direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch met waarden - Natuur en landschap
Plan: Uiterwaarden, herziening Het Oever 3 en 5
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0246.00000864-va01

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Natuur en landschap

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Agrarisch met waarden - Natuur en landschap ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de landschappelijke en natuurlijke waarden, zoals deze tot uitdrukking komen in het begroeiingpatroon (houtsingels) en overige vegetatie, het verkavelingpatroon, de openheid dan wel de relatieve openheid (half open landschap), het (micro-)reliëf en/of de fauna;
  • b. verkeersdoeleinden, uitsluitend voor de wegen en (voet- en fiets-)paden, zoals die bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
  • c. de waterhuishouding, uitsluitend voor de sloten en andere-watergangen, zoals die bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan;
  • d. medegebruik voor de extensieve dagrecreatie;

met de daarbij behorende:

  • e. bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • f. voorzieningen.
4.2 Bouwregels

Op de voor ' Agrarisch met waarden - Natuur en landschap ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt dat de de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van voet-, fiets- en/of ruiterpaden of parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 50 m2;

met uitzondering van:

    • 1. het aanbrengen van kuilvoerplaten in directe relatie met het agrarische bouwperceel;
    • 2. het aanleggen van kavel- en/of koepaden;
  • b. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • c. het verwijderen of beschadigen van bomen en andere houtopstanden;
  • d. het zaaien of inplanten van bomen en andere houtopstanden;
  • e. het scheuren van grasland anders dan voor graslandverbetering;
  • f. het aanbrengen, dan wel wijzigen van drainagesystemen;
  • g. het graven, vergraven, dan wel verbreden of dempen van watergangen en poelen;
  • h. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden, dijken, dammen en vlonders.
4.3.2 Uitzondering verbod

Het in 4.3.1 vervatte verbod niet van toepassing is op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan, dan wel worden uitgevoerd ter realisering van een omgevingsvergunning vergunning of worden uitgevoerd krachtens een in het kader van de Natuurbeschermingswet verleende vergunning of vastgesteld beheersplan.
4.3.3 Afwegingskader

De in 4.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door die -werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de waarden van de gronden - de waarde van het gebied als speciale beschermingszone in het kader van de Natuurbeschermingswet inbegrepen - en functies van de gronden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind.

4.4 Wijzigingsbevoegdheid
4.4.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen , mits de productiegerichte agrarische bedrijfsvoering is beëindigd, voor die delen van het plangebied de bestemming wijzigen ten behoeve van de natuurontwikkeling.

4.4.2 Afwegingskader
  • a. Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de wijziging vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:
    • 1. de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische uitvoerbaarheid en toelaatbaarheid;
    • 2. de mate waarin de belangen van de gebruikers en/of eigenaren van de aangrenzende gronden en/of nabijgelegen agrarische bedrijven alsmede de waarden en functies van de gronden welke het plan beoogt te beschermen door de gebruiksverandering worden geschaad;
    • 3. de mogelijke gevolgen van de wijziging voor de waarde van het gebied als speciale beschermingszone in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn;
    • 4. het advies van het ter ter plaatse bevoegde waterstaatsgezag.
  • b. Indien de waarden, functies en/of belangen als genoemd in 4.4.1 onevenredig worden geschaad dan wel de uitvoerbaarheid niet is aangetoond vindt de in 4.4.2 genoemde wijzigingsbevoegdheid geen toepassing.