direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf
Plan: Schipsweg-Hilsdijk te Hattem
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0244.bpSchipsweghilsdij-0002

Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. de uitoefening van een volwaardig agrarisch bedrijf;
    • 2. aan het agrarisch bedrijf verwante nevenactiviteiten, zoals agrarische hulpbedrijven, loon- en veehandelsbedrijven, vis- en wormkwekerijen, bijenhouderijen, kaas- en/of ijsboerderijen, dierenpensions/hondenkennels, alsmede dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van ontvangstruimten ten behoeve van verkoop van op het eigen bedrijf geproduceerde agrarische producten, rondleidingen en hobbycursussen in de creatieve sfeer;
    • 3. een bed & breakfast;
    • 4. bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning;

met de daarbij behorende:

  • c. woonstraten en paden;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. water;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak zullen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van één agrarisch bedrijf worden gebouwd;
  • b. er zullen geen teeltondersteunende kassen worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zal ten hoogste 1 bedrijfswoning worden gebouwd;
  • d. de goothoogte van een bedrijfsgebouw mag ten hoogste 6 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw mag ten hoogste 12 m bedragen;
  • f. de dakhelling van een bedrijfsgebouw dient ten minste 20° te bedragen;
  • g. de inhoud van een bedrijfswoning mag ten hoogste 725 m³ bedragen.
4.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen tenminste 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de afstand van een vrijstaand bijgebouw tot enige gevel van het woonhuis mag ten hoogste 30 m bedragen;
  • c. de afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning zal ten hoogste 70 m² bedragen;
  • e. de goothoogte van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping mag ten hoogste 3,00 m bedragen, met dien verstande dat de goothoogte van een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw of overkapping mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • f. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping mag ten hoogste 7,00 m bedragen.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van antennes, die uitsluitend mogen worden geplaatst achter de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan, mag ten hoogste 12,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van (kunst)mest- en/of voedersilo's mag ten hoogste 15,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag ten hoogste 2,00 m bedragen.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Bevoegdheid

Met omgevingsvergunning mag worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.2.1 onder b, ten behoeve van teeltondersteunende kassen, met dien verstande dat:
    • 1. de met teeltondersteunende kassen te bebouwen oppervlakte ten hoogste 1.000 m² bedraagt;
    • 2. de teeltondersteunende kassen noodzakelijk zijn voor de bedrijfsvoering;
  • b. het bepaalde in lid 4.2.1 onder c voor een tweede bedrijfswoning, met dien verstande dat:
    • 1. aangetoond is dat vanwege de aard van het bedrijf intensief en continu toezicht noodzakelijk is;
    • 2. sprake is van duurzame werkgelegenheid voor ten minste 2 volwaardige arbeidskrachten (v.a.k.);
    • 3. de inhoud van de tweede bedrijfswoning ten hoogste 600 m³ bedraagt;
  • c. het bepaalde in lid 4.2.1 onder f in die zin dat de dakhelling wordt verminderd tot 0°.
4.3.2 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend indien:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of nabijgelegen agrarische bedrijven;
  • b. er geen significante effecten ontstaan voor gebieden welke in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 als beschermde gebieden moeten worden aangemerkt.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden als staan- of ligplaats voor onderkomens en het gebruik van gebouwen voor recreatief nachtverblijf;
  • b. het gebruik van gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor doeleinden van handel en/of andere dan agrarische bedrijfsdoeleinden;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken in die zin dat per bestemmingsvlak meer dan 1 bedrijf wordt uitgeoefend;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor intensieve veehouderij waarbij per bestemmingsvlak meer dan 1 ha wordt aangewend voor intensieve veehouderij;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken voor aan het agrarisch bedrijf verwante nevenactiviteiten, zoals agrarische hulpbedrijven, loon- en veehandelsbedrijven, vis- en wormkwekerijen, bijenhouderijen, kaas- en/of ijsboerderijen, dierenpensions/hondenkennels, alsmede dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van ontvangstruimten ten behoeve van verkoop van op het eigen bedrijf geproduceerde agrarische producten, rondleidingen en hobbycursussen in de creatieve sfeer, in die zin dat:
    • 1. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van deze activiteiten meer bedraagt dan 25% van de bedrijfsgebouwen tot een maximum van 350 m², waarvan ten hoogste 50 m² mag worden gebruikt voor de verkoop van op het eigen bedrijf geproduceerde producten;
    • 2. de verkeersaantrekkendheid tengevolge van de nevenactiviteit toeneemt;
    • 3. buitenopslag plaats vindt;
    • 4. detailhandel wordt uitgeoefend, met uitzondering van kleinschalige detailhandel in producten die op het bedrijf zelf tot stand komen;
    • 5. industriële bedrijvigheid plaats vindt.
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van bed and breakfast, met dien verstande dat:
    • 1. deze voorzieningen niet worden gerealiseerd in het bestaande hoofdgebouw;
    • 2. ten behoeve van deze activiteiten meer dan 50 m² van de bestaande bebouwing wordt gebruikt, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen ten behoeve van de activiteiten als bedoeld in 4.2.1 onder a en 4.2.1 onder b ten hoogste 350 m² mag bedragen;
  • h. het gebruik van gronden en bouwwerken voor kleinschalige kampeerterreinen, in die zin dat stacaravans zijn toegestaan;
  • i. het gebruik van de gronden en bouwwerken zonder dat aangetoond is dat er door de realisatie van het plan geen significant negatieve gevolgen zijn voor gebieden die in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 zijn beschermd;
  • j. het gebruik van gronden en bouwwerken indien de ruimtelijke inpassing, zoals weergegeven in Bijlage 1, niet wordt gerealiseerd en in stand gehouden.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met omgevingsvergunning mag worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in 4.4 onder b ten behoeve van het gebruik van de bestaande bedrijfsgebouwen voor de opslag van kampeermiddelen;
  • b. het bepaalde in 4.4 onder c uitsluitend voor wat betreft de verkoop van niet op het eigen bedrijf geproduceerde streekgebonden producten met dien verstande dat sprake is van kleinschaligheid en dat de basis van de verkoop wordt gevormd door de producten die op het bedrijf zelf tot stand komen.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Bevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat:
    • 1. de karakteristiek van het gebouw en de complexiteit van het (voormalige) boerenerf, alsmede de landschappelijke kenmerken (percelering, beplanting) waar mogelijk worden versterkt en in ieder geval niet worden aangetast;
    • 2. landschapsontsierende bebouwing zoveel mogelijk wordt gesloopt;
    • 3. de infrastructuur niet verzwaard mag worden. Onder verzwaren wordt mede verstaan: het verharden van zandwegen;
    • 4. de verkeersaantrekkendheid in vergelijking met de oorspronkelijke activiteit niet of nauwelijks mag toenemen;
    • 5. een (bedrijfs)woning alsmede monumentale en karakteristieke bebouwing gehandhaafd dienen te blijven;
    • 6. geen buitenopslag is toegestaan;
    • 7. de gebouwen die niet worden aangewend voor hergebruik, moeten worden gesloopt, waarbij de bedrijfwoning(en) en de monumentale en karakteristieke bebouwing buiten beschouwing worden gelaten;
    • 8. het oorspronkelijke agrarische bouwperceel dient te worden verkleind;
    • 9. detailhandel is niet toegestaan, tenzij het betreft kleinschalige detailhandel in producten die op het bedrijf zelf tot stand komen;
    • 10. voor zover het betreft een wijziging ten behoeve van meerdere woningen op het voormalige agrarische bouwperceel, waarbij hergebruik mogelijk is, dat:
      • de woningen zoveel mogelijk dienen te worden gerealiseerd in één gebouw dan wel bouwmassa, dan wel indien dit niet mogelijk is, in ten hoogste twee dicht bij elkaar gesitueerde gebouwen, met dien verstande dat gebouwen met een bouwkundige en/of cultuurhistorische waarde (monument) eveneens voor de woonfunctie mogen worden aangewend ten behoeve van het behoud van die gebouwen;
      • hergebruik van ten hoogste 50% van de bestaande bebouwing is toegestaan - de bedrijfswoning(en) niet meegerekend - met dien verstande dat de resterende, niet voor hergebruik aangewende bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;
      • de onder het tweede punt aangegeven sloopverplichting niet van toepassing is op bebouwing met karakteristieke en/of cultuurhistorische waarden; deze bebouwing wordt echter wel meegeteld bij de berekening van de onder het tweede punt bedoelde oppervlakte;
    • 11. voor zover het betreft een wijziging ten behoeve van meerdere woningen op het voormalige agrarische bouwperceel, waarbij hergebruik niet mogelijk is, dat nieuwbouw is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
      • alle bestaande gebouwen - exclusief de bedrijfswoning (en) - moeten worden gesloopt;
      • de nieuwe woningen dienen te worden gesitueerd in één gebouw c.q. bouwmassa;
      • de gezamenlijke oppervlakte van de nieuwbouw (woningen én bijgebouwen) mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van de gesloopte gebouwen;
      • de onder het eerste punt aangegeven sloopverplichting niet van toepassing is op bebouwing met karakteristieke en/of cultuurhistorische waarden; deze bebouwing wordt echter wel meegeteld bij de berekening van de onder het derde punt bedoelde oppervlakte;
  • b. de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' te wijzigen ten behoeve van extensieve verblijfsrecreatie al dan niet als nevenactiviteit bij het agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
    • 1. ten hoogste 200 m² aan gebouwen is toegestaan;
    • 2. vrijstaande huisjes niet zijn toegestaan;
    • 3. permanente bewoning niet is toegestaan;
    • 4. de infrastructuur niet verzwaard mag worden. Onder verzwaren wordt medeverstaan: het verharden van zandwegen;
    • 5. de activiteiten uitsluitend dienen te worden uitgeoefend binnen de bestaande gebouwen.
4.6.2 Voorwaarden

Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de wijziging als bedoeld in 4.6.1 vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de waarden en functies van de betrokken gronden, welke het plan beoogt te beschermen, door de gebruiksverandering worden geschaad. Onder waarden worden in dit geval tevens verstaan de landschappelijke waarden;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden en/of nabij gelegen agrarische bedrijven worden geschaad;
  • c. de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische uitvoerbaarheid en toelaatbaarheid en de gevolgen voor de landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • d. de mogelijke (significant) negatieve gevolgen van de voorgenomen wijziging voor gebieden welke in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 als beschermde gebieden moeten worden aangemerkt.