direct naar inhoud van 3.5 Natuur
Plan: Buitengebied West, 1e herziening (De Steeg tussen 8 en 10 te Wapenveld)
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0246.801BUWH02STEEG810-ON01

3.5 Natuur

De natuur in Nederland wordt beschermd vanuit twee invalshoeken: bescherming van gebieden en bescherming van soorten. De gebiedsbescherming is geregeld via de Natuurbeschermingswet (Natura2000-gebieden en Beschermde natuurmonumenten) en het Streekplan (onder andere Ecologische Hoofdstructuur (EHS), weidevogelgebieden en ganzenfoerageergebieden). De soortbescherming is geregeld door middel van de Flora- en faunawet. De verschillende natuurwetgevingen in Nederland hebben als belangrijkste component het zorgplichtbeginsel, dat van elke initiatiefnemer verlangt dat hij zich vooraf op de hoogte stelt van eventuele schadelijke effecten op voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.

3.5.1 Gebiedsbescherming

Het plangebied is niet gelegen binnen de Ecologische Hoofdstructuur. De EHS ligt op een afstand van meer dan 500 meter van het plangebied. Het plangebied is daarnaast ook niet gelegen binnen het gebied in het kader van de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn dan wel de Natuurbeschermingswet (Natura 2000-gebied). Dit gebied ligt op een afstand van meer dan 1,5 kilometer van het plangebied. Gesteld kan worden dat tussen het plangebied en de aangewezen gebiedsbescherming relatief weinig verstorende objecten aanwezig zijn (zoals woningen), zodat er mogelijk effecten te verwachten zijn die een negatieve invloed zouden kunnen hebben op deze aangewezen, beschermde gebieden.

Navolgende afbeelding heeft de ligging van het plangebied ten opzichte van de EHS weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0246.801BUWH02STEEG810-ON01_0005.jpg"

Afbeelding 3.3: Ligging plangebied ten opzichte van EHS (bron: Ruimtelijke beoordeling bij De Steeg tussen 8 en 10 te Wapenveld).

3.5.2 Soortenbescherming

Wat betreft de soortenbescherming is de Flora- en faunawet van toepassing. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Gelet op het gebruik van het plangebied tot nu toe valt wel te verwachten dat er zeldzame planten en/of dieren voorkomen, die door de Flora- en Fauna wet beschermd worden dan wel dat het voorgenomen initiatief significante effecten zal hebben.

3.5.3 Conclusie

Gezien de ligging van het plangebied en het gebruik van het perceel kan niet op voorhand worden geconcludeerd dat er geen gevolgen zijn voor de gebiedsbescherming dan wel de soortenbescherming. Om dit te kunnen uitsluiten is een verkennend natuuronderzoek uitgevoerd.

3.5.4 Resultaten verkennend natuuronderzoek

Door het bureau EcoGroen Advies is voor het plangebied een zogenaamde 'quickscan natuurtoets' uitgevoerd (projectcode: 11-354). Deze quickscan is opgenomen in bijlage 2. De conclusies van dit onderzoek luiden als volgt:

  • Op basis van de ligging en de aard van de ruimtelijke ingrepen wordt ingeschat dat de beoogde plannen geen negatieve effecten hebben op de in de omgeving aanwezige Natura 2000-gebieden, EHS of belangrijke natuurwaarden buiten de EHS.
  • In het plangebied zijn geen beschermde plantensoorten of plantensoorten van de Rode Lijst aangetroffen of te verwachten.
  • Er wordt geen schade aan vaste verblijfplaatsen, vlieg- en/of jachtroutes en foerageergebieden van vleermuizen verwacht.
  • Verspreid in het plangebied zijn vaste verblijfplaatsen van enkele algemeen voorkomende, laag beschermde grondgebonden zoogdiersoorten te verwachten. Vaste verblijfplaatsen van juridisch zwaarder beschermde grondgebonden zoogdieren zijn niet aangetroffen en worden ook niet verwacht.
  • Er zijn geen jaarrond beschermde broedvogels aangetroffen of te verwachten in het plangebied. Daarnaast zijn diverse algemene broedvogels van grasland en struweel aanwezig en te verwachten.
  • Overwintering van algemene en laag beschermde amfibieën is marginaal te verwachten in het plangebied. Overwintering van strikt beschermde amfibieënsoorten is niet te verwachten.
  • Reptielen, beschermde vissen, libellen, dagvlinders en andere ongewervelden zijn niet aangetroffen en worden op basis van biotoopkenmerken en bekende verspreidingsgegevens ook niet in het plangebied verwacht.

In aanvulling op deze conclusies worden de volgende opmerkingen gemaakt:

  • Werkzaamheden die broedbiotopen van aanwezige vogels verstoren of beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is voor de meeste soorten mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering op te starten in de periode voor half maart en na half juli. Voor het broedseizoen wordt echter geen standaardperiode gehanteerd, maar het is van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum;
  • Bij de beoogde plannen kunnen exemplaren en verblijfplaatsen van enkele algemene en laag beschermde kleine grondgebonden zoogdieren en amfibieën verloren gaan. Voor de in voorliggende situatie aanwezige of te verwachten tabel 1-soorten geldt in deze situatie echter automatisch vrijstelling van artikel 75 van de Flora- en faunawet.