direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied, Herstelplan 2018
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0269.BG118-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Voor vier percelen aan de Zomerdijk nabij de kern Noordeinde en het perceel Eekterweg 14 nabij de kern Oosterwolde in de gemeente Oldebroek blijkt dat een herstelactie op het bestemmingsplan moet worden uitgevoerd.

Deze hersteloperatie is noodzakelijk om de volgende redenen:

  • 1. Uit een planschadeverzoek voor het perceel Eekterweg 14 volgt dat de regels de bouw van meerdere woningen op het perceel mogelijk zouden maken. De bedoeling was dat er maximaal 1 woning gebouwd zou worden. Uit de gevraagde herstelactie moet ondubbelzinnig blijken dat er maar 1 woning is toegestaan. De herstelactie moet worden gezien als compensatie in natura voor de verzoeker van de planschade.
  • 2. Bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State was voor vier percelen aan de Zomerdijk beroep ingesteld tegen de opgenomen bestemming “Natuur-3”. Het beroep is gegrond verklaard en het bestreden besluit is voor deze percelen vernietigd (uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 31 augustus 2011, nr. 20100127). Daarmee wordt voor deze percelen teruggevallen op de bestemmingen uit het bestemmingsplan Buitengebied Oosterwolde.

1.2 Onderdelen van het bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan omvat een toelichting, regels en een verbeelding. Naast deze inleiding, komt in hoofdstuk 2 de beschrijving van de bestaande situatie aan bod. In hoofdstuk 3 volgt een beschrijving van de relevante beleidskaders van de overheden, terwijl in hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de randvoorwaarden en de milieuaspecten. Hoofdstuk 5 is gewijd aan de juridische opzet van dit plan. De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan worden behandeld in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 worden de onderdelen overleg en zienswijzen behandeld.

Het hoofdonderdeel regels wordt verdeeld in een viertal hoofdstukken: inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en overgang-/slotregels.

De regels en de verbeelding vormen de juridisch verbindende elementen van het bestemmingplan.

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

2.1 Ligging plangebied en geldende bestemmingsplannen

Het plangebied voor het herstelplan omvat 5 percelen, die vervat worden in 4 deelgebieden. Hieronder zijn 4 luchtfoto's met een beschrijving van de globale ligging van de betreffende percelen opgenomen alsmede een uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan.

  • 1. Deelgebied Eekterweg 14 Oosterwolde

Het deelgebied ligt ten zuiden van de Eekterweg, ter hoogte van de aansluiting met de Westerweg ten westen van het dorp Oosterwolde. Op het perceel staat een voormalig agrarisch bedrijfsgebouw. Andere bebouwing is niet aanwezig. De gronden en het voormalig agrarisch bedrijfsgebouw werden gebruikt voor agrarische doeleinden. Het rood omlijnde gebied betreft het toekomstige woonperceel. De overige gronden, die blauw omlijnd zijn, betreffen agrarische gronden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.BG118-VG01_0001.png"

Afb.1: Luchtfoto: Globale Ligging deelgebied (rood en blauw omlijnd) aan de Eekterweg 14

Voor het deelgebied Eekterweg 14 geldt het bestemmingsplan Buitengebied, Eekterweg 14 te Oosterwolde, vastgesteld 02-06-2016.

Het bestemmingsplan Buitengebied, Eekterweg 14 te Oosterwolde

De gronden van het betreffende perceel zijn bestemd voor 'Wonen' en 'Agrarisch' met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Zie volgende verbeelding met de (dubbel)bestemmingen.


 afbeelding "i_NL.IMRO.0269.BG118-VG01_0002.png"


Afb. 2: Begrenzing plangebied (bron: www.gelderland.nl)


Wonen (Artikel 4)

Binnen de bestemming mag één nieuwe woning worden gebouwd. De inhoud van deze woning mag niet meer bedragen dan 600 m3. Verder is bepaald dat de woning tevens benut mag worden voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, mits dat beperkt blijft tot maximaal 40 % van de vloeroppervlakte met een maximum van 100 m2.


Het hoofdgebouw van de woning mag uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd. De bijgebouwen mogen ook op het aansluitende terrein worden gebouwd. De oppervlakte van de bijgebouwen per woning bedraagt maximaal 100 m2. De maximale bouw- en goothoogte van de gebouwen zijn in de regels vastgelegd.


De hoogte van erfafscheidingen mag op de gronden die achter de voorgevel van de woning liggen niet meer bedragen dan 2 meter.


In de specifieke gebruiksregels is een uitgebreide beschrijving opgenomen van de verschillende vormen van verboden gebruik.


Waarde - Archeologie (Artikel 5)

Omdat alle gronden binnen het onderhavige plangebied een middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben, hebben zij de (dubbel)bestemming 'Waarde - Archeologie gekregen, om te voorkomen dat men bij bodemverstorende activiteiten voor verrassingen komt te staan wat betreft archeologische waarden. Daarom is het bodemarchief beschermd door deze (dubbel)bestemming waarbij voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een omgevingsvergunning noodzakelijk is.

  • 2. Drie deelgebieden aan de Zomerdijk

Algemene beschrijving

Het noordelijk deel van de Randmeerkust - waar de drie deelgebieden zijn gesitueerd - is een waddengebied geweest met strandwallen, veenvorming en zeeklei. Regelmatig overstroomde dit gebied. Op een gegeven moment is men begonnen met het bedijken. De oudste zeeweringen zijn de Winterdijk en de Woldweg. Voor de aanleg van de Zomerdijk is dijkrecht verleend in 1359 door de Hertog van Gelre. De Zomerdijk werd aangelegd in 1369. Toch bleven de overstromingen plaatsvinden, tot de aanleg van de Afsluitdijk. Veel boerderijen zijn dan ook op huisterpen gebouwd en waren geconcentreerd langs de wegen die aangelegd werden op de hogere delen. De verkaveling is overwegend in de vorm van slagen. Er komen ook blokvormen voor. De begroeiing bestaat met name uit bomen die als erfbeplanting zijn aangelegd. Langs de perceelranden van de akkers zijn hier en daar iepen, populieren of wilgen geplant.

In dit deelgebied liggen de drie deelgebieden langs en nabij de Zomerdijk. Het gaat hierbij om de percelen kadastraal bekend gemeente Oldebroek, sectie AA nummer 21 en 22, sectie AB nummer 6 en sectie AA nummer 344.

Het bestemmingsplan Buitengebied, Oosterwolde is van toepassing op de drie deelgebieden nabij de Zomerdijk. Dit plan is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van Oldebroek op 27 september 1988, onder nummer 881988/2 en (gedeeltelijk) goedgekeurd is door Gedeputeerde Staten van Gelderland op 27 april 1989, onder nummer RO88.33603-ROV/G5218.

  • Deelgebied nabij Zomerdijk met de percelen sectie AA, nummers 21 en 22

De twee agrarische percelen aan de Geldersesluis, kadastraal bekend als gemeente Oldebroek, sectie AA, nummers 21 en 22 zijn voorzien van de bestemming “Agrarisch poldergebied” en daarmee bestemd voor één of meer vormen van agrarisch grondgebruik ten dienste van overwegend functioneel grondgebonden agrarische bedrijven. Aanwezige landschapswaarde (m.n. de grote openheid en de karakteristieke kavelstructuur) moet worden behouden, beheerd of worden hersteld. Gebouwen mogen niet worden gebouwd. Andere (bouw)werken zijn niet toegestaan, of alleen met een omgevingsvergunning.

Op de volgende afbeelding is een luchtfoto en een uitsnede opgenomen van de verbeelding Bestemmingsplan Buitengebied Oosterwolde waarop de ligging van het deelgebied is weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.BG118-VG01_0003.png"

Afb. 3: Luchtfoto en uitsnede verbeelding percelen sectie AA, nummers 21 en 22

  • Deelgebied nabij Zomerdijk met het perceel sectie AA nr. 344

Het agrarisch perceel nabij de Zomerdijk, kadastraal bekend als gemeente Oldebroek, sectie AA, nummer 344 is voorzien van de bestemming “Agrarisch waardengebied” en daarmee bestemd voor één of meer vormen van agrarisch grondgebruik ten dienste van overwegend functioneel grondgebonden agrarische bedrijven. Aanwezige landschapswaarde (m.n. de karakteristieke openheid) moet worden behouden, beheerd of worden hersteld. Gebouwen mogen niet worden gebouwd. Andere (bouw)werken zijn niet toegestaan, of alleen met een omgevingsvergunning. Het perceel is tevens voorzien van de dubbelbestemming “Leidingzone” en daarmee mede bestemd voor het aanleggen van leidingen ten behoeve van het vervoer van ruwe olie, chemische producten en gassen. Opgemerkt wordt dat deze leidingzone niet meer is opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied 2007.

Op de volgende afbeelding is een luchtfoto en een uitsnede opgenomen van de verbeelding Bestemmingsplan Buitengebied Oosterwolde waarop de ligging van het deelgebied is weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.BG118-VG01_0004.png"

Afb. 4: Luchtfoto en uitsnede verbeelding

  • Deelgebied nabij Zomerdijk met het perceel sectie AB nr. 6

Het agrarisch perceel nabij de Zomerdijk, kadastraal bekend als gemeente Oldebroek, sectie AB, nummer 6 is voorzien van de bestemming “Agrarisch poldergebied met natuurwaarde” en daarmee bestemd voor weidebouw. Aanwezige landschapswaarde (m.n. de grote openheid en de karakteristieke kavelstructuur) moet worden behouden, beheerd of worden hersteld. Gebouwen mogen niet worden gebouwd. Andere (bouw)werken zijn niet toegestaan, of alleen met een omgevingsvergunning.

Op de volgende afbeelding is een luchtfoto en een uitsnede opgenomen van de verbeelding Bestemmingsplan Buitengebied Oosterwolde waarop de ligging van het deelgebied is weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.BG118-VG01_0005.png"

Afb. 5: Luchtfoto en uitsnede verbeelding perceel sectie AB nr. 6

Op de volgende afbeelding is een deel van de legenda van het bestemmingsplan Buitengebied Oosterwolde opgenomen. Deze legenda heeft betrekking op de hiervoor opgenomen uitsneden van de verbeelding behorende het bestemmingsplan Buitengebied Oosterwolde

 afbeelding "i_NL.IMRO.0269.BG118-VG01_0006.png"

Afb. 6: Legenda behorende bij hierboven weergegeven bestemmingsplankaartuitsneden

Hoofdstuk 3 Beleid

Ingevolge artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt in dit hoofdstuk een beschrijving gegeven relevante feiten en af te wegen belangen. Ingegaan wordt op het beleid van rijk, provincie en gemeente. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de onderzoeksaspecten.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (hierna: SVIR) van kracht geworden. De SVIR actualiseert het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid als gevolg van nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen. De SVIR geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op Rijksniveau en heeft de Nota Ruimte vervangen.

In de SVIR kiest het Rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. De bescherming en de uitvoering van nationale belangen worden in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening nader geregeld. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (hierna: het Barro), beter bekend als de AmvB Ruimte, zijn de nationale belangen uit de SVIR opgenomen die juridische borging vereisen. Het Barro is gericht op de doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. De volgende nationale belangen zijn relevant voor dit bestemmingsplan.

Natuurnetwerk Nederland 

In het Barro worden onder andere regels gesteld omtrent de planologische bescherming van het Natuurnetwerk Nederland. Het Nationaal NatuurNetwerk is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met natuurwaarden van (inter-)nationaal belang. Behoud en ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden heeft in deze zone de prioriteit. Bestaand agrarisch gebruik binnen deze zone kan worden voortgezet. Daarnaast zijn extensieve vormen van recreatie toegestaan. Ecologische verbindingszone: Ecologische verbindingszones zorgen voor een verbinding tussen de natuurgebieden binnen de EHS. De provincie werkt samen met andere partijen aan de aanleg en het beheer van deze verbindingszones. Dit betreft zones van minimaal 25 meter breedte. Bestaand agrarisch gebruik blijft hier gewoon mogelijk. Nieuwe ontwikkelingen zijn mogelijk mits deze de realisatie van de ecologische verbindingszone niet in de weg staan.

De uitvoering hiervan ligt bij de afzonderlijke provincies. Zie verder onder paragraaf 3.2.

Militaire laagvliegroutes jachtvliegtuigen en transportvliegtuigen

In het Barro worden in artikel 2.6.10. regels gesteld voor militaire laagvliegroutes jachtvliegtuigen en transportvliegtuigen. In nieuwe bestemmingsplannen mogen geen nieuwe bestemmingen opgenomen worden die het oprichten van bouwwerken met een hoogte van meer dan 40 meter te meten vanaf het maaiveld mogelijk maken.

In het besluit worden twee laagvliegroutes voor jacht- en transportvliegtuigen aangewezen. Route 10 en route 10A. Het gebruik van route 10A is in het SMT-2 opgeschort. De afkorting SMT-2 staat voor de Planologische Kernbeslissing 'Tweede Structuurschema Militaire Terreinen'. Deze laagvliegroutes liggen niet over het plangebied. Zie afbeelding 7.

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.BG118-VG01_0007.png"

afb. 7: Laagvliegroutes

Het grondgebied van de gemeente Oldebroek wordt grotendeels bedekt door 'Laagvlieggebied Veluwe / Randmeren', oefengebied voor de landmacht en luchtmacht voor verbeteren verplaatsen grondtroepen van de landmacht. Dit gebied is aangewezen via SMT-2. Dat is het paars gearceerde vlak op afb. 8. Het plangebied valt dus ook binnen dat vlak.

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.BG118-VG01_0008.png"

Afb. 8: Laagvlieggebied

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In (het per 1 juli 2017 gewijzigde) artikel 3.6.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: het Bro) is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen. Deze ladder stelt eisen aan de motivering van onder meer bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. Om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren, moet de benutting van ruimte in ruimtelijke besluiten worden gemotiveerd.

In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang van een nieuwe stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving.

Voor het perceel Eekterweg 14 Oosterwolde geldt dat een bouwregels wordt aangepast/verduidelijkt. De bouw van één woning wordt overigens niet aangemerkt als een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'.

3.1.4 Conclusie

In het voorliggende plan is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, maar van een herstelplan waarbij een aantal onvolkomenheden wordt gerepareerd onder andere met de inachtneming van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 31 augustus 2011, nr. 20100127), zoals ook al verwoord in de Inleiding van hoofdstuk 1.

Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn niet voorzien en raken dus niet de nationale belangen.

Voorts vormt de hoogte van de toegelaten bebouwing in dit bestemmingsplan overigens geen enkele belemmering voor de laagvliegroutes en -zone.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie en -verordening Gelderland

Het ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland is vastgelegd in de Omgevingsvisie en de uitwerking hiervan in de Omgevingsverordening.

De provincie kiest er in de Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

  • een duurzame economische structuur, en
  • het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

Het plan wordt niet als zodanig beschreven in de Omgevingsvisie. Dit laat onverlet dat gekeken moet worden naar de ruimtelijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van het plangebied en de gevolgen hiervoor vanwege het plan.

Nationaal landschap en waardevol open gebied

Het plangebied is gelegen in het Nationaal landschap Veluwe en in Waardevol open gebied. Het ruimtelijk beleid is er op gericht om de kernkwaliteiten van dit landschap en dit gebied te behouden en waar mogelijk verder te ontwikkelen. Behoud wordt bereikt middels een regel in de Omgevingsverordening die bepaalt dat alleen activiteiten zijn toegestaan die de kernkwaliteiten behouden of versterken.

Nationaal Landschap De Veluwe is beschreven in 7 deelgebieden waaronder Oosterwolde - Oldebroek:

Alle vier deelplangebieden liggen in een overgang van Veluwe naar Randmeer: van besloten boslandschap via kleinschalig met houtsingels naar zeer open weidegebied ten noorden van Oosterwolde.

Het gebied wordt gekenmerkt door de volgende kwaliteiten:

- Voor de beleving van het landschap is de voormalige Zuiderzeedijk een belangrijke schakel, met zicht op het Drontermeer en aan de andere zijde zicht over de gradiënt tot aan het Veluwemassief.

Abrupte overgang van stuifzand en stuifzandbebossing naar veen- en broekontginningen

- Ten noorden van de Zuiderzeestraatweg liggen kwelzones. Het gehele gebied kent door het vele (kwel)water een zeer kleinschalige ontwateringsstructuur, met sloten die uitmonden in weteringen en kanaaltjes, die hun water weer in de Geldersche Gracht brengen; via een gemaal komt het water uiteindelijk in het Drontermeer. Deze ontwateringsstructuur is sterk structuurbepalend.

Karakteristieke veenontginningen ten noorden en zuiden van de Zuiderzeestraatweg met strokenverkaveling. In het zuidelijk deel hiervan houtwallen en opvallende lanen (met lichte lintbebouwing)

- De Zuiderzeestraatweg vormt een lint met boerderijen en andere oudere en nieuwe bebouwing, verdikt in de kern Oldebroek, in groot contrast met het noordwaarts gelegen open land.

- De veenontginningen bestaan uit stroken grasland haaks op de hoogtelijn, gescheiden door sloten.

- In het zuidelijk deel, bij de overgang van veen naar zand, wijken de sloten voor houtsingels als perceelsgrenzen. In dit deel liggen ook oude boerderijlinten parallel aan de Zuiderzeestraatweg, waar de Bovenstraatweg de opvallendste is.

Zeer open weidegebied ten noorden van Oosterwolde met karakteristieke slagenverkaveling en weidebouw; dicht slotenpatroon, weinig wegen, weinig bebouwing, wel boerderijen op pollen

- Een groot gedeelte van de polder Oosterwolde ligt onder NAP-niveau. De polder werd en wordt beschermd door de Zeedijk.

- De Geldersche Gracht vormt de scheiding met het Kamperveen in Overijssel, waar een sterk verwant landschap ligt, echter met andere richtingen en meer bebouwing. - Noord van Elburg en

-Oosterwolde vormen de slagen met sloten een waaierpatroon.

Rust, ruimte, donkerte in de polder Oosterwolde

Met het terugbrengen van het aantal m2 aan overtollige bebouwing aan de Eekterweg 14 wordt een postitieve bijdrage geleverd aan de versterking van de openheid van het gebied. Voor de andere drie deelgebieden geldt dat met het voortzetten van het bestaande jarenlange agrarische gebruik geen negatieve effecten optreden voor de bestaande kwaliteiten van het gebied.

Gelders Natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszone

De provincie Gelderland heeft de Ecologische Hoofdstructuur opnieuw gedefinieerd in het Gelders Natuurnetwerk (hierna: het GNN). In het GNN is uitsluitend sprake van een natuurbestemming. De provincie richt zich op het realiseren van een robuust GNN met voldoende middelen voor het ontwikkelen, onderhouden en beheren op de langere termijn.

De 'niet-natuur' in de voormalige Ecologische Hoofdstructuur, zoals wonen, bedrijven en infrastructuur heet de Gelderse Groene Ontwikkelzone (hierna: de GO). In de GO liggen ontwikkelingsmogelijkheden voor organisaties en particulieren. Ontwikkelingen moeten passen bij het karakter van de GO. De GO heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden.

De drie deelgebieden liggen in het GNN en/of GO. Zie onderstaande afbeeldingen met de ligging van de betreffende agrarische gronden. Het perceel Eekterweg 14 Oosterwolde ligt niet in het GNN of GO

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.BG118-VG01_0009.png"

Afb. 9: plangebied met kadastrale percelen sectie AA, nrs. 21 en 22

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.BG118-VG01_0010.png"

Afb. 10: plangebied met kadastraal perceel sectie AA nr. 344

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.BG118-VG01_0011.png"

Afb. 11: plangebied met kadastraal perceel sectie AB nr. 6

Natura 2000-gebied Veluwerandmeren

Het Natura 2000-gebied Veluwerandmeren wordt gevormd door vier ondiepe zoetwatermeren op de overgang van de Veluwe naar Flevoland. Het gaat van oost naar west om het Drontermeer, Veluwemeer, Wolderwijd en Nuldernauw. 

In het Natura 2000 Beheerplan IJsselmeergebied 2017-2013 is voor het onderdeel Toetsingskaders Veluwerandmeren bepaald dat voor de vergunningverlening van nieuwe activiteiten of uitbreiding van bestaande activiteiten de volgend toetsingskaders van toepassing zijn:

• Toetsingskader doorsnijding ecologische trekroutes

• Toetsingskader beroepsvisserij Randmeren

• Toetsingskader jachthavenuitbreidingen

• Toetsingskader jacht, wildbeheer en schadebestrijding.

Indien een bestemmingsplan uitsluitend de bestaande, planologisch legale situatie voorafgaande aan de vaststelling van het bestemmingsplan bestemt, is geen sprake van een plan, die mogelijk significante effecten kan hebben, als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, van de Wet natuurbescherming. Een 'conserverend' bestemmingsplan maakt namelijk geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk die significante effecten kunnen hebben op Natura 2000-gebieden. In de voorliggende deelplannen is geen sprake van nieuwe activiteiten of uitbreiding van bestaande activiteiten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.BG118-VG01_0012.png"

Afb. 12: ligging Natura-2000 gebied (groene arcering) ten opzichte van deelplangebieden (rode ster)

De verwachting bestaat dat door de voortzetting van het bestaande agrarische gebruik geen significante effecten optreden voor het kleine strookje aan de westzijde van het perceel AB-6 dat in het Natura 2000-gebied ligt (zie ook de laatste afbeelding onder de paragraaf Gelders Natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszone).

De andere twee deelgebieden liggen weliswaar buiten, maar in de directe nabijheid van het Natura 2000-gebied Veluwerandmeren. Het voortzetten van het bestaande legale gebruik van de agrarische gronden buiten het Natura 2000-gebied heeft een neutraal effect op de kwaliteiten binnen dat gebied.

Voor deze gebieden geldt dat er geen sprake zal zijn nieuwe activiteiten of uitbreiding van bestaande activiteiten. Het bestaande legale agrarische gebruik zal kunnen worden voortgezet.

Het perceel Eekterweg 14 Oosterwolde ligt niet in of in de nabijheid van een Natura-2000 gebied Veluwerandmeren of Veluwe. De afstand tot deze gebieden bedraagt meer dan 3 km. Gelet op deze afstand is het aannemelijk dat er geen nadelige effecten optreden voor de beschermde waarden van deze gebieden.

3.2.2 Conclusie

Zoals hiervoor al is opgemerkt zal in de deelgebieden geen sprake zal zijn nieuwe activiteiten of uitbreiding van bestaande activiteiten. Het bestaande legale agrarische gebruik zal worden voortgezet.

3.3 Gemeentelijk beleid

Eekterweg 14 Oosterwolde

Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in een herstelactie voor het perceel Eekterweg 14 Oosterwolde waarin geregels moet worden dat er maar 1 woning is toegestaan. De herstelactie moet worden gezien als compensatie in natura voor de verzoeker van de planschade.

percelen aan de Zomerdijk

Voor de percelen aan de Zomerdijk moet tengevolge van een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State teruggevallen worden op de bestemmingen uit het bestemmingsplanplan Buitengebied Oosterwolde.

De herstelactie in het voorliggende bestemmingsplan is niet in strijd met het gemeentelijk beleid.

3.3.1 Conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan voor onder andere de agrarische gronden aan de Zomerdijk zal een neutraal effect hebben op genoemde (kern)kwaliteiten van de beschermde gebieden omdat er - met inachtneming van de uitspraak van de Raad van State - uitsluitend het bestaande legale gebruik wordt gecontinueerd en geformaliseerd.

Ook voor het perceel Eekterweg 14 Oosterwolde geldt - dat gelet op de ligging van dit perceel op meer dan 3 km van de beschermde Natura 2000-gebieden geen nadelige effecten optreden voor de te beschermen waarden. Het beleid van de (hogere) overheden bevat overigens geen essentiële beleidsuitgangspunten voor de nieuwe bouwregels voor het bestemmingsplangebied Eekterweg 14 Oosterwolde.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden / milieu

Met het voorliggende bestemmingsplan wordt voor de drie agrarische deelgebieden uitvoering gegeven aan een gerechtelijke uitspraak van de Raad van State. Het bestaande agrarische gebruik van de gronden mag door deze uitspraak worden voortgezet. Nader onderzoek naar diverse milieuaspecten voor dit bestaande legale gebruik van agrarische gronden is niet vereist.

Voor het perceel Eekterweg 14 Oosterwolde betreft het een aanpassing in de regels om onduidelijkheden over het te bouwen aantal woningen weg te nemen. De vereiste onderzoeken zijn in het recente verleden verricht ten behoeve van het vigerende bestemmingsplan. Nieuwe onderzoeken zijn niet nodig.

4.1 Water

4.1.1 Algemeen

Tot 1 november 2003 had de watertoets uitsluitend een bestuurlijke status, gebaseerd op de afspraken gemaakt in de startovereenkomst 'Waterbeheer in de 21e eeuw'. Met ingang van 1 november 2003 is de watertoets ook wettelijk verplicht bij gemeentelijke, provinciale en regionale structuurvisies, bij bestemmingsplannen en bij afwijkingen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

De watertoets omvat het vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in de vermelde ruimtelijke plannen en besluiten.

4.1.2 Waterplan Oldebroek 2009-2015 'Water waarderen!

In het Waterplan Oldebroek 2009-2015 'Water waarderen!' worden uitgangspunten, randvoorwaarden en streefbeelden weergegeven. De gemeente wil een gezond en veerkrachtig watersysteem realiseren met het oog op een aantrekkelijke en gezonde leefomgeving. Hierbij wordt rekening gehouden met de ontwikkelingsmogelijkheden van een duurzaam watersysteem, een duurzame waterketen en de overige aangrenzende beleidsterreinen. Onderdeel hiervan is het gemeentelijk beleid ten aanzien van duurzaam watergebruik dat erop is gericht om zo weinig mogelijk schoon hemelwater via de riolering af te voeren. Hoofdverantwoordelijke voor het waterbeheer is het 'Waterschap Vallei en Veluwe'.  

Het is wenselijk dat het hemelwater wordt afgekoppeld en wordt geïnfiltreerd in de bodem. Zodoende kan duurzaam worden omgegaan met hemelwater, wat strookt met het Waterplan Oldebroek.

De Riool aansluit- en afkoppelverordening schrijft voor dat hemelwaterafvoer bij nieuwbouw van het object dient te worden afgekoppeld en geïnfiltreerd te worden in de grond. Gelet op het feit dat het hier nieuwbouw betreft, worden er voorzieningen getroffen om het hemelwaterafvoer af te koppelen en op eigen terrein te infiltreren of af te voeren naar het oppervlaktewater. Vuilwater wordt afgevoerd naar het gemeentelijke rioolstelstel.

4.1.3 Waterbeheer en watertoets

De deelplangebieden liggen in het beheersgebied van het waterschap Vallei en Veluwe.

Eekterweg 14 te Oosterwolde

Voor het deelplangebied Eekterweg 14 te Oosterwolde is in het kader van de bestemmingsplanprocedure in 2015 advies gevraagd aan het Waterschap Vallei en Veluwe. Bij mail van 10-8-2015 berichtte het Waterschap Vallei en Veluwe dat er geen waterbelangen worden geraakt. Er vindt geen uitbreiding van verhard oppervlak plaats en er is geen sprake van demping of herinrichting van watergangen. Het Waterschap Vallei en Veluwe is geïnformeerd over de aanpassing in de regels van het bestemmingsplan Buitengebied, Eekterweg 14 te Oosterwolde.

percelen Zomerdijk

Voor onderhavige percelen aan de Zomerdijk was beroep ingesteld tegen de opgenomen bestemming “Natuur-3”. Dat beroep is gegrond verklaard en het bestreden besluit is voor deze percelen vernietigd (uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 31 augustus 2011, nr. 20100127). Daarmee wordt voor deze percelen teruggevallen op de bestemmingen uit het bestemmingsplan Buitengebied Oosterwolde. Het gebruik van deze agarische gronden is gedurende jaren feitelijk en door de uitspraak ook juridisch niet gewijzigd. Ook in het voorliggende bestemmingsplan zal het bestaande gebruik positief worden bestemd. Het voortzetten van het bestaande legale gebruik heeft een neutraal effect op de te beschermen waterschapsbelangen.

Uit het contact met het waterschap Vallei en Veluwe blijkt dat een uitgebreide watertoets niet noodzakelijk is nu het voorliggende herstelplan geen waterschapsbelangen schaadt.

4.1.4 Wateradvies

Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.2 Milieueffectrapportage

4.2.1 Algemeen

Het opstellen van een milieueffectrapportage (MER) en het doorlopen van de bijbehorende m.e.r.-procedure is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid die kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Dit is geregeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer. Er zijn drie onafhankelijke sporen die kunnen leiden tot een m.e.r.-plicht:

  • a. Uit toetsing aan de hand van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) blijkt dat het plan of besluit voorziet in, of een kader vormt voor, activiteiten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen hebben voor het milieu. In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten planMER-plichtig, besluitm.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelings- plichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Voor (bestemmings)plannen dient te worden getoetst aan de activiteiten en drempelwaarden van onderdeel D van de bijlage bij het besluit m.e.r.. In het geval de activiteit genoemd wordt in onderdeel D, maar die onder de drempelwaarden vallen, dan is een 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' nodig. Bij de 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' dient te worden getoetst of belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden uitgesloten. De toetsing dient te worden gedaan aan de hand van de criteria uit Bijlage III bij de Europese richtlijn m.e.r. (kenmerk project, plaats project en kernmerk potentieel effect). Zijn belangrijke nadelige milieugevolgen uitgesloten, dan is niet alsnog een (plan)m.e.r. (-beoordeling) op grond van het Besluit m.e.r. noodzakelijk.
  • b. In het geval van een (bestemmings)plan: indien een 'passende beoordeling' op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 voor dit plan verplicht is vanwege de in het plan opgenomen activiteiten. Een passende beoordeling is verplicht indien significante negatieve effecten op Natura 2000-gebieden niet zijn uit te sluiten;
  • c. Wanneer Provinciale Staten in haar provinciale milieuverordening activiteiten hebben aangewezen, aanvullend op de activiteiten in het Besluit m.e.r., die kunnen leiden tot m.e.r.-plicht.

4.2.2 Toets planMER-plicht

Het voorliggende bestemming voorziet uitsluitend in het herstel van onvolkomenheden in eerdere bestemmingsplannen. Er wordt niet voorzien in nieuwe ontwikkelingen die mogelijk negatieve milieugevolgen kunnen hebben of die significante negatieve effecten kunnen hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden (Randveluwemeren en Veluwe)

4.2.3 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Een vormvrije m.e.r.-beoordeling is altijd nodig als een besluit of plan wordt voorbereid over activiteiten die voorkomen op de D-lijst en die onder de drempelwaarden liggen. Dit is het geval bij dit bestemmingsplan. Bij de vormvrije m.e.r.-beoordeling moet worden getoetst of belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden uitgesloten. De toetsing moet worden gedaan aan de hand van de criteria uit Bijlage III bij de Europese richtlijn m.e.r. (kenmerk project, plaats project en kernmerk potentieel effect).

Gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten is geoordeeld dat er geen belangrijke negatieve milieugevolgen zullen optreden. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen m.e.r.-procedure noodzakelijk op grond van het Besluit m.e.r.

4.2.4 Conclusie

Dit bestemmingsplan maakt geen activiteiten mogelijk die grote nadelige gevolgen hebben voor het milieu. Het opstellen van een milieueffectrapportage (MER) en het doorlopen van de bijbehorende m.e.r.-procedure is dan ook niet verplicht. Er is daarom geen MER opgesteld.

Hoofdstuk 5 Juridische opzet

5.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied en het relevante beleid. Op basis van deze informatie is een keuze gemaakt bij het maken van het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de opzet van dit juridische deel.

Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in de reparatie van het bestemmingsplan Buitengebied 2007 waarbij uitvoering wordt gegeven aan de uitspraak van de Raad van State en een herstelactie (het toelaten van één woning) wordt ingezet als compensatie in natura voor de verzoeker van planschade door de vaststelling van het bestemmingsplan Buitengebied, Eekterweg 14.

5.2 Juridische regeling Eekterweg 14

De regels van het vigerende bestemmingplan Buitengebied, Eekterweg 14 worden van toepassing verklaard en aangevuld in het voorliggende bestemmingsplan Buitengebied Herstelplan 2018. Hieronder wordt eerst ingegaan op de (aanvullende) juridische regeling voor het perceel Eekterweg 14 te Oosterwolde en daarna op de regeling voor 4 percelen aan de Zomerdijk.

De huidige regeling in artikel 4 Wonen voor het perceel Eekterweg 14 te Oosterwolde luidde als volgt:

4.2 Bouwregels

4.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden per bestemmingsvlak de volgende regels:

a. als hoofdgebouwen mogen uitsluitend vrijstaande woningen in het bouwvlak worden gebouwd ter plaatse van de bouwaanduiding 'vrijstaand';

b. het aantal vrijstaande woningen bedraagt per bouwvlak maximaal 1 tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is aangegeven;

In de nieuwe regeling wordt het begrip 'hoofdgebouw' gebruikt in plaats van 'hoofdgebouwen'. Dit sluit ook aan bij de gehanteerde begripsbepaling 'hoofdgebouw' in artikel 1 'Begrippen' van het bestemmingsplan Buitengebied Eekterweg 14. Daarnaast wordt artikel. 4.2.1, sub b, doorgehaald om verwarring te voorkomen. In verband hiermee worden in artikel 4.2.1, sub c t/m 4.2.1, sub h gewijzigd in 4.2.1, sub b t/m 4.2.1, sub g. Het nieuwe artikel 4.2.1 luidt als volgt:

4.2 Bouwregels

4.2.1 Hoofdgebouw

Voor het bouwen van een hoofdgebouw geldt per bestemmingsvlak de volgende regels:

a. als hoofdgebouw mag uitsluitend één vrijstaande woning in het bouwvlak worden gebouwd;

b. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrenzen mag niet minder dan 3,00 meter bedragen;

c. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep mag niet meer bedragen dan 40% van de totale gebruiksoppervlakte van de woning inclusief de bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een maximum van 100 m2;

d. de maatvoering van de hoofdgebouwen dient te voldoen aan de eisen die in de onderstaande tabel zijn gesteld:

Maximale goothoogte   Maximale bouwhoogte   Maximale inhoud  
3,50 meter   8,00 meter   600 m3  

e. indien de goothoogte, de bouwhoogte en/of de inhoud meer bedraagt dan in bovenstaande tabel is vermeld, mogen deze niet meer bedragen dan de bestaande maatvoering;

f. een kelder mag in niet meer dan één bouwlaag worden gebouwd waarbij de kelder niet wordt betrokken bij het bepalen van de maximale inhoudsmaat van het hoofdgebouw;

g. er mogen geen trekkershutten worden gebouwd.

5.3 Juridische regeling vier percelen Zomerdijk

Door de uitspraak van de Raad van State moet het bestaande agrarisch gebruik voor de betreffende percelen worden toegestaan en nader worden geduid. Het bestaande agrarisch gebruik kan binnen de bestemming 'Agrarisch', zoals opgenomen binnen dit bestemmingsplan passend worden geregeld.

De gronden binnen de bestemming 'Agrarisch' in artikel 3 van dit bestemmingsplan zijn bestemd voor agrarisch gebruik. Het begrip 'agrarisch gebruik' is ontleend aan artikel 1 van het bestemmingsplan Buitengebied 2007 en wordt als volgt omschreven:

agrarisch gebruik:

gebruik dat gericht is op het bedrijfsmatig houden en/of op het hobbymatig houden van dieren (grondgebonden en niet-grondgebonden) en/of op het telen van gewassen, niet zijnde bloemkwekerijgewassen, boomkwekerijgewassen, graszodenteelt en/of containerteelt;

De definitie 'agrarisch gebruik' spreekt over het telen van gewassen. In de begripsomschrijving worden niet de gewassen opgesomd die geteeld mogen worden. Gekozen is voor opsomming van teelten die niet zijn toegestaan.

Daarom lijkt een toelichting van de gewassenteelt in de toelichting een betere plek dan in de regels. Met andere woorden de huidige definitie volstaat. Het is wenselijk daarbij aan te sluiten.

Het bestaande agrarische gebruik van de gronden van het

  • Kadastrale perceel, sectie AA , nummer 21 en 22 was voor maisland (in het verleden ook aardappel) en gewasrotatie met grasland;
  • Kadastrale perceel sectie AA, nummer 344 voor gras en incidenteel in gebruik voor mais;
  • Kadastrale perceel, sectie AB, nummer 6 was voor maisland en gewasrotatie met grasland

valt binnen deze begripsomschrijving.

Ten behoeve van het herstelplan worden 3 afzonderlijke verbeeldingen met een aantal (dubbel)bestemmingen opgesteld:

Voor kadastraal perceel, sectie AA, nummer 21 en 22 de (dubbel)bestemmingen:

  • Agrarisch
  • Waarde - Archeologie,
  • Waterstaat - Waterkering

Voor kadastraal perceel sectie AA, nummer 344 de (dubbel)bestemmingen:

  • Agrarisch
  • Natuur
  • Waarde - Archeologie
  • Waterstaat - Waterkering

Voor kadastraal perceel, sectie AB, nummer 6 de (dubbel)bestemmingen:

  • Agrarisch
  • Waarde - Archeologie
  • Waterstaat - Waterkering

De aangepaste regels voor het Eekterweg 14 worden gekoppeld aan de bestemmingsgrens 'Wonen' op de verbeelding van bestemmingsplan Buitengebied, Eekterweg 14. De regels van het geldende bestemmingsplan Buitengebied, Eekterweg 14 te Oosterwolde zijn overeenkomstig van toepassing en worden aangevuld met de regels van dit bestemmingsplan.

De verbeelding bestaat dus uit 4 deelgebieden, te weten de bestaande verbeelding van het perceel Eekterweg 14 voor zover dat op de bestemming 'wonen' ziet en drie agrarische deelgebieden aan de Zomerdijk.

5.4 Handhaving

Handhaving neemt tegenwoordig een steeds belangrijkere plaats in. In het collegeprogramma is aangegeven dat handhaving op alle beleidsterreinen een hoge prioriteit geniet. Met het oog hierop worden/zijn extra middelen vrijgemaakt ter ondersteuning van de toezichthouders op het gebied van de ruimtelijke ordening en bouw- en woningtoezicht. De inzet van deze extra middelen is echter beperkt waardoor toch een zekere prioritering aangebracht moet worden.

In verband hiermee is op 16 juni 2003 de gemeentelijke beleidsnota 'Handhaving Bouwen en Ruimtelijke Ordening' vastgesteld. Deze nota bevat tevens een prioriteitstelling met betrekking tot de handhavingstaken en -gebieden.

Daarnaast zal de gemeente vooral investeren in het voorkomen van overtredingen, de zogenaamde preventieve handhaving. Deze vorm van handhaving bestaat uit communicatie en voorlichting naar burgers en bedrijven, advisering, stimulering, toezicht en zichtbaar optreden. Het uitvoeren van een stringenter handhavingsbeleid betekent meer duidelijkheid en rechtszekerheid voor burgers en bedrijven, terwijl ook de gemeente zich gebonden weet aan de regels van dit vastgestelde beleid. Hiermee worden willekeur en strijdigheid met het gelijkheids- en vertrouwensbeginsel voorkomen.

Ingeval er sprake is van een illegale situatie die op grond van de geldende bestemmingsplanregels niet kan worden gelegaliseerd, bestaat er in beginsel een afspraak dat opgetreden zal worden met de inzet van bestuursrechtelijke dwangmiddelen, gelet op de ruimtelijke bescherming die het bestemmingsplan biedt.

Slechts onder bijzondere omstandigheden kan worden afgezien van handhaving. Kortom, handhaven moet indien er geen uitzicht op legalisering bestaat en er geen bijzondere omstandigheden aanwezig zijn op grond waarvan afgezien zou moeten van handhaving.

Een nieuw bestemmingsplan betekent echter niet dat met de wet en/of verordening strijdige situaties met betrekking tot bebouwing en gebruik gelegaliseerd worden. Per geval zal worden beoordeeld of optreden noodzakelijk is.

In de Wet ruimtelijke ordening die op 1 juli 2008 van kracht is geworden, is een artikel opgenomen waarin staat vermeld dat het verboden is om gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met een bestemmingsplan. Een overtreding van dit verbod is een strafbaar feit.

Strafrechtelijk optreden is gewenst bij overtredingen waarvan de gevolgen niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden. Een voorbeeld hiervan is het kappen van houtwallen. Ook bij overtredingen die zich telkens weer herhalen (zoals permanente bewoning van recreatiewoningen) en kortdurende overtredingen (zoals detailhandelsactiviteiten in loodsen) is deze aanpak wenselijk.

 

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan/wijzigingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan/wijzigingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan/wijzigingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.

Volgens de Wet ruimtelijke ordening stelt de raad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen project is voorgenomen, zoals verwoord in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Van een dergelijk project is in dit geval geen sprake. Hiermee is het kostenverhaal anderszins verzekerd en is op grond van artikel 6.12 Wro geen exploitatieplan nodig. De uit dit plan voorvloeiende kosten zullen door de gemeente worden bekostigd. De gemeenteraad moet bij het vaststellen van het bestemmingsplan wel expliciet het besluit nemen om geen exploitatieplan vast te stellen (artikel 6.12, tweede lid, Wro). De economische uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan is daarom niet in het geding.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Inspraak

Onderhavig plan is gericht op herstel van een tweetal onderdelen:

  • 1. Uit een planschadeverzoek voor het perceel Eekterweg 14 volgt dat de regels de bouw van meerdere woningen op het perceel mogelijk zouden maken. De bedoeling was dat er maximaal 1 woning gebouwd zou worden. Uit de gevraagde herstelactie moet ondubbelzinnig blijken dat er maar 1 woning is toegestaan. De herstelactie moet worden gezien als compensatie in natura voor de verzoeker van de planschade.
  • 2. Bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State was voor de onderhavige percelen echter beroep ingesteld tegen de opgenomen bestemming “Natuur-3”. Het beroep is gegrond verklaard en het bestreden besluit is voor deze percelen vernietigd (uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 31 augustus 2011, nr. 20100127). Daarmee wordt voor deze percelen teruggevallen op de bestemmingen uit het bestemmingsplanplan Buitengebied Oosterwolde.

Gelet hierop heeft het initiatief geen significante negatieve invloed op de omgeving.

Gezien de geringe planologische betekenis van dit plan is afgezien van het ter visie leggen van het voorontwerpbestemmingsplan en is besloten om het ontwerpbestemmingsplan ter inzage te leggen. Tijdens de ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan is het uiteraard mogelijk zienswijzen in te dienen.

Tevens zal het bestemmingsplan worden voorgelegd aan de besturen van betrokken organisaties in het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. De te volgen procedure en de hierbij behorende termijnen zullen volgens de wettelijke kaders bekend worden gemaakt.

Hoofdstuk 7 Overleg en Ontwerpfase

7.1 Overleg

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1.van het Besluit ruimtelijke ordening is het plan om commentaar toegezonden aan het Rijk ( Ministerie van Defensie) de provincie Gelderland en het Waterschap Vallei en Veluwe.

7.1.1 Het Rijk

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk. 

7.1.2 Provincie Gelderland

In kader van vooroverleg heeft de gemeente het plan in een regulier overleg op 14 maart 2019 toegelicht. Afgesproken is dat het ontwerp bestemmingsplan aan de provincie zal worden aangeboden.

7.1.3 Waterschap Vallei & Veluwe

In het kader van de watertoets en het vooroverleg is er contact geweest met het Waterschap Vallei en Veluwe. Uit dit contact blijkt dat een uitgebreide watertoets niet noodzakelijk is nu het voorliggende herstelplan geen waterschapsbelangen schaadt.

7.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied, Herstelplan 2018 heeft vanaf woensdag 17 april 2019 tot en met 28 mei 2019 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Een ieder is in de gelegenheid geweest om zijn zienswijze kenbaar te maken over dit plan. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Tijdens de terinzagetermijn zijn geen zienswijzen ontvangen.