Plan: | Dorpsstraat 29 Heerde, kerkelijk centrum |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0246.422Dorpsstraat29-VA01 |
COLOFON: | |||
Betrokken ambtenaar: | W. Boerée | ||
Projectleider Buro SRO: | E. Mekelenkamp / www.buro-sro.nl |
De Johanneskerk in het centrum van Heerde is al eeuwenlang in gebruik als kerkruimte van de Hervormde Gemeente Heerde. De kerkelijke gemeente had haar activiteitencentrum gevestigd in 'Welgelegen', een pand op enige afstand van de kerk (Stationsstraat 2). Omdat dit pand te groot werd en hoge onderhoudskosten vergde, is het verkocht. De kerkelijke gemeente heeft het plan opgevat om ter plaatse van de naast de kerk gelegen voormalige kosterswoning, een nieuw kerkelijk centrum te realiseren met een vaste verbinding met de Johanneskerk.
Het realiseren van een kerkelijk centrum past niet in het geldende bestemmingsplan. Omdat het initiatief wel passend is op de locatie, wordt medewerking verleend aan een herziening van het bestemmingsplan. In dit document wordt dit toegelicht en gemotiveerd waarom dat kan volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
Het plangebied is gelegen in het centrum van Heerde, direct naast de Johanneskerk. Bijgevoegde afbeelding toont globaal de ligging van het plangebied in de omgeving.
Ligging plangebied (Openstreetmap.org)
Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van de bestaande situatie en van het plan. Daarna wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid. In hoofdstuk 4 wordt de haalbaarheid van het project getoetst op grond van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Ook wordt ingegaan op de economische haalbaarheid van het plan. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de juridische opzet van het plan. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de wijze hoe burgers en andere belanghebbenden betrokken zijn bij het plan (maatschappelijke uitvoerbaarheid). Hierin zijn de uitkomsten van inspraak, vooroverleg en zienswijzen opgenomen.
In dit hoofdstuk wordt het initiatief beschreven. Eerst wordt ingegaan op de bestaande situatie van het plangebied en de relatie met de omgeving. Daarna wordt ingezoomd op het beoogde initiatief.
Het plangebied omvat de voormalige kosterswoning aan de Dorpsstraat 29 en de tussenliggende ruimte tussen deze woning en de kerk. De luchtfoto geeft een impressie van het plangebied.
Luchtfoto met globaal plangebied gearceerd
Straatbeeld vanaf het dorpsplein met rood omlijnd de voormalige kosterswoning (bron: Google Maps)
Het rijksmonument Johanneskerk bevind zich in het hart van het dorp Heerde. Ondanks dat de kerk niet centraal op een plein staat, maar aan de rand van het dorpsplein, is hij toch door de grote toren en het schip een landmark voor het dorp en omgeving. Vanaf de Bonenburgerlaan is de kerk beter in beeld, maar dit betreft wel de achterzijde van de kerk.
De Johanneskerk heeft een lange geschiedenis waarin het uiterlijk van de kerk drastisch veranderd is. Waarschijnlijk heeft het eerste kerkgebouw hier sinds het jaar 1176 gestaan, omdat Heerde toen een zelfstandig kerspel werd. De oudste delen van het huidige kerkgebouw, de toren en het koor, dateren uit de 15e eeuw. Het middeleeuwse schip is in de 19e eeuw gesloopt en vervangen door een gebouw in Waterstaatsstijl. Dit bleek later in bouwvallige staat, waarna het in 1923 opnieuw is vervangen door het huidige schip. De kerk heeft een rijke schakering van materialen en stijlen, van tufsteen tot baksteen, van Gotisch tot Amsterdamse School. Het laat zien dat de kerk van Heerde door de loop der eeuwen voortdurend is aangepast aan de eisen en wensen van de tijd.
De woning ten noorden van de kerk (Dorpsstraat 29) is in het verleden gebruikt als woning voor de koster (beheerder) van de kerk. De laatste jaren was deze woning in gebruik als kerkelijk bureau en deels verhuurd als woning. Het gebouw is ruim 100 jaar oud, maar heeft enig achterstallig onderhoud en heeft een verouderde inrichting. Tussen de woning en de kerk is een open ruimte aanwezig. Achter de woning is een kleine tuin aanwezig die wordt gebruikt door de huurder van de woning.
De woning voegt zich in de straatwanden rondom het Dorpsplein. De omliggende panden zijn vooral in gebruik als horeca- of winkelruimte. Op de verdiepingen wordt gewoond. Direct ten noorden is een groot en leegstaand winkelpand aanwezig, oorspronkelijk was dit een hotel. Voor dit pand, aansluitend op het plangebied, zijn plannen voor nieuwbouw in ontwikkeling.
Het is voor de Hervormde Gemeente Heerde van belang om een nieuw, efficiënt en multifunctioneel te gebruiken kerkelijk centrum te ontwikkelen dat tegelijkertijd open en gastvrij is naar de dorpsgemeenschap. Het is daarbij de wens om het gebouw fysiek aan te sluiten op het kerkgebouw. De verouderde voormalige kosterswoning is gekozen als plek om deze ontwikkeling te realiseren. Vanuit stedenbouw, monumentenzorg, en het toekomstig gebruik zijn daartoe vele randvoorwaardes gesteld die conflicteren met het behoud van de kosterswoning. De kerk van Heerde heeft een helder en integraal plan nodig dat voorziet in een kerkelijk centrum voor nu en in de toekomst. Daarom is ervoor gekozen om de voormalige kosterswoning te slopen en op deze plek een nieuw kerkelijk centrum te realiseren.
Stedenbouwkundig is het belangrijk dat het nieuwe pand een gezicht van het kerkelijk centrum naar de Dorpsstraat met het plein aan de westzijde en een gezicht van het kerkelijk centrum aan de oostzijde met het plein naar de Bonenburgerlaan. Beide pleinen zijn anders van karakter en anders van gebruik, maar het nieuwe kerkelijk centrum kan de schakel tussen beide pleinen worden. Het kan het overdekte 'plein van ontmoeting' vormen.
Het kerkelijk centrum wordt tegen de kerk aangebouwd, maar krijgt door de eigentijdse uitstraling een eigen identiteit. Vanuit de centrumvisie van Heerde is bekend dat er een passage gepland is naast de huidige kosterswoning. Deze passage verbindt beide pleinen. Het kerkelijk centrum zal de passage begrenzen.
De kerk als geheel is rijksmonument. Dit betekent dat zorgvuldig omgegaan moet worden met de uitstraling van de kerk. Vanuit de wens om een ontmoetingsruimte te maken verbonden met de kerk is als uitgangspunt genomen om de aansluiting met de kerkzaal aan de kopzijde van het dwarsschip te maken, aan de noordzijde. Hier is een goede aansluiting op het monument mogelijk. Twee ingrepen in de zijgevel zorgen voor brede deuren waarmee de kerkzaal toegankelijk is vanuit de ontmoetingsruimte (en omgekeerd).
Impressie voorlopig ontwerp gevelbeeld dorpspleinzijde (bron: Van Hoogevest Architecten)
Impressie voorlopig ontwerp gevelbeeld Bonenburgerlaan (bron: Van Hoogevest Architecten)
Het nieuwe kerkelijk centrum heeft een eigentijdse en rustige verschijning gekregen in het straatbeeld. Tegelijkertijd zoekt het gebouw in materialisering, maat en kleur aansluiting bij de bakstenen gevels en verschijningsvorm van het oude kerkgebouw. De verfijnde detaillering van het metselwerk kan gezien worden als een eigentijdse vertaling van de Amsterdamse School architectuur van de kerk. Door gebruik van grote glaspuien is de verbinding met de monumentale kerk helder en transparant gemaakt. Door het gebruik in het interieur van natuurlijke materialen, zoals bijvoorbeeld hout, heeft de nieuwbouw een gastvrij uiterlijk, dat ook 's avonds naar buiten toe zichtbaar is. Nieuw en oud vormen samen een ensemble, de nieuwbouw vormt de verbindende schakel tussen kerk en dorp.
Het kerkelijk centrum is een nieuw zelfstandig gebouw dat via een ontmoetingsruimte verbonden is met de kerk. De nieuwbouw is integraal toegankelijk vanaf zowel het kerkplein aan de Bonenburgerlaan als vanaf de Dorpsstraat. Men komt binnen in de ontmoetingsruimte die als overdekt plein fungeert. Hier is ruimte voor ontmoeting op zondag voor en na de dienst, maar ook doordeweeks staan de deuren open. Centraal in deze ontmoetingsruimte zijn de voorzieningen opgenomen zoals toiletten, keuken, garderobe en berging. Deze functies ondersteunen het gebruik van zowel de ontmoetingsruimte als de kerkzaal en de kleinere ruimtes. Door ruimtes slim te schakelen is er multifunctioneel gebruik mogelijk, waardoor er een compact en efficiënt gebouw ontstaat. Boven de keuken en de toiletten is voorzien in een techniekruimte op het dak, onzichtbaar vanaf de straat door de opgetrokken gevel. Het dak zelf kan voorzien worden van sedum als vegetatiedak, ten gunste van een prettig binnenklimaat. Door de grote zaal richting het dorpsplein een groot venster te geven is het kerkelijk gebruik vanaf het dorp goed zichtbaar. Dit geldt ook voor de kleine zaal aan de kerkpleinzijde.
Het kerkelijk centrum wordt gerealiseerd aan de noordzijde van de kerk, waar nu de voormalige kosterswoning aanwezig is. Het kerkplein aan de Bonenburgerlaan (dat tevens op vrijdagmiddag door de markt gebruikt wordt) en de zuidzijde van de kerk, blijft gehandhaafd. Dit kerkplein wordt ook gebruikt als parkeerruimte. Het aantal parkeerplaatsen wordt dus niet minder. Het kerkelijk centrum wordt niet tegelijkertijd met de kerkdiensten in de kerk gebruikt. Wanneer het kerkelijk centrum gebruikt wordt, kan de parkeerplaats van de kerk gebruikt worden. Op het kerkplein zijn voldoende parkeerplaatsen beschikbaar (zie paragraaf 4.4).
Het is de wens om in de toekomst het kerkplein anders in te richten en meer te voorzien van groen. Het herinrichten van het parkeerterrein valt echter buiten de scope van dit bestemmingsplan. Wel zal in overleg met de gemeente het terrein aan de noordoostzijde van het kerkterrein worden heringedeeld. Het hemelwater dat op het dak van het kerkelijk centrum valt, wordt via kratten op het eigen terrein gebufferd en geborgen.
Duurzaamheid
In een duurzame leefomgeving wordt bewust omgegaan met energie, klimaat, grondstoffen, ruimte, water en groen. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn een logisch moment om de verschillende aspecten van duurzame stedenbouw vanaf het begin in de planvorming mee te nemen. Ook bij kleine planontwikkelingen zoals deze kunnen duurzaamheidsprincipes worden meegenomen in de opzet van het plan.
Bouwbesluit
Het Bouwbesluit stelt eisen aan energiezuinigheid van nieuwe woningen en utiliteitsgebouwen. De maat voor energiezuinigheid heet Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC). Voor woningen geldt sinds 2015 een Energie Prestatie Coëfficiënt van 0,4 op gebouwniveau. Vanaf 2020 wordt deze verlaagd richting een coëfficiënt dichter bij de nul. Vanaf 2020 moeten alle nieuwe gebouwen voldoen aan de BENG-eisen. Dit is rijksbeleid, waarbij BENG staat voor Bijna EnergieNeutrale Gebouwen.
Kansen
Bij de herinrichting van een perceel en bij nieuwbouw liggen kansen om duurzaamheid te verbeteren. Het energieneutraal maken van een gebouw kan beter bij de bouw dan achteraf. Nieuwbouw biedt de kans om meteen voor een duurzame wijze van verwarming te kiezen, maar ook andere duurzaamheidsaspecten zijn bij nieuwbouw relatief eenvoudig te realiseren, zoals het opwekken van duurzame energie. Het is van belang de kansen voor het opwekken van duurzame energie te benutten om de gestelde toename van duurzaam opgewerkte energie te behalen. Sinds 01-07-2018 moeten nieuwe woningen gasloos worden gebouwd. Daarnaast kan bij de inrichting van de buitenruimte rekening worden gehouden met water- en hittestress. Het aanplanten van groen is goed voor de klimaatbestendigheid, omdat het bijdraagt aan het verminderen van de hittestress en het verbeteren van het watervasthoudend vermogen van het gebied.
Planspecifiek
De Hervormde Gemeente Heerde heeft het oude verenigingsgebouw 'Welgelegen' afgestoten. Dit verenigingsgebouw was te groot en niet geïsoleerd. Het streven naar een lager energieverbruik was een belangrijke overweging om te kiezen voor nieuwbouw van een kerkelijk centrum. Het gebouw zal voldoen aan de BENG-eisen. Het gebouw zal gasloos worden gebouwd. Tevens wordt met kratten in infiltratie op eigen terrein voorzien.
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Per januari 2021 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) van kracht. De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Denk aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Alles met zorg voor een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving.
Met de NOVI benoemt het Rijk nationale belangen, geeft het richting op de vier prioriteiten en helpt keuzes maken waar dat moet. Want niet alles kan overal. Deze visie is ontwikkeld in nauwe samenwerking met provincies, gemeenten, waterschappen, maatschappelijke instellingen en burgers.
De NOVI is vastgesteld op grond van de geldende regelgeving omdat de Omgevingswet nog niet in werking is. De NOVI voldoet tevens aan de eisen die de Omgevingswet stelt aan een omgevingsvisie. Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze omgevingsvisie dan ook gelden als de Nationale Omgevingsvisie in de zin van deze wet.
Met de komst van de NOVI komen meerdere nationale beleidsstukken te vervallen, waaronder de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Strategisch relevante delen van de SVIR en het Barro worden echter opgenomen in de NOVI en blijven daarmee ook na inwerkingtreding van de NOVI gelden. Dit bestemmingsplan zal daarom ook aan dit beleid worden getoetst.
Gebiedsgericht
De NOVI benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de ecologische hoofdstructuur), de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen.
In het Barro waren regels opgesteld waarmee deze gebiedsbescherming juridisch verankerd is richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht zijn deze regels aanvullend vastgelegd.
Ladder duurzame verstedelijking
Via de 'ladder voor duurzame verstedelijking' wordt een zorgvuldige afweging en besluitvorming geborgd bij ruimtelijke vraagstukken in stedelijk gebied. Het gebruik van deze ladder is opgenomen in het Bro (artikel 3.1.6 onder 2). De ladder richt zich op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. In de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient de behoefte aan die ontwikkeling te worden beschreven. Als de ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied plaatsvindt, moet bovendien gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Het Bro beschrijft wat een stedelijke ontwikkeling is: "een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen." Onder 'bestaand stedelijk gebied' wordt het volgende verstaan: "bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur."
Per 01 juli 2017 is de ladder voor duurzame verstedelijking herzien. Bij de herziening zijn onder meer de drie afzonderlijke 'treden' van de ladder losgelaten en is het begrip 'actuele regionale behoefte' gewijzigd in 'behoefte'. Nieuw is dat de laddertoets bij flexibele plannen kan worden doorgeschoven naar het moment van vaststelling van een wijzigings- of uitwerkingsplan.
Planspecifiek
Gebiedsgericht
Het plangebied ligt niet in één of meerdere van de aangewezen gebieden van de NOVI. Het plan heeft daarmee geen effect op de aspecten van nationaal ruimtelijk belang.
Ladder duurzame verstedelijking
Als gevolg van voorliggend initiatief wordt een kerkelijk centrum ter plaatse van een woning gerealiseerd. Het betreft een stedelijke ontwikkeling die in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. In dit geval is de oude locatie van het kerkelijk centrum van belang. Dit voormalige kerkelijk centrum 'Welgelegen' (Stationsstraat 2) heeft een maatschappelijke bestemming. De nieuwe eigenaar is voornemens het pand te herontwikkelen tot woningbouw en dit zal in een separate procedure worden geregeld (en zal daarbij zelf een onderbouwing voor de ladder aanleveren). De maatschappelijke functie zal hier verdwijnen. De kerk heeft echter nog steeds de behoefte aan een kerkelijk centrum. Hiermee is de behoefte aangetoond en voldoet het plan aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
Conclusie rijksbeleid
Het rijksbeleid staat voorliggend initiatief niet in de weg.
Algemeen
In de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland (december 2018) staan de hoofdlijnen van het provinciale ruimtelijk beleid. Op 24 september 2014 is door Provinciale Staten van Gelderland de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Deze is op 15 december 2021 voor het laatst geactualiseerd op basis van de nieuwe omgevingsvisie. De Omgevingsverordening is een uitwerking van de Omgevingsvisie en stelt regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.
Omgevingsvisie Gaaf Gelderland
De provincie wil de focus leggen op een duurzaam, verbonden en een economisch krachtig Gelderland. Door daarin te investeren wil de provincie werken aan een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal. Om dat te bereiken wordt de focus gelegd op zeven ambities op het gebied van energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, vestigingsklimaat en woon- en leefomgeving. Deze ambities worden hieronder kort samengevat:
Omgevingsverordening Gelderland
De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
Planspecifiek
In de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Gelderland zijn ter plaatse van het plangebied geen specifieke beleidsuitgangspunten of regels opgenomen. Wel kan gesteld worden dat nieuwbouw van een energiezuinig kerkelijk centrum past in de ambitie om te komen tot een versnelde energietransitie.
Het provinciaal beleid staat realisatie van dit initiatief niet in de weg.
De 'Structuurvisie gemeente Heerde 2025' (2009) is opgesteld om in te spelen op maatschappelijke en economische ontwikkelingen. Deze visie is een agenda voor de in de regio en naar de eigen burgers, instellingen en ondernemers. De Structuurvisie Heerde 2025 (vastgesteld 17 september 2012) is een nadere uitwerking van de toekomstvisie van de gemeente Heerde (uit 2009) en onderscheidt drie zones in de gemeente:
Bij de structuurvisie is ook een Uitvoeringsparagraaf 6.0 (2019) vastgesteld. Hierin is aangegeven dat een initiatief een maatschappelijke meerwaarde dient te hebben, dat zich uit in een ruimtelijke meerwaarde, een sociaal-maatschappelijke meerwaarde, een economische en recreatieve meerwaarde, een duurzame meerwaarde en een meerwaarde maatschappelijke aanvaardbaarheid.
Bij alle ontwikkelingen die niet voldoen aan het beleidspercentage, zoals vermeld in de
Woonagenda, verplicht de initiatiefnemer zich om te zoeken naar een alternatieve locatie voor de
realisering van het sociaal woonprogramma, dan wel een financiële bijdrage te doen in het
Vereveningsfonds sociale woningbouw. In de uitvoeringsparagraaf is mede opgenomen dat er binnen de gemeente nieuwe woningen gebouwd moeten worden ten behoeve van doelgroepen voor wie een woning in de huidige markt onbereikbaar dreigt te worden. Woningbouwplannen die niet voorzien in sociale woningbouw dienen een financiële bijdrage te leveren aan het gemeentelijke Vereveningsfonds.
uitsnede van de zonekaart 2 'Nieuwe zakelijkheid en gezondheid', waarbij de ligging van het plangebied is aangegeven met de zwarte pijl (bron: Structuurvisie Heerde 2025)
Planspecifiek
Het plangebied maakt onderdeel uit van zone 2 uit de visie; Nieuwe zakelijkheid en gezondheid. In deze zone is aangegeven dat de centra van Heerde en Wapenveld aantrekkelijker moeten worden voor inwoners, ondernemers en recreanten door voldoende aanbod van voorzieningen en een goed verblijfsklimaat. Als uitwerking van de Structuurvisie Heerde 2025 worden centrumvisies opgesteld voor de kernen Heerde en Wapenveld. Winkel- en centrumvoorzieningen mogen alleen in de centra van de dorpen worden gerealiseerd.
In aanvulling op het beleid uit de structuurvisie geeft de bijbehorende uitvoeringsparagraaf een nader afwegingskader voor nieuwe ruimtelijke projecten. Voorliggend initiatief heeft een meerwaarde op verschillende gebieden, waaronder ruimtelijke- sociaal-maatschappelijke-, economische- en duurzame meerwaarde. Hieronder wordt ingegaan op de meerwaarden van dit initiatief.
Het initiatief past binnen de gemeentelijke structuurvisie en de bijbehorende uitvoeringsparagraaf.
De ambitie van de ‘Centrumvisie Heerde 2.0’ is dat het Heerder centrum in 2025 een comfortabel en herkenbaar winkelgebied is, met een prettig ondernemersklimaat. Een centrum waar bewoners naar toe gaan voor hun inkopen, maar ook dé plek waar bewoners én bezoekers graag willen zijn. Het is een dorpshart waar regelmatig wat te beleven valt met een aangename en eigen Heerdese sfeer. De gemeenteraad van Heerde heeft de ‘Centrumvisie Heerde 2.0’ op 3 maart 2014 vastgesteld.
Doel van de ‘Centrumvisie Heerde 2.0’ is het schetsen van een inspirerend en duidelijk toekomstbeeld voor alle betrokken partijen. Zij beoogt deze partijen uit te nodigen om het economisch functioneren van het centrum een impuls te geven en inspiratie te bieden voor ruimtelijke kwaliteitsimpulsen. Daarbij is samenwerking en krachtenbundeling essentieel.
Centrumvisiekaart
De ‘Centrumvisie Heerde 2.0’ is in lijn met de Structuurvisie gemeente Heerde 2025. Dit betekent dat het principe van uitnodigingsplanologie wordt toegepast, waarbij de gemeente de regisserende en kaderstellende rol neemt en de initiatief – en productierol zo veel mogelijk wordt overgelaten aan andere partijen. In de ‘Centrumvisie Heerde 2.0’ is daarom een wervend en uitnodigend toekomstbeeld geschetst, waarbij binnen een duidelijke kader ruimte wordt geboden aan initiatieven die de kwaliteiten van het centrum versterken.
Planspecifiek
Op de Centrumvisiekaart is te zien dat de omgeving rondom de Johanneskerk een centrale positie inneemt in het centrum van het dorp. In de centrumvisie wordt voor de kerk aangegeven dat de kwaliteiten 'groen, rustig en sereen' zijn en een plek voor bezinning vormen. Versterking van de relatie met het compacte centrum is het uitgangspunt. In de Centrumvisie wordt de volgende aanbeveling gedaan: "De kerk en de ruimte eromheen kunnen verbonden worden met de openbare ruimte in het compacte centrum, bijvoorbeeld door de toevoeging van groen of het (deels) verwijderen van het hekwerk."
Het realiseren van een kerkelijk centrum op de plek van een woning past in het streven van de Centrumvsisie om een 'dorpshart te realiseren waar wat te beleven valt'. Immers, een maatschappelijke functie met bijbehorende activiteiten is beter passend midden in een centrum dan een grondgebonden woning. De centrumvisie voorziet in een nieuwe verbinding tussen Dorpsplein en Bonenburgerlaan, tussen de voormalige kosterswoning en het nieuw te ontwikkelen pand ten noorden van de voormalige kosterswoning. Het ontwerp voor een nieuw kerkelijk centrum houdt hier rekening mee.
De aanbeveling om groen toe te voegen of hekwerk te verwijderen, zal door de Hervormde Gemeente verder worden onderzocht.
Het realiseren van een kerkelijk centrum past in het streven om de relatie met het dorpshart te versterken.
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Heerde - Dorp', vastgesteld door de gemeente Heerde op 30 maart 2009. Navolgende afbeelding toont een uitsnede van dit bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied.
Uitsnede van het vigerende bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
De voormalige kosterswoning heeft de bestemming 'Wonen', waarbij rondom de woning een bouwvlak is opgenomen met een maximale bouwhoogte van 6 meter. De kerk heeft de bestemming 'Maatschappelijk' waarbij de te zien is dat het bouwvlak het kerkgebouw nauw omsluit. De tussenliggende ruimte tussen kerk en kosterswoning kent geen bouwvlak.
Strijdigheid met het vigerende bestemmingsplan
De nieuwbouw van het kerkelijk centrum valt deels binnen de bestemming 'Wonen' en deels binnen de bestemming 'Maatschappelijk'. Binnen de bestemming 'Wonen' is een maatschappelijke functie als een kerkelijk centrum niet toegestaan. Dit is wel mogelijk binnen de bestemming 'Maatschappelijk' bij de kerk, maar daar is ter hoogte van het plan geen bouwvlak aanwezig. Het initiatief is daarmee in strijd met het vigerende bestemmingsplan.
De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.
Op grond van de Wet Bodembescherming (Wbb) moet aangetoond worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Bij een functiewijziging zal in veel gevallen een specifiek bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd.
Planspecifiek
Om de bodemkwaliteit te onderzoeken, is een bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage 1 toegevoegd. Uit de resultaten van het verkennend bodemonderzoek wordt het volgende geconcludeerd:
Op basis van het uitgevoerde bodemonderzoek is de hypothese ‘verdacht voor verontreiniging’ bevestigd, vanwege de aangetoonde licht tot matig verhoogde gehalten van zware metalen in de grond. Aangezien geen sterke verontreinigingen zijn aangetoond, kan geconcludeerd worden dat geen sprake is van een zogenaamd geval van ernstige bodemverontreiniging. De verontreinigingen komen overeen met hetgeen verwacht mag worden in een historische dorpskern en wat bij diverse onderzoeken in de directe omgeving ook is aangetoond. Derhalve worden aanvullend onderzoek (eventueel op basis van een aangepaste onderzoeksstrategie) of nadere maatregelen ons inziens niet noodzakelijk worden geacht. Vanuit milieuhygiënisch oogpunt is het terrein geschikt voor de huidige en de toekomstige bestemming.
De aangetroffen asbestverdachte plaatmaterialen blijken geen asbest te bevatten. Derhalve kan er vanuit gegaan worden dat de locatie niet verdacht is voor asbest, aangezien ook geen andere asbestverdachte materialen zijn aangetroffen.
Gezien de resultaten uit het bodemonderzoek wordt dit bestemmingsplan uitvoerbaar geacht ten aanzien van bodemkwaliteit.
De mate van blootstelling aan luchtverontreiniging speelt een rol in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Met betrekking tot 'luchtkwaliteit' zijn twee aspecten van belang. Ten eerste of de luchtkwaliteit ter plaatse de nieuwe functie toelaat (de gevoeligheid van de bestemming) en ten tweede wat de bijdrage is van het plan aan die luchtkwaliteit.
Luchtkwaliteit ter plaatse
In de Wet milieubeheer zijn normen opgenomen voor de concentraties van een aantal stoffen in de buitenlucht ter bescherming van de mens. De twee belangrijkste stoffen zijn PM10 en PM2,5(fijnstof) en NO2 (stikstofdioxide). Voor grenswaarde van PM10 en NOx bedraagt 40 µg/m3, van PM2,5 is dat 25 µg/m3.
Bijdrage aan luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen. De Wet maakt een onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).
Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate bijdragen" (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een toevoeging van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit, omdat een dergelijk project per definitie niet boven de 3%-norm komt.
Planspecifiek
Luchtkwaliteit ter plaatse van het initiatief
Vanuit een goede ruimtelijke ordening is de huidige luchtkwaliteit ter plaatse getoetst met behulp van de NSL Monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl). Door de metingen ter plaatse te toetsen aan de grenswaarden is gekeken of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Uit metingen van het rekenpunt 688306 (aan de Rijksweg A50 ter hoogte van plangebied) zijn de volgende concentraties naar voren gekomen:
NO2 (stikstofdioxide) |
PM10
(fijnstof) |
PM2,5 (fijnere fractie van fijnstof) | |
Gemeten totale concentratie jaargemiddelde 2020 (µg/m3) | 18,5 µg/m3 | 16,5 µg/m3 | 9,7 µg/m3 |
Grenswaarde concentratie (µg/m3) | 40 µg/m3 | 40 µg/m3 | 25 µg/m3 |
De gemeten concentraties stikstofdioxide, fijnstof en zeer fijnstof liggen ruim onder de gestelde grenswaarden. Met betrekking tot de luchtkwaliteit zijn geen belemmeringen voor onderhavig initiatief.
Bijdrage initiatief
Als gevolg van het initiatief verdwijnt de bestaande woning en komt daar een kerkelijk centrum voor terug. Ten aanzien van de bijdrage aan luchtkwaliteit is het initiatief daarmee van geringe omvang ten opzichte van de benoemde grenswaarde van projecten met een vergelijkbare impact. Op basis van de te verwachten toename aan verkeersbewegingen ten gevolge van het project is te concluderen dat dit project 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een nadere toetsing ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven.
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect luchtkwaliteit.
De mate waarin het geluid het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd:
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. Binnen deze zones bepaalt het bevoegd gezag de te hanteren grenswaarden. Er geldt een voorkeursgrenswaarde en een bovengrens (hoger mag niet). De Wgh gaat verder onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen. De belangrijkste bronnen van geluidhinder die bij een ruimtelijke ontwikkeling aan de orde kunnen zijn betreffen: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai.
Planspecifiek
In de omgeving van het plangebied zijn geen industrieterreinen en/of spoorwegen gelegen. Op de omliggende wegen is sprake van een 30 km/u-regime. Geluidshinder afkomstig van deze geluidsbronnen kan daarmee op voorhand worden uitgesloten. Het kerkelijk centrum is geen plek waar mensen voor langere tijd verblijven en is daarom niet geluidgevoelig.
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect geluid.
Milieuzonering is het aanbrengen van een ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Doel is om bij het opstellen van een ruimtelijk plan een goed en veilig leefklimaat te waarborgen, maar tegelijkertijd ook aan bedrijven voldoende milieuruimte te bieden voor het uitoefenen van hun activiteiten.
De mate waarin bedrijven invloed hebben op hun omgeving is afhankelijk van de aard van de bedrijvigheid en de afstand tot een gevoelige bestemming. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
Milieuzonering heeft betrekking op aspecten met een ruimtelijke dimensie, zoals geluid, geur, gevaar en stof. De mate van belasting, en daarmee de gewenste aan te houden afstand, kan per aspect en per bedrijfstype en verschillen. In de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is een lijst opgenomen met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Van deze richtafstanden kan worden afgeweken, mits wordt onderbouwd waarom de feitelijke milieuhinder als minder belastend wordt gezien.
Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'.
Planspecifiek
In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen bedrijven die hinder opleveren voor de beoogde functie. Het kerkelijk centrum zelf is geen geluidsgevoelig object. De functie is op grond van de publicatie “Bedrijven en Milieuzonering” te vergelijken met een een buurthuis. Belangrijkste aspect van het kerkelijk centrum i.r.t. (milieu)zonering is dat er mensen verblijven. Dat past prima op deze locatie en ook in relatie tot de omliggende functies van een verblijfsgebied met een mening van functies.
Het kerkelijk centrum past dus goed op deze plek gezien omliggende functies. Ook worden omliggende functies niet beperkt door voorliggend plan. Het bestemmingsplan is daarmee uitvoerbaar ten aanzien van milieuzonering.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving die ontstaan door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Hierbij gaat het om risicovolle inrichtingen, transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en buisleidingen.
De verplichting om in een ruimtelijk plan in te gaan op deze risico's komt voort uit het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi), het 'Besluit externe veiligheid transportroutes' (Bevt) en het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' (Bevb). Daarnaast zijn in het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Vuurwerkbesluit veiligheidsafstanden genoemd die moeten worden aangehouden rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting.
De wetgeving richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, en kinderopvang- en dagverblijven, en grote kantoorgebouwen (>1500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn kleinere kantoren en winkels, horeca, parkeerterreinen en bedrijfsgebouwen waarin geen grote aantallen personen aanwezig zijn.
Binnen het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) van 10-6 per jaar en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risicobeleid bestaat uit harde afstandscontouren tussen risicobron en (beperkt) kwetsbaar object. Het wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 per jaar (de kans dat per jaar 1 persoon overlijdt door een ongeluk met een gevaarlijke stof mag niet groter zijn dan 1 op een miljoen). Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij de berekening van het groepsrisico spelen mee de aard en hoeveelheid van de gevaarlijke stoffen en het aantal potentiële slachtoffers.
Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen de PR en/of de invloedsgebieden van het GR. Binnen de 10-6-contour is het realiseren van kwetsbare objecten niet toegestaan.
Planspecifiek
Voorliggend initiatief voorziet in een toename van het aantal kwetsbare objecten en het aantal mensen dat voor langere tijd binnen het plangebied verblijft. Op basis van de risicokaart, zie onderstaande afbeelding, blijkt dat er in de omgeving van het plangebied echter geen risicovolle inrichtingen, buisleidingen en/of transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen liggen. Door het ontbreken van deze risicobronnen zijn er geen risico's voor het plangebied en kan een nadere verantwoording vanuit het aspect externe veiligheid daarom achterwegen blijven.
Uitsnede van de risicokaart (bron: risicokaart.nl)
Het initiatief is uitvoerbaar vanuit het aspect externe veiligheid.
Water is een belangrijk thema in de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.
Waterbeleid voor de 21e eeuw
De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
Waterwet
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de aloude vergunningstelsels uit de voorheen afzonderlijke waterbeheerwetten zijn gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de watervergunning.
Nationaal Waterplan
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Dit Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2016-2021 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
Watertoets
De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets, maar een proces waarbij de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek gaan voorafgaand aan de vaststelling van het plan. De watertoets bestaat uit twee onderdelen:
Beleid waterschap Vallei en Veluwe
In het Waterbeheerprogramma 2016 - 2021 heeft waterschap Vallei en Veluwe tactische doelen geformuleerd. Per jaarplan geeft het waterschap concreet invulling aan de daadwerkelijke realisatie van deze doelen. Daarnaast heeft het waterschap de Keur met de Algemene – en Beleidsregels van Waterschap Vallei en Veluwe vastgesteld. Alle handelingen in of nabij een waterstaatswerk worden hieraan getoetst. In de Het Algemene beleidsregels (3e wijziging, 2017) bij de Keur 2013 wordt ten doel gesteld dat een uitbreiding van het verhard oppervlak in principe, vanuit waterhuishoudkundig oogpunt, waterbalans neutraal moet plaatsvinden.
Voor ruimtelijke ontwikkelingen gelden op basis van beleid bovengenoemd beleid de volgende uitgangspunten:
Er is sprake van een vrijstelling van het compenseren van de toename van verhard oppervlak als de toename minder is dan 1.500 m² in stedelijk gebied. In landelijk gebied geldt deze vrijstelling ook, tenzij de afvoer niet plaatsvindt in een oppervlaktelichaam met de aanduiding 'water met natuurfunctie zijnde Hen-Sed water' op de natuurkaart behorende bij de Algemene Regels van de Keur. Dan is er sprake van een vrijstelling bij een toename van het verhard oppervlak van minder dan 4.000 m².
Planspecifiek
Watertoets
Het waterschap Vallei en Veluwe is via de digitale watertoets op de hoogte gebracht van voorliggend initiatief. De watertoets is als bijlage 2 toegevoegd. Het plangebied ligt, anders dan binnen een grondwaterfluctuatiezone (zie het kopje in het vervolg van deze paragraaf) niet binnen gebieden, zones of keringen die vanuit het aspect water bescherming genieten. Er zijn geen waterbelangen aan de orde.
Hemelwater
Het verhard oppervlak binnen het plangebied neemt als gevolg van dit initiatief iets toe, maar blijft onder de grens van 1.500 m² in stedelijk gebied. Bij de toekomstige inrichting van het buitenterrein worden door het toevoegen van groen en infiltratiekratten wel voorzieningen aangelegd waardoor overtollig hemelwater in de bodem wordt geïnfiltreerd. Een uitwerking van deze voorzieningen volgt tijdens de omgevingsvergunningaanvraag voor het bouwen.
Grondwaterfluctuatiezone
Het plangebied ligt in de grondwaterfluctuatiezone, zoals die door de Provincie Gelderland is bepaald. Dit is een zone langs de flanken van het Veluwemassief, waar de grondwaterstanden naar verwachting op termijn zullen stijgen. Afhankelijk van de verwachtte stijging kan het raadzaam zijn daar nu rekening mee te houden, om toekomstig grondwateroverlast te voorkomen. In de provinciale omgevingsvisie en -verordening zijn geen beleidsuitgangspunten en/of regels opgenomen over dit thema. Voorliggend plan voorziet echter niet in woon- en/of verblijfruimtes beneden maaiveld waardoor problemen met het grondwater zijn uit te sluiten.
Overige waterhuishoudkundige aspecten
Het kerkelijk centrum zal worden aangesloten op het bestaande rioolnetwerk in de omgeving van het plangebied. Tijdens de bouw zullen geen uitloogbare materialen worden gebruikt.
Het initiatief is uitvoerbaar vanuit het aspect water.
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. De Wet natuurbescherming beschermt natuurgebieden, inheemse soorten en het bosopstanden in Nederland.
Gebiedsbescherming
In de Wet natuurbescherming worden de zogenoemde Natura 2000-gebieden beschermd. Natura 2000 is de overkoepelende naam voor gebieden die worden beschermd vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden. Natura 2000-gebieden kennen een zogenaamde 'externe werking'. Dit betekent dat ontwikkelingen die buiten de begrenzing van de Natura 2000-gebieden gelegen zijn, ook getoetst moeten worden of er significant negatieve effecten optreden op het betreffende gebied.
Soortenbescherming
Een hoofdstuk in de Wet natuurbescherming regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden. De wet geeft de mogelijkheid aan provincies om voor een bepaald aantal soorten via een verordening een algemene vrijstelling op bepaalde verbodsbepalingen te geven.
Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menige soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.
Planspecifiek
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een Natura 2000-gebied. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden liggen op 1,3 km (Veluwe) afstand vanaf het plangebied. Gelet op het voornemen in relatie tot deze afstanden kunnen negatieve effecten vanuit geluid, lichthinder en trilling op voorhand worden uitgesloten. Voor het aspect stikstof is een voortoets stikstofdepositie opgesteld. Dit is als bijlage 3 bij dit bestemmingsplan gevoegd.
Uit het onderzoek blijkt dat ten gevolge van de ontwikkelingen in het plangebied waarvoor de berekeningen zijn uitgevoerd de stikstofdepositie op de Natura 2000-gebieden in de gebruiksfase én aanlegfase niet toeneemt. Er is dus geen sprake van mogelijke negatieve effecten op beschermde Natura 2000-gebieden. Het aanvragen van een Wnb-vergunning is daarom niet nodig voor dit project.
Soortenbescherming
Om de gevolgen van het plan voor ecologie te beoordelen is een quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd. Het onderzoek is als bijlage 4 toegevoegd. Uit het onderzoek blijkt dat er, behalve vleermuizen, geen (leefgebieden van) beschermde diersoorten of vaatplanten zijn aangetroffen. De conclusie van het onderzoek is dat vervolgonderzoek nodig is voordat de ingreep, in deze sloop, plaats vindt en dat het aannemelijk is dat hiertoe waar nodig ontheffingen verkregen kunnen worden. Daarom is een vervolgonderzoek uitgevoerd dat als bijlage 5 is toegevoegd. Het onderzoek is uitgevoerd conform de bepalingen in het Vleermuisprotocol (NGB, 2021). Tijdens het onderzoek zijn geen verblijfplaatsen van vleermuizen binnen het plangebied vastgesteld. Buiten de planlocatie is één vleermuisverblijfplaats vastgesteld. De planlocatie heeft geen functie als essentiële vliegroute of foerageergebied en de ontwikkeling heeft hier geen invloed op. De beoogde ontwikkeling leidt derhalve niet tot overtreding van een verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming. Vervolgstappen zijn voor vleermuizen niet noodzakelijk, een ontheffing van de Wet natuurbescherming is niet noodzakelijk.
Het vervolgonderzoek beperkte zich in beginsel tot het vaststellen van de aan- dan wel afwezigheid van vleermuizen. Tijdens het onderzoek is tevens gelet op nesten en/of verblijflocaties van andere soorten op de planlocatie. Er zijn geen nesten van vogelsoorten aangetroffen binnen het plangebied. Zoals beschreven staat in de Vogelrichtlijn zijn alle vogels in Nederland beschermd tijdens het broedseizoen (indicatief betreft dit de periode 15 maart t/m 15 juli). Om overtreding van de Wet natuurbescherming te voorkomen dienen werkzaamheden die mogelijk leiden tot verstoring of aantasting van nesten buiten het broedseizoen uitgevoerd te worden.
Hierna wordt, ter informatie, ingegaan op het vervolgonderzoek dat zal plaatsvinden ten behoeve van de feitelijke ingreep in het veld. Aanvullend onderzoek naar vleermuizen is nodig en zal bestaan uit vijf gerichte veldbezoeken in de periode 15 april t/m 30 september, conform het Vleermuisprotocol 2021. Hiervan dienen 3 rondes in het voorjaar (15 april – 15 juli) en 2 in het najaar (augustus-september) plaats te vinden. Verslag hiervan vindt plaats bij de stukken t.b.v. de ingreep zelf en niet in dit bestemmingsplan (want, zie vorige alinea, dit is uitvoerbaar en dat is waar het t.b.v. voorliggend stuk om gaat vanuit de Wro).
Gezien de conclusies van de verschillende onderzoeken is dit bestemmingsplan uitvoerbaar ten aanzien van ecologie.
Onderdeel van goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuw project op de verkeersstructuur. In onderhavig plan wordt een nieuw kerkelijk centrum gerealiseerd naast de kerk op de plek van een woning. Ten opzichte van het gebruik als woning levert het gebruik als kerkelijk centrum meer verkeersbewegingen op. Gezien de ligging in het centrum en de goede ontsluiting via Bonenburgerlaan levert dit geen verkeersproblemen op. Daarbij dient ook aangemerkt te worden dat de maatschappelijke functie van het oude kerkelijk centrum (Welgelegen) verdwijnt.
Het kerkelijk centrum kan gebruik maken van de parkeerplaatsen op het kerkplein. Tijdens kerkdiensten (wanneer de parkeerplaats gevuld is) wordt het kerkelijk centrum niet door andere gebruikers bezocht. Het kerkelijk centrum krijgt een oppervlak van ca. 600 m2 BVO. In de parkeernota van de gemeente Heerde wordt voor cultureel wijkcentrum 2,0 parkeerplaatsen / 100m2 bvo gerekend. Dit zou voor het kerkelijk centrum resulteren in een parkeerbehoefte van 12 parkeerplaatsen. Deze parkeerplaatsen zijn buiten de kerkdiensten op het kerkplein in ruime mate voorhanden.
Gezien de hiervoor beschreven aspecten is het plan uitvoerbaar ten aanzien van verkeer.
In elk bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.
Cultuurhistorie
Het belang van cultuurhistorie is wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Het Besluit geeft aan dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het bestemmingsplan opgenomen moet worden. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken.
Archeologie
De bescherming van archeologische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen is geregeld in de Erfgoedwet. De essentie van de wettelijke bescherming is dat archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem bewaard blijven. Bij ruimtelijke plannen geldt de verplichting om rekening te houden met bekende en te verwachten archeologische waarden. Indien ingrepen gepaard gaan met een verstoring van de bodem, kan het nodig zijn om nader onderzoek te doen, zodat - waar nodig - de archeologische waarden veiliggesteld kunnen worden en/of het plan aangepast kan worden. De verantwoordelijkheid voor archeologische waarden ligt bij de gemeente.
Op basis van artikel 5.10 van de Erfgoedwet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken.
Planspecifiek
Het nieuwe kerkelijk centrum wordt naast de Rijksmonumentale Johanneskerk gerealiseerd. Het ontwerp van het pand is erop gericht om een nieuwe tijdslaag aan de diverse bouwperiodes van de kerk toe te voegen. De uitstraling van de nieuwbouw is sober, zodat de aandacht blijft uitgaan naar de grote Johanneskerk. Het gebouw kent een bescheiden volume, dat qua maatvoeringen aansluit op de omliggende bebouwen. Met het plan worden geen historische stedenbouwkundige structuren aangetast.
Om te onderzoeken of het plan gevolgen heeft voor het archeologisch bodemarchief, is er een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage 6 opgenomen.
Op basis van de resultaten van het onderzoek kan worden vastgesteld dat het plangebied een hoge archeologische verwachting voor archeologische resten uit de periode Late Middeleeuwen – Nieuwe Tijd behoudt vanaf maaiveld, mogelijk gerelateerd aan een voorganger van de huidige kerk, de begraafplaats, of de voormalige school. Daarom wordt de uitvoering van een proefsleuvenonderzoek als vervolgstap geadviseerd, alsmede de mogelijke uitvoering van ondergrondse sloopbegeleiding van de bestaande bouw in het plangebied. De gemeente Heerde onderschrijft dit advies.
In het plangebied dient in het kader van een toekomstige omgevingsvergunningsaanvraag een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd te worden met en dekkingsgraad van 10%, alsmede op basis van de resultaten van dat onderzoek een archeologische begeleiding van ondergrondse sloopwerkzaamheden. Voor dit onderzoek dient een Programma van Eisen (PvE) te worden opgesteld, dat als bijlage 7 is bijgevoegd.
Op de verbeelding van het nieuwe bestemmingsplan is een passende archeologische dubbelbestemming opgenomen.
Hiermee is het bestemmingsplan uitvoerbaar op het gebied van cultuurhistorie en archeologie.
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
Planspecifiek
De ontwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer. Hiertoe zal de gemeente voorafgaand aan de planologische procedure met de initiatiefnemer een exploitatieovereenkomst afsluiten. Voor de realisatie van het plan hoeft de gemeente geen investering te doen. De kosten die door de gemeente gemaakt worden voor het voeren van de planologische procedure zijn verrekend in de leges. Eventuele extra gemeentelijke kosten worden gedekt door de exploitatieovereenkomst.
Tevens zal een overeenkomst betreffende planschade worden afgesloten. Deze kosten komen eveneens geheel voor rekening van de initiatiefnemer. Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd kan worden dat het plan economisch uitvoerbaar is.
Het bestemmingsplan is opgezet volgens de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan dit plan ten grondslag liggen. De toelichting is van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing.
Daarnaast maken ook eventuele bijlagen onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.
Verbeelding
De verbeelding is een digitale kaart, waarop bestemmingen en aanduidingen zijn weergegeven. Aanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken specifieker te regelen, bijvoorbeeld in de vorm van gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken, functieaanduidingen etc.
Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart). Daar waar een verschil is tussen de digitale en de analoge verbeelding, is de digitale versie leidend.
Regels
De planregels zijn standaard onderverdeeld in vier hoofdstukken.
Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen:
Maatschappelijk
In dit artikel is de bestemmingsregeling opgenomen voor de maatschappelijke functie (in dit geval een religiegebouw). De bouwvlakken zijn zodanig aangegeven dat in beginsel het gehele bouwvlak kan worden aangewend voor bebouwing. Vanuit die achtergrond zijn de betreffende bouwvlakgrenzen afgestemd op de ruimtelijke situaties. Er is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om met een omgevingsvergunning een andere functie toe te staan dan de maatschappelijke functie.
Waarde - Hoge archeologische verwachting
In verband met (verwachte) archeologische waarden is voor een nader aangeduid gebied een dubbelbestemming opgenomen en is bepaald dat in beginsel een bouwverbod geldt en dat een omgevingsvergunning is vereist voor ingrepen dieper dan 30 cm beneden het maaiveld.
Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.
Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Dit is het vooroverleg, waarin het conceptplan wordt voorgelegd aan het waterschap en aan die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.
Op basis van artikel 3.1.6 Bro dient verslag te worden gedaan van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken. Dit is de inspraak. Van (formele) inspraak kan, zeker bij wat kleinere plannen, worden afgezien. De gemeentelijke inspraakverordening is daarbij ook van belang.
Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd te worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid voor belanghebbenden beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
In deze paragraaf, of in een separate bijlage, worden te zijner tijd de resultaten van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro opgenomen.
Dit bestemmingsplan is in het kader van het wettelijk overleg niet toegezonden aan de provincie omdat geen sprake is van een bovenlokaal belang. Samen met het waterschap Vallei en Veluwe zijn de aan de orde zijnde waterhuishoudkundige aspecten behandeld. Over de gewenste situatie bestaat overeenstemming
Voorafgaand aan de planvorming heeft er een informatieavond plaatsgevonden (juli 2020), waarbij ook de direct omwonenden middels een brief zijn uitgenodigd. Een ieder is in de gelegenheid gesteld om een schriftelijke reactie in te dienen. Vanuit de omwonenden is dit niet gebeurd. Met de kerkelijke gemeente is het ontwerp verder uitgewerkt. Op 8 december 2022 is gezamenlijk met andere centrumprojecten een informatieavond georganiseerd, waar het meest recente ontwerp is getoond.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van eind januari 2023, 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn 2 zienswijzen ingediend die niet hebben geleid tot aanpassingen aan het plan. In het raadsbesluit wordt ingegaan op deze zienswijzen.