Plan: | Bedrijventerrein Het Veen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | beheersverordening |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0244.bvBTHetVeen-0003 |
De gemeente Hattem is bezig om haar bestemmingsplannen te actualiseren. Volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro) mogen bestemmingsplannen niet ouder zijn dan tien jaar.
Om aan de actualiseringsplicht te voldoen bestaat - als alternatief voor een nieuw bestemmingsplan - de mogelijkheid een beheersverordening op te stellen. Dit instrument leent zich voor situaties waarbij redelijkerwijs geen ruimtelijke ontwikkelingen voorzien worden of waarbij onduidelijk is op welke termijn ruimtelijke ontwikkelingen verwacht worden. Voor die situaties legt de beheersverordening de bestaande situatie vast en wordt voldaan aan de actualisatieplicht van de Wro. De voorliggende beheersverordening heeft betrekking op de gronden die deel uitmaken van Bedrijventerrein Het Veen.
Het verordeningsgebied bevindt zich in de gemeente Hattem, in het bestaand stedelijk gebied van de gelijknamige plaats. Het gebied ligt aan de oostzijde van de Apeldoornseweg en daarmee aan de zuid-oostzijde van de kern. De westzijde van het verordeningsgebied word globaal gezien gevormd door de Apeldoornseweg. Ten noorden vormt de Hoopjesweg de grens. Aan de oostzijde grenst het verordeningsgebied aan het buitengebied. De zuidgrens wordt gevormd door de woonwijk die daar begint.
Het verordeningsgebied bestaat uit het gehele bedrijventerrein Het Veen. Alle kavels zijn ingericht met bedrijvigheid. Voor een beschrijving van het bedrijventerrein Het Veen wordt verwezen naar de toelichting De begrenzing is weergegeven in onderstaande figuur.
Figuur 1.1 Ligging verordeningsgebied
Kort gezegd bestaat een beheersverordening uit een verbeelding van het verordeningsgebied en regels. Meer concreet gaat het om:
De beheersverordening gaat vergezeld van een toelichting. Deze motiveert in ieder geval de keuze voor het instrument (zie hierboven), waarom er thans geen ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien, welke aspecten zijn uitgezocht, etc. De toelichting bevat ook een uitleg van de regeling.
Het belangrijkste uitgangspunt voor deze beheersverordening is dat deze de bestaande situatie (inclusief overige, voorheen toegelaten functies) vastlegt. Een beheersverordening mag in principe geen 'ruimtelijke ontwikkelingen' bevatten.
De beheersverordening legt de situatie van bebouwing en gebruik vast door middel van een algemene regeling voor het hele verordeningsgebied, waardoor een eenvoudige regeling mogelijk is. Voor zover nodig is een nader specificatie en/of detaillering aangebracht door middel van besluit(sub)vlakken op de kaart of specifieke bepalingen in de regels. In de volgende paragraaf worden hiervan voorbeelden gegeven. De basis van de regeling wordt gevormd door de geldende bestemmingsplannen die van toepassing zijn op Bedrijventerrein Het Veen. In paragraaf 5.3 is de uitleg van de regeling nader toegelicht.
De beheersverordening moet digitaal worden gemaakt volgens de Praktijkrichtlijn Gebiedsgerichte Besluiten. De verordening wordt door de gebruiker daarom via een digitaal platform (meestal de website www.ruimtelijkeplannen.nl) benaderd. Digitaal gezien zijn er verschillende vlakken zichtbaar, namelijk het besluitgebied, de besluitvlakken en eventueel de besluitsubvlakken. Hierna volgt een korte omschrijving van wat deze vlakken regelen:
In het verordeningsgebied zijn momenteel twee bestemmingsplannen van kracht:
Deze plannen vervallen bij inwerkingtreding van deze beheersverordening, zoals in de Wro is bepaald. De plannen zijn echter als bijlage opgenomen en worden via de regels van toepassing verklaard op het gebied. Inhoudelijk blijven de plannen dus van toepassing.
De bouw- en gebruikswijzigingen die passen binnen de vigerende bestemmingsplannen worden met deze beheersverordening voortgezet. In afwijking van de vigerende bestemmingsplannen zijn voor verschillende locaties vrijstellingen, ontheffingen en omgevingsvergunningen verleend. Deze hebben betrekking op bouw- en gebruikswijzigingen. De verleende vrijstellingen, ontheffingen en omgevingsvergunningen maken deel uit van deze beheersverordening. Daarnaast blijft het huidige vrijstellingsregime van toepassing. Ook het beleid voor het wijzigingsregime blijft onverkort van kracht, maar in die gevallen desgewenst een uitgebreide omgevingsvergunningsprocedure moet worden gevolgd.
Deze toelichting bevat de volgende hoofdstukken. Na deze inleiding (Hoofdstuk 1) wordt ingegaan op de volgende onderwerpen:
Bedrijventerrein Het Veen is gelegen in het zuidoostelijke deel van de plaats Hattem. De bedrijven zijn geconcentreerd aan beide zijden van de Populierenlaan, aan de Burgemeester Moslaan en aan de 1e tot en met de 4e Industrieweg. Op het bedrijventerrein zijn veel verschillende bedrijven aanwezig. Er is onder meer sprake van een aantal auto- en garagebedrijven, een kringloop, een bowling centrum, een bouwmarkt, maar ook meubelmakerijen en een kaashandel. Vrijwel alle kavels van het bedrijventerrein zijn uitgegeven. Het bedrijventerrein beoogd bedrijven uit lichte en middelzware milieucategorieën te herbergen. Binnen het verordeningsgebied worden op korte termijn geen ontwikkelingen verwacht. Op onderstaand figuur is een luchtfoto te zien van het bedrijventerrein.
figuur 2.1 Luchtfoto van het verordeningsgebied
Op verschillende niveaus gelden beleidsnota's die betrekking hebben op het verordeningsgebied. In dit hoofdstuk wordt behandeld welke beleidsnota's op verschillende overheidsniveaus betrekking hebben op het verordeningsgebied.
Op rijks- en provinciaal niveau gelden onder andere de 'Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte' en de 'Omgevingsvisie Gelderland 2014', die verder zijn uitgewerkt in respectievelijk het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' en de 'Omgevingsverordening Gelderland 2014'. Deze beleidsnota's geven geen specifieke uitgangspunten voor het beheersgebied, aangezien de bestaande situatie wordt vastgelegd en er op dit moment geen sprake is van nieuwe, ruimtelijk relevante ontwikkelingen. Ook maakt het beheersgebied geen deel uit van de ecologische hoofdstructuur. In algemene zin wordt gestreefd naar een voortzetting en verbetering van het bestaande kwaliteitsniveau. Dit geldt dan ook voor het beheersgebied.
Op 4 oktober 2010 heeft de gemeenteraad de Uitvoeringsparagraaf 2010-2020 vastgesteld. Het vastgestelde Ruimtelijke ontwikkelingsplan gemeente Hattem van december 2008 geeft aan hoe Hattem zich de komende jaren gaat ontwikkelen. In de Uitvoeringsparagraaf wordt aangegeven hoe dat gaat gebeuren. Het Ruimtelijk ontwikkelingsplan en de Uitvoeringsparagraaf vormen samen de Structuurvisie gemeente Hattem zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
Hattem is sterk in ontwikkeling. Om de wensen in beeld te brengen, heeft de gemeente behoefte aan een integraal en op langere termijn gericht parapluplan met een bijbehorend uitvoeringsprogramma, waarin wordt verwoord op welke wijze de wensen van de gemeente samen met andere partijen ontwikkelingsgericht gerealiseerd kunnen worden. Het Ruimtelijk Ontwikkelingsplan geeft hier invulling aan.
Het doel van het Ruimtelijk Ontwikkelingsplan is om in grote lijnen en op integrale wijze de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van Hattem tot 2025 te verwoorden. deze visie beschrijft de kernkwaliteiten, de ambitie en de visie op de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van Hattem.
De Uitvoeringsparagraaf 2010-2020 geeft aan hoe en met welke middelen Hattem de komende jaren gaat ontwikkelen. Het programma wordt jaarlijks geactualiseerd. Voor de hiervoor genoemde projecten zijn factsheets opgenomen. Deze geven inzicht in de planning en de financiering die daarbij hoort. Dit bestemmingsplan faciliteert waar nodig de gewenste maatregelen, door de nodige flexibiliteit in de regeling op te nemen.
Conclusie
In de beheersverordening wordt de bestaande situatie vastgelegd. Dit houdt in dat er met de verordening geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Zowel het Ruimtelijk Ontwikkelingsplan Hattem als De Uitvoeringsparagraaf 2010-2020 geven daarom geen relevante aanknopingspunten.
Eind 2010 heeft de gemeenteraad van Hattem de Nota Grondbeleid 2010-2014 vastgesteld. In deze nota zijn de beleidskaders vastgelegd voor de wijze waarop gemeente Hattem het instrument grondbeleid wil inzetten om de beleidsdoelen op het gebied van ruimtelijke ordening, wonen, economie, maatschappelijke ontwikkeling en verkeer en vervoer te realiseren.
Deze geactualiseerde Nota Grondbeleid 2015-2018 is een integrale nota met als uitgangspunt: het gemeentelijk grondbeleid hoort dienstbaar te zijn aan het realiseren van beleidsdoelen op het gebied van ruimtelijke ordening, wonen, economie, maatschappelijke ontwikkeling en verkeer en vervoer. De nota geeft met name een antwoord op de vraag hoe de ruimtelijke opgaven geëffectueerd gaan worden en welke instrumenten hiervoor ingezet kunnen worden.
Hattem maakt onderscheid in vier beleidsdoelen op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling. Eén hiervan is bedrijvigheid. Voor bedrijvigheid voert Hattem een passief grondbeleid. Momenteel wordt bedrijvenpark H2O ontwikkeld. Hiermee wordt ruimschoots voorzien in de behoefte aan bedrijventerreinen. Er zijn geen nieuwe aanvullende bedrijfslocaties nodig, waardoor er geen druk op uitbreiding bestaat in Hattem.
Conclusie
In deze beheersverordening wordt de bestaande situatie van het Bedrijventerrein Het Veen vastgelegd. Er worden geen nieuwe bedrijfslocaties mogelijk gemaakt. Daarmee wordt aangesloten op het passieve grondbeleid ten aanzien van bedrijvigheid van de gemeente Hattem.
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe rekening is gehouden met de in en rond het verordeningsgebied voorkomende relevante omgevingsaspecten. Omdat deze beheersverordening enkel de bestaande planologische situatie voortzet, is de onderzoeksopgave van beperkte omvang. Om die reden is de afweging per aspect beknopt weergegeven.
Normstelling en beleid
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.
Toetsing en uitgangspunten voor de beheersverordening
Deze beheersverordening legt de bestaande situatie vast. De bestaande milieuhygiënische situatie is en blijft gehandhaafd en een planologische verslechtering is niet mogelijk. Vanuit milieuzonering gelden er geen belemmeringen voor de vaststelling van de beheersverordening.
Ten aanzien van het aspect milieuzonering zijn er geen belemmeringen voor deze beheersverordening.
Normstelling en beleid
De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen door drie verschillende geluidsbronnen: wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie.
Wegverkeer
In de Wgh is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft, waar aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. Wegen waar deze zone in principe niet geldt, zijn onder andere wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km/uur. Voor de zoneplichtige wegen (dus met een maximumsnelheid van 50 km/uur of meer) biedt de beheersverordening een regeling dat een geluidsgevoelig gebouw niet dichter naar een zoneplichtige weg kan worden gebouwd.
Het aantal geluidgevoelige objecten binnen de wettelijke geluidzones rond deze wegen mag ook niet toenemen. Omdat er sprake is van een beheersverordening en de rechten uit het vigerende bestemmingsplan zijn overgenomen, is de nieuwbouw van nieuwe geluidsgevoelige objecten niet aan de orde.
Spoorweglawaai
Langs spoorwegen bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidhinder moet worden getoetst. De zonebreedte van spoorwegen is afhankelijk van de hoogte van het vastgestelde Geluidproductieplafond (GPP) en wordt gemeten uit de kant van de buitenste spoorstaaf.
Binnen de beheersverordening worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. Voor geluid gelden er dan ook geen belemmeringen voor de vaststelling van de beheersverordening.
Normstelling en beleid
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn op grond van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) daarbij vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:
Toetsing en uitgangspunten voor de beheersverordening
In het verordeningsgebied worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die nader luchtkwaliteitsonderzoek vereisen.
Ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor deze beheersverordening.
Normstelling en beleid
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat als ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.
Toetsing en uitgangspunten voor de beheersverordening
Met betrekking tot de bodem kan worden gemeld dat in het verordeningsgebied geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen worden toegestaan, anders dan binnen de geldende planologische regeling al mogelijk zijn, waarvoor op voorhand bodemonderzoek noodzakelijk is.
Ten aanzien van het aspect bodem zijn er geen belemmeringen voor deze beheersverordening.
Normstelling en beleid
Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets wordt gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat de gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het verordeningsgebied valt in het werkgebied van het waterschap Vallei en Veluwe.
Toetsing en uitgangspunten voor de beheersverordening
Met de beheersverordening wordt de bestaande situatie vastgelegd. De beheersverordening heeft geen gevolgen voor de waterhuishouding. Desondanks is de wettelijk verplichte watertoets doorlopen voor het opstellen van deze beheersverordening. Als reactie hierop heeft Waterschap Vallei en Veluwe beoordeeld dat deze verordening geen waterschapsbelang heeft en geen nader onderzoek noodzakelijk is. De uitslag van de watertoets is opgenomen in bijlage 1.
Normstelling en beleid
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2019 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoed wet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
Toetsing en uitgangspunten voor de beheersverordening
De beheersverordening legt uitsluitend de bestaande situatie vast en maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Bovendien gelden voor het verordeningsgebied geen archeologische waarden in de planologische regeling.
Ten aanzien van het aspect archeologie zijn er geen belemmeringen voor deze beheersverordening.
Normstelling en beleid
Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening moet in ruimtelijke plannen aandacht worden besteedt aan cultuurhistorie. Cultuurhistorisch waardevolle elementen moeten in de beheersverordening worden beschermd.
Toetsing en uitgangspunten voor de beheersverordening
In het verordeningsgebied bevinden zich geen Rijksmonumenten. Het betreft een bedrijventerrein met uitsluitend bedrijfsbebouwing.
Ten aanzien van het aspect cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen voor deze beheersverordening.
Normstelling en beleid
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet Natuurbescherming en het natuurbeleid van de provincie de uitvoering van het plan niet in de weg staan.
Normstelling
Provinciale Verordening
Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De bescherming van gebieden die deel uitmaken van de Het Nationaal Natuurnetwerk (NNN), de opvolger van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), alsmede de bescherming van beschermde landschapselementen en belangrijke weidevogelgebieden, is geregeld via de provinciale Verordening Ruimte. Wanneer er ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden plaatsvinden die onderdeel zijn van de NNN of van beschermde landschapselementen en in belangrijke weidevogelgebieden, geldt het nee, tenzij-principe. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet compensatie plaatsvinden, wanneer er effecten optreden.
Wet natuurbescherming
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Toetsing en uitgangspunten voor de beheersverordening
Gebiedsbescherming
Het verordeningsgebied maakt geen onderdeel uit van een Natura 2000-gebied en behoort ook niet tot Natuur Netwerk Nederland. Het verordeningsgebied grenst wel aan het Natura 2000-gebied Rijntakken. Dit gebied loopt ten oosten van het verordeningsgebied. Gezien het feit dat er geen ruimtelijke ontwikkelingen binnen de beheersverordening mogelijk worden gemaakt, worden geen significante effecten verwacht op dit gebied.
Soortenbescherming
Gelet op het feit dat de beheersverordening de bestaande situatie vast legt, hoeft in het kader van de beheersverordening geen nader onderzoek te worden gedaan. Als er wordt gebouwd of als er een andere activiteit plaats gaat vinden, moet er dan wel rekening worden gehouden met de aanwezige beschermde soorten. Voor deze beheersverordening heeft de natuur wetgeving geen gevolgen.
Zowel ten aanzien van gebiedsbescherming als soortenbescherming geldt dat er geen belemmeringen zijn voor deze beheersverordening.
Normstelling en beleid
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
Toetsing en uitgangspunten voor de beheersverordening
Om te onderzoeken of er sprake is van risicovolle inrichtingen en transportleidingen is de risicokaart (www.risicokaart.nl) geraadpleegd. Binnen en in de directe omgeving van het verordeningsgebied komen geen risicovolle inrichtingen voor die van invloed zijn op het verordeningsgebied. Dwars door het plangebied ligt een hogedrukgasleiding. Omdat er verder geen ontwikkelingen zijn in het verordeningsgebied en dus ook het aantal (beperkt) kwetsbare objecten niet toeneemt vlakbij de gasleiding zijn er geen belemmeringen voor deze beheersverordening.
In dit hoofdstuk wordt de keuze voor het instrument beheersverordening uiteengezet en een uitleg gegeven bij de planologische regeling.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) biedt gemeenten de mogelijkheid om in plaats van een bestemmingsplan een beheersverordening voor een gebied vast te stellen. Een beheersverordening vormt, net als het bestemmingsplan, het kader waaraan onder andere bouwaanvragen worden getoetst en op basis waarvan de gemeente handhavend kan optreden op het moment dat in strijd met bepalingen uit de verordening wordt gehandeld (denk aan illegale gebruiksvormen of illegale bebouwing).
Een beheersverordening betreft een regeling voor het beheer van het gebied overeenkomstig het bestaande gebruik. Een beheersverordening is juridisch vergelijkbaar met een bestemmingsplan met een consoliderende inhoud. Onder de beheersregeling wordt zowel een regeling voor de daadwerkelijk aanwezige situatie verstaan, als een regeling voor de planologische ruimte zoals die in de geldende bestemmingsplan is opgenomen. Een beheersverordening is hier een snellere oplossing dan een bestemmingsplan omdat deze op een kortere termijn in werking kan treden.
Er is, gelet op het vorenstaande, geen sprake van een gebied waar sprake is van ruimtelijke ontwikkelingen. Indien er zich onverhoopt ontwikkelingen voordoen, kan voor de betreffende ontwikkeling een andere planologische maatregel worden genomen, zoals het opstellen van een bestemmingsplan of het volgen van een afwijkingsprocedure ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Overigens is de gemeente voornemens om in de toekomst een nieuw bestemmingsplan voor dit gebied vast te stellen.
De beheersverordening is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
Zowel het behoud van de bestaande situatie als het behoud van de planologische ruimte vormen de onderlegger voor de beheersverordening. Daartoe is de regeling uit het geldende bestemmingsplan in deze verordening overgenomen.
In de regeling is expliciet bepaald dat wanneer de bestaande legale situatie afwijkt van hetgeen op het kaartbeeld en/of in de voorschriften is bepaald, de bestaande legale situatie alsnog is toegestaan.
Met de inwerkingtreding van de Wabo is een aantal termen die gebruikt werden in de voorheen geldende bestemmingsplannen niet meer actueel. In plaats van een aanlegvergunning, wordt nu gesproken over een 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden' en in plaats van een vrijstelling, is er nu sprake van een 'afwijking'. De inhoud en de bedoeling van de regels wijzigen echter niet, er is sprake van een nieuwe naam van de vergunningen. In deze verordening is aangegeven hoe deze vergunningen nu moeten worden gelezen.
Voor de geldende bestemmingsplannen geldt dat de regeling en bijbehorende verbeeldingen zijn opgenomen als bijlage bij deze beheersverordening. In artikel 2 lid a zijn deze vastgelegd en zijn de geldende plannen van toepassing verklaard. Er is met besluitvlakken aangegeven welk plan waar geldt. In de volgende figuur is dit te zien.
Figuur 5.1 Ligging besluitvlakken: Het Veen 2005 (lichtgeel), Het Veen 1982 (donkergeel)
Voor zowel het bestemmingsplan Het Veen 1982 als het bestemmingsplan Het Veen 2005 geldt dat deze integraal zijn opgenomen. De regelingen uit deze plannen zijn onverkort van toepassing op de gronden waar de plannen gelden. In de toelichtingen van de plannen (opgenomen als bijlage) wordt een nadere uitleg gegeven over de regeling zoals opgenomen in de voorschriften die als bijlage zijn opgenomen bij de regels van deze beheersverordening.
Uitgesloten bepalingen
Wijzigingsbevoegdheden en nadere eisen uit geldende plannen kunnen binnen een beheersverordening echter niet worden overgenomen. Voor wijzigingsbevoegdheden geldt dat deze ontwikkelingen mogelijk maken die afwijken van ofwel de bestaande ruimtelijke structuur ofwel de bestaande functionele structuur. Om die reden stroken deze regelingen niet met het doel van een beheersverordening als instrument. Het opnemen van deze instrumenten kan op grond van artikel 3.6 Wro alleen in een bestemmingsplan en is dus niet mogelijk in een beheersverordening.
Verder zijn de in de bijlagen opgenomen regelingen met betrekking tot het overgangsrecht, de strafbepaling en de slotbepaling niet meer van toepassing binnen het regiem van de beheersverordening.
Al deze bepalingen zijn buiten toepassing van de beheersregeling gelaten.
Overige legale situaties
Situaties die niet voldoen aan de ter plaatse geldende regeling, maar wel legaal tot stand gekomen zijn, blijven eveneens toegestaan. Dit is bepaald in artikel 2 sub e. Het kan daarbij gaan om zowel bouw- als gebruiksmogelijkheden overeenkomstig een eerder doorlopen ruimtelijke procedure. Denk hier bijvoorbeeld aan verleende vergunningen op basis van artikel 19 van de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening en meer recentere Wabo-procedures. Deze verleende vergunningen vallen onder het begrip 'bestaand'.
Deze beheersverordening regelt in principe dat de in de laatste bestemmingsplannen geldende regelingen van kracht blijven. Bij aanvragen voor omgevingsvergunning betekent dit concreet dat de bijlage bij de verordening het toetsingskader is. In deze bijlage is de regeling van de eerdere bestemmingsplannen integraal overgenomen, voor zover gelegen binnen het verordeningsgebied.
Door deze systematiek blijft het toetsingskader voor aanvragen voor omgevingsvergunning in principe gelijk aan die vóór de inwerkingtreding van deze verordening. Wel moet erop worden gelet dat nadere eisen en wijzigingsbevoegdheden die in de bijlage voorkomen, niet kunnen worden toegepast. Dit zijn bevoegdheden die ontwikkelingen mogelijk maken, die niet onder het regime van een beheersverordening mogen vallen en bovendien op grond van de Wro niet hierin kunnen worden opgenomen. Hetzelfde geldt voor het overgangsrecht en de strafbepaling die niet relevant meer zijn nu er een beheersverordening geldt. In artikel 2 lid b van deze verordening zijn deze bevoegdheden buiten toepassing verklaard.
De in de bijlagen bij de regels opgenomen vrijstellingsbevoegdheden en aanlegvergunningen kunnen, net als nu al gebeurt op grond van overgangsrecht in de wetgeving, worden beschouwd als respectievelijk afwijkingen en omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden.
Als er in afwijking van de hiervoor geldende plannen een vrijstelling, ontheffing of afwijking is verleend, dan blijven deze uiteraard van toepassing. Voor de volledigheid zijn deze toestemmingen opgenomen in deze beheersverordening.
Het mag vanzelf spreken dat illegale bouwwerken of illegaal gebruik niet gelegaliseerd worden onder het regime van de beheersverordening.
Doordat de laatst geldende bestemmingsplannen worden vervangen door de beheersverordening met dezelfde regeling c.q. bestemmingen, verandert er voor de aanvrager c.q. burger in principe niets. Een aanvraag voor omgevingsvergunning wordt getoetst aan de bijlagen in de beheersverordening. Dit zijn de hiervoor geldende bestemmingsplannen. De bijlagen (voorschriften en plankaarten) die als toetsingskader worden gebruikt zijn in pdf-formaat beschikbaar.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) kent geen voorbereidingsprocedure voor de
beheersverordening.
De beheersverordening wordt door de gemeenteraad vastgesteld. Tegen het vaststellingsbesluit van een beheersverordening kan geen bezwaar of beroep worden aangetekend.
De verordening treedt in werking op de dag na de bekendmaking van het vaststellingsbesluit.