direct naar inhoud van 3.3 Ecologie
Plan: Veesser Enkweg 1 te Veessen
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0246.304HVVVEESSERENKW1-ON01

3.3 Ecologie

Op het gebied van de 'groene' wetten zijn er een drietal wettelijke kaders:

  • a. de Flora- en faunawet;
  • b. de Ecologische hoofdstructuur (EHS);
  • c. de Natuurbeschermingswet.

De Flora- en faunawet regelt de bescherming van in het wild levende planten en dieren. Dat gebeurt via de bescherming van individuele soorten en de toepassing van de algemene zorgplicht. De Ecologische hoofdstructuur is niet relevant voor de beoogde ontwikkeling aangezien het plangebied niet in of nabij gebieden ligt die begrensd zijn als Ecologische hoofdstructuur. De Natuurbeschermingswet 1998 is niet relevant voor de beoogde ontwikkeling aangezien het plangebied niet in of nabij een Natura 2000-gebied of Beschermd natuurmonument ligt.

Op grond van bovenstaande is onderzoek gedaan in hoeverre de Flora- en faunawet een belemmering is voor het plan. De resultaten van het onderzoek zijn beschreven in een rapport (Quickscan natuurwaarden Veesser Enkweg 1 te Veessen, projectnr. 238908, revisie 00, 21 maart 2011, Oranjewoud). Het rapport is als bijlage 3 bijgevoegd. De resultaten worden hieronder samengevat weergegeven.

Broedvogels

In en nabij het plangebied komen broedvogels voor. Het verwijderen van bomen en struiken dient buiten het broedseizoen (15 maart – 15 juli) te worden uitgevoerd. Ook de overige werkzaamheden worden bij voorkeur buiten het broedseizoen uitgevoerd. Als dit niet mogelijk is dan is het aan te bevelen om de overige werkzaamheden, voor het broedseizoen te starten, zodat verstoringsgevoelige soorten hier niet gaan broeden. De werkzaamheden kunnen dan wel in het broedseizoen voortgezet worden. In de omgeving van de planlocaties is voldoende alternatief broedbiotoop aanwezig.

Steenmarter

De middelzwaar beschermde Steenmarter kan foeragerend op de planlocatie worden aangetroffen. De volgende mitigerende maatregelen dienen te worden genomen:

  • slopen van bebouwing en verwijderen beplanting niet in de meest kwetsbare periode voor de Steenmarter. Deze periode loopt van half februari tot september.
  • de sloop en het verwijderen van de beplanting mag niet tegelijk plaats vinden, maar dient gefaseerd te worden uitgevoerd. Door minimaal enige dagen tussen het verwijderen van de beplanting en de sloop van de bebouwing te houden krijgen soorten, waaronder de Steenmarter, de kans om te vluchten.
  • bij de sloopwerkzaamheden en het verwijderen van de beplanting dient een kant op te worden gewerkt en moeten vluchtroutes voor soorten beschikbaar blijven.
  • Wanneer er Steenmarters of andere soorten worden aangetroffen tijdens de werkzaamheden dient een deskundige (ecoloog) te worden ingeschakeld.

Wanneer deze maatregelen worden genomen, zijn negatieve effecten op het foerageergebied van de Steenmarter uitgesloten en is het aanvragen van een ontheffing ex. art. 75 Flora- en faunawet niet noodzakelijk.

Vleermuizen

De planlocatie is niet geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen. Wel zal de tuin rondom de woning gebruikt kunnen worden door meer algemeen voorkomende vleermuizen als foerageergebied. Het betreft soorten als gewone dwergvleermuis en laatvlieger en rosse vleermuis. De volgende mitigerende maatregelen dienen te worden genomen:

  • De sloop vindt bij voorkeur plaats in de periode september tot half oktober (dit sluit aan bij de meest geschikte werkperiode voor de Steenmarter en Broedvogels).
  • Bij de sloopwerkzaamheden en het verwijderen van de beplanting dient een kant op te worden gewerkt en moeten vluchtroutes voor soorten beschikbaar blijven.
  • Wanneer er vleermuizen of andere soorten worden aangetroffen tijdens de werkzaamheden dient een deskundige (ecoloog) te worden ingeschakeld.

Wanneer de beschreven mitigerende maatregelen worden genomen, zijn negatieve effecten op foeragerende vleermuizen uitgesloten en is het aanvragen van een ontheffing ex. art. 75 Flora- en faunawet niet noodzakelijk.

Overige soorten

Verder zijn uitsluitend negatieve effecten te verwachten op tabel 1 soorten (enkele zoogdieren) van de Flora- en faunawet. Omdat het gaat om tabel 1 soorten (waarvoor een vrijstelling geldt voor ruimtelijke ontwikkeling zoals genoemd in deze natuurtoets) behoeft voor deze soorten geen ontheffing te worden aangevraagd.