direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Wezeweg 43-1, Heerde
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0246.811BUWWEZEWEG-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Voor een bestaand gebouw aan de Wezeweg 43-1 in Heerde is een plan voor functieverandering ontwikkeld. De initiatiefnemer is voornemens hier een kleinschalige locatie voor individuele topsportbegeleiding te vestigen. De initiatiefnemer is zelf trainer van een professioneel schaatsteam met diverse Olympische medaillewinnaars in de gelederen. Met dit voornemen wordt een kleinschalige uitvalsbasis gecreëerd waar de initiatiefnemer op individueel niveau met sporters kan werken. Begeleiding, trainen, coaching en opleiden zijn hierbij zijn kern competenties. Met het plan wordt een functieverandering van het bestaande pand beoogd. Er vindt geen uitbreiding van bebouwing plaats.

Dit initiatief past niet binnen het geldende bestemmingsplan. Op basis van het bestemmingsplan moet het gebouw 43-I worden beschouwd als bijgebouw bij de woning Wezeweg 43. Binnen een woonbestemming is het mogelijk om een hoofdgebouw te realiseren en een bijbehorend bouwwerk van maximaal 100 m². Het is niet toegestaan om een bijbehorend bouwwerk te gebruiken voor doeleinden van zelfstandige bewoning. Nadat de initiatiefnemer het pand een aantal jaren geleden heeft aangekocht en daarmee kadastraal heeft afgesplitst van de woning is deze zonder omgevingsvergunning uitgebouwd en in strijd met de bestemming in gebruik ten behoeve van zelfstandige bewoning. Mede gezien de toekomstplannen (als kleinschalige uitvalsbasis topsportbegeleiding) heeft de gemeente besloten de strijdige situatie tijdelijk te vergunnen. Daarnaast heeft de gemeente aangegeven planologische medewerking te willen verlenen voor het initiatief omdat deze voorziet in een maatschappelijke meerwaarde.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Ligging

Het erf aan de Wezeweg 43-1 in Heerde ligt net buiten het dorp Heerde ten westen van de snelweg A50. Het perceel bevindt zich aan de rand van een bos dat onderdeel is van de Veluwe.

afbeelding "i_NL.IMRO.0246.811BUWWEZEWEG-ON01_0001.png"

Figuur 1.1: ligging plangebied aan de rand van de Veluwe (bron: provincie Gelderland)

Begrenzing

De begrenzing van het plangebied is in figuur 1.2 weergegeven (rood omkaderd). In dit figuur is een luchtfoto weergegeven waarop het bestaande pand met het naastgelegen weiland te zien is. De functie van het weiland ten oosten van het pand blijft ongewijzigd (zie hoofdstuk 2). Ten zuiden van het plangebied ligt de woning Wezeweg 41. Deze wordt momenteel herbouwd. Ten zuidoosten van het plangebied ligt de woning Wezeweg 43.

afbeelding "i_NL.IMRO.0246.811BUWWEZEWEG-ON01_0002.png"

Figuur 1.2. begrenzing plangebied (bron: provincie Gelderland)

1.3 Vigerend bestemmingsplan

afbeelding "i_NL.IMRO.0246.811BUWWEZEWEG-ON01_0003.png"

Figuur 1.3: uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Buitengebied West' (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Het betreffende gebouw ligt in de bestemming 'wonen'. Het perceel ligt binnen hetzelfde bestemmingsvlak voor wonen als de woning Wezeweg 43. Binnen een woonbestemming is het mogelijk om een hoofdgebouw te realiseren van 150 m² (met een goot- en bouwhoogte van 6 en 10m) en een bijbehorend bouwwerk van maximaal 100 m² (met een goot- en bouwhoogte van 3 en 6m). Beide bouwwerken moeten binnen het bestemmingsvlak worden gerealiseerd met inachtname van het principe van bebouwingconcentratie. Het is niet toegestaan om een bijbehorend bouwwerk te gebruiken voor doeleinden van zelfstandige bewoning.

Naast de woonbestemming kent het perceel de bestemming 'Agrarisch'. Deze gronden zijn onder andere bestemd voor wegen, paden, extensief recreatief medegebruik, agrarisch beheer van gronden met daarbij behorende gebouwen en andere bouwwerken en voorzieningen.

Voor het hele perceel geldt daarnaast archeologische verwachtingswaarde. Voor het noordelijke deel geldt een middelhoge verwachting op archeologische vondsten in de bodem. Voor het zuidelijke deel van het plangebied betreft het een hoge archeologische verwachting. Deze waarden beschermen eventuele archeologische relicten in de bodem bij bodemingrepen.

1.4 De bij het plan behorende stukken

Het onderhavige bestemmingsplan 'Wezeweg 43-1, Heerde' bestaat naast deze toelichting uit de volgende stukken.

  • Verbeelding, schaal 1:1000 (tek. nr. NL.IMRO.0246.811BUWWEZEWEG-ON01)
  • Bijlagen bij de toelichting
  • Regels
  • Bijlagen bij de regels

1.5 Leeswijzer

De toelichting van het bestemmingsplan kent de volgende opbouw: in hoofdstuk 2 worden de huidige situatie en het te realiseren plan beschreven. Hoofdstuk 3 schetst het beleidskader. In hoofdstuk 4 worden de resultaten van de uitgevoerde omgevingsonderzoeken behandeld. In hoofdstuk 5 wordt het bestemmingsplan in juridisch opzicht toegelicht. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid en in hoofdstuk 7 wordt ten slotte de maatschappelijke uitvoerbaarheid belicht.

Hoofdstuk 2 Het plan

2.1 Beschrijving huidige situatie

Het perceel bevindt zich aan de rand van een bos waar de Wezeweg net is overgegaan in een zandpad. Op het erf is een voormalige recreatiewoning aanwezig die door de jaren heen regelmatig is verbouwd en aangepast. Het gebouw is te bereiken via dezelfde inrit die ook de woning aan de Wezeweg 43 ontsluit. Kadastraal behoort dit inrit toe aan de eigenaar van de woning aan de Wezeweg 41. Even ten noorden van het betreffende pand takt de inrit zich af naar de parkeerplaats behorend bij de Wezeweg 43-1.

Het gebouw ligt ten westen van een kleinschalige weiland midden tussen hoge bomen. Het huidige perceel en het weiland zijn aan de oost, noord en westzijde geheel landschappelijk ingepast middels forse bomenrijen. Ook kort aan de Wezeweg staan op het erf enkele hoge beeldbepalende bomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0246.811BUWWEZEWEG-ON01_0004.png" Figuur 2.1: foto's van de bestaande situatie. 1: Overzicht perceel; 2: gedeelde inrit met achterop de splitsing; 3: begin zandpad van de Wezeweg, plangebied bevindt zich hier links.

2.2 Toekomstige situatie

Met dit plan wordt het pand gebruikt voor topsportbegeleiding van professionele topsporters. De doelgroep betreft voornamelijk schaatsers en wielrenners. Doel is om op deze locatie enkele dagen individueel met sporters te kunnen trainen. Het betreft zowel binnenlandse als buitenlandse topsporters die aan de Wezeweg 43-1 enkele dagen tot een week intern verblijven (overnachten) waarbij coach en pupil een speciaal programma kunnen samenstellen. Hierbij moet worden gedacht aan:

  • Fysiek doortesten, met behulp van: ECG, inspanningstesten, krachttesten, FMS, longtesten. veldtesten, enz.
  • Voeding: observatie, controle, advies, begeleiding
  • Meerdaagse detoxing: ontgiftigen, een combinatie van sapkuren en training.
  • Meerdaagse hoogte stage, trainen/slapen in speciale cabines/tenten door middel van hoogte simulatie. Deze kleine tenten kunnen binnen in een slaapkamer worden opgezet.
  • Fysiotherapie / Manuele therapie / Haptonomie / Sportmassage.
  • Mentale begeleiding.
  • Tijdelijke overnachtingen / verblijf en begeleiding voor (buitenlandse) schaatsers.
  • Het optrainen van geblesseerde topsporters.

Op de locatie aan de Wezeweg wordt het programma samengesteld. De fysieke trainingen vinden voornamelijk extern plaats. Dit kan zijn in het bos of op de vele sportaccommodaties in de omgeving (voornamelijk bij sportcenter Bijsterbosch en de Renderklippen). Deze zijn bijna allemaal op fietsafstand van de Wezeweg 43-1 (zie meerwaarden in paragraaf 3.3.3).

Naast het samenstellen van het programma vinden op de locatie sportmedische onderzoeken plaats waarmee de fysieke gesteldheid van sporters helemaal in kaart kunnen worden gebracht. Dit kan bijvoorbeeld door het laten fietsen van sporters op een hometrainer met een zuurstofmasker waarbij allerlei metingen kunnen worden gedaan. In de testruimte komen daarom enkele testtoestellen te staan.

Afhankelijk van het programma dat wordt samengesteld wordt hiervoor samenwerking gezocht met medisch experts uit de omgeving van Heerde zoals fysiotherapeuten, doctoren en psychologen. De ruimtes van het pand worden gebruikt ten behoeve van slaapkamers, een kleedkamer/douche, een rustruimte/woonkamer en een testruimte (zie figuur 2.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0246.811BUWWEZEWEG-ON01_0005.png"

Figuur 2.2: toekomstig gebruik van de ruimtes

Nadat het pand kadastraal is afgesplitst van de naastgelegen woning heeft de eigenaar het bijgebouw verbouwd en geschikt gemaakt voor zelfstandige bewoning. Na deze verbouwing heeft het gebouw een oppervlakte van 97 m². Na vaststelling van het bestemmingsplan zal het gebouw intern worden verbouwd tot het topsportcentrum. Er vindt geen uitbreiding van de bestaande bebouwing plaats en er is ook geen sprake van grote bouwkundige aanpassingen.

Landschappelijke inpassing
Voor het perceel is een landschapsplan gemaakt. Een belangrijke voorwaarde is om in de toekomst geen inrit meer te delen met de bewoner van de woning aan de Wezeweg 43. In het landschapsplan is daarom een nieuw inrit opgenomen, geheel op het eigen kadastrale perceel. Belangrijk is om de bestaande landschappelijke kwaliteiten op en rondom het perceel zoveel mogelijk te behouden. Het bestaande weiland beschikt in de noordwesthoek tussen de bomen over een eigen inrit. Door deze te gebruiken en door te trekken als inrit voor het gebouw hoeft er geen bomen te worden gekapt. De aftakking van de bestaande inrit kan daarmee worden afgesloten. Ter hoogte van deze aftakking worden drie bomen geplant. Meer richting de openbare weg worden nog eens drie bomen aangeplant langs de bestaande inrit. Daarnaast wordt de bestaande beukenhaag over een lengte van circa 25 meter doorgetrokken tussen de nieuwe oprit en het weiland. Het parkeren van bezoekers gebeurd geheel op eigen terrein. De huidige aftakking van de inrit behorend bij de woning aan de Wezeweg 43 wordt ingeplant waardoor de parkeerplekken volledig uit het zicht worden onttrokken vanuit het naastgelegen perceel. Hier is ruimte voor vier auto's. Daarvoor is het nodig om twee bomen te kappen. Het volledige landschapsplan is bijgevoegd als Bijlage 1. De locatie van de parkeerplekken is ook in de bestaande situatie al verhard. Het bestaande weiland blijft ook in de toekomstige situatie als weiland in gebruik. Het uitvoeren van de landschapsmaatregelen uit het landschapsplan worden gewaarborgd door middel van het opnemen van een voorwaardelijke verplichting in dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0246.811BUWWEZEWEG-ON01_0006.png"

Figuur 2.3: landschapsplan (bron: Design Zimmer)

Planologische situatie
Het perceel krijgt in het nieuwe bestemming een maatschappelijk bestemming. De gebruiksmogelijkheden worden specifiek gericht op topsportbegeleiding. Daarom wordt binnen de maatschappelijke bestemming een functieaanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - centrum voor topsportbegeleiding' opgenomen. De huidige woonbestemming binnen het kadastrale perceel krijgt een agrarische bestemming. Binnen deze bestemming is tevens een inrit mogelijk.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Het bij de structuurvisie behorende Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) was al op 30 december 2011 in werking getreden.

  • In de structuurvisie zijn drie hoofddoelen geformuleerd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn tot 2028. Het gaat hierbij om de volgende doelstellingen:
  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.


Uit deze drie hoofddoelen komen onderwerpen voort die van nationaal belang zijn. Structuurvisies hebben echter geen bindende werking voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld. De nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen, worden daarom geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de Amvb Ruimte. Deze Amvb is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf. In het Barro zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van:

  • Rijksvaarwegen;
  • Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • Kustfundament;
  • Grote rivieren;
  • Waddenzee en waddengebied;
  • Defensie;
  • Hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
  • Elektriciteitsvoorziening;
  • Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • Ecologische hoofdstructuur;
  • Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  • IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Geen van de in het Barro geregelde onderwerpen heeft invloed op het onderhavige project. Het project raakt niet aan de nationale belangen die in het Barro zijn opgenomen.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruime is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Het doel van deze ladder is het bevorderen van een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte én het voorkomen van overprogrammering. Om dit te bereiken is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro, artikel 3.1.6, tweede lid). Dit betekent dat bij ruimtelijke besluiten moet worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik. De procesvereiste is alleen van toepassing op ruimtelijke besluiten die voorzien in een stedelijke ontwikkeling. In het Bro is een stedelijke ontwikkeling gedefinieerd als: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

De toelichting bij een bestemmingsplan of project dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Tot 1 juli 2017 diende de toelichting een onderbouwing te bevatten waarin de 'actuele regionale behoefte' werd beschreven. Per 1 juli is dit gewijzigd in een onderbouwing van de 'behoefte'. Deze aanpassing is het gevolg van een verschil van interpretatie van de regio. De aard en omvang van de stedelijke ontwikkeling zijn bepalend voor de afbakening van het gebied waarbinnen de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet worden afgewogen. Het onderhavig plan betreft een zeer kleinschalige ontwikkeling in het landelijke gebied. Het gebouw heeft een oppervlakte van minder dan 100 m². Uit jurisprudentie blijkt dat dergelijke kleinschalige ontwikkelingen niet ladderplichtig zijn. De nieuwe functie betreft een de begeleiding van professionele topsporters. De functie blijft kleinschalig met weinig tot geen impact op de omgeving. Een dergelijke functie is niet aanwezig binnen de gemeente.

3.2 Provinciaal beleid Gelderland

3.2.1 Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Gelderland

De provincie Gelderland heeft haar ruimtelijk beleid beschreven in de "Omgevingsvisie Gelderland" de regels die bij de visie horen zijn vastgelegd in de "Omgevingsverordening". Gemeenten zijn verplicht om de regels over te nemen in hun bestemmingsplannen. Voor de locatie aan de Wezeweg is de ligging in de Groene Ontwikkelingszone (bijgebouw ligt in deze zone) en de aanwijzing als Nationaal landschap relevant. In de Groene Ontwikkelingszone (GO) beoogt de provincie de natuurwaarden te versterken en zijn er geen grootschalige ontwikkelingen toegestaan die de kernkwaliteiten aantasten. Kleinschalige ontwikkelingen mogen gerealiseerd worden als de kernkwaliteiten substantieel worden versterkt. Hetzelfde geldt voor ontwikkelingen in het Nationaal landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0246.811BUWWEZEWEG-ON01_0007.png"

Figuur 3.1: uitsnede Omgevingsverordening (bron: provincie Gelderland)

Het wijzigen van het gebruik van een bestaand gebouw dat momenteel voor het grootste gedeelte binnen een woonbestemming ligt voor een kleinschalig centrum voor het begeleiden van topsporters heeft geen negatieve gevolgen voor het Gelders Natuurnetwerk of de Groene ontwikkelzone. De fysieke ingrepen op het perceel zijn zeer beperkt en betreft slechts het realiseren van een nieuwe onverharde inrit. Deze wordt landschappelijk ingepast.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Visie gemeente Heerde 2025 en Structuurvisie Heerde 2025

De gemeente Heerde heeft haar ruimtelijk beleid neergelegd in de Toekomstvisie en nader uitgewerkt in de "Structuurvisie gemeente Heerde 2025". In beide documenten is de gemeente opgedeeld in drie zones. Te weten "Natuurlijkheid", "Nieuwe zakelijkheid en gezondheid" en "Cultuur, natuur en voedselproductie".

De locatie aan de Wezeweg is gelegen in de zone "Nieuwe zakelijkheid en gezondheid". Dit is de economische zone van Heerde naar Wapenveld, inclusief de gebieden ten noorden en zuiden daarvan. Dragende krachten zijn hier Wellness-leisure als mengeling van welbevinden, persoonlijke verzorging, ontspanning, onthaasting, gezondheid, sport en bewegen. Geen grootschalige bedrijven, maar een infrastructuur van ketens en samenwerking tussen wellness, leisurecentra, landgoederen, zorg en welzijn, onderwijs en sport.

afbeelding "i_NL.IMRO.0246.811BUWWEZEWEG-ON01_0008.png"

Figuur 3.2: uitsnede zone Nieuwe zakelijkheid en gezondheid (bron: Structuurvisie gemeente Heerde 2025)

Principes in de zone Nieuwe zakelijkheid

De nadruk in de ontwikkelingen binnen de zone Nieuwe zakelijkheid en gezondheid ligt met name op het verbeteren van de aantrekkelijkheid van de zone als woon-, werk- en leefgebied en het benutten van kansen op het gebied van leefstijl, gezondheid en zorg met respect voor de omgeving.

De zone Nieuwe zakelijkheid en gezondheid is een gebied met een hoge economische activiteit, waarin veel functies naast elkaar bestaan. Doel is dat het gebied aantrekkelijk is om te wonen, te werken en te recreëren. Dit vereist een zorgvuldige benadering van het gebied, waarbij de landschappelijke inpassing van de verschillende functies een belangrijke randvoorwaarde is. Het gaat hierbij niet alleen om de inpassing van individuele ontwikkelingen. Het gaat ook om de aansluiting van het landschap op de gebouwde omgeving, met name ter plaatse van de beeldbepalende bebouwde randen. Hier wordt aandacht besteed aan de overgangen tussen bebouwd en onbebouwd. Resultaat is een zone die zich als geheel ontwikkelt tot een hoogwaardig groen woon-, werk- en leerlandschap.

Binnen de zone Nieuwe zakelijkheid en gezondheid wordt ruimte geboden aan innovatieve ontwikkelingen geboden. Daarnaast is zorg/gezondheid een belangrijk aspect in deze zone. Het verdient aanbeveling om de functies wonen, zorg, educatie, recreatie, onderwijs, maatschappelijk, sport en toerisme meer met elkaar te verbinden.

Het plan aan de Wezeweg 43-1 past heel goed binnen de zone Nieuwe zakelijkheid en gezondheid. Het betreft een kleinschalige ontwikkeling die juist de verbinding zoekt tussen zorg, gezondheid en sport.

Kleinschalige bedrijvigheid buiten de kernen

Het gebied buiten de kernen moet zijn landschappelijke kwaliteit behouden. Alle ontwikkelingen dienen hiermee rekening te houden. De functie moet passen in het landschap en de omgeving (verkeer, hinder en andere functies). Buiten de bebouwde gebieden is ruimte voor initiatieven in het kader van sport, zorg, educatie, wellness en leren, zodat een keten van functies ontstaat. De ontwikkelingen moeten passend zijn in het landschap. Buiten de kernen bestaat ook ruimte voor initiatieven en bedrijven in het kader van recreatie en toerisme. Landschappelijke inpassing en aandacht voor de maat en schaal van de gemeente Heerde en de kernen is daarbij noodzakelijk.

Het onderhavig plan betreft een kleinschalig plan buiten de kernen. Het gaat om de functieverandering van een bestaand pand met een nieuwe economische ontwikkeling. De locatie ligt op een landschappelijk goed ingepaste locatie. Met dit plan wordt het plangebied zo veel mogelijk versterkt.

3.3.2 Landschapsontwikkelingsplan Van Veluwe tot IJssel

De gemeente Heerde heeft samen met de gemeenten Epe en Voorst een landschapsontwikkelingsplan opgesteld (LOP van Veluwe tot IJssel). Het accent in het LOP ligt op behoud en ontwikkeling van landschappelijke samenhang. De kernkwaliteiten van het landschap zijn omschreven en vastgelegd in de landschapsvormkaart. Aan de hand van de landschapsvormkaart worden concrete voorstellen voor behoud en ontwikkeling genoemd in de landschapsontwikkelingsvisie. Een uitsnede hiervan is opgenomen in figuur 4.3. Op de landschapsvormkaart is het gebied rondom de Wezeweg aangeduid als natte heideontginning. Bij ontwikkelingen op het perceel moet rekening worden gehouden met de gebiedskenmerken en kwaliteiten van dit type landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0246.811BUWWEZEWEG-ON01_0009.png"

Figuur 3.3: uitsnede landschapsvormkaart (bron: gemeente Heerde)

De beleidsambities voor de natte heideontginningen zijn:

  • het ontginningspatroon kan beter worden benadrukt door wegbeplantingen in stand te houden en verder uit te breiden. Hoofdsoort voor de wegbeplanting is de berk;
  • in de meer bebouwde en verrommelde gebieden komt een groene verdichting van het landschap door de vorming van een robuust groen casco. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt gestreefd naar het sterk vergroenen van het landschap met behulp van wegbeplantingen, erfbeplanting, kavelbeplanting en bosjes;
  • daar waar de kenmerkende onbebouwde landelijkheid nog aanwezig is, moet deze behouden blijven.

Het gebouw ligt aan de rand van een kleinschalig weiland dat wordt omzoomd door bos. Deze ruimtelijke drager blijft ongewijzigd. Met het plan krijgt het bestaande gebouw een nieuwe functie. Daarnaast wordt een nieuwe inrit aangelegd. De huidige beukenhaag wordt doorgetrokken langs de nieuwe inrit. Ter hoogte van de huidige inrit worden enkele berken en eiken geplant. De ontwikkeling is zeer kleinschalig en voldoet aan de uitgangspunten voor natte heideontginningen uit het landschapsontwikkelingsplan.

3.3.3 Uitnodigingsplanologie

Binnen de gemeente Heerde wordt er gewerkt met uitnodigingsplanologie. Het toepassen van uitnodigingsplanologie betekent dat de gemeente Heerde initiatieven stimuleert die een zogenaamde ‘maatschappelijke meerwaarde’ hebben. Dit kunnen ruimtelijke meerwaardes zijn maar ook onder andere sociaal-maatschappelijk, economisch of duurzaam. Essentie is dat de meerwaarde van een initiatief wordt benadrukt en dat op basis van de beleidskaders en de meerwaarde medewerking verleend kan worden.

Sociale-maatschappelijke meerwaarde

Heerde en omstreken is al jarenlang een geliefd oord voor sporters en met name langebaanschaatsers wat betreft hun veldtrainingen. Goede sportaccommodaties, waaronder sportcenter Bijsterbosch, de skeelerbaan van SKOV, de atletiekbaan van De Gemzen, kunstgras-voetbalvelden van zowel SEH en VV Heerde, zullen veelvuldig worden ingezet. Daarnaast zijn in de open natuur de volgende locaties heel geschikt voor trainingen en veldtesten: Renderklippen, Zand bult Hertenkamp Epe, Zuidweg Epe, Heerderstrand, enz.. Al deze locaties liggen binnen 10 minuten ?etsen vanaf de Wezeweg, waarmee ze allemaal precies op een goede afstand liggen voor een warming up dribbel, lopend of op de fiets.

Met deze kleinschalige topsport begeleiderscentrum komen er regelmatig nationale en internationale topschaatsers trainen en verblijven in de gemeente Heerde. Dit heeft een positief effect op het imago van de gemeente. Daarnaast geeft dit de mogelijkheid voor de bestaande sportaccommodaties en verenigingen te ervaren hoe topsport wordt bedreven wanneer gebruik wordt gemaakt van hun accommodatie.

Economische en recreatieve waarde

De kleinschalige nieuwe economische activiteit zorgt voor een toename aan lokale bestedingen bij gemeentelijke ondernemers (o.a. boodschappen en horeca). Daarnaast zal er gebruik worden gemaakt van diverse sportaccommodaties in de regio. Ook wordt samenwerking gezocht met lokale fysiotherapeuten, medische experts en psychologen.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving staan van het verrichte onderzoek naar de voor het plan relevante feiten en de af te wegen belangen (Algemene wet bestuursrecht, artikel 3.2).

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de geldende wet- en regelgeving die op voorliggend plan en plangebied van toepassing zijn. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk worden daarom de resultaten van het onderzoek naar o.a. de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreffen voor zover relevant de thema's geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, geur, ecologie, archeologie & cultuurhistorie, verkeer en water.

4.1 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.

Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/buitengebied' dan wel 'gemengd gebied'. In het voorliggende geval is er sprake van het omgevingstype 'rustige woonwijk/buitengebied'. In figuur 4.1 zijn de richtafstanden weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0246.811BUWWEZEWEG-ON01_0010.png"

Figuur 4.1: richtafstanden VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering

Toets

De nieuwe functie van het bestaande gebouw ten behoeve van topsportbegeleiding sluit het beste aan bij 'Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven' uit de VNG uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering'. Deze categorie bedrijfsactiviteiten behoren tot milieucategorie 1 met een richtafstand van 10 meter voor het aspect geluid. Omdat er ook overnachtingsmogelijkheden worden geboden is ook gekeken naar de milieucategorie voor hotels. Ook deze behoren tot milieucategorie 1 met een richtafstand van 10 meter voor het aspect geluid. Hier kan bij worden opgemerkt dat het aan de Wezeweg gaat om een zeer kleine locatie met een oppervlakte van minder dan 100 m². Gezien de kleinschaligheid zal het aantal verkeersbewegingen zeer beperkt blijven. Het bestemmingsvlak van het plangebied grenst direct met de woning Wezeweg 43. De woning bevindt zich echter verder op het perceel. De afstand tussen deze bouwwerken bedraagt ruim 30 meter. De afstand tot de woning aan de Wezeweg 41 bedraagt circa 70 meter. Aan de richtafstand van 10 meter tot gevoelige objecten wordt ruimschoots voldaan.

4.2 Bodem

Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Daarbij moet bekeken worden of de bodemkwaliteit geschikt is voor de nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd. De kwaliteit van de bodem dient uiteindelijk zodanig te zijn, dat zij geen belemmering oplevert voor de ter plaatse te realiseren bebouwing, c.q. functies.

Toets

In onderhavig geval is er geen sprake van het realiseren van nieuwe bedrijfsbebouwing, maar slechts het wijzigen van het gebruik van de bestaande bebouwing. Er vinden geen bodemingrepen plaats door middel van het voornemen. Hieruit volgt de conclusie dat voor het aspect bodem geen bezwaren bestaan tegen het toekomstige gebruik van de locatie.

4.3 Geluid

In het kader van de Wet geluidhinder moet er bij ruimtelijke plannen, een onderzoek worden gedaan naar de geluidsbelasting op de gevels van geluidsgevoelige objecten, voor zover deze geluidsgevoelige objecten zijn gelegen binnen een zonering van een industrieterrein, wegen en/of spoorwegen.

De Wet geluidhinder kent de volgende geluidsgevoelige functies:

  • woningen;
  • onderwijsgebouwen (behoudens voorzieningen zoals een gymnastieklokaal);
  • ziekenhuizen en verpleeghuizen en daarmee gelijk te stellen voorzieningen zoals verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken, medische kleuterdagverblijven, etc.

Toets

De nieuwe functie aan de Wezeweg 43-1 betreft geen geluidsgevoelig object in de zin van de Wet geluidhinder. De nieuwe functie zorgt daarnaast niet voor een relevante geluidsbelasting op bestaande geluidgevoelige objecten in de omgeving. Zoals uit hoofdstuk 5.1 blijkt is de afstand van het plangebied tot omliggende woningen ruim voldoende. Nader akoestisch onderzoek is niet noodzakelijk.

4.4 Luchtkwaliteit

Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit. In de Wet luchtkwaliteit staan ondermeer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen.

Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit is het Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen NIBM. Het NIBM staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO 2 ) en fijn stof (PM 10 ). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet luchtkwaliteit vindt niet plaats.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:

  • woningen: 1500 met een enkele ontsluitingsweg;
  • woningen: 3000 met twee ontsluitingswegen;
  • kantoren: 100.000 m² bruto vloeroppervlak met een enkele ontsluitingsweg.

Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO 2 en PM 10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.

Toets

In de toekomstige situatie neemt het aantal verkeersbewegingen nauwelijks toe ten opzichte van de huidige situatie. De omvang van de ontwikkeling betreft een fractie van de omvang van de activiteiten die in de regeling NIBM als NIBM zijn aangeduid. Het eventuele (en zeer beperkte) extra verkeer draagt niet in betekende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.

4.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het daarbij om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen.

Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. In figuur 4.2 is een uitsnede van de risicokaart opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0246.811BUWWEZEWEG-ON01_0011.png"

Figuur 4.2: ligging projectgebied (rode cirkel) t.o.v. risicobronnen (bron: risicokaart.nl)

De dichtstbijzijnde risicobron is het LPG-tankstation aan de A50 in Heerde op een afstand van ruim 900 meter van het plangebied. Uit de inventarisatie blijkt dat in de nabijheid van het plangebied geen risico's op basis van de externe veiligheid zijn gelegen, derhalve geldt dat het plangebied:

  • zich niet bevindt binnen de risicocontour van Bevi- en Brzo-inrichtingen, danwel inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit (plaatsgebonden risico);
  • zich niet bevindt binnen een gebied waarbinnen een verantwoording van het groepsrisico nodig is;
  • niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer gevaarlijke stoffen;
  • niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Een en ander brengt met zich mee dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid.

4.6 Water

Een belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen.

Op grond van de Waterwet zijn de waterschappen bevoegd via een eigen verordening, de zogenaamde Keur, regels te stellen aan handelingen die het watersysteem beïnvloeden. Hierbij moet worden gedacht aan handelingen in of nabij:

  • waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden),
  • watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken),
  • andere waterstaatswerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen),
  • de bodem van kwelgevoelige gebieden.

Maar ook aan:

  • onttrekken en lozen van grondwater,
  • het aanbrengen van verhard oppervlak.

De waterbeheerder in dit gebied is het Waterschap Vallei en Veluwe.

Het plan betreft een functieverandering van een bestaand gebouw. Er wordt geen nieuwe bebouwing opgericht. Het gebouw is aangesloten op het bestaande riool. Hemelwater wordt geïnfiltreerd in de bodem. Er is geen sprake van een toename van verharding. Op 10 januari 2018 is via www.dewatertoets.nl een digitale watertoets verricht (zie Bijlage 2). Naar aanleiding van deze watertoets heeft het waterschap aangegeven dat de het plan, vanuit de waterhuishouding bezien, beperkt van belang is. Functiewijzigingen hebben nauwelijks effect op de waterhuishouding. Dit betekent dat er geen essentieel waterbelang wordt geraakt en het waterschap een positief wateradvies geeft.

4.7 Ecologie

Bij een ruimtelijk plan moeten de gevolgen van de voorgenomen ontwikkeling met betrekking tot aanwezige natuurwaarden in beeld worden gebracht. Daarbij wordt ingegaan op de relatie van het plan met beschermde gebieden, beschermde soorten, en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De wettelijke kaders hiervoor worden gevormd door Europese richtlijnen (Vogelrichtlijn en habitatrichtlijn), nationale regelgeving (Wet natuurbescherming) en provinciale regelgeving (GNN in provinciale verordening).

Toets

Bij dit bestemmingsplan wordt hiervoor gebruik gemaakt van een quickscan natuurwaardenonderzoek (kenmerk: 1366, versie 1.0), uitgevoerd door Natuurbank Overijssel. De quickscan is opgenomen in Bijlage 3 bij de toelichting. De resultaten zijn in de volgende paragrafen opgenomen.

Gelderland Natuurnetwerk (GNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur (EHS))

Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen de het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en gedeeltelijk binnen de Groene Ontwikkelingszone GO). Op onderstaande kaart wordt de ligging van het GNN in de omgeving van het plangebied weergegeven. De erftoegangsweg en de twee te vellen bomen liggen binnen het GNN. De aan te leggen hoogstam fruitboomgaard ligt in de GO.

afbeelding "i_NL.IMRO.0246.811BUWWEZEWEG-ON01_0012.png"

Figuur 4.3: ligging projectgebied t.o.v. het GNN en GO (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

De voorgenomen activiteiten leiden niet tot aantasting van de omgevingscondities en kernkwaliteiten van het GNN.

Natura2000-gebied

Het plangebied ligt net buiten het Natura2000-gebied Veluwe. Gronden die tot Natura2000 behoren liggen zo'n 10 meter ten westen van het plangebied. Op onderstaande figuur wordt de ligging van Natura2000-gebied in de omgeving van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0246.811BUWWEZEWEG-ON01_0013.png"

Figuur 4.4: ligging projectgebied t.o.v. Natura2000-gebied (bron: Aerius.nl)

De invloedsfeer van de voorgenomen activiteit is lokaal. Dat betekent dat de voorgenomen activiteiten geen negatief effect hebben op gebieden erbuiten, zoals Natura2000-gebied. De emissie en de daarop volgende depositie NOx, als gevolg van autoverkeer wordt beschouwd als 'niet in betekenende mate'. De mogelijke depositie NOx, als gevolg van autoverkeer zal vermoedelijk niet boven de drempelwaarde liggen.

Beschermde soorten

De voorgenomen activiteiten worden gezien als 'ruimtelijke ontwikkeling'. Voor een aantal algemeen voorkomende en talrijke faunasoorten geldt in Gelderland een vrijstelling van de verbodsbepalingen 'doden en het opzettelijk beschadigen en vernielen van rust- en voortplantingslocaties', als gevolg van werkzaamheden die in het kader van een ruimtelijke ontwikkeling worden uitgevoerd. Voor beschermde soorten die niet op deze vrijstellingslijst staan, is een ontheffing vereist om ze te mogen verwonden en doden of om opzettelijk rust- en voortplantingslocaties te mogen beschadigen en vernielen.

Het plangebied behoort mogelijk tot het functionele leefgebied van sommige beschermde vogel-, amfibieën-, reptielen-, vleermuis- en grondgebonden zoogdiersoorten. Deze soorten benutten het onderzoeksgebied hoofdzakelijk als foerageergebied, maar mogelijk bezetten sommige grondgebonden zoogdier-, amfibieën- en reptielensoorten er rust- en voortplantingslocaties en nestelen er vogels. Van de vogelsoorten die in het plangebied nestelen zijn uitsluitend de bezette nesten beschermd, niet de oude nesten of de nestplaats. Werkzaamheden die leiden tot het verstoren/vernielen van vogelnesten dienen buiten de voortplantingsperiode van vogels uitgevoerd te worden. Voor de grondgebonden zoogdier- en amfibieënsoorten die een rust- en/of voortplantingslocatie in het plangebied bezetten, geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen 'doden en verwonden' en het 'beschadigen en vernielen van rust- en voortplantingslocaties', of zijn niet beschermd zoals de mol en huismuis. De functie van het plangebied als foerageergebied voor de in het plangebied voorkomende grondgebonden zoogdier-, amfibieën- en vogelsoorten is niet beschermd.

Het plangebied behoort mogelijk tot het functionele leefgebied van de hazelworm. Voor het doden, verwonden en het beschadigen en vernielen van hazelwormen is een ontheffing vereist. Gelet op de inrichting en gevoerde beheer van het plangebied, lijkt het plangebied niet direct het meest geschikteleefgebied voor deze soort, maar de aanwezigheid kan op basis van het uitgevoerde onderzoek niet uitgesloten worden. Om te voorkomen dat hazelwormen verwond of gedood worden, dient het plangebied handmatig geschoond te worden van materialen, afval en bladeren binnen de actieve periode in het jaar van de hazelworm. De voorgenomen activiteiten hebben geen negatief effect op het functionele leefgebied van vleermuizen.

Conclusie

Mits bezette vogelnesten beschermd worden en de werkzaamheden afgestemd worden op de mogelijke aanwezigheid van de hazelworm in het plangebied, dan leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties in het kader soort- of gebiedsbescherming. Door uitvoering van de quickscan natuurwaardenonderzoek heeft initiatiefnemer voldaan aan de zorgplicht zoals vermeld in Art. 1.11 van de Wnb.

4.8 Archeologie en Cultuurhistorie

Nederland heeft in 1992 het verdrag van Malta ondertekend. Het verdrag van Malta heeft als doel het archeologisch erfgoed in de bodem beter te beschermen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar een reële verwachting bestaat dat er archeologische waarden aanwezig zijn dient er een archeologisch onderzoek uit te worden gevoerd, voordat er bodemingrepen plaatsvinden.

Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden ter vervanging van de Monumentenwet 1988. Een deel van de monumentenwet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2019 in werking treedt. Tot die tijd blijven deze onderdelen van de Monumentenwet 1988 gelden als overgangsrecht binnen de Erfgoedwet.

Gemeenten hebben een archeologische zorgplicht en initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord zijn verplicht rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.

Archeologie

De gemeente Heerde heeft op 16 april 2016 de archeologische beleidskaart vastgesteld. Aan de hand van deze beleidskaart kan de gemeente beoordelen of er bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen en nieuwe bestemmingsplannen een archeologisch onderzoek nodig is. In figuur 4.5 is een uitsnede opgenomen van de archeologische beleidskaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0246.811BUWWEZEWEG-ON01_0014.png"
Figuur 4.5: uitsnede archeologische beleidskaart (bron: gemeente Heerde)

Het plangebied is gelegen in een gebied met een middelhoge verwachting op archeologische vondsten. Voor deze gebieden geldt een onderzoeksplicht bij bodemingrepen groter dan 1.000 m² en dieper dan 40 centimeter. Het plangebied (inclusief de nieuwe inrit) heeft een kleinere oppervlakte dan 1.000 m². Archeologisch onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.

Cultuurhistorie

Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Met het oog op de bescherming van het cultureel erfgoed dient te worden beoordeeld of waardevolle objecten en elementen door ruimtelijke ontwikkelingen worden geschaad. In de nabijheid van het plangebied zijn geen rijks- provinciale of gemeentelijke monumenten aanwezig. De gemeente Heerde heeft daarnaast een lijst samengesteld van markante panden. Ook deze komen niet voor in de nabijheid van plangebied.

Naast monumenten hebben ook landschapstypen een cultuurhistorische waarde. Het plangebied is gelegen binnen het landschap van de Veluwe tot de IJssel. De gemeente Heerde heeft een landschapsontwikkelingsplan opgesteld. In paragraaf 3.3.2 is hier nader op ingegaan. Het plan voldoet aan de uitgangspunten uit dit plan.

4.9 Verkeer / parkeren

Momenteel wordt nog gebruik gemaakt van dezelfde inrit met de woning Wezeweg 43. In de nieuwe situatie wordt een eigen inrit gerealiseerd. Nadat het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden wordt hiervoor een inritvergunning aangevraagd.

De Wezeweg is een rustige weg die diverse erven in het buitengebied ontsluit. Het plangebied behoort tot het laatste perceel aan deze weg. Vanaf de Wezeweg is snel het dorp Heerde en de snelweg te bereiken. Voor de nieuwe functie vindt mogelijke een zeer beperkte toename van verkeersbewegingen plaats. Sporters komen op deze locatie om op deze plek enkele dagen te verblijven en vanuit hier individueel te trainen. Zij zullen vervolgens veelal per fiets naar sportlocaties rondom Heerde vertrekken. De verkeersbewegingen kunnen eenvoudig via de bestaande infrastructuur worden afgehandeld.

De locatie heeft een oppervlakte van 100 m². Voor het bepalen van het minimale aantal parkeerplaatsen wordt aangesloten bij de kencijfers voor parkeren van CROW. Een dergelijke functie komt echter niet in de lijst met kencijfers voor. De twee functies die het dichtst bij komt is wellicht een sporthal. Op basis van deze kencijfers geldt voor een sporthal dat er circa 3,5 parkeerplek nodig is per 100 m². Zoals op het landschapsplan te zien is wordt er op het eigen erf vier parkeerplekken aangelegd. Dit voldoet aan de norm.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Planopzet en systematiek

De hiervoor beschreven planopzet is juridisch-planologisch vertaald in een bestemmingsregeling, die bindend is voor overheid, bedrijven en burgers. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding (plankaart) vormen het juridisch bindende deel. Op de verbeelding worden de toegekende bestemmingen en aanduidingen visueel weergegeven. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De toelichting heeft zelf geen juridische bindende werking, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen.

5.2 Bestemmingen

Naast de inleidende regels (begrippen en wijze van meten), algemene regels (zoals bouwregels, gebruiksregels en proceduregels) en de overgangs- en slotregels, zijn de bestemmingen 'Agrarisch', 'Maatschappelijk' en 'Waarde - Middelhoge archeologische verwachting' in dit plan opgenomen. Voor gronden met de bestemming 'Maatschappelijk is daarnaast een aanduiding opgenomen 'specifieke vorm van maatschappelijk - centrum voor topsportbegeleiding'.

  • Agrarisch

Aan de noordzijde wordt voor een deel van de huidige woonbestemming een agrarische bestemming opgenomen. Deze gronden zijn onder andere bestemd voor agrarisch beheer van gronden en infrastructurele voorzieningen zoals een inrit.

  • Maatschappelijk

De gebruiksmogelijkheden worden specifiek gericht op topsportbegeleiding. Daarom wordt binnen de maatschappelijke bestemming een functieaanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - centrum voor topsportbegeleiding' opgenomen. Binnen deze bestemming en aanduiding zijn een centrum voor topsportbegeleiding en praktijkruimte toegestaan met de daarbijbehorende overnachtingsmogelijkheden binnen de bestaande bebouwing en erven en terreinen.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een ontwerpbestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, eerste lid, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening 2008 (Bro) onderzoek plaats te vinden
naar de uitvoerbaarheid van het plan. Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.

De gemeentelijke kosten, waaronder leges en planschadekosten, komen voor rekening van de aanvrager. Hiermee is het kostenverhaal anderzins verzekerd en kan de raad op grond van artikel 6.12, lid 2 onder a besluiten geen exploitatieplan vast te stellen.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Vooroverleg

Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg pleegt met instanties, zoals gemeenten, waterschappen, provinciale diensten en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Rijksdiensten
Op 1 januari 2012 is de Vrom-Inspectie samengevoegd met de Inspectie V&W tot de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). De ILT heeft in het nieuwe toezichtbeleid geen adviserende en coördinerende rol meer met betrekking tot de advisering over gemeentelijke ruimtelijke plannen. Dit betekent onder meer dat geen plannen voor vooroverleg naar de ILT gestuurd hoeven te worden. Omdat de coördinatierol vervalt, reageren andere rijksdiensten (Rijkswaterstaat, Defensie en Economische Zaken, Landbouw en Innovatie) afzonderlijk.

Rijkswaterstaat
Bij brief van 2 februari 2016 heeft Rijkswaterstaat aangegeven graag vroegtijdig betrokken te worden bij de opstelling van ruimtelijke plannen. In de publicatie 'Rijkswaterstaat en ruimtelijke plannen van gemeenten'(oktober 2015) staan de onderwerpen die voor Rijkswaterstaat belangrijk zijn. Aangezien geen van de belangen van Rijkswaterstaat in het plan betrokken zijn, is vooroverleg met deze dienst niet vereist.

Defensie
Bij brief van 16 februari 2012 wordt aangegeven dat binnen het Ministerie van Defensie de behartiging van ruimtelijke plannen uitgevoerd wordt door de Dienst Vastgoed Defensie. Het gaat hierbij om militaire terreinen (direct ruimtebeslag), het beheer van diverse zoneringen, brandstofleidingen, verstoringsgebieden, laagvliegroutes en -gebieden (indirect ruimtebeslag). De belangen die door het Ministerie van Defensie worden bewaakt, spelen in het voorliggend plan geen rol. Vooroverleg met de Dienst Vastgoed Defensie (Directie noord) is niet vereist.

Ministerie van Economische Zaken
Bij brief van 6 maart 2012 wordt aangegeven dat gemeentelijke bestemmingsplannen die een relatie hebben met rijksinpassingsplannen op het terrein van energie-infrastructuur gemeld moeten worden bij het Ministerie van Economische Zaken (destijds nog het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie). Het onderhavige bestemmingsplan heeft geen raakvlakken met de energie-infrastructuur, waardoor vooroverleg met dit ministerie niet vereist is.

Provincie Gelderland

Conform het door de provincie Overijssel gehanteerde beleid is het plan voor vooroverleg verzonden aan de provincie Gelderland. De provincie heeft in haar reactie aangegeven ....

Waterschap Vallei en Veluwe
Op 10 januari 2018 is het plan via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap Vallei en Veluwe. De conclusie van die digitale toets is dat het waterschap Vallei en Veluwe een positief advies geeft. Hiermee is voldaan aan het verplichte vooroverleg.

7.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van ......... voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Binnen deze periode kon een ieder zijn of haar zienswijze ten aanzien van dit bestemmingsplan kenbaar maken. Tijdens de termijn van de terinzagelegging zijn ......... zienswijzen binnengekomen.