direct naar inhoud van Artikel 3 Wonen - Landhuis
Plan: Veenweg 12
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0246.803BUWHVeenweg12-VA01

Artikel 3 Wonen - Landhuis

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Landhuis' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • 1. het wonen in, binnen gronden met een parkachtige aanleg gesitueerde, aanzienlijke woningen in de zin van landhuizen;
  • 2. een aan-huis-gebonden beroep;
  • 3. bedrijfsactiviteiten aan huis die hierna bij het desbetreffende adres zijn aangeven:
    adres   bedrijfsactiviteit  
    Veenweg 12   Galerie tot 100 m² en beeldentuin  
  • 4. rustpunten ten behoeve van dagrecreanten;
  • 5. agrarische hobbybedrijven;
  • 6. bestaande legaal aanwezige inwoonsituaties;

met daarbij behorende gebouwen, andere-bouwwerken, tuinen en erven, met dien verstande dat de gronden mede zijn bestemd voor landschappelijke inpassing.

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen - Landhuis' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

3.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd met inachtneming van het beginsel van bebouwingsconcentratie en met inachtneming van het bepaalde in Artikel 7 Algemene bouwregels.

3.2.2 Hoofdgebouwen in casu landhuizen

Voor hoofdgebouwen in casu landhuizen gelden de volgende bepalingen:

  • 1. per bestemmingsvlak mag niet meer dan één woning c.q. landhuis worden gebouwd;
  • 2. woningen c.q. landhuizen dienen vrijstaand te worden gebouwd;
  • 3. bij herbouw, verbouw en uitbreiding van een woonhuis mogen de huidige gevels, uitgezonderd de voorgevel, met niet meer dan 10 m overschreden worden, waarbij de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 5 m mag bedragen, mits daardoor de omliggende (agrarische) bedrijven niet worden gehinderd in hun bedrijfsvoering;
  • 4. de oppervlakte mag niet minder dan 200 m² en niet meer dan 400 m² bedragen;
  • 5. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m;
  • 6. de hoogte mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • 7. de dakhelling mag niet minder dan 30° en niet meer dan 60° bedragen.
3.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken de volgende bepalingen gelden:

  • 1. de goothoogte en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m respectievelijk 6 m;
  • 2. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een woning mag niet meer bedragen dan 250 m²;
  • 3. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 1 m bedragen, of niet minder dan de bestaande afstand indien die minder bedraagt.
3.2.4 Andere-bouwwerken

Voor andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • 1. indien zij vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • 2. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedragen.
3.3 Nadere eisen

Artikel 14 (Nadere eisen) is van toepassing.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Bevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in:

  • 1. 3.2.3 onder 1 voor wat betreft het bouwen achter de voorgevel, met dien verstande dat het bepaalde in artikel 7.1 (bebouwingsgrenzen) in acht wordt genomen;
  • 2. 3.2.2 onder 3 ten behoeve van het verplaatsen van het hoofdgebouw binnen het bestemmingsvlak.
3.4.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in Artikel 10 Algemene afwijkingsregels.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in Artikel 8 Algemene gebruiksregels, wordt in ieder geval gerekend:

  • 1. het gebruik van gronden en opstallen voor een (aan huis gebonden) bedrijf;
  • 2. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor doeleinden van zelfstandige bewoning;
  • 3. het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor recreatieve bewoning;
  • 4. het gebruik van gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen;
  • 5. het gebruik van gronden en opstallen voor detailhandel anders dan detailhandel ten dienste van de beeldentuin;
  • 6. het gebruik ten behoeve van de opslag en reparatie van beelden anders dan de ten toon te stellen beelden.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Bevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in:

  • 1. 3.5.1 onder 1, ten behoeve van aan huis gebonden bedrijven als genoemd in categorie 1 van de lijst van bedrijven, dan wel activiteiten die naar aard en omvang gelijk zijn te stellen met de aangegeven categorie van activiteiten, niet zijnde detailhandel, met dien verstande dat:
    • a. ten hoogste 50 m², waarbij zowel de woning als de vrijstaande bijbehorende bouwwerken wordt aangewend voor aan huis gebonden bedrijven;
    • b. geen sprake mag zijn van een onevenredig nadelige uitstraling op de woonomgeving, waaronder in elk geval begrepen een onevenredig zware belasting van de verkeersafwikkeling en de parkeercapaciteit;
    • c. parkeren plaats dient te vinden op eigen terrein;
    • d. activiteiten respectievelijk inrichtingen waarvoor op grond van de Wet milieubeheer een vergunning is vereist, niet zijn toegestaan;
    • e. uitsluitend eigenaar/ gebruiker van de woning de bedrijfsmatige activiteiten mag uitoefenen;
    • f. detailhandel uitsluitend in zelf geproduceerde producten is toegestaan.
3.6.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in Artikel 10 Algemene afwijkingsregels.