Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Buitengebied, Westerweg 14
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0269.BG115-VG01

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een landbouwmechanisatiebedrijf; 
  2. één bedrijfswoning;
  3. een en ander met dien verstande dat gebruik van de gronden ten behoeve van bovengenoemde doeleinden niet is toegestaan zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het inrichtingsplan, welke als bijlage bij de regels is gevoegd, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing, een en ander ter beoordeling van het college;
met daaraan ondergeschikt:
  1. productiegebonden detailhandel;
met de daarbij behorende:
  1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning; 
  2. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde; 
  3. erven, terreinen en tuinen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. (ontsluitings)wegen, paden en straten;
  6. inpandige opslag van goederen ten dienste van het op het bouwperceel gevestigde bedrijf;
  7. parkeervoorzieningen;
  8. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder retentievoorzieningen en waterberging.

4.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen van de in artikel 4 lid 1 sub a, artikel 4 lid 1 sub b, en artikel 4 lid 1 sub e vermelde gebouwen en overkappingen gelden per bestemmingsvlak de volgende regels:
    1. er mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen en overkappingen worden gebouwd ten behoeve van de in artikel 4 lid 1 sub a toegestane bedrijfsactiviteit; 
    2. de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen bij een bedrijfswoning dienen ten minste 1,00 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan te worden gebouwd;
    3. de afstand van de bedrijfswoning ten opzichte van de as van de weg mag niet minder dan de bestaande afstand bedragen;
    4. de bedrijfsgebouwen en de overkappingen dienen ten minste 1,00 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan te worden gebouwd;
    5. de maatvoering van de gebouwen en van de overkappingen dient te voldoen aan de eisen die in de onderstaande tabel zijn gesteld:
      Functie bebouwing
      Maximale goothoogte in meters
      Maximale bouwhoogte in meters
      Maximale gezamenlijke (bedrijfsvloer)-oppervlakte
      Maximale inhoud per woning
      Bedrijfsgebouw en overkapping
      5,00
      10,00
      620 m2 
       -
      Bedrijfswoning
      4,50
      8,00
      -
       600 m3
      Aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en een zwembad bij de bedrijfswoning
      3,50
      6,00
      100 m2 
    6. een kelder mag in niet meer dan één bouwlaag worden gebouwd waarbij de kelder niet wordt betrokken bij het bepalen van de maximale inhoudsmaat van de bedrijfswoning;
    7. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en van de overkappingen mag niet meer bedragen dan de in bovenstaande tabel vermelde gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte;
    8. indien de goothoogte, de bouwhoogte, de gezamenlijke oppervlakte en/of de inhoud meer bedraagt dan in bovenstaande tabel is vermeld, mogen deze niet meer bedragen dan de bestaande maatvoering;
    9. De bouw van de in artikel 4 lid 1 sub a, artikel 4 lid 1 sub b, en artikel 4 lid 1 sub e vermelde gebouwen en overkappingen is niet toegestaan zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het inrichtingsplan, welke als bijlage bij de regels is gevoegd, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing, een en ander ter beoordeling van het college; 
  2. Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen achter de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 2,50 meter bedragen;
    2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen voor de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 1,50 meter bedragen;
    3. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 8,00 meter bedragen;
    4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer dan 10,00 meter bedragen; 
    5. er mogen geen magazijnstellingen buiten de gebouwen worden geplaatst;
    6. er mag geen niet-perceelgebonden handelsreclame worden aangebracht.

4.3 Nadere eisen

Het college kan nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:
  1. de archeologische waarden;
  2. de cultuurhistorische waarden;
  3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  4. de geomorfologische waarden;
  5. een goede woonsituatie;
  6. de landschappelijke waarden;
  7. de milieusituatie;
  8. de natuurlijke waarden;
  9. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  10. de sociale veiligheid;
  11. de verkeersveiligheid.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:
  1. buitenopslag van goederen;
  2. de opslag en/of de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  3. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
  4. het gebruik van de bedrijfswoning anders dan ten behoeve van het bedrijf;
  5. het gebruik van de bedrijfswoning en van de daarbij behorende bebouwing door meer dan één afzonderlijk huishouden;
  6. het gebruik van de gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen;
  7. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel met een gebruiksoppervlakte van de gebouwen van niet meer dan 100 m2;
  8. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;
  9. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor andere bedrijven dan op grond van artikel 4 lid 1 sub a zijn toegestaan, tenzij toepassing is gegeven aan artikel 4 lid 5 sub 3;
  10. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor een seksinrichting of prostitutie;
  11. het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en/of schroot anders dan krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden; 
  12. het kennelijk ten verkoop opslaan en stallen van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen, anders dan krachtens de bestemming toegelaten verkoop;
  13. het opdelen van een reeds bestaand bouwperceel in meerdere bouwpercelen;
  14. het storten van afvalstoffen en van puin.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

  1. Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 4 van het onderhavige bestemmingsplan, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
  2. Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 1 sub a en toestaan dat er bij beëindiging van de huidige bedrijfsactiviteiten, een caravanstalling wordt gevestigd, mits: 
    1. de aanwezige woonfunctie bij het bedrijf wordt gehandhaafd;
    2. de bedrijfsvestiging plaatsvindt binnen de bestaande oppervlakte aan gebouwen;
    3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
      • het bebouwingsbeeld;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
      • de landschappelijke waarden;
      • de milieusituatie; 
      • de natuurlijke waarden;
      • de woonsituatie.
  3. Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 4 sub m en toestaan dat een (bestaand) bedrijfsperceel in meerdere bedrijfspercelen wordt opgedeeld, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    1. de bedrijfssituatie;
    2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    3. de milieusituatie;
    4. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    5. de verkeersveiligheid;
    6. de woonsituatie.