direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Wapenveld Gruttoweg
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0246.221WPVBPGruttoweg-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld als herziening van de vigerende beheersverordening Wapenveld (vastgesteld in juli 2017). Er ligt een voornemen om op een locatie aan de Gruttoweg in Wapenveld 24 woningen te realiseren. Daarnaast is er sprake van een grote woonbehoefte. Met voorliggend plan wordt getracht hierin deels te voorzien.

In de huidige beheersverodening heeft het plangebied de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden'. Het nieuwe plan past daarmee niet binnen de bestemming zoals in de beheersverodening is aangegeven. Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld om de realisatie van 24 woningen mogelijk te maken.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied betreft een inbreidingslocatie in Wapenveld. Het plangebied ligt in het zuidwesten van het dorp. Navolgende afbeelding geeft de globale ligging aan van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0246.221WPVBPGruttoweg-ON01_0001.png"

Figuur 1. Globale begrenzing rood omcirceld (bron: openstreetmap.org)

Het plangebied grenst aan de noord-, zuid- en westzijde grotendeels aan percelen met woningen. Aan de oostzijde bevindt zich het fietspad over het voormalige spoortracé en de Gruttoweg.

Het plangebied betreft de kadastrele percelen HDE00-C-7381 en HDE00-C-7380, zie rode vlak in navolgende afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0246.221WPVBPGruttoweg-ON01_0002.jpg"

Figuur 2. Globale begrenzing plangebied op kadastrale perceel (bron: kadastralekaart.com)

1.3 Vigerende beheersverordening

Zoals hierboven aangegeven valt het plangebied op dit moment onder de beheersverordening Wapenveld (vastgesteld in juli 2017). Hierbij heeft het plangebied de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden' gekregen. Deze bestemming maakt de bouw van 24 woningen niet mogelijk. Om de ontwikkeling van 24 woningen mogelijk te maken is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0246.221WPVBPGruttoweg-ON01_0003.png"

Figuur 3. Uitsnede beheersverordening Wapenveld (bron: www.heerde.nl)

1.4 Systematiek van het nieuwe bestemmingsplan

Het plan voldoet aan de eisen van de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening en is opgezet overeenkomstig de landelijk geldende standaard. Deze landelijke standaard wordt gevormd door de Standaard Vergelijkbare Plannen 2012 (SVBP2012) met de daarbij behorende bijlagen en de Praktijkrichtlijn bestemmingsplannen (PRBP) en de Standaard voor de Toegankelijke Ruimtelijke Instrumenten (STRI).

1.5 Leeswijzer

Het bestemmingsplan is als volgt opgebouwd:

  • In hoofdstuk 2 wordt het plan toegelicht. De karakteristiek van het plangebied wordt kort beschreven en er wordt ingezoomd op de nieuwe ontwikkelingen/gewenste activiteiten.
  • In hoofdstuk 3 wordt het beleidskader geschetst. Er wordt ingegaan op het relevante beleid op nationaal, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau.
  • Hoofdstuk 4 geeft een verantwoording ten aanzien van de relevante omgevingsaspecten. Aan de orde komen onder andere bodem, water, milieuzonering, luchtkwaliteit, geluid, externe veiligheid, ecologie, archeologie et cetera.
  • Hoofdstuk 5 licht de juridische opzet van het bestemmingsplan toe, onder meer door (waar nodig) artikelsgewijs de bij het plan behorende regels en de verbeelding daarvan toe te lichten.
  • Hoofdstuk 6 gaat ten slotte in op de uitvoerbaarheid. In dit hoofdstuk worden de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie en planbeschrijving

2.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt allereerst ingegaan op de huidige situatie en huidige structuren in het plangebied. Daarna wordt de nieuwe situatie beschreven. Hier wordt begonnen met de visie op de gehele uitbreiding van Wapenveld Gruttoweg. Vervolgens wordt ingegaan op de uitgangspunten van de gewenste invulling.

2.2 Huidige situatie

Wapenveld is het meest noordelijk gelegen dorp in de gemeente Heerde. Direct ten westen van de kern begint het Veluwemassief (hoog) en ten oosten ervan zijn de uiterwaarden en het poldergebied van de IJsselvallei (laag) gelegen. Wapenveld is voornamelijk gegroeid tussen de dorpenweg Apeldoorn-Hattem (de Groteweg) en het Apeldoorns Kanaal en dankt zijn bestaan voor een groot deel aan het ontstaan van enkele grote industrieën die noordelijker zijn gelegen. Hiervan was de Berghuizer papierfabriek (thans StoraEnzo) de meest belangrijke.

Vooral na de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde Wapenveld zich als een woon-dorp, waarbij de woonbebouwing voornamelijk in zuidelijke richting uitbreidde. Inmiddels reikt de dichte woonbebouwing tot aan de Flessenbergerweg en is ook ten oosten van het Apeldoorns Kanaal – het gebied ten noorden en ten zuiden van de Revelingseweg - sprake van een verstedelijkte structuur.

Naast de Groteweg en het Apeldoorns Kanaal is de voormalige spoorlijn het derde kenmerkende element in de structuur van Wapenveld, dat tevens noord-zuid georienteerd is. Het voormalige spoortracé is nu ingericht als (recreatief) fietspad en maakt onderdeel uit van een landelijk netwerk.

Aan de oostzijde van de Groteweg bevindt zich het plangebied. Zoals in paragraaf 1.3 is aangegeven, heeft het plangebied een agrarische bestemming. Het plangebied wordt aan alle zijden omringd door woningen.

2.3 Nieuwe situatie

Het voornemen is om 24 woningen te realiseren in het plangebied. De woningen zullen afwisselend vrijstaand, als twee-onder-één-kap of als rijwoningen worden gebouwd. Tevens wordt hierbij de benodigde infrastructuur aangelegd. Het plangebied wordt ontsloten op de Gruttoweg. De wegen binnen het plangebied krijgen een minimale breedte van 5,4 meter. Daarnaast worden aan de westzijde van de aansluiting Nachtegaalweg op de weg verwijderbare paaltjes geplaatst, zoals ingetekend op het inrichtingsplan (Stedenbouwkundig ontwerp). Hiermee wordt voorzien in een tweede toegang voor calamiteitenverkeer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0246.221WPVBPGruttoweg-ON01_0004.png"

Figuur 4. Uitwerking stedenbouwkundig ontwerp (september 2022)

Stedenbouwkundige opzet

Een dorps plan, dat zich voegt in de omgeving
Het stedenbouwkundig ontwerp laat zien dat er 'dorps' zal worden gebouwd, in lage dichtheden langs paden en wegen, die zich voegen in het weefsel van de bestaande bebouwing. In het hart van het plan ligt het 'groene hof', waar omheen de tweekappers, een vrijstaande woning, het blokje seniorenwoningen en de starterswoningen. De samenhang tussen dorp en landschap blijft behouden door het uitbreiden van het netwerk van paden en wegen en door te bouwen op ruime en groene kavels.


De samenhang in architectuur wordt niet alleen in kleuren en materialen gezocht, zoals metselwerk en hout. De toepassing van dakoverstekken en veranda's zorgt voor een verbindend element en versterkt het dorpse karakter.


Het 'groene hof' met aangelegen woningen is georiënteerd op de hoofdfietsroute (het voormalige spoor langs Gruttoweg en Merelweg) met zijn bomenrij. Door deze ruimtelijke opzet is de aansluiting goed herkenbaar en overzichtelijk. Een kwalitatieve inrichting van de groene ruimte met verschillende boom- en struiksoorten met een informele parkachtige uitstraling en schrale graszone past in het karakter van het fietstracé met afwisseling van bebouwing en groene ruimtes.


De rest van de open verkaveling sluit met zijn dorpse structuur aan op de nonchalante verkavelingsstructuur van de omgeving en wordt meer open naar de randen van het terrein. Een typisch Wapenveldse verkaveling.

Parkeren

Parkeren vindt waar mogelijk plaats op eigen terrein. Voor de tussenwoningen en diverse hoekwoningen wordt in de openbare ruimte een parkeerplaats aangelegd (zie figuur 4). Het aantal te realiseren parkeerplaatsen voldoet aan de 'parkeernormen hoofdfunctie wonen' van de 'Parkeernormennota Gemeente Heerde'. Dit betekent:

  • 1,8 parkeerplaatsen per vrijstaande woningen;
  • 1,7 parkeerplaatsen voor twee-onder-één kap woningen
  • 1,4 parkeerplaatsen voor aaneengebouwde woningen.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Algemeen

Nieuwe ontwikkelingen dienen passend te zijn binnen het beleid van de diverse overheidsniveaus. In de navolgende paragrafen worden daarom de relevante beleidsuitgangspunten op rijksniveau, provinciaal niveau, regionaal niveau en gemeentelijk niveau beschreven.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) van kracht geworden. De NOVI is een instrument van de nieuwe Omgevingswet en loopt vooruit op de inwerkingtreding van die wet. Vanwege het uitstel van de inwerkingtreding van de Omgevingswet komt de NOVI als structuurvisie uit onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze structuurvisie gelden als de Nationale Omgevingsvisie, zoals in de nieuwe wet bedoeld.

De NOVI bevat de hoofdzaken van het beleid voor de fysieke leefomgeving. Het plangebied ligt niet in een gebied waarvoor de NOVI gerichte belangen of opgaven kent. Om die reden kan verdere toetsing aan de NOVI achterwege blijven.

3.2.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

Bij gebiedsontwikkeling is 'een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten' van belang. Hierbij hanteert het Rijk de ladder van duurzame verstedelijking. Deze is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In paragraaf 4.10 van de toelichting wordt hier verder op ingegaan.

3.2.3 Verwerking in het bestemmingsplan

Het plan is niet in strijd met rijksbelangen. Het rijksbeleid werkt wel door in het beleid van lagere overheden. Het rijksbeleid werkt tevens door in de diverse omgevingsaspecten die in dit bestemmingsplan zijn getoetst.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie

De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland is op 19 december 2018 vastgesteld. De omgevingsvisie van de provincie Gelderland bevat de integrale lange termijnvisie van de provincie op de fysieke leefomgeving. De Omgevingsvisie is doorvertaald naar een verordening, voor zover het planologisch relevante aspecten betreft.

In de Omgevingsvisie benoemt de provincie wat voor hen van waarde is en wat wordt beschermd. Ook geeft de provincie richting aan ontwikkelingen. De provincie geeft aan: "we staan voor stevige uitdagingen. De wereld verandert ingrijpend en snel. Er zijn grote, grensoverschrijdende ontwikkelingen die ook Gelderland raken. Het energievraagstuk, klimaatverandering, uitputting van grondstoffen, kwetsbare biodiversiteit, verdere verstedelijking in de lucht, digitalisering, internationalisering. Uitdagingen die om antwoorden vragen. Daar hebben we elkaar voor nodig: inwoners, bedrijven, organisaties, overheden.

Om samen stappen te zetten, hebben we een gezamenlijke horizon nodig: een gedeeld vergezicht, een gedeelde ambitie dat dient als leidraad voor ons handelen".

In de Omgevingsvisie wordt dit vergezicht beschreven: het beeld op de toekomst. Een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland staat daarbij centraal. Dit doen ze door bij de uitoefening van de taken de focus te leggen op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland.

Met behulp van de volgende zeven ambities geeft de provincie hier uitwerking aan:

  • 1. Energietransitie: Van fossiel naar duurzaam
  • 2. Klimaatadaptatie: Omgaan met veranderend weer
  • 3. Circulaire economie: Sluiten van kringlopen
  • 4. Biodiversiteit: Werken met de natuur
  • 5. Bereikbaarheid: Duurzaam verbonden
  • 6. Vestigingsklimaat: Een krachtige, duurzame topregio!
  • 7. Woon- en leefomgeving: Dynamisch, divers, duurzaam

Door vier 'spelregels' of 'Doe-principes' geeft de provincie hier uitwerking aan:

  • DOEN
  • LATEN
  • ZELF
  • SAMEN

De ambities en spelregels vormen het kader waar binnen de provincie werkt en afwegingen maakt.

Op de themakaart 'Ruimtelijk beleid' is aangegeven dat 'onder voorwaarden grote zonneparken mogelijk zijn' voor het plangebied. Ook valt het plangebied onder een 'windenergie aandachtsgebied'. Dergelijke ontwikkelingen zijn in het plangebied echter niet aan de orde.

De provincie zet zich voorts in voor vitale steden en dorpen en voor een duurzame verstedelijking, gericht op versterking van de stedelijke netwerken, gecombineerd met aandacht voor de vitaliteit van kleine kernen en dorpen. De kwalitatieve regionale opgave voor wonen is van provinciaal belang, net als het belang dat bij locaties met een bovenlokaal ontwikkelpotentieel die potenties benut worden. Het beleid voorziet in provinciale kaders voor het terugdringen van leegstand en overcapaciteit in gemeentelijke plannen en voor zorgvuldige locatie-afwegingen op regionaal niveau, waarbij de ladder voor duurzame verstedelijking wordt ingezet.

Op de themakaart 'Waterbeleid' is aangegeven dat 'grondwaterfluctuatiezone' geldt voor het plangebied. De hoofdzaken van het provinciaal beleid voor water zijn gericht op een veerkrachtig en duurzaam water- en bodemsysteem. Dit systeem bestaat uit bodem en ondergrond, grondwater en oppervlaktewater en is duurzaam als het ook in de toekomst kan blijven functioneren en in stand kan worden gehouden tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. De provincie onderschrijft de ambitie van de Europese Kaderrichtlijn Water dat uiterlijk in 2027 het grond- en oppervlaktewater in Europa schoon en ecologisch gezond moet zijn en dat er voldoende water is voor duurzaam gebruik en voert deze uit.

3.3.2 Omgevingsverordening

De geconsolideerde Omgevingsverordening Gelderland maart 2021 (hierna Omgevingsverordening genoemd) bevat regels voor de fysieke leefomgeving in de provincie Gelderland. De voorliggende ontwikkeling aan de Gruttoweg is getoetst aan het provinciaal beleid en bijhorende voorschriften. Onderstaand artikel is in dat kader relevant.

Ontwikkeling in Nationaal landschap (artikel 2.56)
De zeven Nationale landschappen in Gelderland zijn representatief voor het Gelderse cultuurlandschap en een afspiegeling van de landschappelijke diversiteit op (inter)nationale schaal. Om die redenen dienen bij ruimtelijke ontwikkelingen de kernkwaliteiten ervan niet te worden aangetast en waar mogelijk versterkt. Artikel 2.56 geldt alleen voor die delen van het Nationaal landschap die buiten het Gelders natuurnetwerk, de Groene ontwikkelingszone en de Nieuwe Hollandse Waterlinie liggen.

Eerste lid: Uitgangspunt is dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in Nationale landschappen de kernkwaliteiten van dat specifieke deel van het Nationaal landschap (zoals omschreven in bijlage Kernkwaliteiten Nationale Landschappen bij de Omgevingsverordening) niet aantasten, d.w.z. daar geen afbreuk aan doen. Door een goed ontwerp en een goede landschappelijke inpassing is het zelfs mogelijk om soms een bijdrage aan die kernkwaliteiten te leveren.

Tweede lid: Bestemmingen die de kernkwaliteiten aantasten, zijn alleen mogelijk als er sprake is van redenen van groot openbaar belang, zoals de menselijke gezondheid, de openbare veiligheid, werkgelegenheid, het ontstaan van voor het milieu wezenlijk gunstigere effecten of andere grote maatschappelijke opgaven. Daar staat tegenover dat voor de ontplooiing van die activiteiten een bijdrage moet worden geleverd aan de landschapskwaliteit.

De overige artikelen die betrekking hebben op het plangebied zijn niet relevant voor het initiatief.

3.3.3 Actieplan wonen 2020-2025

De woningnood in Gelderland is hoog. Tot 2030 moeten er ruim 80.000 nieuwe woningen worden gebouwd in Gelderland. De komende vijf jaar wil de provincie daarom de bouw van 45.000 woningen versnellen.

Samen met onder andere gemeenten, regio's, wonincorporaties, bouwers, beleggers en ontwikkelaars is het Actieplan Wonen ontstaan. In dit actieplan staan 14 acties die moeten leiden tot:

  • versnelling van de woningbouw;
  • meer betaalbare wonigen;
  • meer flexibele woonvormen.
3.3.4 Verwerking in het bestemmingsplan

Het plan is niet in strijd met het provinciaal omgevingsbeleid. Een aandachtspunt is de toets aan het regionaal woonbeleid, het plan wordt hieraan in paragraaf 4.10 (Ladder voor duurzame verstedelijking) getoetst en hieruit komen geen belemmeringen naar voren. Een ander aandachtspunt is dat er rekening gehouden moet worden met de Veiligheidsregio van Noord- en Oost-Gelderland, het plan wordt hieraan getoetst in paragraaf 4.7.

3.4 Regionaal beleid

3.4.1 Woonagenda Cleantechregio en Addendum

De acht gemeenten uit de Cleantech Regio hebben samen met de provincie Gelderland een nieuwe woonagenda voor deze regio opgesteld. Hiermee geeft de regio richting aan het soort en aantal woningen dat gebouwd kan worden. Verduurzamen en klimaatbestendig maken van de bestaande woningen, wonen in combinatie met zorg en het karakter van stad en platteland zijn belangrijke uitgangspunten voor het regionale beleid.

De Woonagenda Cleantech Regio uit 2018 is in november 2020 geëvalueerd en herrijkt. Op basis van de evaluatie wordt vastgesteld dat een herijking zoals bedoeld in 2018 (een bijstelling op basis van nieuwe woningmarktcijfers) niet voldoende is om recht te doen aan alle veranderingen op het speelveld wonen. Op de korte termijn geeft een pragmatische herijking goede handvatten voor het woonbeleid, maar om voor de langere termijn goed in te kunnen spelen op de veranderende beleidswensen moet een nieuwe Woonagenda ontwikkeld worden. Dat is vooral nodig om invulling te geven aan de hogere groei-ambitie en de wens om een andere positie in te nemen in de landelijke verstedelijkingsopgave.

I Korte termijn: inzetten op versnelling woningbouw 2020-2022
De huidige Woonagenda biedt (na een herijking) voor de komende paar jaar nog voldoende basis voor de regionale samenwerking. Op basis van de regionale principes voor woningbouwprogrammering uit de Woonagenda 2018 sturen gemeenten op een lokaal woningbouwprogramma dat gericht is op het versterken van de woonkwaliteit. Daarnaast gaan de gemeenten samen aan de slag met de thema’s betaalbaarheid en huisvesting arbeidsmigranten. Op basis van de Primos woningbehoefteprognose 2020 wordt de nieuwe bandbreedte vastgesteld voor de omvang van de regionale bouwopgave en als richtpunt voor het lokale programma. Vooral bij kleine gemeenten is de prognose niet altijd nauwkeurig en waar nodig corrigeren we die met maatwerkafspraken.

De woningvraag is toegenomen en ligt nu ongeveer 40% hoger dan in 2018 verondersteld was. De inzet is gericht op het op stoom houden (versnellen) van de woningbouw en nieuwe bouwplannen voorbereiden als antwoord op de krapte op de woningmarkt. Om invulling te kunnen geven aan de extra woningvraag zullen er naast inbreidings- en transformatielocaties nieuwe uitleglocaties nodig zijn.

Voorliggend bestemmingsplan voorziet voor een deel in de grote behoefte naar nieuwe woningen. Tevens betreft het een inbreidingslocatie.

II Lange termijn: herpositionering Cleantech Regio in landelijke verstedelijkingsopgave tot 2040
Uit deze evaluatie blijkt dat er bij (bijna) alle gemeenten een wens is om in te zetten op een hogere groei-ambitie ter behoud en versterking van de vitaliteit van de kernen, dorpen en steden.

De gestegen woningbehoeftecijfers (+40% t.o.v. Woonagenda 2018) geven een basis voor die extra groei, maar daar bovenop speelt de discussie over een substantiële schaalsprong die hoger is dan die autonome groei.

Die schaalsprong is geen doel op zich maar moet (samen met onder andere de economische-, infrastructurele- en de duurzaamheidsopgaven) bijdragen aan het versterken van de vitaliteit van de steden, dorpen, kernen en landelijk gebied voor de langere termijn.

3.5 Gemeentelijk beleid

3.5.1 Cittaslow

De gemeente Heerde is drager van het keurmerk Cittaslow. In een Cittaslow-gemeente kunnen inwoners en bezoekers op een plezierige, gastvrije manier en in een menselijk tempo genieten. Dit betekent dat een gezond milieu, het versterken van de landschappelijke kwaliteiten en een goede infrastructuur hoog op de agenda van de gemeente staan. De gemeente koestert daarom het cultuurhistorisch erfgoed, de plaatselijke tradities en het aanbieden en promoten van streekproducten.

3.5.2 Toekomstvisie Heerde 2025

Om in te spelen op de maatschappelijke en economische ontwikkelingen heeft de gemeente Heerde de 'Visie gemeente Heerde 2025' opgesteld. Deze visie is een agenda voor de toekomst, voor een heldere profilering in de regio en naar de eigen burgers, instellingen en ondernemers.

Voor de gemeente Heerde blijft het karakter voor een groot deel bepaald worden door de landschappelijke, natuurlijke en culturele waarden. Samen met het woonklimaat, ruimtelijke rust en variëteit en een goede ontsluiting ontstaat een goed vestigingsklimaat voor wonen, werken en recreatie.

In de toekomstvisies worden 8 thema’s voor Heerde benoemd. Dit zijn Wonen, economie, Toename individuele verantwoordelijkheid: perspectief bieden en vooruit komen, landschap, ecologie en natuur, Hoogwatergeul, water, cultuurhistorie en duurzaamheid. Vervolgens worden drie zones in de gemeente Heerde onderscheiden in de toekomstvisie: Natuurlijkheid, Nieuwe zakelijkheid en gezondheid en Cultuur, natuur en voedselproductie.

3.5.3 Structuurvisie Heerde 2025

De Structuurvisie Heerde 2025 is een nadere uitwerking van de toekomstvisie die door de gemeenteraad van Heerde is vastgesteld in 2009. De Visie Heerde 2025 (Toekomstvisie) onderscheidt drie zones in de gemeente. Deze drie zones hebben elk hun eigen kenmerken, maar zijn onderling met elkaar verbonden door structuren en knooppunten.

Het plangebied ligt in de zone Nieuwe zakelijkheid en gezondheid. Het is een zone waarin zowel wonen, werken, recreatie en zorg als natuur en groen een plek hebben.

De dorpen Heerde en Wapenveld bieden een goede en veilige woonomgeving met een groot aantal voorzieningen. Het centrum van Heerde heeft een gevarieerd, regionaal getint winkelbestand. Het winkelbestand van Wapenveld is minder gevarieerd en heeft een meer plaatselijke functie. In Wapenveld zijn in de kern diverse inbreidingslocaties ontwikkeld.

Het op te stellen bestemmingsplan is niet in strijd met de structuurvisie.

Uitvoeringsparagraaf Structuurvisie 3.0
In de Structuurvisie is ook een uitvoeringsparagraaf opgenomen. De leidraad is uitnodigen (uitnodigingsplanologie) en uitdagen in plaats van de wet voorschrijven.

De uitvoeringsparagraaf geeft ruimte, maar geen vrijbrief. Ruimte wordt gelaten om tot verbetering en toevoeging van kwaliteit te komen waar de gemeenschap van moet profiteren. Dit moet leiden tot een hogere kwaliteit van leven en leefomgeving in de gemeente.

Verwerking in het bestemmingsplan

In de strucutuurvisie wordt gesproken over verschillende zones. Het plangebied ligt in de zone Nieuwe zakelijkheid en gezondheid. Het is een zone waarin zowel wonen, werken, recreatie en zorg als natuur en groen een plek hebben. In het bestemmingsplan komt dit terug in de vorm van veel ruimte voor groen. Het bestemmingsplan is niet in strijd met de structuurvisie.

3.5.4 Woonvisie 2015-2025

De Woonvisie Heerde 2015-2025 neemt de regionale woonvisie als vertrekpunt bij de uitwerking van de Woonvisie Heerde 2025.

In de Woonvisie Heerde 2025 is aangegeven dat het grootste deel van de woningen die in de toekomst nodig zijn, er nu al staan. In de periode 2013 tot 2020 zijn circa 420-460 extra woningen nodig. Gemiddeld is dat een toevoeging van 60-65 woningen per jaar. De gemeente Heerde heeft het streven dat een ieder op termijn kan beschikken over een bij zijn situatie passende woning. Het grootste deel van deze opgave zal bereikt worden door aanpassing en vervanging van de bestaande woningvoorraad.

In de Woonvisie Heerde 2025 is te lezen dat de gemeente ervoor zorgt dat woningbezitters voldoende (planologische) mogelijkheden hebben om hun woning op de wensen en behoeftes aan te passen en dat de gemeente in de basis mee werkt aan initiatieven tot transformatie van bestaande gebouwen tot woningen indien dit leidt tot maatschappelijke meerwaarde.

Mantelzorgers die niet de mogelijkheid hebben om een mantelzorgwoning op het achtererf van hun woning te plaatsen, maar er de voorkeur aan geven om mantelzorg binnen de schil van de eigen woning door middel van inwoning uit te voeren, krijgen de benodigde planologische ruimte om de woning passend te vergroten.

Verwerking in het bestemmingsplan

De gemeente Heerde heeft het streven dat een ieder op termijn kan beschikken over een bij zijn situatie passende woning. Voorliggend bestemmingplan voorziet in deze vraag. Er worden bijvoorbeeld diverse goedkopere woningen en seniorenwoningen gerealiseerd.

3.5.5 Groenbeleidsplan

In het groenbeleidsplan 2013-2018 is een strategische groenvisie en groenstructuurplan per kern opgenomen. Het groenbeleidsplan is geen financieel instrument maar een inspiratiebron en handleiding om resultaatgericht, efficiënt en samenhangend het economisch belangrijke groen in te richten en te beheren. Vanuit het groenbeleidsplan zijn er geen beperkingen voor het op te stellen bestemmingsplan.

3.5.6 Parkeernormennota

De parkeernormennota (5 oktober 2012) legt de kaders vast voor het bepalen van het benodigde (gewenste) parkeeraanbod bij bijvoorbeeld bouwplannen, herontwikkelingen of in het kader van bestemmingplannen. De parkeernormennota is een instrument waarmee de gemeente Heerde bij ruimtelijke ontwikkelingen transparante en eenduidige keuzes kan maken ten aanzien van het aantal te realiseren parkeervoorzieningen. In dit bestemmingsplan is rekening gehouden met de parkeernormennota van de gemeente Heerde.

Hoofdstuk 4 Onderzoek

4.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de haalbaarheid en de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Meer concreet wordt beoordeeld hoe het plan zich verhoudt tot de diverse milieukaders (zoals archeologie, bodem, externe veiligheid, geluid, ecologie, luchtkwaliteit en water).

4.2 Archeologie

Inleiding 

Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Deze wet maakt deel uit van de (gewijzigde) Monumentenwet. De kern van de Wamz is dat, wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven.

Onderzoek

De gemeente Heerde heeft op 16 april 2012 de 'archeologische beleidskaart gemeente Heerde' vastgesteld. De archeologische waarden- en verwachtingskaart geeft de bekende archeologische waarden in de gemeente weer en geeft voor het gehele gemeentelijk grondgebied vlakdekkend de archeologische verwachtingszones. De archeologische waarden- en verwachtingskaart maakt op perceelsniveau inzichtelijk waar bekende archeologische waarden zich bevinden en/of wat de kans is deze aan te treffen.

In het plangebied ligt een archeologische dubbelbestemming, dit is te zien in de beheersverordening Wapenveld-Dorp die op 11 september 2017 is vastgesteld. Het gaat om een gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Bij bouwactiviteiten groter dan 100 m² is een archeologisch onderzoek vereist. In januari 2022 heeft in het plangebied archeologisch onderzoek plaatsgevonden.

Conclusie

Met het veldonderzoek is vastgesteld dat de bodem in het plangebied als gevolg van eerder uitgevoerde bodemingrepen grotendeels is verstoord. Het onderzoek heeft geen vondsten opgeleverd die op de (voormalige) aanwezigheid van archeologische grondsporen en/of een archeologische vindplaats wijzen. In de boringen is geen intacte podzolbodem en/of plaggendek (meer) aanwezig. Hiermee is er in het plangebied een lage kans op behoudenswaardige archeologische waarden.
Op basis van de afwezigheid van een intacte podzolbodem, een intact plaggendek en archeologische indicatoren, wordt de kans op archeologische waarden in het plangebied als laag ingeschat. Vervolgonderzoek is dan ook niet nodig. De gemeente heeft op 9 januari 2022 laten weten deze conclusie over te nemen.

Het onderzoeksrapport is opgenomen als Bijlage 2.

Op basis van deze onderzoeksresultaten is in het bestemmingsplan geen archeologische dubbelbestemming opgenomen.

4.3 Bedrijven en milieuzonering

Inleiding
Milieuaspecten worden in principe geregeld via de daartoe geëigende wetgeving. Daar waar het de ruimtelijke ordening raakt, dient met deze aspecten echter rekening te worden gehouden. Het gaat dan met name om de situering van milieugevoelige functies ten opzichte van milieuhinderlijke inrichtingen.

Om te bepalen welke afstanden dienen te worden aangehouden, wordt de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' gehanteerd. De VNG-handreiking geeft op systematische wijze informatie over de milieukenmerken van vrijwel alle voorkomende bedrijfstypen. Het biedt daarmee een hulpmiddel om ruimtelijke ordening en milieu op gemeentelijk niveau op elkaar af te stemmen.

In de handreiking zijn richtafstanden van bedrijven tot bebouwing aangegeven. Deze richtafstanden hebben betrekking op de aspecten geluid, stof, geur en gevaar. De gegeven afstanden zijn richtafstanden en geen harde eisen. Dit betekent dat afwijken van de afstanden, mits goed gemotiveerd, is toegestaan. De afstand wordt gerekend van de grens van de bestemming die milieubelastende functies toelaat tot de gevel van de milieugevoelige functies. Het plangebied wordt in dit kader beschouwd als een 'rustige woonwijk' omdat er nauwelijks sprake is van functiemenging.

Onderzoek

De in en buiten het plangebied voorkomende bedrijfsactiviteiten zijn geïnventariseerd en ingeschaald op basis van de categorieën uit de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Bedrijven nabij plangebied
Ten westen van het plangebied is een autobedrijf gevestigd. Het bedrijf is in het geldende bestemmingsplan Wapenveld-Dorp (2017) opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Het gaat om een Autoreparatie en -onderhoud bedrijf. Dit bedrijf wordt aan de noord- en zuidzijde direct begrensd door woningen. Deze woningen zijn maatgevend voor dit bedrijf. Op basis van de VNG-brochure valt dit bedrijf in milieucategorie 2 en geldt een richtafstand van 30 meter. Met betrekking tot de nieuwe woningen wordt aan deze richtafstand voldaan.

Verder bevindt zich een bouwmarkt ten zuiden van het plangebied. Op basis van de VNG-brochure bij 'Detailhandel en reparatie T.B.V. Particulieren' valt dit bedrijf in milieucategorie 1 en geldt een richtafstand van 10 meter. Nader onderzoek is niet noodzakelijk omdat aan de richtafstand ruimschoots wordt voldaan.

Ten oosten en ten noorden van het plangebied bevinden zich vrijwel uitsluitend woningen. Deze leveren geen beperkingen op wat betreft de richtafstanden van de VNG.

Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.4 Bodem

Inleiding

In artikel 3.1.6 van de Bro wordt aangegeven met welke onderwerpen rekening moet worden gehouden bij het opstellen en vaststellen van het bestemmingsplan.

In het artikel is géén rechtstreekse verplichting opgenomen voor het uitvoeren van bodemonderzoek of bodemsanering. Om te bepalen welke thema's relevant zijn bij ruimtelijke ordening is van rijkswege het handboek stroomlijning voorzien van toetsen. De bodem(sanerings)toets maakt hier deel vanuit. Vanuit de Algemene wet bestuursrecht is sprake van een indirecte verplichting om bodem als thema mee te nemen.

Om de woningbouw mogelijk te maken wijzigt de vigerende bestemming naar 'wonen' en krijgt hiermee een gevoeliger functie dan voorheen mogelijk was.

Onderzoek

Ten behoeve van het voornemen is begin 2022 een bodemonderzoek uitgevoerd.

Conclusie

Uit het onderzoek blijkt dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. Voor details wordt verwezen naar Bijlage 3.

4.5 Cultuurhistorie

Inleiding

De rijksmonumenten worden beschermd door de Monumentenwet (1988). Met monumenten worden alle "onroerende zaken" bedoeld. Tot die onroerende zaken horen gebouwen en objecten, zoals vaarten, bruggen, wegen, bomen en pleinen, die ten minste vijftig jaar oud zijn. Zij moeten van belang zijn door hun schoonheid, de wetenschappelijke en/of hun cultuurhistorische betekenis. Een monument kan worden aangewezen als rijksmonument wanneer het aan deze regels voldoet en als het een nationale, unieke waarde heeft. Naast rijksmonumenten worden op provinciaal niveau en gemeentelijk niveau monumenten aangewezen op grond van de respectievelijk provinciale- en gemeentelijke monumentenverordening.

Onderzoek

De gemeente Heerde heeft onderzoek laten doen naar de cultuurhistorische waarde van de gemeente. In 2017 is hierover een rapport uitgebracht. De 'Cultuurhistorische waardenkaart gemeenten Heerde en Hattem' heeft de relevante cultuurhistorische waarden in beeld gebracht. Volgens de kaarten van het rapport heeft het plangebied een lage waardering wat betreft cultuurhistorische elementen.

Conclusie

Er bevinden zich, op basis van de Cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Heerde, in het plangebied zelf en de directe omgeving geen rijks- danwel gemeentelijke monumenten of andere cultuurhistorische waarden. Daardoor wordt gesteld dat cultuurhistorie geen belemmering vormt voor onderliggend plan.

4.6 Ecologie

Inleiding

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. De Wet natuurbescherming (Wnb) is op 1 januari 2017 in werking getreden en betreft zowel soortenbescherming als bescherming van (Europese) natuurgebieden. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied in het kader van bijvoorbeeld de Natura 2000-gebieden. Gebiedsgericht beleid vindt onder meer plaats op basis van het Natuurnetwerk Nederland. Wat betreft soortenbescherming wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. De wet gaat uit van het "nee-tenzij"-principe, waarbij de mogelijkheid wordt geboden bepaalde ingrepen toe te staan door middel van ontheffing of vrijstelling. Daarnaast kent de wet een zorgplichtbepaling voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. In die bepaling staat: "Een ieder neemt voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving". Handelingen die nadelige gevolgen voor flora en fauna kunnen veroorzaken, moeten achterwege gelaten worden of zoveel mogelijk worden beperkt of ongedaan gemaakt.

Onderzoek

Ten behoeve van dit bestemmingsplan is in 2021 een natuurtoets uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is opgenomen als Bijlage 4 bij deze toelichting. Hieronder worden de conclusies uit het betreffende onderzoeksrapport beschreven.

Soortenbescherming
Als gevolg van bouw van de woningen gaan geen jaarrond beschermde nestplaatsen of verblijfplaatsen van vleermuizen en niet-vrijgestelde grondgebonden zoogdieren verloren. Negatieve effecten op vogels met jaarrond beschermde nesten en vleermuizen door verlies van foerageergebied, treden niet op.

Voor de overige vogelsoorten geldt dat, indien werkzaamheden tijdens het broedseizoen (voor de meeste vogels ongeveer van 15 maart tot 15 juli) worden uitgevoerd, in gebruik zijnde nesten van algemene vogelsoorten kunnen worden verstoord of vernietigd. Dit is bij wet verboden. Vernietiging of verstoring van in gebruik zijnde nestplaatsen kan voorkomen worden door bij de planning en uitvoering van de werkzaamheden rekening te houden met het broedseizoen.

Als gevolg van de plannen kunnen leefgebied of verblijfplaatsen van hazelworm verloren gaan. Nader onderzoek is daarom uitgevoerd naar het voorkomen van deze soort. Op basis van het nadere onderzoek vast komen te staan dat door de werkzaamheden geen verblijfplaatsen of leefgebied van hazelworm verloren zullen gaan. Hierdoor is het aanvragen van een ontheffing van de Wnb niet nodig. Het nadere onderzoek is opgenomen in Bijlage 5.

De te verwachten algemene soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen in de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen van de provincie Gelderland. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Wel geldt voor deze soorten de zorgplicht van de Wnb.

Gebiedsbescherming
Voor het onderhavige plangebied is de volgende wet- en regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming relevant: de Wnb en de provinciale structuurvisie en verordening.

In de provincie Gelderland wordt het NNN (Natuurnetwerk Nederland) Gelders Natuurnetwerk (GNN) genoemd. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het GNN is voor provincie Gelderland uitgewerkt in de Omgevingsvisie Gelderland en de Omgevingsverordening Gelderland (provinciaal ruimtelijk natuurbeleid). Vanuit de Omgevingsverordening Gelderland worden behalve de GNN-gebieden, ook gebieden aangewezen als Groene Ontwikkelingszone (GO). Zowel het GNN als de GO hebben geen externe werking.

Het plangebied ligt op 150 m ten oosten van het dichtstbijzijnde, in kader van de Wnb beschermde, Natura 2000-gebied 'Veluwe' (figuur 5). Een zeer kleine strook ten zuiden van de paardenstal is aangewezen als GO. Het randje GO is echter zo smal dat dit als onnauwkeurigheid in de kaart mag worden beschouwd. Een rechthoekig deel in het zuiden van het plangebied met een oppervlakte van circa 550 m2 is aangewezen als GNN (figuur 6). Dit stuk bestaat op het moment uit een deel braamstruweel, een opslag van hooibalen en weiland. Over dit stukje GNN heeft de provincie in het kader van het vooroverleg het volgende opgemerkt: 'Een klein deel van het plangebied ligt in GNN. De onherroepelijke bestemming (agrarisch) was ten tijde van het vaststellen van het GNN-begrenzing strijdig met GNN. De provincie heeft geconstateerd dat het gaat om een kennelijke fout bij het vaststellen van de begrenzing. Een verzoek tot herbegrenzing van GNN is bij de provincie ingediend'. Zowel het GNN als de GO zijn daarmee niet relevant voor dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0246.221WPVBPGruttoweg-ON01_0005.png"

Figuur 5. (links) In groen de omgrenzing van Natura 2000

Figuur 6. (rechts) In donkergroen het GNN, in lichtgroen GO (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Het plangebied ligt niet in of grenst niet aan Natura 2000-gebied 'Veluwe'. Hierdoor zijn in potentie effecten alleen mogelijk door externe werking. Het plangebied is gescheiden van het Natura 2000-gebied door bebouwing en wegen. Gezien de afstand tot het Natura 2000-gebied, de inrichting van het tussenliggende gebied en de aard van het plan, kan een toename van verstoring door geluid, verlichting of optische verstoring worden uitgesloten.

Er kan echter in potentie wel sprake zijn van een toename van stikstofdepositie in het Natura 2000-gebied. Daarom dient een AERIUS-berekening te worden gemaakt waaruit blijkt of tijdens de gebruiksfase al dan niet sprake is van een stikstofdepositie boven 0.00 mol N/ha/ja in stikstofgevoelige habitattypen van Natura 2000-gebieden. In paragraaf 4.13 van de toelichting wordt hier verder op ingegaan.

4.7 Externe veiligheid

Inleiding

Inrichtingen
Op 13 februari 2009 is het gewijzigde Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Dit besluit geeft voorwaarden voor nieuwe en bestaande situaties ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico van inrichtingen waarin bepaalde gevaarlijke stoffen worden gebruikt, opgeslagen of geproduceerd. Het plaatsgebonden risico onderscheidt grens- en richtwaarden voor (beperkt) kwetsbare objecten. Het betreft de berekende kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Deze kans mag maximaal één op een miljoen (10-6) per jaar zijn. Het groepsrisico is van toepassing op groepen personen in het invloedsgebied van een inrichting met gevaarlijke stoffen en de kans op overlijden. Dit wordt weergegeven in een Fn-curve en getoetst aan een oriënterende waarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen
Op 1 april 2015 is de nieuwe wetgeving rond transportroutes, het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) met het bijbehorende Basisnet, in werking getreden. Dit besluit vervangt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen.

Het Besluit transportroutes externe veiligheid sluit aan op de bepalingen uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen omtrent het plaatsgebonden risico en groepsrisico. Daarnaast wordt het Basisnet voor wegen, spoor en water opgesteld. Dit basisnet omvat alle rijkswegen, spoorlocaties met goederenvervoer en kanalen en rivieren met goederenvervoer, met de bijbehorende (eventueel aanwezige) risicoafstanden.

Buisleidingen
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden met de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb). Dit besluit omvat de nieuwe regelgeving op het gebied van buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

In plaats van de bebouwings- en toetsingsafstanden waar in de oude circulaires van werd uitgegaan, dienen nu de belemmeringenstrook (vijf meter bij leidingen met een druk boven de veertig Bar), de plaatsgebonden risicocontour (10-6) en het invloedsgebied van het groepsrisico (1%-letaliteitsgrens) in acht te worden genomen bij ruimtelijke ontwikkelingen.

Onderzoek

Inventarisatie van de risicobronnen in en nabij het plangebied
Volgens de risicokaart komen in of in nabijheid van het plangebied geen risicovolle inrichtingen in de zin van het Bevi voor. Ook zijn er geen risicovolle inrichtingen ingevolge het Vuurwerkbesluit aanwezig. Deze inrichtingen zullen ook niet worden toegestaan.

Vervoer van gevaarlijke stoffen
Er zijn binnen en nabij het plangebied geen rijkswegen, spoorlocaties met goederenvervoer of kanalen en rivieren met goederenvervoer aanwezig die planologische beperkingen vormen voor eventuele nieuwe ontwikkelingen in het plangebied.

Buisleidingen
Naast het plangebied ligt een buisleiding van de Gasunie. Het betreft een aardgastransportleiding van transport van gas met een diameter van ten hoogste 8,35 inch en een druk van ten hoogste 40 bar. Ter plekke van het voormalige spoorbaantacé (Parallelweg). Binnen de PR 10-6 risicocontour mogen geen kwetsbare objecten aanwezig zijn en zo mogelijk ook geen beperkt kwetsbare objecten. Wat betreft de ruimtelijke reservering geldt dat de voor onderhoud gereserveerde ruimte ten minste 5 meter aan beide zijden van de leiding bedraagt. Door de regio zijn er berekeningen gemaakt inzake de buisleiding. In de berekeningen is geconcludeerd dat er binnen de gemeente Heerde in de huidige situatie geen sprake is van een PR-knelpunt omdat er geen kwetsbare objecten binnen de PR 10-6/jaar contour aanwezig zijn. De PR 10-6 jaar contour is in de berekeningen gedefinieerd van 0 tot 10 meter.

Navolgende afbeelding geeft de buisleiding weer met een rode stippellijn.

De buisleiding vormt geen belemmering voor het plangebied; de te realiseren woningen bevinden zich namelijk op meer dan 10 meter van de buisleiding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0246.221WPVBPGruttoweg-ON01_0006.png"

Figuur 7. Risicokaart met buisleiding (bron: risicokaart.nl)

Groepsrisico - Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid
Zowel voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Tevens speelt een snelle alarmering te allen tijde een belangrijke rol.

Groepsrisico- Bluswatervoorziening
In het plangebied zal in overleg met de Veiligheidsregio en Vitens een aantal brandkranen worden gerealiseerd.

Groepsrisico - Bereikbaarheid
De nieuw te bouwen woningen zijn voor hulpdiensten vanaf de Gruttoweg en Nachtegaalweg te bereiken. In de toekomstige situatie blijft de Nachtegaalweg toegankelijk voor de hulpdiensten t.b.v. de woningen aan het onverharde deel van de Nachtegaalweg, parallel aan de Groteweg. Ter plaatse van de aansluiting van de weg in het plangebied aan de westzijde op het onverharde deel van de Nachtegaalweg komen verwijderbare paaltjes, zoals ingetekend op het inrichtingsplan. Daarmee zijn de nieuw te bouwen woningen ook bereikbaar vanuit de Nachtegaalweg voor de hulpdiensten. Hierdoor wordt er voldaan aan de voorwaarden.

Uit het advies van de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland (Bijlage 6) volgt dat zij positief instemmen met de voorgenomen wijziging van het bestemmingsplan.

Groepsrisico - Zelfredzaamheid
De beoogde ontwikkeling voorziet in de realisatie van 24 woningen. Er wordt voor diverse doelgroepen gebouwd. Aangenomen wordt dat de bewoners in het algemeen zelfredzaam zijn. Aanwezige kinderen en ouderen worden beschouwd als verminderd zelfredzame personen. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de ouders/verzorgers de kinderen en ouderen kunnen begeleiden.

Motivatie

Ongeacht de inzet van de gemeente Heerde en de hulpverleningsdiensten om de situatie zo veilig mogelijk te maken zal er altijd sprake zijn van een restrisico. Immers, de kans op een ongeval, hoe klein dan ook, blijft altijd aanwezig. Alles overwegende wordt geconcludeerd dat het vanuit oogpunt van externe veiligheid verantwoord is om het bestemmingsplan Wapenveld Gruttoweg, vast te stellen. Het restrisico is in dit kader aanvaardbaar.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid leidt niet tot een belemmering van het planvoornemen.

4.8 Geluid

Verkeerslawaai

Inleiding
In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones, met uitzondering van wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied en wegen waarvoor een maximumsnelheid van dertig kilometer per uur geldt. Binnen de bebouwde kom bedraagt de zonebreedte voor tweestrookswegen die aan weerszijden van de weg, gerekend vanuit de wegas, in acht moet worden genomen 200 meter. Buiten de bebouwde kom bedraagt deze afstand voor tweestrookswegen 250 meter. In geval van het realiseren van geluidsgevoelige bebouwing binnen deze zone dient een akoestisch onderzoek plaats te vinden. Formeel kan akoestisch onderzoek achterwege blijven bij wegen waarvoor een maximumsnelheid van dertig kilometer per uur geldt. Op grond van een goede ruimtelijke ordening dient echter ook aan dit soort wegen aandacht geschonken te worden.

Onderzoek
Binnen het plangebied worden woningen mogelijk gemaakt. Volgens de Wet geluidhinder (Wgh) betreft het een ontwikkeling van geluidgevoelige functies. Het plangebied ligt binnen de onderzoekszone van de Groteweg. Deze zone is 200 meter, gemeten vanaf de kant van de weg. Op beide wegen geldt een maximaal toegestane snelheid van 80 km/uur. Voor dit bestemmingsplan is daarom een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is opgenomen als Bijlage 7 bij deze toelichting.

Op basis het uitgevoerde akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai wordt geconcludeerd dat de geluidsbelastingen op de geprojecteerde woningen ten gevolge van het wegverkeer op de Groteweg voldoen aan de in de Wgh gestelde normen. Onderstaande afbeelding laat zien dat de berekende 48- en 53 dB-contouren niet tot aan het plangebied reiken. Hoewel de definitieve verkaveling afwijkt van onderstaande afbeeldng, doet dit niet af aan de conclusie dat nadere berekeningen ten aanzien van de gevelwering niet noodzakelijk zijn aangezien er ten gevolge van de beschouwde bronnen wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0246.221WPVBPGruttoweg-ON01_0007.png"

Figuur 8. 48 en 53 dB geluidsbelastingcontouren (lichtgroen en oranje) de Groteweg (hoogte 4,5 m) met het plangebied in het zwart aangegeven.

Conclusie

Het thema geluid leidt niet tot belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan. Aangezien de voorkeursgrenswaarde door geen van de bronnen (wegen) wordt overschreden, hoeft de cumulatie van geluid niet te worden beoordeeld.

4.9 Verkeersafwikkeling

De nieuwbouwlocatie zal worden ontsloten op de Gruttoweg. In oktober 2021 is door BVA Verkeersadviezen een onderzoek gedaan naar een alternatieve ontsluiting op de (zuidelijk gelegen) Flessenbergerweg. Dit mede naar aanleiding van overleg met omwonenden. Na onderzoek en afweging bleek deze ontsluiting onwenselijk. Het onderzoek is opgenomen als Bijlage 8.

Door BVA Verkeersadviezen is tevens een analyse uitgevoerd naar de verkeerskundige effecten van de voorgenomen woningbouw. Onder verwijzing naar Bijlage 9 wordt hieronder de conclusie weergegeven:

De realisatie van 24 woningen op de locatie ten westen van de Gruttoweg leidt tot een toename van het aantal verkeersbewegingen op de Gruttoweg. Deze toename bedraagt in het slechtste scenario 100 motorvoertuigen per etmaal (24 woningen, 8 autobewegingen per woning per dag, eenrichtingsverkeer op de Gruttoweg). Vanwege het feit dat het plangebied seniorenwoningen bevat zal de intensiteit naar verwachting minder toenemen. Ook uitgaande van het slechtste scenario, zijn er geen afwikkelings- en veiligheidsproblemen te verwachten.

Wel dient aandacht te worden besteed aan de vormgeving van de kruising van de ontsluitingsweg met het vrijliggende fietspad aan de oostzijde van het plangebied. Lage snelheid van het gemotoriseerde verkeer en goed zicht tussen de verkeersdeelnemers onderling zijn de ingrediënten om op deze locatie een veilige situatie te realiseren. Hiervoor zijn diverse oplossingen denkbaar en bewezen effectief.

In de verdere uitwerking zal rekening worden gehouden met de genoemde aanbevelingen.

4.10 Ladder voor duurzame verstedelijking

Inleiding

De Ladder voor duurzame verstedelijking (hierna: Ladder) is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik, met een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt. Bij besluit van 28 augustus 2012 is de Ladder toegevoegd aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en vervolgens op 1 oktober 2012 in werking getreden. Op 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt.

De Ladder staat als instrument niet op zichzelf, maar geeft mede vorm aan de systeemverantwoordelijkheid van de minister van Infrastructuur en Milieu voor een goede ruimtelijke ordening. Deze verantwoordelijkheid brengt met zich mee, dat de minister er voor zorgt dat decentrale overheden over de juiste instrumenten kunnen beschikken voor een zorgvuldige benutting van de ruimte. Hieronder wordt begrepen het voorkomen van overprogrammering, het faciliteren van groei, het anticiperen op stagnatie en het leefbaar houden van krimpregio's.

De Ladder is onder andere van toepassing op bouwplannen die worden aangemerkt als nieuwe stedelijke ontwikkeling. Bij het bepalen óf en hoe de Ladder moet worden toegepast zijn de volgende aspecten van belang:

  • 1. Is er sprake van een stedelijke ontwikkeling?
  • 2. Is de stedelijke ontwikkeling nieuw?
  • 3. Wat is het ruimtelijk verzorgingsgebied?
  • 4. Is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling?
  • 5. Ligt de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied?

In het navolgende worden de hierboven genoemde aspecten beschreven en afgewogen.

Onderzoek

Ad 1.
Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling, in relatie tot de omgeving. Het bouwplan bestaat uit 24 woningen. Gelet op de omvang van het project is het project aan te merken als een stedelijke ontwikkeling.

Ad 2.
De Laddertoets geldt alleen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Beoordeeld moet worden of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd.

In de voorgaande beheersverordening 'Wapenveld - Dorp' is het plangebied bestemd als 'Agrarisch - Landschappelijke waarde'. Door hier woningen te plaatsen neemt de bebouwing toe. De stedelijke ontwikkeling moet dus als nieuw worden beschouwd.

Ad 3.
Wanneer sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, moet de behoefte aan die ontwikkeling worden gemotiveerd. De behoefte moet worden bepaald binnen het ruimtelijk verzorgingsgebied van de ontwikkeling. De aard en omvang van de ontwikkeling zijn leidend voor het schaalniveau waarop de ruimtebehoefte moet worden afgewogen.

Het ruimtelijk verzorgingsgebied is in onderhavig project beperkt tot de gemeente Heerde en omliggende gemeenten. De woningen zullen naar verwachting voor het grootste gedeelte bewoond worden door de inwoners uit de gemeente of omliggende gemeenten.

Ad 4.
Woonvisie Heerde 2015-2025
Ten behoeve van de Woonvisie Heerde 2015-2025 is in samenwerking met de gemeenten in de Regio Noord-Veluwe de “Woonvisie Regio NoordVeluwe 2014” opgesteld. In dit onderzoek is de kwalitatieve en kwantitatieve woonbehoefte in kaart gebracht voor de periode 2015-2025.

In 2015 werd gedacht dat de bouw van grote aantallen woningen voorbij was. De Structuurvisie Heerde 2025 stelt dat geen nieuwe grootschalige uitleglocaties meer nodig zijn en dat door het realiseren van de bestaande uitleglocaties, inbreiding in stedelijk gebied, transformatie en door functieverandering in de behoefte aan woningen kan worden voorzien. Dat geldt voor alle kernen in de gemeente. Nieuwe woningen worden gebouwd wanneer de bestaande voorraad niet in de vraag kan voorzien.

De woningvraag is de afgelopen jaren toegenomen. Het plan past nog goed in de woonvisie en de Woonagenda van de Cleantechregio. Nu de woningvraag is toegenomen voldoet dit plan aan inbreiding binnen het stedelijke gebied. Hiermee wordt aan de nieuwe woningvraag voldaan zonder buiten het stedelijke gebied te moeten bouwen. Tevens worden er woningen gebouwd voor verschillende doelgroepen, zoals voor starters en senioren.

Ad 5.
In artikel 1.1.1, onder h, van het Bro is een nadere omschrijving van het begrip 'bestaand stedelijk gebied' vastgelegd. Als bestaand stedelijk gebied wordt aangemerkt: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.

Gebaseerd op deze definitie kan worden gesteld dat het plangebied niet in bestaand stedelijk gebied gelegen is. Dit blijkt tevens uit het huidige agrarische gebruik van het gebied. Echter wordt het plangebied in het noorden, oosten en westen vrijwel geheel omsloten door de bebouwde kom van Wapenveld. Het plangebied sluit daarom goed aan bij bestaand stedelijk gebied.

Conclusie

Hoewel het plangebied dus niet gelegen is in bestaand stedelijk gebied, sluit het wel goed aan bij het bestaand stedelijk gebied. Daarnaast is er geconcludeerd dat er behoefte is aan de voorgenomen ontwikkeling. Geconcludeerd kan worden dat het project voldoet aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Het project voorziet in een behoefte en de ontwikkeling ligt in bestaand stedelijk gebied.

4.11 Luchtkwaliteit

Inleiding

Voor luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. In deze wet en de daarop gebaseerde regelingen - Besluit nibm (luchtkwaliteitseisen) en Regeling nibm (luchtkwaliteitseisen) - is getalsmatig vastgelegd dat bepaalde projecten "niet in betekenende mate" (nibm) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als drie procent van de grenswaarde voor stikstof (NO2) en fijnstof (PM10). In de Regeling nibm is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Vooralsnog geldt dat:

  • voor woningbouwlocaties met minder dan 1.500 woningen (met één ontsluitingsweg) of drieduizend woningen (met twee gelijke ontsluitingswegen) geen beoordeling op luchtkwaliteit hoeft plaats te vinden;
  • voor infrastructuur dat bij minder dan drie procent concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie) ook geen beoordeling op luchtkwaliteit hoeft plaats te vinden;
  • voor kantoorlocaties is dat bij minder dan 100.000 vierkante meter bruto vloeroppervlak bij een ontsluitende weg, of 200.000 vierkante meter bruto-vloeroppervlak bij twee ontsluitende wegen.

Bijzondere aandacht verdient verder het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen). Met deze AMvB wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de buurt van rijks- en provinciale wegen beperkt. Daarvoor voorziet het besluit in zones waarbinnen luchtkwaliteitonderzoek nodig is. Dit geldt aan weerszijden van rijkswegen op een afstand van driehonderd meter en vijftig meter langs provinciale wegen (gemeten vanaf de rand van de weg). Waar in een dergelijke onderzoekszone de grenswaarden voor fijn stof of stikstofdioxide worden overschreden, mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een gevoelige bestemming niet toenemen. Is (dreigende) normoverschrijding niet aan de orde, dan is er ook geen bouwverbod voor gevoelige bestemmingen binnen de onderzoekszone. Wel moet in die situaties de locatiekeuze goed gemotiveerd worden. Dat gebeurt al in de context van de goede ruimtelijke ordening. De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. In de context van dit besluit worden ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties dus niet als gevoelige bestemming gezien.

Onderzoek

Het plan betreft de realisatie van 24 woningen. Het aantal verkeersbewegingen is afgeleid uit de verkeerstudie behorende uit bijlage 9.

woningtype   CROW aanduiding   aantal   kental per woning   ritten totaal  
Vrijstaand, koop   Koop, huis, vrijstaand   3 stuks   8,2 mvt/etmaal / woning   24,6 ritten/etmaal  
2 onder 1 kap, koop   Koop, huis, 2 onder 1 kap   8 stuks   7,8 mvt/etmaal /woning   62,4 ritten/etmaal  
Starterswoningen   Koop, huis, tussen/hoek   8 stuks   7,4 mvt/etmaal / woning   59,2 ritten/etmaal  
Seniorenwoningen   Koop, huis, tussen/hoek   5 stuks   7,4 mvt/etmaal / woning   37,0 ritten/etmaal  
totaal         183,2 ritten/etmaal  

Rekentool
Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft het ministerie van Infrastructuur en Milieu in samenwerking met Kenniscentrum InfoMil de nibm-tool in 2008 ontwikkeld. De nibm-tool wordt jaarlijks door InfoMil geactualiseerd. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool (versie 2021) is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald.

afbeelding "i_NL.IMRO.0246.221WPVBPGruttoweg-ON01_0008.png"

Uit de berekeningen met de nibm-tool blijkt dat het plan de grens van 3% (een toename van 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) niet overschrijdt. Het project kan derhalve worden beschouwd als een nibm-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit vanwege de toename van het verkeer is niet noodzakelijk.

Achtergrondniveau
Hoewel geconstateerd is dat het project een zogenaamd nibm-project betreft, dient ook te worden bezien of de luchtkwaliteit in het plangebied niet zodanig is dat de normen voor een goed woonklimaat worden overschreden.

Daartoe is gebruik gemaakt van de Grootschalige Concentratiekaarten Nederland 2021, welke in maart 2021 zijn gepubliceerd. Het RIVM produceert deze kaarten jaarlijks. De kaarten geven een beeld van de luchtkwaliteit in Nederland en betreffen zowel recente als toekomstige jaren. Per kilometer vak worden de concentraties voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen weergegeven waarvoor Europese regelgeving bestaat. De kaarten op deze website hebben een juridisch-formele status.

De meest relevante luchtkwaliteitseisen voor ruimtelijke plannen betreffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM2.5 en PM10). De grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM2.5 en PM10) uit de wet zijn opgenomen in de navolgende tabel.

Luchtconcentratie     Norm  
NO2   jaargemiddelde concetratie   40 µg/m3  
PM2.5   jaargemiddelde concetratie   25 µg/m3  
PM10   jaargemiddelde concetratie   40 µg/m3  

Tabel 9. Grenswaarden luchtconcentraties NO2, PM2.5 en PM10

Uit de Grootschalige Concentratiekaarten blijkt dat in het plangebied de volgende achtergrondniveaus zijn gemeten en worden verwacht voor NO2, PM2.5 en PM10.

Stof   2020*)   2025*)   2030*)  
NO2   10.09 µg/m3   6.813 µg/m3   6.148 µg/m3  
PM2.5   7.614 µg/m3   7.81 µg/m3   6.37 µg/m3  
PM10   14.25 µg/m3   13.63 µg/m3   12.18 µg/m3  

Tabel 10. Achtergrondniveaus luchtkwaliteit

*) gegevens 2021

Uit de gemeten en berekende achtergrondniveaus blijkt dat deze ruim onder de wettelijke normen blijven.

Conclusie

Het project kan worden beschouwd als een nibm-project. Daarnaast is de luchtkwaliteit in en rond het plangebied zodanig dat de normen voor een goed woonklimaat worden gewaarborgd. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven.

4.12 Water

Vanwege het belang van water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van waterschap Vallei en Veluwe.

Onderzoek

Via de Digitale Watertoets is het waterschap Vallei en Veluwe van onderhavig initiatief op de hoogte gebracht. De watertoets is uitgevoerd op 24 januari 2022. De reactie van het waterschap (17 februari 2022) op de ingevulde watertoets is hieronder integraal opgenomen. Op basis van de aangeleverde gegevens is met de digitale watertoets geconstateerd dat het plan een invloed op de waterhuishouding heeft en dat voor het plan de normale procedure moet worden doorlopen. In de directe omgeving van het plan liggen geen watergangen. De enige aandachtspunten zijn de toename van het verharde oppervlak en de grondfluctuatiezone.

Reactie waterschap: toename verhard oppervlak
"Door de toename van verhard oppervlak kan het hemelwater niet goed in de bodem wegzakken waardoor er wateroverlast kan optreden binnen het plangebied of in de directe omgeving ervan. Door het realiseren van waterberging kan eventuele wateroverlast worden voorkomen. Als vuistregel gebruikt het waterschap een ondergrens van 60 mm waterberging. Maar omdat er niet geloosd kan worden op een watergang is het goed om het plan zo in te richten dat er bij extreme buien geen wateroverlast ontstaat. We gaan er vanuit dat het schone hemelwater binnen het plangebied wordt opgevangen en zo mogelijk wordt geïnfiltreerd. De gemeente kan hier over adviseren".

Verwerking in het plan
Voor het opvangen van het schone hemelwater wordt geopteerd voor infiltratie binnen het plangebied d.m.v. bijvoorbeeld IT-riolering / infiltratiekratten met en/of overloop naar een wadi. Een en ander zal in het vervolgtraject worden uitgewerkt.

Reactie waterschap: grondwaterfluctuatiezone
"Het plangebied ligt in een zone aan de rand van de Veluwe waar in de toekomst mogelijk hogere grondwaterstanden gaan voorkomen. Deze zone heeft de provincie aangeduid als grondwaterfluctuatiezone. In deze zone is het van belang om gebouwen zo te ontwerpen dat hogere grondwaterstanden niet tot overlast gaan leiden. Meer informatie hierover is te vinden op de website van Provincie Gelderland".

Verwerking in het plan
Blijkens het verkennend bodemonderzoek ligt de grondwaterstand in de huidige situatie tussen de 3,78m en 3,64m beneden maaiveld. Bij de aanleg van de woningen en het aanliggende terrein zal rekening worden gehouden met afdoende hoogte verschil en afwatering zodat eventueel overlast wordt voorkomen. Afwatering richting een wadi behoort daarbij tot de mogelijkheden.

Conclusie

Aan de opmerkingen van het waterschap zal in de vervolguitwerking tegemoet worden gekomen. Daarmee is het bestemmingsplan wat betreft het aspect water uitvoerbaar.

4.13 Stikstof

Inleiding

In Nederland zijn 161 Natura 2000-gebieden gelegen. In 130 van deze gebieden komen stikstofgevoelige habitats of leefgebieden van soorten voor. Dit betekent dat een verdere toename van stikstofdepositie tot een negatief effect kan leiden. Derhalve dient bij een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling onderzocht te worden of er stikstofdepositie in stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden plaatsvindt. Dit geldt voor een activiteit waar een omgevingsvergunning voor noodzakelijk is, maar ook voor een bestemmingsplan. Voor een bestemmingsplan is het namelijk noodzakelijk om de uitvoerbaarheid van het plan op voorhand aan te tonen. Hiernaast geldt op grond van artikel 2.7 Wnb in samenhang met artikel 2.8 Wnb een onderzoeksplicht voor bestemmingsplannen. Een te hoge stikstofdepositie kan tot een negatief effect leiden, waardoor het bestemmingsplan onder dezelfde omstandigheden niet kan worden vastgesteld.

Onderzoek

De provincie Gelderland heeft via email laten weten dat in het stikstofregistratiesysteem (SSRS) ruimte is gereserveerd. Uitgaande van de beschikbare ruimte vormt stiktof geen belemmering voor voorliggend bestemmingsplan. Hoewel voor het plan ruimte in het SSRS is gereserveerd, is ook gekeken naar de situatie waarin die reservering niet zou zijn gemaakt.

Het plangebied ligt op ongeveer 100 meter afstand van het Natura 2000-gebied Veluwe en op ongeveer 1,2 kilometer afstand van Natura 2000-gebied Rijntakken. Er is een AERIUS-berekening uitgevoerd door Ecogroen bv. Dit rapport is als Bijlage 10 opgenomen in de toelichting. In de genoemde rapportage is de stikstofdepositie voor de aanlegfase (zie Bijlage 11 voor de projectberekening) en de gebruiksfase (zie Bijlage 12 voor de projectberekening) voor de bouw van 24 woningen langs de Gruttoweg in Wapenveld inzichtelijk gemaakt. Uit de verschilberekeningen in rekenjaar 2023 blijkt dat er geen toename van stikstofdepositie op stikstofgevoelige leefgebieden in Natura 2000-gebied Veluwe of Rijntakken is. Omdat geen sprake is van een netto toename van stikstofdepositie, zijn significant negatieve gevolgen door stikstofdepositie op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebied Veluwe, Rijntakken en verder weg gelegen Natura 2000-gebieden uitgesloten.

Conclusies

In de aanlegfase en gebruiksfase treedt door de stikstofdepositie geen negatief effect op binnen Natura 2000-gebieden. Een vergunning van de Wnb is in het kader van de stikstofdepositie dan ook niet nodig.

4.14 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Inleiding

Milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om het milieubelang vroegtijdig en volwaardig in de plan- en besluitvorming in te brengen. M.e.r. is altijd gekoppeld aan een besluit, bijvoorbeeld aan de vaststelling van een structuurvisie, aan een bestemmingsplan of aan het verlenen een vergunning.

In het Besluit m.e.r. zijn in de bijlage onderdeel C en D activiteiten opgenomen, waarbij op grond van artikel 7.8b van de Wet milieubeheer besloten moet worden of bij de voorbereiding van het plan of besluit voor die activiteiten een milieueffectrapport (MER) moet worden opgesteld.

Op het voornemen is categorie 11.2 uit bijlage I onderdeel D van het Besluit m.e.r. van toepassing: de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen. De drempelwaarde (2.000 of meer woningen) wordt niet overschreden.

Conform het gewijzigde Besluit m.e.r. dient voor activiteiten die wel in de D-lijst zijn opgenomen, maar niet aan de daar genoemde drempelwaarden voldoen, een toets aan 'Bijlage III van de Europese richtlijn milieubeoordeling projecten' te worden uitgevoerd, een zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling. Aard, omvang en ligging zijn begrippen die bij deze beoordeling centraal staan.

Een vormvrije m.e.r.-beoordeling moet in de meeste gevallen worden aangevraagd door middel van een aanmeldnotitie (artikel 2 lid 5 van het Besluit m.e.r.). Ook in de voorliggende situatie is een aanmeldnotitie opgesteld. Deze is als Bijlage 13 bij de toelichting gevoegd.

Conclusie

Op [....] heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerde een besluit genomen in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling voor het voorliggende bestemmingsplan. In dit besluit heeft het college op basis van de ingediende aanmeldnotitie beslist dat een milieueffectrapportage niet is vereist.

Hoofdstuk 5 Toelichting op de regels

5.1 Inleiding

Het beleid en de planuitgangspunten, zoals verwoord in de vorige hoofdstukken, hebben in de regels van dit bestemmingsplan hun juridische vertaling gekregen in de vorm van bestemmingen. Deze paragraaf bespreekt de juridische vormgeving van het bestemmingsplan. De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bevat de regeling voor de opzet en de inhoud van een ruimtelijk plan. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is deze regeling verder uitgewerkt. Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • een verbeelding van het plangebied, zowel analoog als digitaal, waarin alle bestemmingen van de gronden worden aangewezen;
  • de regels waarin de bestemmingen worden beschreven en waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden genoemd.

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro is het verplicht om een bestemmingsplan te vergezellen met een toelichting. Deze toelichting geeft aan welke gedachte aan het plan ten grondslag ligt, wat de uitkomsten van verrichtte onderzoeken zijn, wat het resultaat is van de overleggen en tot slot doet het verslag van de georganiseerde inspraak bij het plan. Hiermee voldoet het bestemmingsplan aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wro en het Bro. Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplan te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.

Het bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting wordt langs elektronische weg vastgelegd en ook in die vorm vastgesteld, tegelijk met een analoge versie van het bestemmingsplan. Als de digitale en analoge versie tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale versie leidend. Hieronder worden de aanwezige planregels puntsgewijs besproken.

5.2 Dit bestemmingsplan

In het navolgende wordt de algemeen gehanteerde opbouw van de regels toegelicht. Deze ziet er als volgt uit:

Hieronder worden deze hoofdstukken puntsgewijs besproken.

5.2.1 Inleidende regels

Dit onderdeel bestaat uit de Begrippen en de Wijze van meten. Deze beide artikelen geven aan wat in de regels onder bepaalde begrippen moet worden verstaan en hoe moet worden gemeten bij de toepassing van de bouwregels of sommige gebruiksregels van het plan. Dit is alleen het geval wanneer begrippen niet op voorhand voor een eenduidige uitleg, in overeenstemming met normaal spraakgebruik, vatbaar zijn. De gemeente heeft bindende afspraken over planregels opgesteld. Deze zijn aangepast in overeenstemming met de eisen van de SVBP2012. Alle begrippen worden in alfabetische volgorde opgenomen, met uitzondering van de eerste begrippen 'plan' en 'bestemmingsplan'.

Voor de begrippen is aansluiting gezocht bij andere bestemmingsplannen in de gemeente Heerde. Voor de wijze van meten geldt hetzelfde.

5.2.2 Bestemmingsregels

Groen
De eerste bestemming betreft de bestemming Groen. Openbare gronden met deze bestemming hebben als functie: groenvoorzieningen, parkeren, voet- en rijwielpaden en speelvoorzieningen. Daarbij zijn ondergeschikte nutsvoorzieningen, water en waterberging ook mogelijk. Voorts bepalen de bouwregels dat gebouwen niet zijn toegestaan en bouwwerken die geen gebouwen zijn slechts in zeer beperkte mate mogelijk zijn.

Tuin
Aan de gronden die gelegen zijn tussen de rooilijnen van de woonbestemmingen en de grens van het openbaar gebied is de bestemming 'Tuin' toegekend. Deze bestemming is geïntroduceerd om het groene karakter van de wijk te versterken, zoals dat ter plaatse van de bestemming voorkomt in de vorm van tuinen die grenzen aan de openbare weg. Met het oog daarop moet worden voorkomen, dat binnen deze strook gebouwde erfafscheidingen worden opgericht met een hoogte van meer dan één meter. Doel van deze bestemming is het onbebouwde karakter van de tuinen in deze strook te handhaven en te bevorderen dat de in deze strook aanwezige tuinen niet of uitsluitend met groen worden afgeschermd. Voor de acht starterswoningen geldt een uitzondering, daar is aan de noordzijde wel bebouwing toegestaan.

Verkeer
De derde bestemming betreft de bestemming Verkeer. Het gaat hier om de gronden die zijn bestemd voor de openbare wegen en straten en fiets- en voetpaden. Daarbij zijn uiteenlopende voorzieningen toegestaan. Gebouwen zijn niet toegestaan. Wel kunnen bouwwerken zoals lichtmasten en zaken ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer worden gebouwd.

Wonen
Ten aanzien van de binnen het plangebied aanwezige woningbouw is als uitgangspunt genomen dat er geen redenen aanwezig zijn om niet tot de toekenning van een positieve (woon-) bestemming over te gaan. Derhalve is aan iedere woning binnen het plangebied de bestemming Wonen toegekend. Bij de bestemming Wonen is bepaald dat (in de bouwstrook) vrijstaande en halfvrijstaande woningen als rijenwoningen zijn toegestaan, zoals aangegeven op de verbeelding.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Ten aanzien van de economische uitvoerbaarheid kan worden geconstateerd dat het hier een bestemmingsplan betreft voor invulling van een inbreidingslocatie. De ontwikkeling hiervan vindt plaats door een projectontwikkelaar. De gemeente heeft hier geen financiële bemoeienis mee. De uit het plan voortkomende kosten zullen door de initiatiefnemer worden gedragen. Met initiatiefnemer zal een anterieure overeenkomst (planschade is een onderdeel van deze overeenkomst) worden afgesloten. Hiermee is de economische haalbaarheid voldoende gewaarborgd en wordt het plan uitvoerbaar geacht.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In deze paragraaf worden, voorzover beschikbaar, de resultaten van het overleg op grond van artikel 3.1.1. Bro uiteengezet. Ook de resultaten van de zienswijzefase worden hier uiteengezet.

De initatiefnemer heeft in de afgelopen tijd op de volgende wijze vormgegeven aan participatie met de omgeving.

  • Er is een inloopbijeenkomst op 16 oktober 2019 geweest waarbij omwonenden zijn uitgenodigd;
  • In oktober/november 2020 is er door omwonenden een klankbordgroep gevormd;
  • Op 25 november 2020 heeft er een overleg plaatsgevonden tussen omwonenden (klankbordgroep), architect, ontwikkelaar, dorpsraad, adviseur grondeigenaren en de gemeente Heerde;
  • Op 23 september 2021 heeft er een overleg plaatsgevonden tussen omwonenden (klankbordgroep), architect, ontwikkelaar, dorpsraad, adviseur grondeigenaren en de gemeente Heerde;
  • De oorspronkelijke klankbordgroep is door omwonenden opgesplitst in een klankbordgroep Gruttoweg en een klankbordgroep Flessenbergerweg/Nachtegaalweg. Beide klankbordgroepen hebben hun op- en aanmerkingen op het plan kenbaar gemaakt. De op- en aanmerkingen van de klankbordgroepen zijn meegenomen in de overwegingen. Diverse aanpassingen zijn hierdoor doorgevoerd in het plan.
6.2.1 Overleg

In het kader van het overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het bestemmingsplan ter advisering voorgelegd aan een aantal vaste overleg- en adviesinstanties, zoals bijvoorbeeld de provincie en het waterschap. De binnengekomen reacties zijn waar nodig in het bestemmingsplan verwerkt.

6.2.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan volgt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure die is beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De bekendmaking van het bestemmingsplan vindt plaats door middel van een publicatie in het gemeentelijke huis-aan-huisblad en in de Staatscourant.

6.2.3 Vaststelling

De bekendmaking van het vaststellingsbesluit vindt te zijner tijd plaats door middel van een publicatie in het gemeentelijke huis-aan-huisblad en in de Staatscourant. Tijdens de daarop volgende inzagetermijn (zes weken) is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). Het vaststellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag ná de dag waarop de beroepstermijn afloopt, tenzij een voorlopige voorziening bij de voorzitter van de ABRvS is aangevraagd.