direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22g Molenkamp-Noord
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0246.922TAMMolenkampnrd-ON01

Regels

Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het faciliteren van gebiedsontwikkeling op de locatie TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22g Molenkamp-Noorden is als een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk [22g]) opgenomen in het omgevingsplan van de gemeente Heerde. Dit hoofdstuk is bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening, bedoeld in artikel 1.2.1, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.

De in dit op https://www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk [22g] van het omgevingsplan van de gemeente Heerde. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '[22g.]' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '[22g]' gelezen worden.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Toepassingsbereik

  • a. In afwijking van het bepaalde in het tijdelijk deel van het omgevingsplan, te weten bestemmingsplan 'bestemmingsplan Heerde-Dorp', artikel 18 Tuin en artikel 24 Wonen, met de daarbij horende begrippen, en wijze van meten, gelden voor de locatie als bedoeld onder c de regels zoals opgenomen in dit hoofdstuk.
  • b. De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en afdeling 22.3 zijn niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk.
  • c. De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22g Molenkamp-Noord, waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0246.922TAMMolenkampnrd-ON01 zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl.

Artikel 2 Begripsbepalingen

Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I van het omgevingsplan, bijlage I van het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, Bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling zijn van toepassing op dit hoofdstuk. Aanvullend daarop gelden voor de toepassing van dit hoofdstuk de volgende begripsbepalingen:

2.1 aan huis gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

2.2 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

2.3 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw of functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak

2.4 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

2.5 bouwvlak

een op de verbeelding aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten; indien en voor zover twee bouwvlakken middels de aanduiding "één bouwvlak vormend" met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bouwvlak";

2.6 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

2.7 carport

een ten hoogste door twee wanden omsloten overdekte ruimte ten behoeve van motorvoertuigen;

2.8 dak

iedere bovenbeëindigen van een gebouw;

2.9 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

2.10 peil

- voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang:

- voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

- het peil zoals door of namens burgemeester en wethouders is bepaald

2.11 voorgevel

de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

2.12 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

2.13 woongebouw

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, in welk gebouw of welk gedeelte twee of meer woningen zijn gelegen die zijn te bereiken door een of meergemeenschappelijke verkeersruimten;

2.14 woonhuis

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat.

Artikel 3 Meet- en rekenbepalingen

De meet- en rekenbepalingen uit artikel 22.24 van het omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op het meten van de waarden die in dit hoofdstuk in meters (m), m² of m³ zijn uitgedrukt, voor zover hiervan niet is afgeweken in het bepaalde in dit artikel.

3.1 de breedte van een gebouw:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren;

3.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

3.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

3.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

3.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een anderbouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

3.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- en bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,75 m bedraagt

Hoofdstuk 2 Functieregels

Artikel 4 Groen

4.1 Functieomschrijving

Een locatie die is aangewezen als "Groen" heeft de volgende functies:

  • a. groenvoorzieningen,
  • b. paden, speelvoorzieningen, parkeerstroken en waterhuishoudkundige voorzieningen,

met daarbijbehorende andere-bouwwerken en verhardingen

4.2 Beoordelingsregels - bouwen

Op de tot "Groen" aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de functie worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van lantaarnpalen niet meer dan 10 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van speelvoorzieningen niet meer dan 5 m mag bedragen;
  • c. in overige gevallen de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.

Artikel 5 Tuin

5.1 Functieomschrijving

Een locatie die is aangewezen als "Tuin" heeft de volgende functies:

  • a. tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

met de daarbij behorende bouwwerken, erven en parkeervoorzieningen.

5.2 Beoordelingsregels - bouwen

Op de tot "Tuin" aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de functie worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 1 meter mag bedragen.

5.2.1 Carports

Voor carports gelden de volgende bepalingen:

  • a. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 1 m bedragen;
  • b. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m2;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 3,25 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste de bouwhoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw.

5.2.2 Erkers, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen

Voor erkers, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen ten dienste van de aangrenzende functie 'Wonen' gelden de volgende bepalingen:

  • a. deze (van een woonhuis deeluitmakende) bebouwing mag de (verlengde) grenzen van het bouwvlak over niet meer dan de halve gevelbreedte met niet meer dan 1,5 m overschrijden;
  • b. de afstand tussen de bebouwing en de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 1,5 m bedragen, tenzij sprake is van aaneengesloten bebouwing bij twee aan elkaar grenzende woonhuizen, in welk geval geldt dat de totale lengte van de aaneengesloten bebouwing niet meer dan 6 m mag bedragen en dat de afstand tot het daarnaastgelegen woonhuis niet minder dan 1 m mag bedragen;
  • c. de afstand tussen de bebouwing en gronden met de functie 'Verkeer' dan wel 'Groen' mag niet minder dan 3 m bedragen.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Functieomschrijving

Een locatie die is aangewezen als "Verkeer" heeft de volgende functies:

  • a. wegen, straten en paden, voet- en rijwielpaden;
  • b. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;

met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Beoordelingsregels - bouwen

Op de tot "Verkeer" aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de functie worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 10 m mag bedragen.

Artikel 7 Verkeer - Parkeren

7.1 Functieomschrijving

Een locatie die is aangewezen als "Verkeer - Parkeren" heeft de volgende functies:

  • a. parkeerdoeleinden en parkeervoorzieningen;
  • b. water;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. speelvoorzieningen;

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Beoordelingsregels - bouwen

Op de tot "Verkeer - Parkeren" aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de functie worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 6 meter mag bedragen.

Artikel 8 Wonen

8.1 Functieomschrijving

Een locatie die is aangewezen als "Wonen" heeft de volgende functies:

  • a. wonen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep aan huis;

met de daarbij behorende bouwwerken, parkeervoorzieningen, tuinen en erven.

8.2 Beoordelingsregels - bouwen

Op de tot "Wonen" aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de functie worden gebouwd.

8.2.1 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende eisen:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd met uitzondering van
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 2. schotelantennes;
    • 3. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    • 4. (hoek-)erkers, ingangspartijen, luifels, dakoverstekken, balkons en galerijen, mits de (verlengde) grenzen van het bouwvlak met niet meer dan 1,5 meter worden overschreden;
  • b. een hoofdgebouw mag enkel als aaneengebouwde woningen worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' maximaal het aangegeven aantal woningen is toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'gemeenschappelijke voorzieningen' enkel als gemeenschappelijke voorziening worden gebouwd;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte;

8.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende eisen:

  • a. de afstand van een bijbehorend bouwwerk of een carport tot de voorgevelrooilijn en het verlengde daarvan mag niet minder dan 1 meter bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken en carports bij een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 50 m2 bij een in een rij aaneengebouwd woonhuis, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het achter de voorgevel van het woonhuis en het verlengde daarvan gelegen bouwperceel;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 mag de gezamenlijke oppervlakte meer bedragen dan 50%, mits de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 20 m2;
    • 3. bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte wordt de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken voor zover gelegen binnen het bouwvlak niet meegerekend;
  • c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk of carport die niet minder dan 1 meter tot de voorgevelrooilijn en het verlengde daarvan is gelegen, mag niet meer dan 3,25 meter bedragen met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste de bouwhoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • d. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk of een carport die niet minder dan 3 meter tot de voorgevelrooilijn en het denkbeeldig verlengde daarvan is gelegen mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, verminderd met 2 m;
  • e. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van een carport die minder dan 3 meter tot de voorgevelrooilijn en het denkbeeldig verlengde daarvan is gelegen mag niet meer dan 3,25 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste de bouwhoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw.
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen bijbehorende bouwwerken worden opgericht in de vorm van bergingen voor de aangrenzende woningen waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.

8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende eisen:

  • a. indien zij vóór de voorgevel en of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3,25 meter bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste de bouwhoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,50 meter bedragen.

Artikel 9 Wonen - Woongebouw

9.1 Functieomschrijving

Een locatie die is aangewezen als "Wonen - Woongebouw" heeft de volgende functie:

  • a. wonen in een woongebouw;

met de daarbij behorende gebouwen en bouwwerken, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, parkeervoorzieningen, tuinen en erven.

9.2 Beoordelingsregels - bouwen

Op de tot "Wonen - Woongebouw" aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de functie worden gebouwd.

9.2.1 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende eisen:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd met uitzondering van:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 2. schotelantennes;
    • 3. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    • 4. (hoek-)erkers, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits over niet meer dan de halve gevelbreedte en mits de (verlengde) grenzen van het bouwvlak met niet meer dan 1,5 m worden overschreden;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte.

9.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende eisen:

  • a. per woning mag een (inpandig) bijbehorend bouwwerk in de vorm van een berging worden gebouwd met een oppervlakte van niet meer dan 8 m2 en een bouwhoogte van niet meer dan 3 m.

9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende eisen:

  • a. indien zij vóór de voorgevel en of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 meter bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,50 meter bedragen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Aanvraagvereisten

De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van dit plan, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk.

Artikel 11 Algemeen gebruiksverbod

Het is verboden zonder omgevingsvergunning gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan de locatie toegedeelde functies.

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Welstand

Een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt slechts verleend, indien het uiterlijk en/of de plaatsing van de bouwwerken, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, voldoen aan de redelijke eisen van welstand conform het Beeldkwaliteitsplan, zoals opgenomen in bijlage 1.

Hoofdstuk 4 Overgangsregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
14.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van dit plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

14.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 14.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 14.1.1 met maximaal 10 %.

14.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 14.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd zijn met het omgevingsplan zoals dat gold voor inwerkingtreding van dit plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen in het omgevingsplan.

14.2 Overgangsrecht gebruik
14.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

14.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met dit plan strijdige gebruik, bedoeld in 14.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dit hoofdstuk strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

14.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 14.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

14.2.4 Uitzondering

Het bepaalde in 14.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het omgevingsplan voor inwerkingtreding van dit artikel, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van het omgevingsplan.