Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Buitengebied, Landgoed Noorderhoek
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0269.BG120-VG01

Artikel 6 Verkeer - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen, straten en paden;
  2. bermen en sloten;
  3. bruggen, dammen en/of duikers;
  4. fiets- en voetpaden;
  5. groenvoorzieningen;
  6. parkeervoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder informatieborden, picknickbanken en straatmeubilair;
  2. gebouwen ten behoeve van het openbaar vervoer, zoals een bushokje;
  3. informatieborden;
  4. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. andere werken, waaronder een geluidswal.

6.2 Bouwregels

  1. In of op deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd, met uitzondering van de in artikel 6 lid 1 sub h vermelde gebouwen, waarvan de maatvoering dient te voldoen aan de eisen die in de onderstaande tabel zijn gesteld:
    Maximale bouwhoogte 
    Maximale oppervlakte
    3,00 meter
    15 m2
  2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de beveiliging, geleiding en regeling van het verkeer en lichtmasten, niet meer dan 3,00 meter mag bedragen.

6.3 Nadere eisen

Het college kan nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:
  1. de archeologische waarden;
  2. de cultuurhistorische waarden;
  3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  4. de geomorfologische waarden;
  5. een goede woonsituatie;
  6. de landschappelijke waarden;
  7. de milieusituatie;
  8. de natuurlijke waarden;
  9. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  10. de sociale veiligheid;
  11. de verkeersveiligheid.

6.4 Afwijken van de bouwregels

Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6, lid 2 sub 2 en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 15,00 meter mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  2. de landschappelijke waarden;
  3. de verkeersveiligheid.

6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:
  1. de opslag en/of de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  2. het gebruik van de gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen;
  3. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting of prostitutie;
  4. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;
  5. het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en/of schroot, anders dan krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
  6. het gebruik van de gronden voor het tippelen van prostituees en het daaruit voortvloeiende contact tussen prostituees en weggebruikers;
  7. het kennelijk ten verkoop opslaan en stallen van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  8. het storten van afvalstoffen en van puin.

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 5,  indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.