In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Poort van Hattem met identificatienummer
NL.IMRO.0244.bpPoortvanHattem-0002 van de gemeente Hattem;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee
het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden
van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het
bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aan-huis-verbonden bedrijf:
het beroepsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van ambachtelijke
bedrijvigheid door middel van handwerk - niet zijnde een aan huis verbonden beroep -
waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en waarbij de
woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin blijft behouden;
1.7 aan-huis-verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de
woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking
of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.8 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde;
1.9 appartement:
een woning die onderdeel is van een gebouw met meerdere woningen die via één of
meerdere centrale toegang(en) zijn ontsloten;
1.10 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.11 bedrijfsvloeroppervlak:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een
aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten en
dergelijke;
1.12 begane grond:
de bouwlaag van een gebouw ter hoogte van het peil;
1.13 bestaand:
- ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aanwezige bouwwerken en werkzaamheden:
- bestaand ten tijde van de eerste terinzagelegging van het plan;
- ten aanzien van het overige gebruik:
- bestaand ten tijde van het van kracht worden van het plan;
1.14 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.15 bijgebouw:
een op zich zelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden
kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan
het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.16 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen
of veranderen van een standplaats;
1.17 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar
behorende bebouwing is toegelaten;
1.18 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.19 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.20 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij
direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of
op de grond;
1.21 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.22 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met
wanden omsloten ruimte vormt;
1.23 gestapelde woning:
een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen;
1.24 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie en afmeting dan wel gelet op
de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
1.25 meetverschil:
het door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in
het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens;
1.26 nutsvoorziening:
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en
elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut,
waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations,
gemalen, telefooncellen en zendmasten;
1.27 peil:
de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer;
1.28 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander
tegen vergoeding;
1.29 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang
alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van
erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval
verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een
seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in
combinatie met elkaar;
1.30 voorgevel:
de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met
meerdere zijden aan de weg grenst, die als zodanig door burgemeester en wethouders
aan te wijzen gevel(-s);
1.31 woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan
één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van
bepaalde ruimten.