direct naar inhoud van Artikel 4 Wonen - 1
Plan: Buitengebied, Zuidwendigeweg 3
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0269.BG103-VG01

Artikel 4 Wonen - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor
      • een aan-huis-verbonden beroep of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit;
      • mantelzorg.
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

met de daarbij behorende:

  • c. andere werken;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde;
  • e. erven en tuinen.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a. als hoofdgebouw mag binnen het bouwvlak uitsluitend een vrijstaande woning worden gebouwd;

b. per bouwvlak mag niet meer dan één woning worden gebouwd;

c. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis verbonden beroep en/of een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit, mag niet meer bedragen dan 40% van de totale gebruiksoppervlakte van de woning inclusief de bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een maximum van 100 m2;

e. een kelder mag in niet meer dan één bouwlaag worden gebouwd waarbij de kelder niet wordt betrokken bij het bepalen van de maximale inhoudsmaat van de woning;

f. de maatvoering van het hoofdgebouw dient te voldoen aan de eisen die in de onderstaande tabel zijn gesteld:

Maximale
Goothoogte
Maximale
nokhoogte
Maximale
inhoud
Bestaand Bestaand Bestaand

g. op het bouwperceel dient voldoende ruimte te worden gereserveerd voor ten minste twee parkeerplaatsen per woning.

4.2.2 Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op een bouwperceel gelden de volgende regels:

a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen ten minste 1,00 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan te worden gebouwd;

b. de maatvoering van de aan- en uitbouwen, van de bijgebouwen en van de overkappingen dient te voldoen aan de eisen die in de onderstaande tabel zijn gesteld:

Maximale
goothoogte
gebouwen
Maximale
bouwhoogte
gebouwen
Maximale bouwhoogte overkap-pingen Maximale gezamenlijke oppervlakte
3,5 meter 6 meter 3 meter 260 m2

4.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer dan 3,00 meter bedragen;

b. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen gelegen achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 2,00 meter bedragen;

c. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen gelegen voor de achtergevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, mag bij hoekwoningen niet meer dan 1,00 meter bedragen;

d. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen gelegen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 1,00 meter bedragen;

e. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6,00 meter bedragen;

f. er mag geen niet-perceelgebonden handelsreclame worden geplaatst;

g. er mogen geen lichtmasten en omheiningen ten behoeve van een paardenbak worden geplaatst.

4.3 Nadere eisen

4.3.1 Het college kan nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing ten behoeve van:

a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

b. een goede woonsituatie;

c. de milieusituatie;

d. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

e. de sociale veiligheid;

f. de verkeersveiligheid.

4.3.2 Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen op grond van artikel 4, lid 3 sub 1 is de volgende procedure van toepassing:

a. een voorgenomen nadere eis ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;

b. het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of meer dag- en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;

c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;

d. gedurende de in artikel 4, lid 3 sub 2 onder a vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.

4.4 Afwijken van de bouwregels

1. Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 1 sub a en toestaan dat een bed en breakfast voorziening in een woning mag worden aangebracht, mits tevens de omgevingsvergunning in artikel 5 lid 6 sub 2 is verleend.

2. Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 2 sub 3 onder g en toestaan dat er een omheining met een bouwhoogte van maximaal 1,50 meter ten behoeve van een paardenbak wordt gebouwd, mits tevens de omgevingsvergunning in artikel 4 lid 6 sub 3 is verleend.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wet

algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:

a. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;

b. het gebruik van de gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen, anders dan voor eigen gebruik gedurende een periode van maximaal vier weken per jaar;

c. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van detailhandel;

d. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting of prostitutie;

e. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van niet-perceelgebonden handelsreclame;

f. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;

g. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor bedrijvigheid anders dan voor een aan-huis-verbonden beroep en/of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit;

h. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor de opslag en voor de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;

i. het gebruik van de gronden voor een paardenbak, waarbij de afstand van een paardenbak tot de zijdelingse perceelgrens minder dan 5,00 meter bedraagt;

j. het gebruik van de gronden voor een paardenbak waarbij de afstand van een paardenbak tot een bouwperceel met een gevoelige functie, minder dan 50,00 meter bedraagt;

k. het gebruik van de gronden voor meer dan één paardenbak per bouwperceel;

l. het gebruik van de gronden voor een paardenbak waarvan de oppervlakte meer dan 1.800 m2 bedraagt;

m. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor een aan-huis-verbonden beroep en/of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit, indien:

      • het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning;
      • de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van de totale gebruiksoppervlakte van de woning en van de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen en/of de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 100 m2;

n. het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en schroot;

o. het gebruik van een woning en van de daarbij behorende bebouwing door meer dan één afzonderlijk huishouden;

p. het kennelijk ten verkoop opslaan en stallen van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;

q. het storten van afvalstoffen en van vuil.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

1. Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 5 van het onderhavige bestemmingsplan, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

2. Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 5 sub f en artikel 4 lid 5 sub o en toestaan dat een bed en breakfast voorziening gerealiseerd kan worden, waarbij:

a. de bed en breakfast voorziening uitsluitend mag worden geëxploiteerd door de bewoner(s) van het perceel;

b. de oppervlakte voor de bed en breakfast voorziening niet meer mag bedragen dan 40% van de gebruiksoppervlakte van de woning, waarbij de gebruiksvloeroppervlakte voor een bed en breakfast voorziening niet meer dan 110 m2 mag bedragen;

c. onder de gebruiksvloeroppervlakte voor een bed en breakfast voorziening vallen bad-, douche-, en toiletruimte(n) die niet gedeeld worden met de bewoner(s), slaapkamer(s) en een gemeenschappelijke ruimte waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 30 m2, zonder een separate kookvoorziening;

d. op eigen terrein dient per kamer voldoende ruimte te worden gereserveerd voor minimaal één parkeerplaats, waarbij de afstand tussen de parkeerplaats(en) en de perceelgrens ten minste 10,00 meter dient te bedragen;

e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

      • het bebouwingsbeeld;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
      • de milieusituatie;
      • de verkeersveiligheid;
      • de woonsituatie.

3. Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 5 sub j en toestaan de afstand van een paardenbak tot een bestemmingsvlak met een gevoelige functie te verkleinen tot niet minder dan 5,00 meter, mits:

a. de noodzaak daartoe kan worden aangetoond;

b. een beplantingsstrook bestaande uit gebiedseigen boom- en struiksoorten al dan niet in combinatie met een aarden wal wordt aangelegd;

c. voorzieningen worden getroffen ter voorkoming van stofoverlast;

d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

      • het bebouwingsbeeld;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
      • de landschappelijke waarden;
      • de milieusituatie;
      • de natuurlijke waarden;
      • de woonsituatie.