Plan: | Gemeente Heerde, bestemmingsplan Agrarisch Gebied 67e herziening (Kasteelweg 1) |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0246.00000856-on01 |
Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en de Ecologische Hoofdstructuur. Soortenbescherming komt voort uit de Flora- en faunawet.
Voor de in voorliggend plan besloten ruimtelijke ontwikkeling is een Natuurtoets uitgevoerd. Deze is opgenomen in Bijlage 4 bij deze toelichting. De conclusies van deze Natuurtoets zijn verwerkt in deze paragraaf.
Natuurgebieden of andere gebieden die belangrijk zijn voor flora en fauna kunnen op basis van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn (Natura2000) worden aangemerkt als speciale beschermingszones (SBZ’s).
Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. Vanaf dat moment heeft Nederland de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn in nationale wetgeving verankerd. Nederland zal aan de hand van een vergunningenstelsel de zorgvuldige afweging waarborgen rond projecten die gevolgen kunnen hebben voor Natura 2000-gebieden. Deze vergunningen worden verleend door de provincies of door de Minister van LNV.
Het plangebied is niet gelegen in beschermde gebieden in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn, Natuurbeschermingswet en Ecologische Hoofdstructuur en het plangebied veroorzaakt ook geen negatief effect op deze gebieden. De afstand ten opzichte van de beschermde gebieden is groot en het beïnvloedingsgebied van het plangebied beperkt door de ligging in stedelijk gebied. Daarnaast zijn er geen ecologische relaties tussen het plangebied en de beschermde gebieden. Compensatie voor aantasting van beschermde gebieden is niet aan de orde.
De wijzingen in het plangebied hebben geen negatieve gevolgen op:
Wat betreft de soortbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd.
De gebouwen en omgeving zijn geschikt voor huismussen waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn en welke vaak gebruik maken van gebouwen. Tegen een deel van de gebouwen groeit klimop. Deze plekken zijn ideaal voor een huismus om in te nestelen. Geadviseerd wordt om in de toekomstige situatie rekening te houden met het voorkomen van de huismus. Dit kan doormiddel van het geschikt maken van de nieuwe bebouwing voor de huismus. In de tuin kunnen nestkasten worden opgehangen. Ook kunnen speciale dakpannen worden gebruikt waarin huismussen kunnen nestelen. De gunstige staat van instandhouding van de huismus in het plangebied komt door de voorgenomen ingreep echter niet in gevaar. Er is daarom geen ontheffing noodzakelijk.
Overige beschermde diersoorten zijn niet te verwachten binnen het plangebied. Het plangebied lijkt geschikt voor vleermuizen. Maar er zijn geen geschikte locaties waargenomen voor een vaste rust- of verblijfplaats van vleermuizen. Er hoeft daarom geen nader onderzoek te worden uitgevoerd naar het voorkomen van vleermuizen in het plangebied.
Mocht er opgaande begroeiing worden verwijderd. Dan zal dit moeten gebeuren buiten het broedseizoen. Het broedseizoen loopt globaal van 15 maart tot en met 15 juli. Mocht er toch opgaande begroeiing moeten worden verwijderd binnen het broedseizoen dan zal er voorafgaand aan het verwijderden van deze beplanting moeten worden gecontroleerd op broedende vogels door een ter zake deskundige.
Overigens wordt benadrukt dat rekening wordt gehouden met de in artikel 2 van de Flora- en faunawet opgenomen zorgplichtbepaling.
Op grond van artikel 2, lid 1 neemt een ieder voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, evenals voor hun directe leefomgeving. In artikel 2, lid 2 is bepaald dat de zorg, bedoeld in het eerste lid, in ieder geval inhoudt dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken). De zorgplicht geldt altijd en voor alle planten en dieren, of ze beschermd zijn of niet, en in het geval dat ze beschermd zijn ook als er ontheffing of vrijstelling is verleend.