direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: Wapenvelder Kerkweg ongenummerd, Wapenveld
Status: ontwerp
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0246.618ONTWvKerkweg-ON01

Ruimtelijke onderbouwing

Gegevens over het plan:  
Plannaam:   Wapenvelder Kerkweg ongenummerd, Wapenveld  
Identificatienummer:   NL.IMRO.0246.618ONTWvKerkweg-ON01  
Status:   Ontwerp  
Datum:   06 december 2021  
Projectnummer Buro SRO:   38.90.17  
   
Gegevens projectbetrokkenen:  
Opdrachtgever:   Mevr. S. Sinninghe  
Betrokken gemeente:   Heerde  
   
Gegevens Buro SRO:    
Projectleider Buro SRO:   Mevr. E.M. Baeten/dhr. E.J. Mekelenkamp  
Bezoekadres vestiging Arnhem   Sweerts de Landasstraat 50
6814 DG te Arnhem  
Telefoon:   026 – 35 23 125  
E-mail:   arnhem@buro-sro.nl  
Internet:   www.Buro-SRO.nl  

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het initiatief

Aan de Revelingseweg 48 in Wapenveld bevindt zich een woonperceel met een (burger)woning. De eigenaar is voornemens een zelfstandige starterswoning te realiseren op het perceel met verbouw van de bestaande garage en het perceel te splitsen in twee zelfstandige percelen. Deze extra woning zal georiënteerd zijn op de aangrenzende Wapenvelderkerkweg.

De voorgestelde ontwikkeling is strijdig met het geldende bestemmingsplan. Omdat het initiatief gewenst is en passend is op de locatie, wordt medewerking verleend aan deze ontwikkeling. In dit document wordt dit toegelicht en gemotiveerd waarom dat kan volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen op het perceel van Revelingseweg 48 in Wapenveld. Bijgevoegde afbeelding toont globaal de ligging van het plangebied in de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0246.618ONTWvKerkweg-ON01_0001.png"

Globale ligging plangebied (bron: openstreetmap.org)

1.3 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk is in hoofdstuk 2 het initiatief beschreven. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid. In hoofdstuk 4 is het project inhoudelijk op haalbaarheid getoetst op grond van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Tevens wordt ingegaan op de economische haalbaarheid van het plan. Tot slot gaat hoofdstuk 5 in op de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan, waarbij de uitkomsten van overleg en zienswijzen zijn opgenomen.

Hoofdstuk 2 Het initiatief

In dit hoofdstuk wordt het initiatief beschreven. Eerst wordt ingegaan op de bestaande situatie van het plangebied en de relatie met de omgeving. Daarna wordt ingezoomd op het beoogde initiatief.

2.1 Huidige situatie

Het plangebied ligt achter de woning aan de Revelingseweg 48 in de kern Wapenveld en betreft het deel van het perceel dat kadastraal bekend staat als 'gemeente Heerde, sectie C, nr. 7466'. Langs de Revelingseweg bevinden zich voornamelijk woningen op veelal grote percelen, afgewisseld met agrarisch gebied.

Op het perceel staat een stenen garage die momenteel in gebruik is bij de noordelijk gelegen bestaande woning. De gronden rondom de garage zijn in gebruik als tuin. Aan de zijde van de Wapenvelderkerkweg heeft dit deel van het perceel een eigen erftoegangsweg. Navolgende afbeelding toont een luchtfoto van de bestaande situatie en op de volgende pagina geven enkele foto's een impressie van het terrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0246.618ONTWvKerkweg-ON01_0002.png"

Luchtfoto van het plangebied (bron: Google Maps)

afbeelding "i_NL.IMRO.0246.618ONTWvKerkweg-ON01_0003.png"

Zicht op het perceel vanuit de Wapenvelder Kerkweg (bron: Google Maps Streetview)

afbeelding "i_NL.IMRO.0246.618ONTWvKerkweg-ON01_0004.png"

Foto's huidige situatie (bron: Eigenaar Revelingsweg 48)

2.2 Toekomstige situatie

De initiatiefnemer is voornemens om op de achterzijde van het perceel aan de Revelingseweg 48 een zelfstandige starterswoning te realiseren door de bestaande stenen garage van 57 m² te verbouwen. Hierbij zal het perceel gesplitst worden in twee zelfstandige woonpercelen. Langs de Wapenvelderkerkweg bevinden zich reeds meerdere woningen, waardoor de nieuwe woning een logische aanvulling zal zijn op het gebruik van de percelen langs deze weg. Gezien het feit dat de bestaande garage wordt verbouwd en slechts een aanbouw aan dit gebouw wordt gerealiseerd zal het aanzicht van het straatbeeld niet veel veranderen.

Het oppervlak van het af te splitsen deel van het perceel omvat circa 450 m². De te realiseren starterswoning krijgt een oppervlakte van circa 100 m² door de toevoeging van circa 49 m² (7 x 7m) aan woonoppervlak aan de bestaande garage. De maximale goot- en bouwhoogte bedraagt respectievelijk 3 en 7 m. De bestaande inrit aan de Wapenvelderkerkweg blijft behouden en er is voldoende ruimte op het perceel om te kunnen parkeren op eigen terrein. Meer over het aspect parkeren in paragraaf 4.4.

Navolgende afbeeldingen geven een impressie van de nieuwe situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0246.618ONTWvKerkweg-ON01_0005.png"

Impressie nieuwe woning (bron: Eigenaar Revelingsweg 48)

De dochter van de eigenaren van Revelingseweg 48 gaat de woning bewonen. Daarmee wordt de woonwens van een starter op de woningmarkt vervuld en bestaat de mogelijkheid dat de ouders in de bestaande woning langer zelfstandig thuis kunnen blijven wonen doordat de dochter voor hen kan zorgen tegen die tijd. Meer over de maatschappelijke meerwaarde is te lezen in paragraaf 3.3.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Gebiedsgericht

Per januari 2021 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) van kracht. Met de komst van de NOVI zijn meerdere nationale beleidsstukken komen te vervallen, waaronder de SVIR. Strategisch relevante delen van de SVIR en het Barro (zie ook hierna) zijn echter opgenomen in de NOVI en blijven daarmee ook na inwerkingtreding van de NOVI gelden.

De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Denk aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Alles met zorg voor een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving.


Met de NOVI benoemt het Rijk nationale belangen, geeft het richting op vier prioriteiten en helpt keuzes maken waar dat moet. Want niet alles kan overal. Deze visie is ontwikkeld in nauwe samenwerking met provincies, gemeenten, waterschappen, maatschappelijke instellingen en burgers.


De NOVI is vastgesteld op grond van de geldende regelgeving, omdat de Omgevingswet nog niet in werking is. De NOVI voldoet tevens aan de eisen die de Omgevingswet stelt aan een omgevingsvisie. Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze omgevingsvisie dan ook gelden als de Nationale Omgevingsvisie in de zin van deze wet.


In het Barro heeft het Rijk voor deze onderwerpen regels opgesteld waarmee de NOVI juridisch verankerd is richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht zijn deze regels aanvullend vastgelegd.

Ladder duurzame verstedelijking

Een meer algemeen onderwerp uit de voormalige SVIR is 'duurzame verstedelijking'. Via de 'ladder voor duurzame verstedelijking' wordt een zorgvuldige afweging en besluitvorming geborgd bij ruimtelijke vraagstukken in stedelijk gebied. Het gebruik van deze ladder is opgenomen in het Bro, artikel 3.1.6 onder 2.

De ladder richt zich op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. In de toelichting van een plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient de behoefte aan die ontwikkeling te worden beschreven. Als de ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied plaatsvindt, moet bovendien gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Het Bro beschrijft wat een stedelijke ontwikkeling is. Daar wordt het volgende onder verstaan: "een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen." Onder 'bestaand stedelijk gebied' wordt het volgende verstaan: "bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur."

Per 01 juli 2017 is de ladder voor duurzame verstedelijking herzien. Bij de herziening zijn onder meer de drie afzonderlijke 'treden' van de ladder losgelaten en is het begrip 'actuele regionale behoefte' gewijzigd in 'behoefte'. Nieuw is dat de laddertoets bij flexibele plannen kan worden doorgeschoven naar het moment van vaststelling van een wijzigings- of uitwerkingsplan.

Planspecifiek

Gebiedsgericht

Het plangebied ligt niet in een van de aangewezen gebieden van de NOVI en het Barro.

Ladder duurzame verstedelijking

Dit plan voorziet in het mogelijk maken van één woning binnen het plangebied. Uit jurisprudentie blijkt dat pas van een stedelijke ontwikkeling sprake is als woningbouwprojecten voorzien in 11 nieuwe woningen of meer. Voorliggend plan blijft hier qua aantal onder, waardoor er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling en een verdere toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing is.

Voorliggend initiatief past binnen het rijksbeleid.

3.2 Provinciaal beleid

Algemeen

Het provinciaal beleid is vastgelegd in de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland en Omgevingsverordening Gelderland, beide vastgesteld op 19 december 2018 en in werking getreden op 01 maart 2019. De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland gaat in de breedte over het beleid van de provincie voor de fysieke leefomgeving. De visie integreert een vijftal beleidsterreinen: ruimte, natuur, water, milieu en verkeer en vervoer. De Omgevingsverordening is een uitwerking van de Omgevingsvisie en stelt regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.

Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

De provincie wil de focus leggen op een duurzaam, verbonden en een economisch krachtig Gelderland. Door daarin te investeren wil de provincie werken aan een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland. Om dat te bereiken wordt de focus gelegd op zeven ambities op het gebied van energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, vestigingsklimaat en woon- en leefomgeving. Deze ambities worden hieronder kort samengevat:

  • Een versnelde energietransitie, gericht op forse vergroting van het aandeel duurzame energie en passend bij de Gelderse kwaliteiten;
  • Een op de toekomst toegerust beschermend klimaatbeleid;
  • Een voortvarend en innovatief circulair beleid;
  • Een stimulerend en beschermend beleid voor biodiversiteit;
  • Efficiënte, duurzame en innovatieve bereikbaarheid, toegesneden op de veranderende vraag;
  • Een duurzaam, dynamisch en toegankelijk economisch vestigingsklimaat, waar voor ondernemers en inwoners een sterke aantrekkingskracht vanuit gaat;
  • Een duurzaam en divers woon- en leefklimaat, dat steeds weet te anticiperen op ontwikkelingen.

Naast deze zeven ambities blijft het beleid uit de Omgevingsvisie uit 2014 gelden. Het gaat om de aanwijzing van functies van regionale oppervlaktewateren, van gebieden waar milieukwaliteit bijzondere bescherming behoeft, van Natura 2000-gebieden en van bijzondere natuurgebieden.

Omgevingsverordening Gelderland

De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

Planspecifiek

Voorliggend plan maakt een vrijstaande starterswoning mogelijk op een perceel behorend bij een bestaande woning binnen het stedelijk gebied. Daarnaast ligt het plangebied binnen een molenbiotoop van de zogenoemde 'Molen van Volkers' (waarbij enkel de molenromp nog aanwezig is). Binnen deze gronden is in beginsel geen nieuwe bebouwing of beplanting mogelijk als daardoor de windvang van een molen wordt beperkt. Verder dient rekening te worden gehouden met de belevingswaarde en het historisch karakter van de omgeving van de molen. Gezien de wieken van de molen reeds zijn verwijderd doet een beperking van windvang niet ter sprake. Het realiseren van een starterswoning met verbouw van de bestaande garage leidt daarnaast niet tot een dusdanige bouwhoogte zodat er terugplaatsing van de wieken sprake zou zijn van een vermindering van de windvang van de molen.

Het initiatief past binnen het provinciale beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Toekomstvisie gemeente Heerde 2025

De 'Visie gemeente Heerde 2025' (2009) is opgesteld om in te spelen op maatschappelijke en economische ontwikkelingen. Deze visie is een agenda voor de in de regio en naar de eigen burgers, instellingen en ondernemers. Uitgangspunt voor de toekomst van de gemeente Heerde is behoud door ontwikkeling en het verbinden van structuren. Bestaande waardevolle kwaliteiten dienen behouden te worden en waar mogelijk versterkt of verder ontwikkeld. Harmonie in het landschap. De logische ordening van gebruiksvormen, functies en hun samenhang in de verschillende gebiedskarakters, wordt gebaseerd op de typerende kenmerken van de landschappen, cultuurhistorie en aard van de omgeving.

De gemeente Heerde is in de Visie opgedeeld in verschillende zones. Het plangebied ligt in de zone

‘Nieuwe zakelijkheid en gezondheid’. De visie voor dit gebied is verder uitgewerkt in de Structuurvisie gemeente Heerde 2025.

Planspecifiek

De Toekomstvisie van de gemeente Heerde doet geen concrete uitspraken die voor het initiatief van belang zijn, maar staat het initiatief ook niet in de weg.

3.3.2 Structuurvisie gemeente Heerde 2025 en Uitvoeringsparagraaf Heerde 6.0

De Structuurvisie gemeente Heerde 2025 is op 1 september 2012 vastgesteld door de gemeenteraad. De structuurvisie is het kader voor de ontwikkeling van de gemeente Heerde tot 2025. Deze visie geeft richting aan de ruimtelijke, economische en maatschappelijke ontwikkeling van de gemeente Heerde naar de toekomst. In de structuurvisie is de gemeente opgedeeld in verschillende zones:

  • Natuurlijkheid
  • Nieuwe zakelijkheid en gezondheid
  • Cultuur, natuur en voedselproductie

Het plangebied behoort tot zone 2 'Nieuwe zakelijkheid en gezondheid'. Dit is de economische zone tussen Heerde en Wapenveld, inclusief de gebieden ten noorden en zuiden daarvan. Het is een zone waarin zowel wonen, werken, recreatie en zorg als natuur en groen een plek hebben. Een dynamisch gebied dat zich verder kan ontwikkelen, maar met respect voor omliggende functies.

Nieuwe woningbouw is toegestaan binnen de grenzen van de kernen of de daarvoor aangewezen gebieden. Inbreiding en herstructurering hebben in de kernen de voorkeur boven uitbreiding en kunnen al een belangrijke bijdrage leveren in het voorzien in de woningbehoefte.

Bij de structuurvisie is ook een Uitvoeringsparagraaf 6.0 (2019) vastgesteld. Hierin is aangegeven dat een initiatief een maatschappelijke meerwaarde dient te hebben, dat zich uit in een ruimtelijke meerwaarde, een sociaal-maatschappelijke meerwaarde, een economische en recreatieve meerwaarde, een duurzame meerwaarde en een meerwaarde maatschappelijke aanvaardbaarheid.

In de uitvoeringsparagraaf is mede opgenomen dat er binnen de gemeente nieuwe woningen gebouwd moeten worden ten behoeve van doelgroepen voor wie een woning in de huidige markt onbereikbaar dreigt te worden. Woningbouwplannen die niet voorzien in sociale woningbouw dienen een financiële bijdrage te leveren aan het gemeentelijke Vereveningsfonds. Voor woningbouwplannen die voorzien in één nieuwe woning bedraagt de bijdrage in totaal €12.000,-.


Planspecifiek
Met het voorliggende plan wordt één starterswoning gerealiseerd op een bestaand woonperceel in de kern van Wapenveld. Hiermee wordt met het initiatief gehoor gegeven aan de voorkeur voor inbreiding boven uitbreiding bij het voorzien in de woningbehoefte. Ook gaat het initiatief niet ten kosten van de omgeving. Zodoende past het initiatief binnen het gemeentelijk beleid.

In aanvulling op het beleid uit de structuurvisie geeft de bijbehorende uitvoeringsparagraaf een nader afwegingskader voor nieuwe ruimtelijke projecten. Op basis van onderstaande aspecten is aangegeven wat de maatschappelijke meerwaarde van dit initiatief is.

  • Ruimtelijke meerwaarde: zoals hiervoor aangegeven voorziet de ontwikkeling in te toevoeging van een woning op een bestaand woonperceel in de kern, waarmee sprake is van inbreiding. Doordat er op het perceel ook aan de Wapenvelderkerkweg een voorkant van een woning gerealiseerd wordt zal het aanzicht van het perceel kwalitatief verbeteren. Daarnaast blijft de bestaande stedenbouwkundige structuur behouden.
  • Sociaal maatschappelijke meerwaarde: Het initiatief omvat het toevoegen van een starterswoning op het perceel van een reeds bestaande woning. Daarmee wordt aangesloten op de grote vraag naar dergelijke woningen. Daarnaast zal de dochter van de eigenaren van de woning aan de Revelingseweg 48 haar intrek nemen in de nieuwe woning waardoor de bewoners van de bestaande woning met behulp van mantelzorg langer zelfstandig thuis kunnen blijven wonen.
  • Duurzame meerwaarde: De initiatiefnemer is voornemens de nieuwe woning te voorzien van hoogwaardige isolatie, een warmtepomp, zonnepanelen en zal gasloos zijn. Daarmee wordt aangesloten op de duurzaamheidsmaatregelen van het rijk en de gemeente.

Voorliggend initiatief voorziet niet in een sociale huur- of koopwoning. In lijn met de uitvoeringsparagraaf wordt een financiële bijdrage van €12.000,- aan het gemeentelijke Vereveningsfonds geleverd.

Het initiatief past binnen de gemeentelijke structuurvisie en de bijbehorende uitvoeringsparagraaf.

3.3.3 Woonvisie gemeente Heerde 2015-2025 (en Woonvisie Noord-Veluwe)

In juli 2015 heeft de gemeente Heerde haar woonvisie gepubliceerd. Uitgangspunt voor deze visie is de Woonvisie Regio Noord Veluwe 2014, waarin de gezamenlijke gemeenten uit de Regio Noord-Veluwe de algemene trends en hoofdlijnen met betrekking tot wonen hebben opgenomen.

De gemeentelijke woonvisie heeft de regionale hoofdlijnen vervolgens geconcretiseerd in 4 thema's:

  • 1. De potentie van de bestaande woningvoorraad;
  • 2. Woningmarkt in beweging (woningbouw programmering);
  • 3. Wonen - Welzijn - Zorg;
  • 4. Duurzaamheid;

Per thema wordt vervolgens weer een aantal hoofdlijnen aangegeven die regionaal en lokaal verder uitgewerkt moeten worden.

Woonstichting Triada heeft samen met de gemeente Heerde een woningmarktonderzoek verricht. Voor de periode 2017-2032 wordt een extra woningbehoefte van 620 woningen voor de gemeente Heerde verwacht. De wens van de gemeente is dat de woningen in principe zodanig worden gebouwd dat ze voor verschillende doelgroepen geschikt zijn. Om voor alle doelgroepen in voldoende woonruimte te kunnen voorzien, zal de gemeente sturen op woningtypes wanneer de markt dit onvoldoende doet. Hierbij zal in eerste instantie vooral aandacht zijn voor de onderkant van de woningmarkt voor starters (bron: Woonvisie gemeente Heerde 2015 tot 2025).

Uitgerekend is dat er in Heerde in verband met de groei van het aantal huishoudens (dus niet het aantal inwoners) in de periode 2013 tot 2020 circa 420 – 460 extra woningen nodig zijn. Gemiddeld is dat een toevoeging van 60 – 65 woningen per jaar. Ten opzichte van de bestaande woningvoorraad is dat een toename van ongeveer 6%. Gelet op de geschetste trends en het streven dat een ieder op termijn kan beschikken over een bij zijn situatie passende woning, is duidelijk dat het grootste deel van de opgave bereikt moet worden door aanpassing en vervanging van de bestaande woningvoorraad. Het grootste deel van de bestaande voorraad is een koopwoning (71%) en 29% een huurwoning.

Uit de Woonvisie van de regio Noord-Veluwe (concept, 2014) blijkt dat de regio wil werken aan een woningvoorraad die ook op termijn voorziet in de te verwachten woningbehoefte. Vanwege de behoefte aan betaalbare woningen wil de regio o.a. zorgen voor de realisatie van voldoende beschikbare sociale huurwoningen.

Planspecifiek
Met het voorliggende plan wordt met de realisatie van een starterswoning ingespeeld op de behoefte om meer kleine woningen voor starters te realiseren. Zodoende past het initiatief binnen de woonvisie.

3.3.4 Woonagenda gemeente Heerde 2020-2023 en Startnotitie 2019

In 2015 heeft de gemeenteraad van Heerde voor de periode 2015-2025 een woonvisie vastgesteld. Sinds die tijd is de woningmarkt in hoog tempo veranderd. Na een crisisperiode is de markt de laatste jaren weer stevig aangetrokken. Het aantal woningverkopen neemt toe, nieuwbouwprojecten komen van de grond en ook de huizenprijzen stijgen. In de huursector is de implementatie van de in 2015 herziene Woningwet een belangrijk element geweest in de ontwikkeling van de woningmarkt. De nieuwe wet geeft duidelijke kaders voor het takenpakket van de corporaties. Ook geeft het een nieuwe invulling aan de samenwerking tussen gemeenten, corporaties en huurders.

In de Woonvisie Heerde 2015-2025 staan de beleidsmatige kaders die zijn vastgesteld door de gemeenteraad voor deze periode. De Structuurvisie gemeente Heerde 2025 biedt de ruimtelijke kaders voor de woonagenda en de Toekomstvisie Heerde 2025 biedt inzicht in het beoogde ontwikkelingsperspectief van onze gemeente en haar kernen. Deze woonagenda functioneert binnen genoemde kaders en geeft alleen aan wat de kwalitatieve en kwantitatieve opgaven zijn voor wonen. Hierbij wordt de kanttekening geplaatst dat de gemeente Heerde weinig gronden in bezit heeft en dat er daardoor een grotere afhankelijkheid is van de particuliere markt voor het uitvoeren van deze woonagenda. In de woonagenda doet de gemeente voorstellen over onderwerpen die nader uitgewerkt worden voor de nog op te stellen omgevingsvisie- en plan.

Percentage sociale huurwoningen

Op 6 november 2018 heeft de gemeenteraad het college opgeroepen om: Ervoor zorg te dragen dat er in elk vastgesteld bouwproject ten minste sprake moet zijn van gemiddeld 30% sociale huur/starterswoningen, waarbij de volgende staffeling is voorgesteld:

  • a. In- of uitbreiding minder dan 5 woningen: geen verplichting;
  • b. Inbreiding tot 20 woningen/appartementen: minimaal 25%;
  • c. Inbreiding meer dan 20 woningen/appartementen: minimaal 30%;
  • d. Uitbreiding: minimaal 35%’.

Planspecifiek

In dit plan is sprake van de toevoeging van één woning op een bestaand perceel. Er is dus geen verplichting in het kader van het aantal sociale huur/starterswoningen. Het initiatief pas hiermee binnen de Woonagenda van de gemeente Heerde.

3.3.5 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Ontwikkelingsgebieden', vastgesteld op 13 juli 2009 door de gemeente Heerde. Bijgevoegde afbeelding toont een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0246.618ONTWvKerkweg-ON01_0006.png"

Uitsnede van het vigerende bestemmingsplan 'Ontwikkelingsgebieden', het plangebied is aangegeven met een rood kader

Het plangebied heeft de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin'. Daarnaast geldt de aanduiding 'veiligheidszone' ter plaatse van de bestemming 'Wonen' en de aanduiding 'ecologische verbindingszone' ter plaatse van de bestemming 'Tuin'.

Het realiseren van de woning is niet toegestaan door het ontbreken van een bouwvlak en in strijd met het vigerende bestemmingsplan. Om de nieuwe woning mogelijk te maken wordt gebruik gemaakt van een uitgebreide omgevingsvergunningprocedure voor afwijking van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

Voor een buitenplanse afwijking van het bestemmingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) de uitvoerbaarheid aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.

4.1 Milieu

4.1.1 Bodem

Op grond van de Wet Bodembescherming (Wbb) moet aangetoond worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming is met het beoogde gebruik. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Bij een functiewijziging zal in veel gevallen een specifiek bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd.


Planspecifiek

Voorliggend initiatief betreft de realisatie van een extra woning op het perceel aan de Revelingsweg 48. Voor deze ontwikkeling is een bodemonderzoek uitgevoerd. De onderzoeksrapportage is opgenomen in bijlage 1.

Op basis van de resultaten van het onderzoek kan geconcludeerd worden dat er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor de voorgenomen plan.


Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect bodem.

4.1.2 Lucht

De mate van blootstelling aan luchtverontreiniging speelt een rol in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Met betrekking tot 'luchtkwaliteit' zijn twee aspecten van belang. Ten eerste of de luchtkwaliteit ter plaatse de nieuwe functie toelaat (de gevoeligheid van de bestemming) en ten tweede wat de bijdrage is van het plan aan die luchtkwaliteit.


Luchtkwaliteit ter plaatse

In de Wet milieubeheer zijn normen opgenomen voor de concentraties van een aantal stoffen in de buitenlucht ter bescherming van de mens. De belangrijkste stoffen zijn PM10 en PM2,5 (fijnstof) en NO2 (stikstofdioxide). De grenswaarde van PM10 en NOx bedraagt 40 µg/m3, van PM2,5 is dat 25 µg/m3.


Bijdrage aan luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen. De Wet maakt een onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).


Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate bijdragen" (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een toevoeging van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit, omdat een dergelijk project per definitie niet boven de 3%-norm komt. Deze kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de Regeling 'niet in betekenende mate bijdragen'.

Planspecifiek

Luchtkwaliteit ter plaatse van het initiatief

Vanuit een goede ruimtelijke ordening is de huidige luchtkwaliteit ter plaatse getoetst met behulp van de NSL Monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl). Door de metingen ter plaatse te toetsen aan de grenswaarden is gekeken of sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Uit metingen van het meest nabij gelegen rekenpunt 731721 (aan de A50 ter hoogte van plangebied) zijn de volgende concentraties naar voren gekomen:

  NO2 (stikstofdioxide)   PM10 
(fijnstof)  
PM2,5 (fijnere fractie van fijnstof)  
Gemeten totale concentratie jaargemiddelde 2020 (µg/m3)   19,1 µg/m3   16,0 µg/m3   9,3 µg/m3  
Grenswaarde concentratie (µg/m3)   40 µg/m3   40 µg/m3   25 µg/m3  

De gemeten concentraties stikstofdioxide en fijn stof liggen ruim onder de gestelde grenswaarden. Met betrekking tot de luchtkwaliteit zijn geen belemmeringen voor onderhavig initiatief.

Bijdrage initiatief

Ten aanzien van de bijdrage aan luchtkwaliteit is het initiatief van geringe omvang (realisatie van één woning) ten opzichte van de benoemde grenswaarde (3%). Op basis van de te verwachten toename aan verkeersbewegingen ten gevolge van het project is te concluderen dat dit project 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een nadere toetsing ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven.

Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect luchtkwaliteit.

4.1.3 Geluid

De mate waarin het geluid het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd:

  • woningen;
  • geluidgevoelige gebouwen, zoals scholen, ziekenhuizen, verzorgings- en verpleeghuizen, psychiatrische instellingen en kinderdagverblijven;
  • geluidsgevoelige terreinen (woonwagenstandplaatsen en bestemde ligplaatsen voor woonschepen).

Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. Binnen deze zones bepaalt het bevoegd gezag de te hanteren grenswaarden. Er geldt een voorkeursgrenswaarde en een bovengrens (hoger mag niet). De Wgh gaat verder onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen. De belangrijkste bronnen van geluidhinder die bij een ruimtelijke ontwikkeling aan de orde kunnen zijn betreffen: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai.

Planspecifiek

De nieuwe starterswoning ligt aan de Wapenvelderkerkweg. Dit is een relatief rustige weg in het buitengebied met een snelheidsregime van maximaal 60 km/u. Door de lage verkeersintensiteiten wordt een akoestisch onderzoek niet noodzakelijk geacht en is dit initiatief uitvoerbaar met betrekking tot het aspect geluid.

4.1.4 Geur

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor milieuvergunningen als het gaat om geurhinder van veehouderijen met landbouwhuisdieren. De Wgv maakt onderscheid in dieren met en dieren zonder een vastgestelde geuremissiefactor. Voor de eerste soort wordt de geurbelasting bij geurgevoelige objecten berekend, voor de tweede gelden minimumafstanden tot dergelijke objecten (ook wel bekend onder de term 'vaste afstandsdieren'). De Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) bepaald in bijlage 1 voor welke dieren geuremissies zijn vastgelegd. Als het (beoogde) veehouderijbedrijf niet in deze regeling wordt genoemd betreft het vaste afstandsdieren.

De Wet geurhinder en veehouderij kent een omgekeerde werking. Dat wil zeggen dat ook bij plannen die woningbouwlocaties mogelijk maken wordt getoetst aan de normen van de Wet geurhinder en veehouderij. Bij ruimtelijke ordeningsplannen moet worden beoordeeld of sprake is van een goed woon- en verblijfklimaat.

Planspecifiek

De dichtstbijzijnde intensieve veehouderij betreft een fokker van kalveren aan de Wapenvelderkerkweg 24B Wapenveld. Gezien de grote afstand tot dit bedrijf (circa 500 m) is geurhinder ter plaatse van het plangebied niet is te verwachten.

Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect geur.

4.1.5 Milieuzonering

Milieuzonering is het aanbrengen van een ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Doel is om bij het opstellen van een ruimtelijk plan een goed en veilig leefklimaat te waarborgen, maar tegelijkertijd ook aan bedrijven voldoende milieuruimte te bieden voor het uitoefenen van hun activiteiten.

De mate waarin bedrijven invloed hebben op hun omgeving is afhankelijk van de aard van de bedrijvigheid en de afstand tot een gevoelige bestemming. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.

Milieuzonering heeft betrekking op aspecten met een ruimtelijke dimensie, zoals geluid, geur, gevaar en stof. De mate van belasting, en daarmee de gewenste aan te houden afstand, kan per aspect en per bedrijfstype en verschillen. In de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is een lijst opgenomen met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Van deze richtafstanden kan worden afgeweken, mits wordt onderbouwd waarom de feitelijke milieuhinder als minder belastend wordt gezien.

Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'.

Planspecifiek

De omgeving van het plangebied bestaat voornamelijk uit woningen waarmee de omgeving is aan te merken als een rustige woonwijk. Het dichtstbijzijnde bedrijf betreft een gemeentelijk gronddepot op 90 m ten zuiden van het plangebied. Dit bedrijf heeft een milieucategorie 3.1 met een maximale richtafstand van maximaal 50 m. De nieuwe woning bevindt zich ver buiten deze contour. Geconcludeerd wordt dat binnen het plangebied vanuit het aspect milieuzonering sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Omliggende bedrijven worden daarbij niet gehinderd in hun bedrijfsvoering als gevolg van de nieuwe woning.

Het initiatief is uitvoerbaar vanuit milieuzonering.

4.1.6 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving die ontstaan door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Hierbij gaat het om risicovolle inrichtingen, transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en buisleidingen.

De verplichting om in een ruimtelijk plan in te gaan op deze risico's komt voort uit het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi), het 'Besluit externe veiligheid transportroutes' (Bevt) en het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' (Bevb). Daarnaast zijn in het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Vuurwerkbesluit veiligheidsafstanden genoemd die moeten worden aangehouden rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting.

De wetgeving richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, en kinderopvang- en dagverblijven, en grote kantoorgebouwen (>1500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn kleinere kantoren en winkels, horeca, parkeerterreinen en bedrijfsgebouwen waarin geen grote aantallen personen aanwezig zijn.

Binnen het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) van 10-6 per jaar en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risicobeleid bestaat uit harde afstandscontouren tussen risicobron en (beperkt) kwetsbaar object. Het wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 per jaar (de kans dat per jaar 1 persoon overlijdt door een ongeluk met een gevaarlijke stof mag niet groter zijn dan 1 op een miljoen). Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij de berekening van het groepsrisico spelen mee de aard en hoeveelheid van de gevaarlijke stoffen en het aantal potentiële slachtoffers.

Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen de PR en/of de invloedsgebieden van het GR. Binnen de 10-6-contour is het realiseren van kwetsbare objecten niet toegestaan.

Planspecifiek

Via de website risicokaart.nl kan voor de locatie worden vastgesteld of er in de directe omgeving inrichtingen, buisleidingen en / of belangrijke transportroutes aanwezig zijn die in het kader van de externe veiligheid van belang zijn. Bijgevoegd een screenshot van die website.

afbeelding "i_NL.IMRO.0246.618ONTWvKerkweg-ON01_0007.png"

Uitsnede risicokaart van de omgeving van het plangebied (bron: risicokaart.nl)

Wagenvoort Vuurwerk B.V.

Ten noorden van het plangebied op een afstand van circa 680 m bevindt zich aan de Kanaaldijk 52 Wagenvoort Vuurwerk B.V. Voor wat betreft de veiligheidsafstanden tot kwetsbare objecten buiten de inrichting geldt een aan te houden veiligheidsafstand van 48 meter. Het plangebied ligt ver buiten deze ricisocontour.

Aardgastransportleiding

Ten westen van het plangebied ligt een hogedruk aardgastransportleiding. Deze buisleiding heeft een druk van 40 bar en een doorsnede van 212 mm waarmee het invloedsgebied van de leiding 95 meter is. De afstand tot deze buisleiding bedraagt ruim 720 m waarmee het plangebied buiten de belemmeringenstrook van 5 meter valt. Daarnaast ligt het plangebied eveneens buiten de 1%-letaliteitscontour van de hogedrukaardgastransportleiding.

Het initiatief is uitvoerbaar vanuit externe veiligheid.

4.2 Water

Water is een belangrijk thema in de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.

Waterbeleid voor de 21e eeuw

De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:

  • vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Indien nodig wordt overtollig water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen niet meer mogelijk is wordt het water afgevoerd.
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.

Waterwet

De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de aloude vergunningstelsels uit de voorheen afzonderlijke waterbeheerwetten zijn gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de watervergunning.

Nationaal Waterplan

Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Dit Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2016-2021 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.

Beleid waterschap Vallei en Veluwe

In het Waterbeheerprogramma 2016 - 2021 heeft waterschap Vallei en Veluwe tactische doelen geformuleerd. Per jaarplan geeft het waterschap concreet invulling aan de daadwerkelijke realisatie van deze doelen. Daarnaast heeft het waterschap de Keur met de Algemene – en Beleidsregels van Waterschap Vallei en Veluwe vastgesteld. Alle handelingen in of nabij een waterstaatswerk worden hieraan getoetst. In de Het Algemene beleidsregels (3e wijziging, 2017) bij de Keur 2013 wordt ten doel gesteld dat een uitbreiding van het verhard oppervlak in principe, vanuit waterhuishoudkundig oogpunt, waterbalans neutraal moet plaatsvinden.

Voor ruimtelijke ontwikkelingen gelden op basis van beleid bovengenoemd beleid de volgende uitgangspunten:

  • Hemelwater wordt op basis van de trits 'vasthouden-bergen-afvoeren' zoveel mogelijk ter plaatse vastgehouden. Wanneer lozen in de bodem redelijkerwijs niet mogelijk is kan geloosd worden op oppervlaktewater. Lozen op de riolering is in principe niet toegestaan;
  • Afvalwater niet zijnde 'schoon' hemelwater aansluiten op het riool;
  • Houdt bij het ontwerp rekening met de gemiddelde hoogste grondwaterstand;
  • De ontwikkeling dient in de gebruiksfase grondwaterneutraal te zijn. Structurele drainage of andere middelen om grondwater af te voeren zijn in principe niet toegestaan;
  • Geen uitlogende materialen gebruiken op plaatsen die in contact kunnen komen met (grond)water;

Er is sprake van een vrijstelling van het compenseren van de toename van verhard oppervlak als de toename minder is dan 1.500 m² in stedelijk gebied. In landelijk gebied geldt deze vrijstelling ook, tenzij de afvoer niet plaatsvindt in een oppervlaktelichaam met de aanduiding 'water met natuurfunctie zijnde Hen-Sed water' op de natuurkaart behorende bij de Algemene Regels van de Keur. Dan is er sprake van een vrijstelling bij een toename van het verhard oppervlak van minder dan 4.000 m².


Watertoets

De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek. De watertoets bestaat uit twee onderdelen:

  • de verplichting aan initiatiefnemers van ruimtelijke plannen om de waterbeheerder vroegtijdig in de planvorming te betrekken, en
  • de verplichting aan initiatiefnemers van ruimtelijke plannen om in hun plan verantwoording af te leggen over de manier waarop omgegaan is met de inbreng van de waterbeheerder. Dit laatste gebeurt doorgaans in de waterparagraaf bij het betreffende plan.

Planspecifiek

Watertoets

Voor dit plan is de digitale watertoets ingevuld, zie bijlage 2. Hieruit blijkt dat er geen (beschermingszones van) beschermde waterkeringen/watergangen in het plangebied liggen.

Grondwaterfluctuatiezone

Het plangebied ligt binnen de grondwaterfluctuatiezone, zoals die door de Provincie Gelderland is bepaald. Dit is een zone langs de flanken van het Veluwemassief, waar de grondwaterstanden naar verwachting op termijn zullen stijgen. Afhankelijk van de verwachtte stijging kan het raadzaam zijn daar nu rekening mee te houden, om daarmee toekomstig grondwateroverlast te voorkomen.

Hemelwater en afvalwater

Om te bepalen of en hoeveel hemelwaterberging er gerealiseerd dient te worden, is het nodig om de toename van het verhard oppervlak te bepalen. De gronden waar de starterswoning met verbouw van de bestaande garage wordt gerealiseerd is in de huidige situatie reeds geheel verhard. Het hemelwater zal op het terrein zelf worden geborgen. Voor de afvoer van het afvalwater wordt aangesloten op de bestaande riolering onder de Wapenvelderkerkweg.

Het initiatief is uitvoerbaar wat betreft het aspect water.

4.3 Ecologie

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. De Wet natuurbescherming beschermt natuurgebieden, inheemse soorten en het bosopstanden in Nederland.

Gebiedsbescherming

In de Wet natuurbescherming worden de zogenoemde Natura 2000-gebieden beschermd. Natura 2000 is de overkoepelende naam voor gebieden die worden beschermd vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden. Natura 2000-gebieden kennen een zogenaamde 'externe werking'. Dit betekent dat ontwikkelingen die buiten de begrenzing van de Natura 2000-gebieden gelegen zijn, ook getoetst moeten worden of er significant negatieve effecten optreden op het betreffende gebied.


Soortenbescherming

Een hoofdstuk in de Wet natuurbescherming regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden. De wet geeft de mogelijkheid aan provincies om voor een bepaald aantal soorten via een verordening een algemene vrijstelling op bepaalde verbodsbepalingen te geven.

Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menige soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.

Planspecifiek

In of in de directe omgeving van het plangebied zijn geen natuurgebieden aanwezig die negatief worden beïnvloed door dit initiatief. Het realiseren van de starterswoning met verbouw van de garage is een dermate beperkt bouwplan dat er geen negatieve effecten te verwachten zijn ten aanzien van stikstofdepositie. Dit geldt zowel voor de aanleg- als de gebruiksfase.

De starterswoning bestaat voor een groot gedeelte uit de verbouw van de bestaande garage. De garage is van relatief recente datum en is in goede staat. De plek waar de bouwwerkzaamheden is voorzien, is reeds geheel verhard. De bestaande beplanting zal daarbij zoveel mogelijk worden gehandhaafd. Er zijn daarmee geen negatieve gevolgen te verwachten ten aanzien (leefgebieden van) beschermde soorten.

Het initiatief is uitvoerbaar wat betreft het aspect ecologie.

4.4 Verkeer

Onderdeel van goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuw project op de verkeersstructuur. De verkeersaantrekkende werking neemt door dit plan niet noemenswaardig toe. In de CROW-publicatie 381: Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie geldt voor een kleine eenpersoonswoning in de rest van de bebouwde kom van een weinig stedelijke gemeente een kengetal van 2,4 verkeersbewegingen per dag. De woning wordt ontsloten op de Wapenvelderkerkweg via een bestaande inrit. De Wapenvelderkerkweg en het aangrenzende wegennet kunnen de beperkte toename goed aan.

Voor het plan wordt aangesloten bij de Parkeernormennota van de gemeente Heerde. Op basis van de parkeernormen uit deze nota dient voor een woning in het middensegment in de rest bebouwde kom 1,8 parkeerplaatsen gerealiseerd te worden. Op het perceel is voldoende ruimte om te voldoen aan deze norm.

Het initiatief is uitvoerbaar wat betreft het aspect verkeer.

4.5 Cultuurhistorie en archeologie

In elk bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.

Cultuurhistorie

Het belang van cultuurhistorie is wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Het Besluit geeft aan dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het bestemmingsplan opgenomen moet worden. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken.

Archeologie

De bescherming van archeologische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen is geregeld in de Erfgoedwet. De essentie van de wettelijke bescherming is dat archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem bewaard blijven. Bij ruimtelijke plannen geldt de verplichting om rekening te houden met bekende en te verwachten archeologische waarden. Indien ingrepen gepaard gaan met een verstoring van de bodem, kan het nodig zijn om nader onderzoek te doen, zodat - waar nodig - de archeologische waarden veiliggesteld kunnen worden en/of het plan aangepast kan worden. De verantwoordelijkheid voor archeologische waarden ligt bij de gemeente.

Op basis van artikel 5.10 van de Erfgoedwet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken.

Planspecifiek

Cultuurhistorie

Op de Cultuurhistorische waardenkaart van de gemeenten Heerde en Hattem is te zien dat er geen cultuurhistorische waarden aanwezig zijn op of in de nabijheid van het plangebied. Met de uitvoering van het initiatief worden geen cultuurhistorische waarden aangetast. De realisatie van het initiatief wordt een starterswoning gerealiseerd ter plaatse van bestaande bebouwing binnen de bestaande stedenbouwkundige structuur.

Archeologie

Op de Archeologische beleidskaart is het plangebied aangeduid als een gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarden. Navolgende afbeelding betreft een uitsnede van de Archeologische beleidskaart Heerde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0246.618ONTWvKerkweg-ON01_0008.png"

Uitsnede Archeologische beleidskaart Heerde

De bijbehorende regels stellen dat een archeologisch onderzoek nodig is bij bouwwerkzaamheden groter dan 100 m² en dieper dan 40 cm. De voorgenomen uitbreiding van het vloeroppervlak omvat circa 49 m², waarmee de grondwerkzaamheden ruim onder de gestelde grens blijven. Het uitvoeren van een archeologisch onderzoek is niet nodig.

Het initiatief is uitvoerbaar wat betreft het aspect cultuurhistorie en archeologie.

4.6 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.

Planspecifiek

De ontwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer. Hiertoe zal de gemeente voorafgaand aan de planologische procedure met de initiatiefnemer een exploitatieovereenkomst afsluiten. Voor de realisatie van het plan hoeft de gemeente geen investering te doen. De kosten die door de gemeente gemaakt worden voor het voeren van de planologische procedure zijn verrekend in de leges. Eventuele extra gemeentelijke kosten worden gedekt door de exploitatieovereenkomst.

Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd kan worden dat het plan economisch uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 5 Procedure

5.1 Inspraak en overleg

Inspraak

Dit plan met een beperkte reikwijdte is niet voor inspraak ter visie gelegd. De directe buren zijn op de hoogte van dit plan.

Overleg

Dit plan is in het kader van het wettelijk overleg niet toegezonden aan de provincie omdat geen sprake is van een bovenlokaal belang, aangezien het om de ontwikkeling van slechts één woning gaat.

5.2 Van ontwerp naar vaststelling

De omgevingsvergunning is voorbereid met toepassing van een uitgebreide procedure ex artikel 2.12 lid 1 onder a sub 3° Wabo juncto artikel 3.10 Wabo. Het ontwerpbesluit met bijbehorende stukken zal als ontwerp voor een termijn van zes weken ter inzage liggen. Een ieder kan hierop zienswijzen indienen. Bij het vaststellingsbesluit wordt hierop nader ingegaan.