direct naar inhoud van Regels
Plan: Kwekerij Souman Hattem
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0244.bpTuincentrum-0003

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Kwekerij Souman Hattem van de gemeente Hattem;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0244.bpTuincentrum-0003 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;

1.6 bebouwingspercentage

de bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale oppervlakte van nader aangegeven gronden;

1.7 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.8 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.9 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.10 bestaand
  • 1. voor bouwwerken die krachtens de Woningwet zijn toegestaan, andere werken geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden:

aanwezig zijn, in uitvoering zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een bouwvergunning of een omgevingsvergunning voor het bouwen, ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

  • 2. voor het overige gebruik:

bestaand ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.11 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 Bevi-inrichting

inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.14 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.15 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.16 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.17 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.18 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn toegelaten;

1.19 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.20 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;

1.21 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.22 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden met uitzondering van e-commerce, waaronder begrepen de uitstalling ten behoeve van verkoop, het verkopen en/of het (af)leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een bedrijfs- of van een beroepsactiviteit, alsook een ondergeschikte horecavoorziening;

1.23 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.24 omgevingsvergunning

een vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.25 onderkomens

voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen en kampeermiddelen;

1.26 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd:
    het Nieuw Amsterdams Peil of de hoogte van het terrein ter plaatse van de meest nabij gelegen locatie waar het water grenst aan het vaste land;
1.27 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.28 professioneel vuurwerk

vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk;

1.29 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.30 Staat van Bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijfstypen, ingedeeld conform de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) 2008 van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), editie 2009;

1.31 verkoopvloeroppervlakte

de oppervlakte van een ruimte die uitsluitend gebruikt wordt voor het verkopen van producten, niet zijnde de ruimte voor opslag of het bewerken en het vervaardigen van producten;

1.32 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.33 vuurwerkbedrijf

inrichting waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is;

1.34 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Wet van 6 november 2008, houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving, zoals deze wet luidt ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.35 Wgh-inrichting

een inrichting als bedoeld in onderdeel D van bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht;

1.36 woning

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.37 zelfstandig kantoor

een gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • bij onduidelijkheden of interpretatieverschillen betreffende de wijze van meten, is de uitleg van de NEN 2580 (geeft termen, definities en bepalingsmethoden voor de oppervlakte van terreinen met een bouwbestemming en voor de vloeroppervlakten en inhouden van gebouwen of delen daarvan) bepalend;
  • op de verbeelding hart-op-hart ten opzichte van de grenzen;
  • voor het begrip peil wordt verwezen naar de begrippen.

afmetingen ander bouwwerk:
de grootste afmeting van een bouwwerk neerwaarts of zijdelings geprojecteerd op een aanzichtvlak;

de afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens:
de kortste afstand vanaf enig punt van een bouwwerk of van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelgrens;

de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals antennes, schoorstenen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

de oppervlakte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde:
de projectie van de grootste afmeting neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijventerrein ten behoeve van bedrijven die staan vermeld in de bij de regels van dit bestemmingsplan behorende bijlage Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten  onder de categorieën 1 en 2 en de daarbij behorende bedrijfsgebouwen en overkappingen;
  • b. kantoorruimten indien deze ondergeschikt zijn aan de toegelaten bedrijven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens wonen in een bedrijfswoning;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', tevens detailhandel in bloemen, planten en overige tuinartikelen en -benodigdheden waaronder mede begrepen (tuin)gereedschappen, alsmede in ondergeschikte mate voor:
    • 1. detailhandel in wooninrichting, waaronder begrepen kleinmeubelen et cetera;
    • 2. detailhandel in wellness (zwembaden, sauna's et cetera);
    • 3. detailhandel in tuingerelateerd speelgoed;
    • 4. detailhandel in tuinartikelen (tuinmeubelen et cetera);
    • 5. detailhandel in woondecoratie zowel voor binnen- als buitenhuis;
    • 6. detailhandel in kleine huisdieren, dierenvoedsel en dierenspeelgoed;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kwekerij', tevens:
    • 1. het kweken van bloemen en planten;
    • 2. een hoveniersbedrijf;
  • f. de verkoop van consumentenvuurwerk en de opslag van niet meer dan 50.000 kg consumentenvuurwerk;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. productiegebonden detailhandel;

met de daarbij behorende:

  • h. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde;
  • i. erven, terreinen en tuinen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. (ontsluitings)wegen, paden en straten;
  • l. opslag van goederen ten dienste van het op het bouwperceel gevestigde bedrijf;
  • m. parkeervoorzieningen;
  • n. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder retentievoorzieningen en waterberging;
  • o. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kwekerij' en 'detailhandel' voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid, dit met inachtneming van parkeernorm dat per 100 m2 bruto vloeroppervlak 'detailhandel' dient te worden voorzien in minimaal 2,6 parkeerplaatsen.
3.2 Bouwregels
  • 1. Voor het bouwen van de in 3.1 vermelde bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden binnen het bestemmingsvlak per bedrijfsperceel de volgende regels:
    • a. de bedrijfsgebouwen en de overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    • b. de afstand van de bedrijfsgebouwen tot de perceelgrenzen dient ten minste 4,00 meter te bedragen;
    • c. de maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m) mag niet meer mag bedragen dan 6 respectievelijk 10 m;
    • d. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 80%;
    • e. de maximum oppervlakte (m2) van één bouwperceel mag niet meer bedragen dan 7.500 m2;
    • f. in geval van een aangeduide goothoogte mag de dakhelling niet minder dan 20º bedragen;
    • g. afwijkingen in maten en afmetingen die ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kwekerij' bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen gehandhaafd worden;
    • h. een gebouw waarbij gelet op omvang of functie ruimte nodig is voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen mag alleen worden gebouwd indien uit de aanvraag om omgevingsvergunning blijkt dat voldoende parkeer- of stallingsruimte wordt gerealiseerd. Als voldoende wordt in ieder geval aangemerkt een minimum aantal van 2,6 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlak 'detailhandel'.

  • 2. Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende regels:
    • a. de inhoud mag niet meer dan 600 m³ bedragen, dan wel, indien een grotere woning aanwezig is, de inhoud zoals die bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
    • b. In aanvulling op of in afwijking van het bepaalde in 3.2 onder 1 gelden voor een niet-inpandige bedrijfswoning bovendien de volgende regels:
      • de goothoogte niet meer dan 6 m mag bedragen;
      • de bouwhoogte niet meer dan 10 m mag bedragen.

  • 3. Voor het bouwen van de onder 3.1 vermelde bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
    • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer dan 3,00 meter bedragen, met uitzondering van lichtmasten;
    • b. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen gelegen achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 2,00 meter bedragen;
    • c. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen gelegen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 1,00 meter bedragen;
    • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 9,00 meter bedragen;
    • e. de bouwhoogte van bedrijfsinstallaties en lichtmasten mag niet meer dan 6,00 meter bedragen;
    • f. er mag geen niet-perceelgebonden handelsreclame worden aangebracht en/of worden geplaatst.
3.3 Nadere eisen
  • 1. Het college kan nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing ten behoeve van:
    • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • b. een goede woonsituatie;
    • c. de milieusituatie;
    • d. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • e. de sociale veiligheid;
    • f. de verkeersveiligheid.
  • 2. Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen is de volgende procedure van toepassing:
    • a. een voorgenomen nadere eis ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken in het gemeentehuis ter inzage;
    • b. het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of meer dag- en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
    • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
    • d. gedurende de onder a vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.
3.4 Afwijken van de bouwregels
  • 1. Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2 ten behoeve van het vergroten van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 20 m.
  • 2. De omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    • a. het bebouwingsbeeld;
    • b. de bedrijfssituatie;
    • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • d. de milieusituatie;
    • e. de sociale veiligheid;
    • f. de verkeersveiligheid;
    • g. de woonsituatie.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. buitenopslag van goederen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
  • b. het gebruik van gebouwen voor bewoning, tenzij anders in dit plan is geregeld;
  • c. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van kantoorruimten, anders dan kantoorruimten die ondergeschikt zijn aan de toegelaten bedrijven;
  • d. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • e. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor andere bedrijven dan op grond van 3.1 zijn toegestaan, tenzij toepassing is gegeven aan 3.6 ;
  • f. het opdelen van een (bestaand) bedrijfsperceel in meerdere bedrijfspercelen.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
  • 1. Het college verleent een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bepaalde in 3.5 , indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
  • 2. Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5 en toestaan dat er een bedrijf wordt gevestigd dat niet in de bij de regels van dit bestemmingsplan behorende bijlage Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten  staat vermeld, mits:
    • a. de bedrijfsactiviteiten wat aard, hinder en omvang betreft toelaatbaar zijn op de gewenste locatie;
    • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de daarop voorkomende bouwwerken;
    • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het leef- en woonmilieu.
  • 3. Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5 en toestaan dat de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken worden gebruikt voor de uitoefening van overige vormen van detailhandel.
  • 4. Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5 en toestaan dat een (bestaand) bedrijfsperceel in meerdere bedrijfspercelen wordt opgedeeld, mits de noodzaak daartoe kan worden aangetoond.
  • 5. De omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    • a. het bebouwingsbeeld;
    • b. de bedrijfssituatie;
    • c. het distributiepatroon, het kernwinkelapparaat en de nabijgelegen (wijk)winkelvoorzieningen;
    • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • e. de milieusituatie;
    • f. de sociale veiligheid;
    • g. de verkeersveiligheid;
    • h. de woonsituatie.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:

  • a. bedrijven toelaten die niet zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten en van een zwaardere categorie zijn, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de reeds toegelaten categorie, met dien verstande dat:
    • 1. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
    • 2. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
    • 3. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • b. een Bevi-inrichting toestaan mits:
    • 1. de 10-6 contour van het plaatsgebonden risico of - indien van toepassing - de afstand zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen jo. artikel 2 lid 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen, is gelegen binnen het bouwperceel van de risicovolle inrichting.
3.7.2 Afwegingskader

Een in 3.7.1 genoemde wijziging kan slechts worden vastgesteld indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

en voor wat betreft het bepaalde in 3.7.1 onder b:

  • d. een verantwoording wordt gegeven van het groepsrisico in het invloedgebied van de inrichting.

Artikel 4 Leiding - Gas

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming (basisbestemming), mede bestemd voor de bescherming van de leiding, alsmede:

  • a. (een) leiding(en) ten behoeve van het transport van aardgas;

met daarbijbehorende:

  • b. leidingzone;
  • c. veiligheidszone;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
4.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Omgevingsvergunning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2 en kan worden gebouwd ten dienste van de basisbestemming, met dien verstande dat geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd.

4.3.2 Afwegingskader

Een in 4.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien uit overleg met de leidingbeheerder(s) blijkt dat daartegen met het oog op het doelmatig functioneren van de gasleiding(en) en/of het aspect veiligheid geen bezwaar bestaat. Alvorens te beslissen op een aanvraag winnen burgemeester en wethouders advies in bij de leidingbeheerder.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. graafwerkzaamheden;
  • c. het in de grond drijven van voorwerpen;
  • d. diepploegen;
  • e. het aanleggen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  • f. het planten of rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • g. het permanent opslaan van goederen, waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • h. het verrichten van grondroeractiviteiten, zoals het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • i. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen.
4.4.2 Uitzondering op verbod

Het in 4.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
4.4.3 Procedure

Alvorens te beslissen op een aanvraag winnen burgemeester en wethouders advies in bij de leidingbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard, blijven overeenkomstig het gestelde in de van toepassing zijnde artikelen in de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • b. de bereikbaarheid van gebouwen voor het wegverkeer;
  • c. de laad- en losmogelijkheden en de parkeergelegenheid;
  • d. de ruimte tussen bouwwerken;
  • e. het bouwen bij hoogspanningsverbindingen en ondergrondse hoofd-transportleidingen.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

  • 1. Het college kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
    • a. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersintensiteit en/of de verkeersveiligheid daartoe aanleiding geven;
    • b. de bestemmingsregels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en ten behoeve van ontvang-, sirene- en/of zendmasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40,00 meter.
  • 2. Een onder 1 vermelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • b. de milieusituatie;
    • c. de sociale veiligheid;
    • d. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • e. de verkeersveiligheid;
    • f. de woonsituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsregels bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a met maximaal 10%.
  • c. Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsregels gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Kwekerij Souman Hattem .

3 februari 2014.

Vastgesteld door de raad van de gemeente Hattem in de vergadering van 3 februari 2013.

, voorzitter

, griffier