1. Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
a. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersintensiteit en/of de verkeersveiligheid daartoe aanleiding geven;
b. de bestemmingsregels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en ten behoeve van ontvang-, sirene- en/of zendmasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40,00 meter.
2. Een in artikel 9 sub 1 vermelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;