedrijven zoals "Intratuin" of "Europatuin" waar geen sprake meer is van het kweken van planten en dergelijke en die zuiver gericht zijn op het verkopen, zijn meer het soort bedrijven die dienen te worden opgericht op de bedoelde perifere detailhandelslocaties. Het onderhavige bedrijf is thans kleinschaliger. Op dit moment is het juridisch geregeld dat op het bedrijf producten worden verkocht die het bedrijf zelf kweekt. Dit is een belangrijk onderdeel van de bedrijfsvoering geworden.

Onder de bestemming "Bedrijventerrein" en de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - kwekerij" zal de detailhandel nog steeds direct verband moeten houden met de bestemming.

Aan de overzijde van de weg is een grootschaliger tuincentrum, dat zich wellicht ook verder ontwikkelt. Een aanverwant bedrijf aan de andere kant van de straat (bundeling) ontmoet bij de gemeente geen bezwaren. Beide bedrijven liggen praktisch onder het talud van de snelweg A50. Het onderhavige bedrijf zal slechts een relatieve extra druk opleveren voor de Zuiderzeestraatweg.

De gemeente is van oordeel dat in het onderhavige geval, gezien de motivatie van het plan, de bundeling die ontstaat met het aan de overzijde van de Zuiderzeestraatweg gelegen bedrijf alsmede het aangrenzende bedrijventerrein, geen bezwaar ontmoet om het bedrijf formeel vast te leggen door toekenning van een bestemming "Bedrijventerrein" (met vestigingsmogelijkheden voor de daarbij behorende bedrijvigheid) en de specifieke aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - kwekerij", met meer uitgebreide detailhandelsmogelijkheden.

Welstandsnota gemeente Hattem 2005

In de Welstandsnota is het gebied aangeduid als "polderlandschap".

Het gemeentelijk beleid ten aanzien van de uiterwaarden en het polderlandschap is gericht op het behouden van de openheid en het zicht op de stad Hattem en op de Veluwe. In de Hoenwaard worden de bouwmogelijkheden voor agrariërs ingeperkt en voor andere functies helemaal bevroren. Voor de oeverwal streeft de gemeente naar herstel van het kleinschalig karakter van het landschap. Eventuele toekomstige bebouwing zal plaats kunnen vinden ten noorden van de stad Hattem en aan de Gapersweg.

Om de bestaande waarden zoals de openheid van de ruimte en het zicht op beeldbepalende elementen in het Hattemse landschap in redelijke mate te behouden, wordt in het welstandsbeleid aan het hele deelgebied toetsingsniveau 2 toegewezen.

Voor dit deelgebied gelden specifieke toetsingscriteria, welke terug te vinden zijn in de Welstandstandsnota.

3.4 Conclusie beleid

Geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen ontwikkeling past in het voorgenoemde provinciaal en gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Onderzoek

4.1 Algemeen

Op grond van artikel 3.2 van de Awb dient een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis te vergaren over de relevante feiten en de af te wegen belangen. Het vaststellen of wijzigen van een bestemmingsplan kan gevolgen hebben voor de belangen van milieu en natuur, voor cultuurhistorische, landschappelijke en archeologische waarden, de waterhuishouding en andere waarden. In dit hoofdstuk wordt daar nader op ingegaan. Voorts wordt in dit hoofdstuk aandacht besteed aan de diverse onderzoeksaspecten. Dit hoofdstuk geeft een samenvatting van de verschillende onderzoeken die zijn uitgevoerd.

4.2 Milieuaspecten

Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect "geluid".

In de directe omgeving van het plangebied is geen gezoneerd industrieterrein gelegen. De afstand van het plangebied tot aan de spoorweg is meer dan 300 meter. Met deze afstand is het plangebied gelegen buiten de geluidszone van de spoorweg. Er wordt om die redenen niet verder op de aspecten geluid spoorweg en geluid industrie ingegaan.

Voor wat betreft het aspect geluid wegverkeer kan het volgende worden opgemerkt. In beginsel heeft iedere weg een geluidszone. Aangezien de geplande bestemming geen nieuwe geluidgevoelige objecten bevat, hoeft ook aan het aspect geluid wegverkeer geen verdere aandacht te worden geschonken.

Externe veiligheid

Op 28 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. In dit besluit zijn de normen voor de risico's als gevolg van risicovolle inrichtingen vastgelegd.

De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het Bevi regels gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:

  • of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico;
  • of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

Het groepsrisico bestaat uit de cumulatieve kansen per jaar dat tenminste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

In het kader van de ontwikkeling van het bedrijvenpark H20 is een onderzoek naar externe veiligheid uitgevoerd voor het deel dat is gelegen in de gemeente Hattem (Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV, Bedrijvenpark H20, Plandeel Hattem, Externe veiligheid, van 24 september 2012). Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 2.

Deze gegevens voor het bedrijvenpark zijn ook relevant voor de voorgenomen ontwikkeling die met het voorliggende bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt.

In de rapportage is onderzoek gedaan naar transport van gevaarlijke stoffen, buisleidingen, hoogspanningslijnen en risicovolle bedrijven. De resultaten zijn hieronder weergegeven.

Transport gevaarlijke stoffen

Knooppunt Hattemerbroek: A28 - A50/N50

Het plangebied ligt nabij het knooppunt Hattemerbroek. Door middel van een RBM II-berekening is het risico van deze wegen inzichtelijk gemaakt. Uit de berekeningen blijkt dat het groepsrisico in alle gevallen ruim onder de oriëntatiewaarde is gelegen, zelfs slechts 1% van de oriëntatiewaarde of lager. Ten gevolge van de ontwikkeling van het bedrijvenpark is een zeer lichte toename van het groepsrisico waarneembaar (uitgaande van het locatie specifieke groepsrisico). De gemeente acht dit een verantwoord groepsrisico.

Spoorlijn Weesp-Hattem (Hanzelijn)

Op enige afstand ten noorden van het plangebied ligt de spoorlijn Weesp-Hattem. Middels een RBM II-berekening is het risico van deze route inzichtelijk gemaakt. Uit de berekeningen blijkt dat het groepsrisico zowel in de huidige situatie als de toekomstige situatie ruim onder de oriëntatiewaarde ligt, zelfs lager dan 1% van de oriëntatiewaarde. Ten gevolge van de ontwikkeling van het bedrijvenpark is een zeer lichte toename van het groepsrisico waarneembaar. De gemeente acht dit een verantwoord groepsrisico.

Spoorlijn Zwolle-Amersfoort

De spoorlijn Zwolle-Amersfoort is op dusdanig afstand gelegen dat de ontwikkeling van het bedrijvenpark slechts in zeer beperkte mate zal bijdragen aan het groepsrisico van deze risicobron. Op basis van de gegevens van het Basisnet spoor blijkt verder dat het groepsrisico lager is dan 0,3 x OW. Aangezien er geen sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde en het groepsrisico ten gevolge van de voorgenomen ontwikkeling niet relevant zal toenemen (gezien de afstand tot het plan), is het uitvoeren van risicoberekeningen alsmede een nadere invulling aan de verantwoordingsplicht groepsrisico voor deze risicobron conform de circulaire niet noodzakelijk.

Buisleidingen

In de omgeving van het plangebied liggen enkele hogedrukgasleidingen van de Gasunie, waarvoor het risico middels CAROLA-berekeningen inzichtelijk is gemaakt. Uit de berekeningen blijkt dat het plaatsgebonden risico geen belemmeringen oplevert voor de voorgenomen ontwikkeling. Het groepsrisico is zowel in de huidige situatie als de toekomstige situatie ruim onder de oriëntatiewaarde gelegen, zelfs lager dan 10% van de oriëntatiewaarde. Ten gevolge van de ontwikkeling van het bedrijvenpark is een lichte toename van het groepsrisico waarneembaar. De gemeente acht dit een verantwoord groepsrisico.

Hoogspanningslijnen

Het plangebied ligt ruim buiten de indicatieve zone van de in de omgeving aanwezige hoogspanningslijn. Deze levert derhalve geen beperkingen op voor het plangebied.

Risicovolle bedrijven

In de omgeving van het plangebied zijn in de huidige situatie geen risicovolle bedrijven aanwezig, welke belemmeringen opleveren voor het plangebied.

Binnen het plangebied is de vestiging van Bevi-inrichting echter niet zonder meer uitgesloten. Hoewel bij het aanvragen van een vergunning in het kader van de Wet milieubeheer de externe veiligheidsrisico's dienen te worden getoetst, is één en ander ook in het voorliggende bestemmingsplan geregeld. Een Bevi-inrichting is in eerste instantie niet toegestaan. Via een wijzigingsbevoegdheid is een Bevi-inrichting wel mogelijk, mits het groepsrisico goed is verantwoord. Als voorwaarde is verbonden dat de 10-6 contour van het plaatsgebonden risico of - indien van toepassing - de afstand zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen juncto artikel 2 lid 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen, is gelegen binnen het bouwperceel van de risicovolle inrichting.

Verantwoording groepsrisico

Op basis van de bovenstaande risicoanalyse acht de gemeente het groepsrisico verantwoord. Er dient advies te worden ingewonnen bij de Veiligheidsregio met betrekking tot de items zelfredzaamheid en bestrijding van een ramp en/of zwaar ongeval. Na ontvangst van het advies van de Veiligheidsregio zal de verantwoording van het groepsrisico nader worden uitgewerkt.

Consumentenvuurwerk

Kwekerij Souman verkoopt in de laatste dagen van het jaar ook consumentenvuurwerk. In de huidige situatie is binnen Kwekerij Souman maximaal 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig. Verder is de opslag van maximaal 1.500 kg carbid mogelijk. Kwekerij Souman beschikt over adequate vergunningen in het kader van de Wet milieubeheer.

In de voorfase van de opstelling van het voorliggende bestemmingsplan is te kennen gegeven dat de wens bestaat om de voorraad aan consumentenvuurwerk te vergroten tot maximaal 50.000 kg.

Door Tauw bv is beoordeeld of één en ander in het kader van de milieuzonering uit de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering" uit 2009 en de Veiligheidsafstanden van het Vuurwerkbesluit mogelijk is. De beoordeling (Tauw bv, Kwekerij Souman, RO vuurwerkopslag, van 28 juli 2010) is opgenomen in Bijlage 3.

Geconcludeerd is dat op basis van de veiligheidsafstanden uit het Vuurwerkbesluit en het juist positioneren dan wel ontwerpen van de (buffer)bewaarplaatsen, kan worden gesteld dat de veiligheidsafstanden niet over het aangrenzende perceel (gelegen in het plangebied van het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Hattemerbroek") lopen. Afhankelijk van de feitelijke configuratie van de (buffer)bewaarplaatsen zullen de veiligheidsafstanden binnen de grens van de inrichting blijven.

De voorgenomen ontwikkeling heeft derhalve geen belemmerende invloed op het naastgelegen terrein.

Bij de (toekomstige) aanvraag van de vergunning van de (buffer)bewaarplaats en/of aanvraag voor een vergunning krachtens de Wet milieubeheer zal één en ander gedetailleerd verder worden beoordeeld.

Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.

Ruimtelijk-economische besluiten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).

Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur Niet in betekenende mate (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Voor de periode tussen het in werking treden van de Wet luchtkwaliteit en het verlenen van derogatie door de EU is het begrip "niet in betekenende mate" gedefinieerd als 1% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. Na verlening van derogatie wordt de definitie van NIBM verschoven naar 3% van de grenswaarde. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Vooralsnog geldt dat voor kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van maximaal 33.333 m2 (in geval van 1 ontsluitingsweg) of een bruto vloeroppervlak van maximaal 66.667 m2 (in geval van 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden. Hetzelfde geldt voor woningbouwlocaties voor maximaal 500 woningen (in geval van 1 ontsluitingsweg) of 1.000 woningen (in geval van 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling).

Onderhavig initiatief behelst een zodanig kleinschalige ontwikkeling dat duidelijk is dat niet in betekenende mate wordt bijgedragen aan de luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit brengt geen belemmeringen met zich mee.

Bodem

Voor de goede ruimtelijke ordening en gezien het feit dat bij bouwaanvraag een schonegrondverklaring moet worden afgegeven, is besloten om een aanvullend bodemonderzoek te laten uitvoeren.

Het betreffend verkennend bodemonderzoek is verricht door Boluwa Eco Systems BV ("Verkennend bodemonderzoek op een locatie aan de Zuiderzeestraatweg 34 te Hattem", kenmerk: 09054, opgesteld op 9 april 2009).

Er kan niet worden opgemaakt dat er mogelijk bodembedreigende activiteiten op de onderzoekslocatie zelf hebben plaatsgevonden.

Volgens het toetsingskader uit de circulaire bodemsanering 2009, gedateerd van april 2009, is op de betreffende locatie geen nader onderzoek nodig. Opgemerkt dient te worden dat zowel de boven- als de ondergrond niet geheel voldoet aan het criterium van multifunctionaliteit. Hergebruik van eventueel bij graafwerkzaamheden vrijkomende grond op het eigen terrein is toegestaan. Eventueel vrijkomende grond mag echter tegenwoordig niet zonder meer worden afgevoerd of elders worden toegepast. De regels van het Besluit bodemkwaliteit zijn hierop van toepassing.

Wat het aspect bodem betreft zijn er geen beperkingen met het oog op de gewenste ontwikkelingen.

De rapportage is in Bijlage 4 Verkennend bodemonderzoek opgenomen.

4.3 Ecologie

Soortbescherming

Sinds 1 april 2002 regelt de "Flora- en faunawet" de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. Deze wet heeft tot doel om beschermde flora- en faunasoorten te beschermen. Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen tot gevolg hebben dat beschermde soorten in het geding komen. Indien dergelijke soorten aanwezig zijn en door de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling bedreigd worden, moet een ontheffing aangevraagd worden. Gezien het agrarisch gebruik van het nieuw aangeworven perceel en de directe aanwezigheid van een snelweg en spoorlijn wordt er geen indicatie gezien voor de aanwezigheid van beschermde faunasoorten. De aanwezigheid van beschermde flora wordt eveneens uitgesloten.

Gebiedsbescherming

Vanaf oktober 2005 vindt de gebiedsbescherming in Nederland plaats via de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998. De natuurbeschermingswet kent de volgende beschermde gebieden:

  • De Natura 2000-gebieden (vogel- en habitatrichtlijngebieden).
  • Beschermde natuurmonumenten (voorheen (staats)natuurmonumenten).
  • De Ecologische Hoofdstructuur.

Het plangebied is op meer dan 1 kilometer gelegen van het Natura 2000-gebied "Uiterwaarden IJssel". Vanwege de afstand van het plangebied en de beperkte ingreep kan gesteld worden dat het initiatief geen significant negatieve effecten heeft op het Natura 2000-gebied.

Er zijn geen beschermde natuurmonumenten in de directe nabijheid van het plangebied.

Het plangebied is niet gelegen in de Ecologische Hoofdstructuur en is op aanzienlijke afstand gelegen van het Veluwe Massief.

Vanuit het aspect ecologie gezien zijn er geen beperkingen gevonden met betrekking tot de beoogde ontwikkelingen.

4.4 Archeologie

Om een meer gedetailleerd inzicht te krijgen in de archeologische verwachtingen heeft het gemeentebestuur in het verleden besloten om een archeologische verwachtingskaart vast te stellen.

Op grond van die verwachtingskaart is het betreffende gebied gewaardeerd met een verwachtingswaarde van 10% en is het niet aannemelijk dat in dit gebied een hoge kans bestaat op het aantreffen van archeologische waarden. Gezien het feit dat de grond nauwelijks verstoord wordt met de aanleg van voornamelijk kassen en een parkeerplaats wordt verder onderzoek niet noodzakelijk geacht.

4.5 Verkeer en parkeren

Kwekerij Souman is bereikbaar via de Zuiderzeestraatweg. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de huidige aansluiting. Op deze manier is het nu en in de toekomst op een verantwoorde manier mogelijk om de kwekerij aan te laten sluiten op dit weggedeelte.

Wat het parkeren betreft wordt uitgegaan van parkeren op eigen terrein. Hiervoor is in de planregels een parkeernorm van minimaal 2,6 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlak opgenomen. Deze parkeernorm is ontleend aan de meest recente uitgave van de CROW-normen. Het regelen van een parkeernorm in het bestemmingsplan vloeit direct voort uit het feit dat op basis van de Wet ruimtelijke ordening de mogelijkheid is komen te vervallen om de regeling van parkeren nog over te laten aan de Bouwverordening.

Voor deze situatie is er voor wat betreft de detailhandelsactiviteiten sprake van een verkoopvloeroppervlakte van 2.765 m2. Er zijn derhalve 72 parkeerplaatsen nodig.

Op dit moment zijn er 35 parkeerplaatsen aanwezig. Hier zullen 37 parkeerplaatsen aan worden toegevoegd. Aan de voorzijde van het gebouw (in het verlengde van de bestaande parkeerplaatsen) is hiervoor voldoende ruimte.

4.6 Waterparagraaf

Algemeen

Het plangebied ligt aan de Zuiderzeestraatweg 34 te Hattem. Het bevindt zich niet binnen enige keurzone of binnen de zoekgebieden voor waterberging zoals deze staan weergegeven in het provinciaal beleid.

Het plan heeft geen negatieve gevolgen voor het (grond)water in de omgeving.

Grondwater

Het grondwaterpeil ligt tussen de 0,8 en de 1,2 meter onder maaiveld. Er is in en om het plangebied geen grondwateroverlast bekend. Het plangebied ligt niet in een grondwaterbeschermingsgebied en ook niet in de grondwaterfluctuatiezone zoals provincie Gelderland deze heeft gedefinieerd.

Er vindt opslag van het regenwater plaats ten behoeve van de beregening van de te verkopen beplanting. Hierdoor zullen er nauwelijks tot geen lozingen op het oppervlak plaatsvinden.

Ingrepen voortkomend uit dit plan zullen geen bodemlagen aantasten als gevolg waarvan het grondwatersysteem verandert.

Oppervlaktewater

Langs de weg loopt een ontwateringsloot. Naar aanleiding van dit plan zal geen extra oppervlaktewater (in verbinding staand met het oppervlaktewatersysteem) gecreëerd worden.

Het plan veroorzaakt geen nadelige gevolgen voor of door het oppervlaktewatersysteem in de omgeving.

DWA en RWA

Het hemelwater binnen het plangebied zal niet afgevoerd worden naar de riolering. Hiervoor is de beslisboom hemelwaterafvoer - opgesteld door Tauw - gehanteerd. Het zal worden opgevangen in een opvangbassin en worden gebruikt voor het bevloeien van de beplanting in het "winkeldeel".

Procedures

Doordat dit plan kleiner is dan 10 woningen/1.500 m² is, buiten Keurzones valt, het geen HEN-water inclusief beschermingszone betreft, er niet meer dan de landelijke afvoernorm geloosd gaat worden op oppervlaktewater, buiten de zoekgebieden voor waterberging valt, geen landgoed, weg(en), spoorlijn(en), Tracéwet, damwand(en), scherm(en), ontgrondingen et cetera betreft, valt het onder de "postzegelplannen" zoals Waterschap Veluwe die vanuit het oogpunt van de watertoets heeft gedefinieerd. Dit betekent dat voor dit plan het "standaard wateradvies" geldt. Afwijkingen hiervan en afwijkingen op de plankaart zijn beargumenteerd weergegeven in deze waterparagraaf.

Bij negatieve effecten voor het watersysteem is weergegeven hoe deze gemitigeerd en wel gecompenseerd zijn.

Het bestemmingsplan zal in het artikel 3.1.1 Bro overleg/watertoetsadviesoverleg aan Waterschap Veluwe worden voorgelegd.

Eventueel benodigde vergunningen worden niet met deze waterparagraaf geregeld en zullen via daarvoor bedoelde procedures moeten worden verkregen.

Hoofdstuk 5 Het plan

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt een planologische afweging gemaakt, op basis van het beschreven beleidskader en het uitgevoerde onderzoek. Ook wordt de planopzet beschreven en wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.

5.2 Planologische afweging

Het plangebied is gelegen in het buitengebied van Hattem aan de Zuiderzeestraatweg. Het plan omvat de uitbreiding van een ter plaatse aanwezige kwekerij annex hoveniersbedrijf en een daarbij behorende uitgebreide detailhandelsfunctie.

In het onderhavige plangebied zijn momenteel bedrijfspanden en een woning ten dienste van de kwekerij aanwezig. Daarnaast is een gedeelte "onbebouwd" voor het kweken van planten en het gebruik voor parkeren.

Voor de nieuwe bestemmingsregeling is aansluiting gezocht bij de planregeling zoals die geldt voor het aangrenzende bedrijventerrein.

Wat het parkeren betreft wordt uitgegaan van parkeren op eigen terrein. Hiervoor is in de planregels een parkeernorm van minimaal 2,2 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlak opgenomen. Deze parkeernorm is ontleend aan de meest recente uitgave van de CROW-normen. Het regelen van een parkeernorm in het bestemmingsplan vloeit direct voort uit het feit dat op basis van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening de mogelijkheid komt te vervallen om de regeling van parkeren nog over te laten aan de Bouwverordening.

5.3 Planopzet en planregeling

Het bestemmingsplan is opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008).

Voor het plangebied is de bestemming "Bedrijventerrein" opgenomen. De zone langs de Zuiderzeestraatweg wordt vrijgehouden van bebouwing, omdat daar sprake zal zijn van parkeergelegenheid. De functie van kwekerij en de voorgestane detailhandelsactiviteiten vinden regeling met behulp van aanduidingen. In de regels zijn bij die aanduidingen de desbetreffende gebruiksmogelijkheden aangegeven.

De aan de westzijde van het perceel aanwezige gasleiding vindt regeling met de dubbelbestemming "Leiding - Gas". De zone langs de gasleiding dient vrij te blijven van bebouwing. Ter bescherming van de gasleiding is een vergunningstelsel opgenomen.

5.4 Uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient een onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan. Het betreft hier een particulier initiatief. De kosten voor de uitvoering van het bestemmingsplan komen voor rekening van de initiatiefnemer. Het plan wordt financieel haalbaar geacht, gezien de economische waarde na de realisatie van het bouwplan. De gemeente verleent medewerking door het in gang zetten van een procedure tot herziening van het bestemmingsplan. De kosten die met de procedure samenhangen komen voor rekening van de initiatiefnemer. Hiervoor is met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst aangegaan.

Hoofdstuk 6 Procedure, inspraak en vooroverleg

Met betrekking tot de voor kwekerij Souman voorgestane ontwikkeling is in oktober 2010 een procedure tot herziening van het bestemmingsplan ingezet. Toentertijd is gekozen voor een planregeling met een bestemming "Detailhandel - Tuincentrum". Het voorontwerp van het bestemmingsplan is op de gebruikelijke wijze voor inspraak ter inzage gelegd. Een ingediende inspraakreactie heeft geen aanleiding gegeven tot aanpassing van het plan.

Ook is het voorontwerpplan in het kader van het vooroverleg aangeboden aan de Provincie Gelderland, de Inspecteur van de Ruimtelijke Ordening en het Waterschap Veluwe. De opmerkingen van deze instanties hebben geen aanleiding gegeven om het plan aan te passen.

Het verslag van die inspraak en het vooroverleg is in Bijlage 5 Verslag inspraak en overleg opgenomen.

Vervolgens is het ontwerp van dat plan in november 2010 ter inzage gelegd. Hierbij is gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot het indienen van een zienswijze door de eigenaar van het op perceel Zuiderzeestraatweg 21A gevestigde tuincentrum Groenrijk.

De bezwaren hadden vooral betrekking op de "nieuwe functie", de voorgestane grootschalige detailhandel, verkeersbewegingen en de bestaande voorzieningenstructuur.

De ingediende bezwaren waren van dien aard, dat initiatiefnemer zich op het standpunt stelde dat de indruk dat sprake zou zijn van een nieuw tuincentrum moest worden weggenomen en dat een nadere bezinning op de nieuwe bestemming op haar plaats zou zijn.

Benadrukt wordt dat toentertijd ook nog een ambtelijke aanpassing van de planregeling werd voorgestaan, in die zin dat de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk adequaat regeling moest vinden.

Na overleg tussen initiatiefnemer en het gemeentebestuur en vooral gelet op de ontwikkelingen in het aangrenzende gebied (bedrijventerrein H2O), is besloten de formele vastlegging van de aanwezige en gewenste bedrijvigheid op een nadere manier vast te leggen en wel middels een bestemming "Bedrijventerrein" en een nadere aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - kwekerij".

Anno 2012 is het plan weer "opgepakt" en is besloten het aangepaste plan in procedure te brengen. Gelet op de voorgeschiedenis zal het plan niet opnieuw voor inspraak en/of overleg worden aangeboden.

De procedure zal derhalve starten met de terinzagelegging van het ontwerp van het plan en tijdens de periode van terinzagelegging kan een ieder een zienswijze bij de gemeenteraad indienen.

juni 2013.