Plan: | Buitengebied West, 1e herziening (De Steeg tussen 8 en 10 te Wapenveld) |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0246.801BUWH02STEEG810-ON01 |
Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) van kracht geworden. Deze wet, een wijziging van de Monumentenwet 1988, regelt de omgang met het archeologisch erfgoed. Nieuw in de wet is dat de gemeenten een archeologische zorgplicht krijgen en dat initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, verplicht zijn rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.
Op de archeologische waarden- en verwachtingskaart van de gemeente Heerde is het plangebied gelegen binnen het verwachtingsgebied “middelmatige archeologische verwachting”. Onder archeologische verwachting wordt de kans op het voorkomen van archeologische resten verstaan. Archeologische verwachting zegt dus iets over de dichtheid waarin archeologische terreinen binnen een landschappelijke eenheid voorkomen of worden verwacht. Hoe hoger de archeologische verwachting van een bepaalde landschappelijke eenheid, hoe groter de verwachte dichtheid aan archeologische resten. Met de termen hoge, middelmatige en lage verwachte dichtheid aan archeologische resten wordt dit tot uitdrukking gebracht.
Navolgende afbeelding geeft een uitsnede van de archeologische waarden- en verwachtingenkaart weer.
Afbeelding 3.2: Archeologische waarden en verwachtingen (bron: Archeologische waarden- en verwachtingenkaart gemeente Heerde)
Op de archeologische landschappenkaart is het plangebied gelegen in het landschapstype 'daluitspoelingswaaierlandschap'. Dit landschapstype is onderverdeeld in specifieke eenheden, waarbij het perceel gelegen is in de eenheid 'sneeuwsmeltwatervlakte'. De daluitspoelingswaaiers betreffen een relatief brede zone van helling- en (sneeuw)smeltwaterafzettingen langs de voet van de stuwwal. Het betreft hoofdzakelijk grof, grindrijk zand dat grotendeels is afgedekt door een laag dekzand. In bodemkundig opzicht zijn het meestal mineralogisch armere humuspodzolen en gooreerdgronden met grof zand en/of grind beginnend tussen 40 en 120 centimeter beneden het maaiveld. Ten behoeve van het bepalen van archeologische verwachtingszones zijn binnen de zone van helling- van (sneeuw)smeltwaterafzettingen onder andere de sneeuwsmeltwatervlakten onderscheiden. Aan deze relatief laag gelegen smeltwatervlaktes is een middelmatige verwachting toegekend, vanwege de lagere ligging in het landschap.
Zoals eerder genoemd hebben de gronden die het plangebied vormen in het geldende bestemmingsplan “Buitengebied West” de dubbelbestemming “Waarde - Middelhoge archeologische verwachting”. Dit betekend dat een archeologisch onderzoek vereist is voor ontwikkelingen met een oppervlakte van meer dan 1000 vierkante meter. Op basis hiervan is de voorliggende ontwikkeling niet onderzoeksplichtig.
Er hoeft geen archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden. Wel wordt geadviseerd om als voorschrift in de vergunning op te nemen dat de initiatiefnemer tijdig de regioarcheoloog dient te informeren over de start van de graafwerkzaamheden. De regioarcheoloog zal bij het uitgraven van de bouwput aanwezig zijn om een waarneming te doen. Dit zal geen belemmering zijn voor de werkzaamheden. Mocht zich een belangrijke vondst voordoen, zal dit aanleiding zijn om extra tijd te verlangen om nader onderzoek te doen.