direct naar inhoud van Artikel 4 Wonen
Plan: Agrarisch gebied, 65e herziening (De Steeg 18-18a en De Steeg ong.)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0246.00000854-va02

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor woningen, bijgebouwen, erven, tuinen en bostuinen, met de daarbij behorende andere bouwwerken.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Bouwen van woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. woningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de bebouwingsgrenzen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximaal aaneen te bouwen wooneenheden' mogen uitsluitend halfvrijstaande en/of geschakelde hoofdgebouwen worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximaal aaneen te bouwen wooneenheden' bedraagt het aantal wooneenheden maximaal het aangegeven aantal wooneenheden;
  • d. de bebouwing moet voldoen aan de aanwijzingen op de plankaart; daar waar op de plankaart geen maximale goothoogte en nokhoogte is aangegeven mag deze niet meer bedragen dan respectievelijk 3,50 en 8 meter;
  • e. in afwijking van het gestelde onder sub a mogen de bebouwingsgrenzen worden overschreden ten behoeve van ondergeschikte bouwwerken mits de uitbouw ten opzichte van de gevel van de woning niet meer bedraagt dan 1,50 meter, de breedte niet meer bedraagt dan 2/5 deel van de gevelbreedte van de woning en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder bedraagt dan 1,50 meter;
  • f. de inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 500 m³, de oppervlakte niet meer dan 150 m²; voor zover een woning op het tijdstip van het in ontwerp ter visie leggen van het plan een grotere inhoud heeft geldt die inhoud als maximum.

4.2.2 Bijgebouwen en carports

Voor het bouwen van bijgebouwen en carports gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen en carports mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de bebouwingsgrenzen en op de als erf aangewezen grond;
  • b. indien een bijgebouw wordt gebouwd op de binnen de bebouwingsgrenzen gelegen grond mag de afstand van de voorgevel van dat bijgebouw tot de lijn waarin de voorgevel van de woning is gebouwd, niet minder bedragen dan 3 meter;
  • c. de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3 meter, de nokhoogte niet meer dan 5 meter;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen en carports mag niet meer bedragen dan 75 m², behoudens beperkingen die voortvloeien uit het bepaalde in sub e;
  • e. burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in sub d. voor een bebouwde oppervlakte van maximaal 100 m², indien deze oppervlakte is bestemd voor hobbyruimte. De maximale oppervlakte per bijgebouw mag niet bedragen dan 75 m²;
  • f. een strook grond, aansluitend aan de achtergevel van de woning, met een breedte van 3/5 deel van de achtergevel en een diepte tot 5 meter achter de achtergevel en een diepte tot 5 meter achter de achtergevel, moet vrij blijven van bebouwing met bijgebouwen en carports;
  • g. daar waar de bouw van een carport op de hiervoor genoemde gronden niet mogelijk is kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen voor de bouw van een carport op de voor tuin aangewezen grond mits:
    • 1. de lijn, die wordt gevormd door het verlengde van de voorgevels van de woning niet wordt overschreden;
    • 2. de oppervlakte van de carport niet meer bedraagt dan 20 m²;
  • h. de goothoogte van een carport mag niet meer bedragen dan 2,50 meter, tenzij de carport aansluit op een bijgebouw met een grotere goothoogte, in welk geval de goothoogte van de carport niet meer mag bedragen dan de goothoogte van dat bijgebouw. De nokhoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter, tenzij het dakvlak ligt in het verlengde van het dakvlak van de woning, in welk geval deze hoogte mag worden overschreden.

4.2.3 Overschrijden van bebouwingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 4.2.1 sub a voor het overschrijden van bebouwingsgrenzen ten behoeve van het anders situeren danwel het vergroten van de woning op voor tuin danwel voor erf aangewezen grond.
Hierbij moeten de volgende bepalingen in acht worden genomen: overschrijden

  • a. het bepaalde in 4.2.1 sub b t/m e is onverminderd van toepassing;
  • b. het overschrijden van bebouwingsgrenzen kan alleen binnen een (denkbeeldig) kader van max. 15 x 15 meter; dit kader moet de bebouwingsgrenzen van de woning omvatten. Daarbij dient de naar de weg gekeerde zijde van genoemd kader samen te vallen met de naar de wegzijde gekeerde bebouwingsgrens;
  • c. de afstand tussen kader en zijdelingse perceels- of bestemmingsgrens mag niet minder dan 4 meter bedragen;
  • d. de afstand tussen een kader en de van de wegzijde afgekeerde perceels- of bestemmingsgrens mag niet minder dan 10 meter bedragen;
  • e. de afstand tussen een kader en een achterliggende bebouwingsgrens of kader voor een andere woning mag niet minder dan 20 meter bedragen;
  • f. vrijstelling wordt niet verleend indien daardoor een situatie zou ontstaan die niet past in het stedenbouwkundige beeld dat met het aangeven van bebouwingsgrenzen wordt beoogd.

4.2.4 Hoogte andere bouwwerken

De hoogte van andere bouwwerken met uitzondering van carports mag niet meer bedragen dan:

  • a. 1 meter op de voor de tuin en bostuin aangewezen grond;
  • b. 2 meter binnen de bebouwingsgrenzen en op de voor erf aangewezen grond,

Van deze bepalingen zijn uitgezonderd:

  • c. pergola's en patio-omheiningen waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 2,50 meter.
  • d. vlaggemasten, lichtmasten en antennes zijn van de hoogtebeperking uitgezonderd met dien verstande dat antennes geen grotere hoogte mogen hebben dan 15 meter.
  • e. burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van de in het vorige lid genoemde maximale hoogte van antennes, zulks ten behoeve van een antenne met een maximale hoogte van 25 meter, indien en voor zover hierdoor geen ernstige verstoring van het stedenbouwkundige en/of landschappelijk beeld optreedt.

4.3 Nadere eisen

De niet bebouwde grond mag uitsluitend als tuin, bostuin of als erf worden gebruikt.

4.4 Wijzigingsbevoegdheid
4.4.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, voor zover de gronden zijn gelegen binnen de bebouwingsgrenzen, het plan wijzigingen teneinde:

  • a. de bouw van een windmolen met overschrijding van de in lid 4.2.4 onder b gegeven maximale hoogtemaat mogelijk te maken, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. uit een daartoe ingesteld onderzoek moet blijken dat geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het omringende woon- en leefklimaat door hinder en dat redelijkerwijs geen gevaars-aspecten zijn te verwachten;
    • 2. de hoogte van een winmolen mag niet meer dan 25 meter bedragen;
    • 3. indien dit in verband met de situering ten opzichte van de weg en/of belende bebouwing danwel met het oog op de bescherming van de landschappelijke waarden ter plaatse wenselijk is zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen te aanzien van de plaats van de windmolen;
    • 4. de afstand tussen de windmolen en de dichtstbijzijnde woning, niet zijnde de woning waarbij de windmolen behoort mag niet minder dan 100 meter bedragen.
  • b. de bouw van een windmolen mogelijk te maken indien dit binnen de bebouwingsgrenzen in verband met windvang niet doelmatig is, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de windmolen mag op een afstand van maximaal 20 meter buiten de bebouwingsgrenzen worden geplaatst;
    • 2. de bepaalde in lid 4.4.1 1 onder a t/m 4 is van overeenkomstige toepassing.

4.4.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in Artikel 10 (Algemene wijzigingsregels).

4.4.3 Wijzigingsprocedure

Bij gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid is de procedure van toepassing als genoemd in Artikel 9 (Algemene procedureregels).