Plan: | Buitengebied, Groote Woldweg 93 en 93A |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0269.BG165-ON01 |
Op het perceel aan de Groote Woldweg 93 en 93A in Noordeinde staat een voormalige boerderij met een aantal stallen, een hooiberg en aantal schuren.
Initiatiefnemers zijn voornemens om de agrarische bestemming van het perceel gedeeltelijk te wijzigen naar een woonbestemming ten behoeve van twee woningen. Het betreft de planologische splitsing van de woonboerderij. Er wordt aansluiting gezocht bij de Beleidsnota ‘Woningsplitsing in de gemeente Oldebroek’
De woonboerderij wordt al decennia lang dubbel bewoond en is feitelijk al gesplitst in twee zelfstandige delen.
Op het terrein zullen de kleine schuren, inclusief garage en buiten wc worden gesloopt. De boerderij zelf is in slechte staat en wordt gedeeltelijk gesloopt om weer herbouwd te worden. De oorspronkelijk vorm van de boerderij wordt teruggebouwd, inclusief de toonaangevende rieten kap. De nieuwe boerderij wordt gesplitst, zodat twee nieuwe woningen ontstaan.
Ook de schuren, stal, hooischuur en hooiberg zullen in stijl weer teruggebouwd en/of opgeknapt worden tot een eenheid, waardoor wederom een fraai ensemble ontstaat.
Op basis van het vigerende bestemmingsplan zijn de voorgenomen ontwikkelingen niet mogelijk. Het vigerende bestemmingsplan dient hiervoor herzien te worden.
Het voorliggende bestemmingsplan is de juridisch-planologische regeling die de voorgenomen ontwikkeling mogelijk maakt.
Het plangebied betreft de locaties Groote Woldweg 93 en 93A. De locatie vormt de entree van Noordeinde aan de zuidzijde aan de doorgaande weg Groote Woldweg.
De locatie wordt als volgt begrensd:
De globale ligging van de locatie is op de volgende afbeelding weergegeven.
Afbeelding: Globale ligging plangebied (bron: PDOK viewer)
Het bestemmingsplan 'Buitengebied, Groote Woldweg 93 en 93A' bestaat uit de volgende stukken:
Het bestemmingsplan wordt vergezeld door een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en moeten samen 'gelezen' worden.
Op de verbeelding staan de bestemmingen van de gronden in het plangebied. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld die de uitgangspunten van het plan verzekeren.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt wel een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. Hierin wordt aangegeven wat de beweegredenen en achtergronden zijn, die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Daarnaast wordt hier onderzoek weergegeven dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
In deze toelichting is in hoofdstuk 2 de bestaande situatie van het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 is ingegaan op het relevante ruimtelijk beleid. In hoofdstuk 4 wordt aandacht besteed aan de elementen, die van invloed kunnen zijn op de ontwikkeling van het plangebied. De planuitgangspunten zijn in hoofdstuk 5 opgenomen. In hoofdstuk 6 zijn de juridisch-technische aspecten van de opgenomen regeling vermeld. In hoofdstuk 7 zijn de economische uitvoerbaarheid en maatschappelijke uitvoerbaarheid weergegeven. Hoofdstuk 8 sluit deze toelichting af met de resultaten van het gevoerde overleg en de zienswijzen.
Het plangebied vormt in feite de entree van Noordeinde aan de zuidzijde. Het perceel ligt in de bebouwde kom Noordeinde.
De locatie is gelegen ten westen van de Groote Woldweg. De Groote Woldweg is de doorgaande weg van Noordeinde. Het plangebied is via een erfontsluitingspad ontsloten op de Groote Woldweg.
Onderstaande afbeelding laat het vooraanzicht van het perceel zien
Afbeelding: Huidige situatie plangebied (bron: Google Maps)
Landschap
De locatie ligt op een zandrug op de overgang naar de lager gelegen open polders. Doordat de zandrug wat hoger ligt dan de polder was het van oorsprong een veilige en droge plek om te wonen. De zandrug kent dan ook een lange bewoningsgeschiedenis. Het hoogteverschil tussen de zandrug en de polder bedraagt op de overgang circa 0,5 meter. Onvoldoende om bij grote overstromingen (vroeger ook van de Zuiderzee) bescherming te bieden aan de bewoners.
De Groote Woldweg is één van de eerste en belangrijkste ontginningsassen van de open polder en verbindt Noordeinde met de overige plaatsen ten zuiden hiervan.
De landschapsstructuur wordt enerzijds bepaald door de lange rationele slagenverkaveling die wordt gevormd door slootjes en watergangen. Maar ook door de dekzandruggen die kleinschaliger en minder rationeel van opzet zijn en waar beplanting en bebouwing elkaar afwisselt en aanvult.
Locatie
Het voorliggende bestemmingsplan betreft de locatie Groote Woldweg 93 en 93A.
Op de locatie staat rondom een binnenplaats een aantal verschillende agrarische gebouwen en vormt een historisch ensemble.
De bebouwing op de erf vormt samen met de (lei-)bomen op en rond de erf een duidelijk herkenbare eenheid in het verder open polderlandschap er omheen. Het ensemble wordt door de weg en een brede watergang omsloten, waardoor het bijna een eiland is.
Belangrijke kwaliteit is de ligging van de boerderij met gebouwen aan de rand van Noordeinde en verder omringd door het open polderlandschap.
Voor het plangebied gelden het bestemmingsplan 'Buitengebied 2007' en het bestemmingsplan 'Buitengebied 2007, Administratieve correcties 2011'.
Het bestemmingsplan 'Buitengebied 2007' is vastgesteld op 15 december 2009. In dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemmingen 'Agrarisch - 4' met een bouwvlak en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' en 'Waarde - Archeologie 2'. Ook kent het perceel de gebiedsaanduiding 'afpalingskring eendekooi'. Een uitsnede van de plankaart is weergegeven op de volgende afbeelding.
Afbeelding: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Buitengebied 2007'
Ook geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied 2007, Administratieve correcties 2011'. Dit plan is vastgesteld op 31 maart 2012. Het plan heeft betrekking op het herstel van enkele administratieve onjuistheden en een onvolkomenheid voor intensieve veehouderij. Dit bestemmingsplan is niet van toepassing op het plangebied en heeft geen consequenties voor het initiatief.
De voorgenomen ontwikkelingen zijn op basis van de vigerende bestemmingsplannen 'Buitengebied 2007' en 'Buitengebied 2007, Administratieve correcties 2011' niet mogelijk. Via het onderhavige bestemmingsplan worden de voorgenomen ontwikkelingen aan de Groote Woldweg 93 en 93A juridisch-planologisch geregeld.
Bij ruimtelijke plannen moet worden weergegeven hoe rekening is gehouden met relevant beleid. In de volgende paragrafen wordt het relevante beleid op nationaal, provinciaal en lokaal schaalniveau en de relatie met de voorgenomen ontwikkeling behandeld.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
In 2012 is de nationale Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden.
De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze van invloed zijn op de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. De Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) is de ministeriële regeling.
Nationale belangen
Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Het Rijk kiest voor een meer selectieve inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Voor het plangebied zijn de volgende nationale belangen van toepassing:
In hoofdstuk 4 is ook aandacht geschonken aan beide aspecten.
In zijn algemeenheid dient er sprake te zijn van een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, is een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe stedelijke ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid.
De ladder voor duurzame verstedelijking werkt met de volgende opeenvolgende stappen ('de treden van de ladder'):
Ad 1.
De voorgenomen ontwikkeling voorziet niet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) (artikel 1.1.1, lid 1, onder i) is voor stedelijke ontwikkeling een definitie opgenomen: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. Het begrip 'woningbouwlocatie', zoals opgenomen in de definitie is niet nader gedefinieerd in het Bro. Het moet echter gaan om een ruimtelijke ontwikkeling van enige omvang. De toename van één extra woning is geen stedelijke ontwikkeling in de zin van de ladder (AbRvS 14 januari 2014, nr. 201308263/2/R4). Met de voorgenomen ontwikkeling verbetert de ruimtelijke kwaliteit op de locatie.
Benadrukt wordt dat indien een ontwikkeling niet is aan te merken als een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in artikel 3.1.6, lid 2, van het Bro, dit niet betekent dat de woningbehoefte niet hoeft te worden aangetoond. In het kader van de uitvoerbaarheid van het voorliggende ruimtelijk plan moet de behoefte alsnog worden onderbouwd. In dat geval kan de ladder als leidraad dienen.
De extra woning voorziet kwantitatief in een behoefte als gekeken wordt naar woningbouwbehoefte en sloop van landschapsontsierende bebouwing. Met dit plan wordt de feitelijke situatie eveneens bevestigd. Er bestaat behoefte aan een passende bestemming ten behoeve van 2 woningen op de percelen. Er is geen mogelijkheid tot dubbele bewoning. De provincie heeft de kaders gesteld, dat is doorvertaald in het gemeentelijk beleid. In paragraaf 3.3 is ingegaan op het gemeentelijk beleid. De ontwikkeling levert een bijdrage aan de leefbaarheid, vitaliteit en ruimtelijke kwaliteit van de locatie. In hoofdstuk 5 is uitgebreid ingegaan op de planvorming met daarbij ook de ligging en kwaliteit van de locatie.
Ad 2.
De locatie ligt binnen de bebouwde kom van Noordeinde en kan gezien worden als een soort uitloper van de bebouwde kom. De voorgenomen ontwikkeling ontstaat vanuit een vraag naar legalisering van de feitelijke situatie (woningsplitsing) en vanuit een te maken kwaliteitsslag (nieuwbouw en restauratie). Hiermee ontstaat een belangrijke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit op deze locatie. Deze verbetering is alleen mogelijk als de kavel kan worden herontwikkeld met de mogelijkheid tot dubbele bewoning. De locatie biedt voor de ontwikkeling de kwalitatieve geschiktheid.
Ad 3.
Met de ligging aan de Groote Woldweg is de locatie goed ontsloten. De voorgenomen ontwikkeling betreft de realisatie van één extra woning. De ontsluiting van het plangebied vindt plaats via de bestaande ontsluiting en zal geen problemen opleveren. Multimodale ontsluiting is voor één extra woning niet noodzakelijk.
Conclusie
Het nationale beleid staat de planontwikkeling, gezien het karakter van het plan, niet in de weg. De voorgenomen ontwikkeling voldoet aan de uitgangspunten zoals verwoord in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
Omgevingsvisie Gelderland (2017)
De Omgevingsvisie Gelderland beschrijft hoe de provincie de komende jaren wil omgaan met ontwikkelingen en initiatieven. Het is een 'plan' dat richting geeft en ruimte biedt en geen plan met exacte antwoorden. De provincie kiest er in deze visie voor om vooral opgaven en rollen te benoemen. De provincie onderscheidt voor zichzelf vier rollen: ondernemend, inspirerend, verbindend en normerend. De provincie heeft twee doelen gedefinieerd die de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur benadrukken. De doelen zijn:
In de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening is het beleid voor de fysieke leefomgeving geïntegreerd tot één plan en één verordening. De Omgevingsvisie en Omgevingsverordening bevatten de hoofdlijnen voor de volgende maatschappelijke opgaven in Gelderland: opgaven voor water, natuur en landschap, cultuur en erfgoed, milieu, energietransitie, landbouw, verkeer en vervoer en ruimtelijke ordening.
Duurzame verstedelijking
Het accent van stedelijke ontwikkelingen verschuift van nieuwbouw naar het vitaliseren van bestaande gebieden en gebouwen. Voor een goede afweging van keuzes voor locaties van nieuwe gebouwen staat de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik centraal. Het gaat om het tijdig afwegen van kansen en mogelijkheden om bestaande gebouwen te benutten bij overwegingen van nieuwe bebouwing.
Gekoppeld daaraan zijn er vragen over de opgaven en kwaliteiten in een gebied:
Als juridische basis gebruikt de provincie de ladder voor duurzame verstedelijking die het Rijk heeft vastgelegd. Zie hiervoor paragraaf 3.1. Bij de voorgenomen ontwikkeling is sprake van legalisering van de feitelijke situatie. Al jaren is sprake van dubbele bewoning. De ontwikkeling past binnen de doelen in Gelderland. De bestaande gebiedskwaliteiten worden verbonden met ontwikkelingsmogelijkheden. De ruimtelijke kwaliteit wordt hiermee versterkt.
Gelders Natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszone
In de visie zijn het Gelders Natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszone (voorheen EHS genoemd) opgenomen. Het Gelders Natuurnetwerk ligt op een afstand van circa 450 of meer vanaf het plangebied.
Binnen de Omgevingsverordening Gelderland zijn de gronden aangeduid als gelegen binnen de Groene Ontwikkelingszone.
Gedeelte uit Omgevingsverordening Gelderland
De provincie wil de ontwikkeling van functiecombinaties van natuur met andere functies mogelijk maken wanneer deze substantieel bijdragen aan de versterking van de ecologische samenhang van de natuur van het Gelders Natuurnetwerk en van de aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten. De Groene ontwikkelingszone bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan natuur, die wel ruimtelijk vervlochten is met het Gelders Natuurnetwerk. Hierbij kan gedacht worden aan landbouwgronden en ook aan terreinen voor verblijfs- en dagrecreatie, infrastructuur, woningen en bedrijven.
bij dit plan gaat het niet om een nieuwe ontwikkeling of uitbreiding van een bestaande functie. In feite wordt de bestaande situatie verbeterd en gaat het hier om een bouwvlakverkleining en verbetering van de cultuurhistorische kwaliteiten door restauratie en nieuwbouw van de boerderij met de daarbij horende bijgebouwen. Er is sprake van landschappelijke kwaliteitsverbetering waarbij de kernkwaliteiten van het gebied niet worden aangetast. Vanuit dit punt gezien zijn er op provinciaal niveau gezien geen belemmeringen voor deze ontwikkeling. Een verdere afweging kan derhalve op lokaal niveau plaatsvinden.
Nationaal landschap
Het plangebied ligt binnen het Nationale Landschap 'Veluwe' en 'Waardevol open gebied'. In paragraaf 5.2 is nader aangegeven op welke wijze de voorgenomen ontwikkeling landschappelijk wordt ingepast.
Omgevingsverordening (2018)
De Omgevingsverordening Gelderland richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland.
In artikel 2.2.1.1 is opgenomen dat nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts worden toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio. Het gaat hierbij om alle nieuwe woningen die in een bestemmingsplan worden opgenomen, dus ook woningen die ontstaan door woningsplitsing of woningen die in het kader van functieverandering van kantoren, scholen, zorggebouwen, nieuwe (zorg-) landgoederen, vrijkomende agrarische bebouwing en dergelijke worden gerealiseerd. In paragraaf 3.3 is daar nader op in gegaan.
De provincie gaat ervan uit dat in de periode tot en met 2024 er een behoefte is aan een netto toevoeging van 8.850 woningen in de regio Noord-Veluwe. Het aantal van 8.850 woningen is binnen de regio verdeeld. Voor de gemeente Oldebroek is voor de periode tot en met 2024 een behoefte opgenomen van 776 woningen. Op dit moment is de bouw van circa 705 woningen in de gemeente in voorbereiding voor de periode 2013-2024. De toename van 1 woning past daarmee binnen de 'kwalitatieve opgave t/m 2024' en voldoet daarmee aan de uitgangspunten die gesteld worden vanuit de provinciale verordening.
Conclusie
Het provinciaal beleid leidt niet tot belemmeringen van de voorgenomen ontwikkeling.
Structuurvisie Oldebroek 2030
De gemeentelijk structuurvisie uit 2003 geeft op hoofdlijnen de ruimtelijke ontwikkeling aan voor de periode 2000-2030. Ambities en wensen over het gebruik van de ruimte zijn hierin vastgelegd. In de structuurvisie is aangegeven dat vrijgekomen locaties op een zorgvuldige wijze opnieuw bebouwd kunnen worden. De structuurvisie beschrijft dat het merendeel van de ontwikkelingen wordt geconcentreerd in de hoofdkernen Wezep en Oldebroek. Het gemeentelijke beleid is erop gericht een gedifferentieerd woningaanbod te garanderen. Dit betekent dat alle typen woningen en alle prijsklassen aangeboden worden. Het voorliggende plan sluit aan bij het beleid zoals verwoord in de structuurvisie.
Toekomstvisie
De Toekomstvisie Oldebroek 2030 geeft richting aan de diverse strategische opgaven en geeft kleur aan de identiteit van de gemeente.
Wonen, wijk en buurt
De grootste kernen zijn Wezep en Oldebroek. De bebouwingsstructuur wordt bepaald door de zes verschillende dorpen en de bebouwde linten die deze dorpen deels met elkaar verbinden. Uniek zijn ook de verschillende landgoederen en de diverse monumentale panden.
De meeste mensen wonen in een eigen woning (circa 65%). Binnen Oldebroek zijn er dorpse en landelijke woonmilieus. De opbouw van de woningvoorraad is traditioneel en kent weinig diversiteit, vooral in het duurdere segment.
In de afgelopen decennia is de woningvoorraad gegroeid. De uitbreidingsplannen voor de komende jaren zijn gericht op het faciliteren van de lichte groeiprognose. Het inwonertal kan licht groeien als er genoeg en gevarieerd gebouwd wordt en daarmee de uitstroom tegen gegaan kan worden. Voor woningbouw is het beleid (vanuit de provincie) inbreiding boven uitbreiding.
Landelijk gezien richt de vraag naar woningen zich op meer vierkante meters per persoon en woningen van het luxere segment in het groene buitengebied. Het huidige beleid is gericht op realisatie van woningen voor specifieke doelgroepen zoals starters en senioren met aandacht voor nieuwe concepten zoals woonzorg/generatiewonen.
Natuur, milieu en landschap
De gemeente kent hele verschillende landschappen. In het zuiden van de gemeente zijn het Veluwebos en een heidevlakte aanwezig. In het noorden ligt een uitgestrekt poldergebied. Hier is sprake van een goede ruimtelijke kwaliteit. De natuur en het agrarisch landschap kennen een grote rijkdom en diversiteit. Daartussen staan historische boerderijen die het plaatje compleet maken.
Inspelen op landschappelijke pracht en unieke ligging
De gemeente wil actief investeren in de ruimtelijke kwaliteit van het landschap en de dorpen. De unieke ligging en het cultuurhistorische landschap is immers het visitekaartje van de gemeente. Het imago van de gemeente als uitstekende woongemeente wordt verder uitgebouwd. De kwaliteiten van het gebied moeten worden benut zonder hieraan afbreuk te doen, integendeel, juist door er kwaliteiten aan toe te voegen.
Ruimte voor innovatief ondernemen in brede zin
Initiatief, ondernemen, creëren: de gemeente heeft veel zelfstandigen. Dit vakmanschap, de kwaliteit en authenticiteit zijn kernwaarden waar de gemeente trots op is. Ook in de toekomst wil de gemeente ruimte bieden voor innovatief ondernemen. Ondernemen in de brede zin van het woord. Naast ruimte voor ondernemers, betekent dat ook ruimte voor initiatieven vanuit organisaties, instanties, dorpen en bewoners.
Divers en kwalitatief woonaanbod
De gemeente heeft een mooi woongebied, maar heeft meer onderscheid in woonmilieus nodig om een evenwichtige bevolkingsopbouw te waarborgen. In Oldebroek en Wezep is ruimte voor grotere projecten, hetgeen het draagvlak voor de voorzieningen en de beide dorpsharten versterkt. Ook in het buitengebied wordt wonen meer mogelijk. Vrijkomende agrarische bebouwing biedt kansen (hergebruik, rood-voor- rood). Maar ook nieuwbouw is op bepaalde locaties en onder bepaalde voorwaarden in het buitengebied mogelijk.
Sterk imago Oldebroek als woongemeente
In de gemeente is het mooi wonen. De gemeente ligt uniek: een rustige en landelijke gemeente, te midden van sterke steden in de regio in combinatie met een goede bereikbaarheid. Dit imago als woongemeente wordt de komende jaren verder versterkt op basis van deze Toekomstvisie. Essentieel hierin is een goede bereikbaarheid.
Woonvisie Oldebroek 2016-2020
De Woonvisie voor de gemeente Oldebroek is op 7 juli 2016 vastgesteld. Met deze woonvisie stelt de gemeente Oldebroek haar woonbeleid vast voor de periode 2016-2020. Hierbij wordt aangesloten op de regionale afspraken zoals die zijn benoemd in de Woonvisie Regio Noord-Veluwe. Tot aan de vaststelling beschikte de gemeente over een Actieprogramma Wonen. Hierin werden verschillende onderwerpen in relatie tot het wonen beknopt in beeld gebracht en voorzien van concrete actiepunten voor de korte termijn. Wat ontbrak was de koers: een helder kader voor de lange en middellange termijn. In deze Woonvisie is de koers verwoord en worden de volgende uitgangspunten beschreven:
De beoogde ontwikkeling is in lijn met het gestelde in de gemeentelijke woonvisie. Zo is het initiatief ontstaan door betrokkenheid van een voormalige bewoonster uit de regio. Middels particulier opdrachtgeverschap wenst de initiatiefnemers het bestaande boerderij met bijgebouwen te transformeren en het vervolgens voor woondoeleinden te gebruiken. Dit zorgvuldige ruimtegebruik sluit aan op de uitgangspunten die benoemd worden in de visie.
Kwantitatieve opgave wonen
In 2014 heeft de provincie Gelderland de afspraken over de groei van de woningvoorraad herzien en vastgelegd in de 'Kwantitatieve opgave t/m 2024'. De status van de kwantitatieve opgave is vastgelegd in de provinciale Omgevingsverordening. Toe te voegen woningen in bestemmingsplannen dienen te passen in de door Gedeputeerde Staten goedgekeurde programmeringen. Voor de regio Noord-Veluwe is een woningbehoefte berekend van circa 8.850 woningen voor de periode 2013 tot en met 2024. De provincie heeft geen kwalitatieve aspecten opgenomen in de opgave. Die zijn in regionaal verband uitgewerkt in de Woonvisie Regio Noord-Veluwe. Hierin zijn aanwijzingen opgenomen voor de kwalitatieve invulling van de kwantitatieve opgave.
Kwalitatief Woningbouwprogramma annex woningbouwkaveluitgifte 2018
Jaarlijks wordt het Kwalitatief Woningbouw Programma (KWP) opgesteld waarin het woningbouwprogramma van het voorgaande jaar wordt geëvalueerd en alle lopende woningbouwprojecten in de gemeente voor de komende jaren worden gepresenteerd. Daarnaast wordt er informatie gegeven over verschillende ontwikkelingen op het gebied van of gerelateerd aan woningbouw die een invloed kunnen hebben op de toekomstige projecten. Als gevolg van de algehele economische recessie zijn verschillende bouwprojecten vertraagd en is het aantal opgeleverde nieuwbouwwoningen afgenomen. De provincie wil er alles aan doen om te stimuleren dat de woningbouw in de Gelderse regio's zoveel mogelijk op peil blijft. Om te zorgen dat de stagnatie zo min mogelijk effect voor de middellange en lange termijn heeft, moet worden gestreefd naar continuïteit in de bouw. De provincie probeert hieraan bij te dragen met verschillende stimuleringsmaatregelen. In het Kwalitatief Woningbouwprogramma annex woningbouwkaveluitgifte 2018 wordt vermeld dat woningsplitsing van gebouwen in het buitengebied moet bijdragen aan een impuls voor de leefbaarheid en vitaliteit en het behoud van de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied. Door functieverandering wordt tegemoet gekomen aan de aanwezige behoefte aan wonen (en werken) in het buitengebied zonder daarvoor extra bouwlocaties toe te voegen. De voorgenomen ontwikkeling past in het provinciale streven om de woningbouw op peil te houden en draagt bij aan leefbaarheid, vitaliteit en ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied.
Beleidsregel Aan-huis-verbonden beroep
De mogelijkheid bestaat om maximaal 40% van de vloeroppervlakte (tot een maximum van 100 m2) van de woning inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen, te gebruiken voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit. Deze beroepsactiviteiten dienen zo klein van schaal te zijn, dat zij niet voldoen aan de bepalende criteria voor de meldings- of vergunningsplicht Wet milieubeheer.
Welstand
Het welstandsbeleid van de gemeente Oldebroek is omschreven in de Welstandsnota Gemeente Oldebroek (2014).
In de nota staan welstandscriteria die worden gebruikt bij de beoordeling of een bouwplan redelijkerwijs voldoet aan de eisen van welstand.
Het plangebied ligt binnen het gebied 'Buitengebied open polder'. Voor 'Buitengebied open polder wordt het welstandsniveau 4 (welstandsvrij) als basis aangehouden. De welstandsbeoordeling richt zich op het handhaven of gericht veranderen en verbeteren van de kwaliteit van het gebied.
Bij de voorgenomen ontwikkeling is een Erftransformatierapport opgesteld. Met de beoogde ontwikkeling wordt zoveel mogelijk ingespeeld op de karakteristiek van het omliggende gebied.
Het erftransformatierapport zal als beeldkwaliteitsplan met dit bestemmingsplan worden vastgesteld, ter behoud van het historisch ensemble.
Aangezien het erftransformatierapport van 3 juli 2018 wordt vastgesteld als beeldkwaliteitsplan maakt het onderdeel uit van bovengenoemde Welstandsnota. Hierdoor valt het plangebied binnen het welstand niveau 1 en moet een aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen worden voorgelegd aan de welstandscommissie.
Beleidsnota ‘Woningsplitsing in de gemeente Oldebroek’
In 2004 is een inventarisatie opgesteld van dubbel bewoonde percelen en percelen die kadastraal zijn gesplitst, zowel in het buitengebied als in de kernen. Deze percelen zijn op een lijst geplaatst en aangemerkt als te splitsen woning. De gemeente Oldebroek heeft bovendien deze dubbel bewoonde woningen opgegeven aan het CBS en een extra objectnummer gegeven. Planologisch was de splitsing van deze woningen nog niet geregeld. De notitie geeft de planologische kaders aan om verzoeken om woningsplitsing te beoordelen.
Het perceel Groote Woldweg 93 en 93A staat genoemd op de lijst met te splitsen woningen, behorende bij de Beleidsnota ‘Woningsplitsing in de gemeente Oldebroek’. In het kader van de inwerkingtreding van de Beleidsnota ‘Woningsplitsing in de gemeente Oldebroek’ is in 2006 bovendien het objectnummer Groote Woldweg 93A toegekend aan het perceel.
Nu het perceel Groote Woldweg 93 en 93A genoemd staat op de lijst bij de Beleidsnota Woningsplitsing in de gemeente Oldebroek’, is het toestaan van een dubbele woning op het perceel Groote Woldweg 93 en 93A passend binnen het gemeentelijk beleid.
Beleidsnota Paardenbakken in de gemeente Oldebroek
Door de afnemende agrarische functie in het buitengebied komen steeds meer boerderijen en weidegrond beschikbaar voor particulieren. Hierdoor is een tendens ontstaan dat steeds meer burgers hobbymatig paarden gaan houden. Dit heeft tot gevolg dat bij woningen meer zogenaamde paardenbakken worden aangelegd. Deze kunnen afbreuk doen aan de landschappelijke waarden van het buitengebied, doordat de paardenbakken vaak prominent in het zicht liggen en op deze wijze een onderdeel van het 'zichtbare' landschap vormen. Daarnaast kan het gebruik van een paardenbak overlast voor de omgeving met zich meebrengen.
Om wildgroei aan paardenbakken en 'verrommeling' (aan de rand) van het buitengebied te voorkomen en om sturing te geven aan de totstandkoming van paardenbakken, is het van belang om regels op te stellen die de burgers de mogelijkheid biedt om op een legale manier een paardenbak aan te leggen gericht op het hobbymatig gebruik, waarbij rekening wordt gehouden met de inpassing in het landschap en het voorkomen van overlast voor de omgeving.
Beleidsnotitie Bed en breakfast in de gemeente Oldebroek
In de notitie is het gemeentelijk beleid opgenomen om bed en breakfast onder voorwaarden toe te staan. Hierin staat wat bed en breakfast is, wat de beleidsregels zijn en hoe dit planologisch wordt verankerd in nieuwe bestemmingsplannen.
In de gemeentelijke Nota Recreatie & Toerisme (2002) wordt ter bevordering van de verbreding van het toeristisch product de diversiteit en de kwaliteitsverbetering in het aanbod van verblijfsaccommodaties gestimuleerd. Ook staat in de nota vermeld dat er behoefte is aan enerzijds meer toeristische overnachtingsmogelijkheden in de gemeente en anderzijds aan meer rustpunten langs de diverse routenetwerken in het buitengebied, ter bevordering van het gebruik van de aanwezige lange afstand wandelen fietsroutes en het fietsknopennetwerk Veluwe.
Een bed en breakfast voorziening wordt gezien als een welkome aanvulling op het huidige toeristische aanbod. In een aantal bestemmingen kan via een binnenplanse afwijkingsregel een bed en breakfast voorziening onder voorwaarden worden mogelijk gemaakt.
Parkeernota Oldebroek
Voor de gemeenten Oldebroek, Elburg, Hattem en Nunspeet is een parkeernota opgesteld met een weergave van de te hanteren beleidsuitgangspunten en daaruit voortvloeiende parkeernormen.
Het doel van de parkeernota is het voeren van een parkeerbeleid dat op acceptabele loopafstand sprake is van voldoende parkeergelegenheid. In de parkeernota is aangegeven welke parkeernormen worden gehanteerd voor de diverse functies.
In paragraaf 4.10 is nader ingegaan op het aspect verkeer en parkeren in relatie tot de voorgenomen ontwikkeling. Voor het parkeren is in het voorliggende plan een regeling opgenomen. Bij de voorgenomen ontwikkeling wordt gebruik gemaakt van de bestaande verkeersontsluiting. Daarmee leidt het aspect verkeer en parkeren niet tot belemmeringen.
Conclusie
Het gemeentelijk beleid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichte onderzoek naar relevante feiten en belangenafweging (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht).
De modernisering van de monumentenzorg (MOMO) heeft erin geresulteerd dat per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening is aangepast. Met deze aanpassing is cultureel erfgoed ingebed in de ruimtelijke ordening. Het is verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te geven aan cultuurhistorie en de effecten van het initiatief op cultuurhistorische waarden die in het plangebied voorkomen. Daar waar nodig dient de bescherming van deze waarden ook te worden vastgelegd in de regels en verbeelding bij het bestemmingsplan.
Archeologie
In 1992 is het Europese Verdrag van Valletta/Verdrag van Malta gesloten. Bedoeling van het verdrag is om de archeologische waarden in de bodem zoveel mogelijk te beschermen door ze in de bodem (in situ) te behouden. In de Erfgoedwet is geregeld hoe met in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden moet worden omgegaan. Het streven is om deze belangen tijdig bij het plan te betrekken. Bij ingrepen waarbij de ondergrond wordt geroerd, dient te worden aangetoond dat de eventueel aanwezige archeologische waarden niet worden aangetast.
Het grondgebied van de gemeente is grotendeels aangewezen als gebied met middelhoge of hoge verwachtingswaarde voor het aantreffen van archeologische resten in de bodem. De gemeente heeft een gemeentelijk archeologisch beleid en een eigen archeologische beleidskaart vastgesteld (d.d. 20 april 2017).
Een uitsnede van de kaart is weergegeven op de volgende afbeelding.
Afbeelding: Uitsnede archeologische beleidskaart gemeente Oldebroek (2017)
Afbeelding: Gedeelte van de Legenda bij de Archeologische beleidskaart
De nieuwe regels zijn in vergelijking met de oude regels wat ruimer opgesteld. Omdat met de nieuwste kennis en inzichten de verwachtingskaart is opgesteld, is deze verruiming ook mogelijk.
Voor zones met een hoge archeologische verwachting geldt de volgende regel:
Bij ruimtelijke ontwikkelingen met een verstoringsoppervlak groter dan 120 m2 en die dieper gaan dan 50 centimeter beneden maaiveld is archeologisch onderzoek verplicht. Een omgevingsvergunning) is voor deze werkzaamheden nodig.
Voor de beoogde ontwikkeling geldt dat deze is gelegen in een zone met een hoge verwachting. Er worden diverse opstallen gesloopt. Inhoudelijk kan hierbij worden verwezen naar het erftransformatierapport, opgenomen als Bijlage 1 bij deze toelichting. Er mag in dit geval van uitgegaan worden dat deze opstallen de bodem al zodanig geroerd hebben dat hier geen archeologische waarden meer te verwachten zijn. Daarbij komt nog dat het grootste deel van de beoogde nieuwbouw gerealiseerd zal worden op de fundamenten van de oude boerderij. Dat heeft als gevolg dat de bodem die geroerd gaat worden niet groter van omvang is dan 120 m2.
De regioarcheoloog van Regio Noord Veluwe die als archeologisch deskundige de gemeente adviseert, heeft daarom geadviseerd hier geen archeologisch onderzoek te verlangen. De gemeente Oldebroek neemt dit advies over en stelt geen regels met betrekking tot archeologie op voor de voorgenomen ontwikkeling.
In het voorliggende bestemmingsplan is een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen ter bescherming van eventuele archeologische waarden.
Eendenkooi en paalrecht
In de polder Oosterwolde (in het natuurreservaat 'De Haere') is een eendenkooi aanwezig. Eendenkooien kennen een zogenaamd 'afpalingsrecht' . Dit is een zakelijk recht welke in het verleden is toegekend aan een eendenkooi. Door middel van dit recht kan de kooiker rust in de omgeving van zijn eendenkooi van rechtswege afdwingen. In de wet wordt het paalrecht beschreven. Letterlijk staat in de wet dat het verboden is om binnen de afpaling van die kooi handelingen te verrichten waardoor eenden binnen de afpalingskring kunnen worden verstoord. Voor openbare werken en werken waarvan redelijkerwijs niet kan worden gevergd dat deze op een andere wijze dan wel op een ander tijdstip worden verricht, is het verbod niet van toepassing. De afpalingskring van de eendenkooi is opgenomen in dit plan, omdat een eendenkooi en de afpalingskring als eenheid worden gezien. Een eendenkooi kan niet voortbestaan, indien de afpalingskring verdwijnt en bovendien is vanuit cultuurhistorisch oogpunt het behoud van de afpalingskring wenselijk.
Historische (steden)bouwkundige waarden
De boerderij met de bijgebouwen wordt gezien als historisch ensemble, die het behouden waard is. De boerderij kent een lange geschiedenis. In het bouwplan wordt de oorspronkelijke boerderij, dat boven op de kelder staat en aangegeven is als Groote Woldweg 93a wordt met uitzondering van de rieten kap behouden. De oorspronkelijk vorm van de boerderij wordt teruggebouwd inclusief de toonaangevende rieten kap.
De historische aspecten van de boerderij, het erf en de bijgebouwen zijn meegenomen in het Erftransformatierapport. Verwezen kan worden naar paragraaf 5.2.
Conclusie
Vanuit het aspect archeologie en cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen.
Bodemgesteldheid
Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico's of ecologische risico's daardoor zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig. Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie(s).
Er is door EcoReest bodemonderzoek verricht, het onderzoek is als Bijlage 2 bij deze toelichting gevoegd. De conclusies en aanbevelingen zijn integraal uit de rapportage overgenomen:
Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat in de bovengrond en in het grondwater overschrijdingen van de achtergrond- en streefwaarden uit de Wet bodembescherming zijn aangetoond.
De onderzoekshypothese, zijnde een verdachte locatie(s), is op basis van de resultaten van het huidige onderzoek met betrekking tot zowel de bovengrondse tank (deellocatie A) als het overige terrein (deellocatie B) bevestigd.
Gezien de aard en de concentraties van de aangetoonde parameters in relatie tot de toekomstige woonbestemming van het terrein, concluderen wij dat verhoogde risico's voor de volksgezondheid en/of het milieu op basis van de aangetoonde milieuhygienische bodemkwaliteit, niet te verwachten zijn. De resultaten van het onderzoek vormen dan ook geen aanleiding tot nader onderzoek en zijn geen milieuhygienische belemmering in relatie tot de toekomstige woonbestemming van het terrein.
Toepassing van eventueel vrijkomende de grond op het terrein zelf achten wij milieuhygienisch verantwoord. Toepassing van eventueel vrijkomende grond elders kan eventueel plaats vinden binnen een gemeentelijke bodemkwaliteitskaart of met een aanvullend grondonderzoek conform het Besluit Bodemkwaliteit. De gemeente waar de grond eventueel wordt toegepast is hierbij het bevoegd gezag.
Conclusie:
Op basis van het verkennend chemisch bodemonderzoek zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling voor wat betreft de bodemgesteldheid.
Asbest
In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een asbestinventarisatie uitgevoerd (EcoReest). In Bijlage 2 is het rapport opgenomen. De conclusies en aanbevelingen zijn integraal in onderstaande tekst opgenomen:
Op basis van de onderzoeksresultaten van het asbestonderzoek concluderen wij dat in de geanalyseerde mengmonsters van de bovengrond van inspectieput IP2 (deellocatie B) en de toplaag van de bodem ter plaatse van de onverharde druppelzone (deellocatie C) asbest is aangetoond. Zie hiervoor bijlage 1 van de rapportage.
De ter plaatse van inspectieput IP2 en de toplaag van de bodem ter plaatse van het asbestverdachte dak aangetoonde gehalten aan asbest liggen ruim onder de helft van de interventiewaarde.
De hypothese "verdachte locaties" wordt op grond van de resultaten van het huidige asbestonderzoek met betrekking tot de onderzochte terreindelen B en C bevestigd.
Op grond van de huidige resultaten is met betrekking tot de onderzochte terreindelen B en C geen nader asbestonderzoek noodzakelijk.
Conclusie:
Op grond van onderzoek kan worden vastgesteld dat voor wat betreft het aspect asbest er geen belemmeringen zijn voor de voorgenomen ontwikkeling.
Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Wet Natuurbescherming. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.
Gebiedsbescherming
Voor de gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Hiervoor zijn Natura 2000-gebieden en gebieden onderdeel uitmakend van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) opgenomen. Het perceel is op iets meer dan 900 m afstand gelegen van de Veluwerandmeren, deeluitmakend van de Natura 2000-gebieden. Het gaat om herbouw van de boerderij en restauratie van een aantal bijgebouwen. Deze activiteiten hebben geen significante gevolgen voor de te beschermen gebieden.
Soortbescherming
De Wet Natuurbescherming regelt de bescherming van dier- en plantensoorten. De werkingssfeer van de Wet Natuurbescherming is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Wet Natuurbescherming gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.
Zorgplicht
De zorgplicht Wet Natuurbescherming is mede van toepassing op de beschermde soorten waarvoor geen ontheffing hoeft te worden verkregen. Dit houdt in, dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild levende dieren en planten (inclusief hun leefomgeving). Concreet betekent dit dat bij een ruimtelijke ingreep rekening moet worden gehouden met alle aanwezige dieren en planten door middel van planning en uitvoering. Voor alle grondgebonden zoogdieren en amfibieën in het plangebied geldt de zorgplicht. Dit houdt in dat deze dieren gedurende de werkzaamheden zoveel mogelijk moeten worden ontzien.
Verder komen er algemene broedvogels voor. Voor deze algemene broedvogels geldt dat werkzaamheden moeten worden uitgevoerd buiten het broedseizoen of op een manier dat nesten en eieren niet worden geschaad.
Conclusie
Gelet op het voorgaande wordt er voldoende rekening gehouden met het aspect ecologie, mits rekening wordt gehouden met de zorgplicht en dat de werkzaamheden buiten het broedseizoen worden uitgevoerd kan nader onderzoek naar ecologie achterwege blijven.
Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking:
Inrichtingen
De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) regels gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:
Het plangebied is niet binnen de invloedssfeer gelegen van een risicovolle Bevi-inrichting.
Buisleidingen
In of nabij het plangebied zijn geen buisleidingen gelegen waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Op ongeveer 700 m afstand ligt een aardgastransportleiding. Deze leiding levert geen problemen op voor de voorgenomen bouw en restauratie.
Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor
In en in de directe nabijheid van het plangebied vindt geen transport van gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor plaats.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid hoeft niet nader onderzocht te worden en vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling die middels dit bestemmingsplan juridisch-planologisch mogelijk wordt gemaakt.
De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een plan aandacht te worden besteed aan het aspect geluid.
In de Wet geluidhinder (Wgh) is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids-)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies. Aangezien het plangebied niet gelegen is binnen de zone van een spoorweg en/of in de nabijheid van een gezoneerd industrieterrein, is alleen aandacht besteed aan het aspect wegverkeerslawaai.
Wegverkeerslawaai
In feite wordt de huidige bedrijfswoning omgezet naar een woning. Een bedrijfswoning is net als een woning een geluidgevoelig object. Door deze bestemmingsplanherziening wordt daarnaast de feitelijke woningsplitsing gelegaliseerd. Nader akoestisch onderzoek wordt daardoor achterweg gelaten.
Conclusie
In het kader van de voorgenomen ontwikkeling wordt voldaan aan het aspect geluid.
Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een plan worden vastgesteld, indien:
Ruimtelijke-economische besluiten die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).
Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM zijn uitvoeringsregels vastgesteld die betrekking hebben op het begrip NIBM.
Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10 In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Vooralsnog geldt dat:
De voorgenomen ontwikkeling betreft een ontwikkeling die van geringere omvang is dan wat hiervoor is aangegeven (het betreft namelijk slechts 1 woning) en daarom kan geconcludeerd worden dat de luchtkwaliteit niet 'in betekenende mate' zal verslechteren. Daarom hoeft niet nader op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit leidt niet tot belemmeringen van de voorgenomen ontwikkeling.
Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven en inrichtingen kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
Bij een ruimtelijke ontwikkeling kan sprake zijn van al aanwezige bedrijvigheid en van nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige functie krijgen en dat de (nieuwe) gevoelige functie op een verantwoorde afstand van bedrijven komen te staan. Het doel hiervan is het waarborgen van de veiligheid en het garanderen van de continuïteit van de bedrijven als ook een goed klimaat voor de gevoelige functie.
Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie zoals: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. In de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is een lijst opgenomen met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Indien van deze richtafstanden afgeweken wordt, dient een nadere motivatie gegeven te worden waarom dat wordt gedaan.
In de VNG-publicatie zijn richtafstanden opgenomen. Op de aangegeven richtafstanden kan een correctie worden toegepast, afhankelijk van de vraag of het gaat om rustige dan wel minder rustige woongebieden, een zogenaamd 'gemengd gebied'.
Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'. Het scheiden van milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen dient twee doelen:
Ook moet worden gekeken naar bedrijven in het kader van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Onderzocht moet worden of vanwege agrarische bedrijven in het plangebied een goed woon- en verblijfklimaat gegarandeerd is en of het bouwblok van eventueel omliggende veehouderijbedrijven optimaal blijft benut.
Voorliggende situatie
Het plangebied ligt in een 'rustig gebied'. In de directe omgeving staan er meest woningen en een Maatschappelijke functie (dorpshuis) aan de Noorderbrink.
De agrarische bedrijven bevinden zich op meer dan 150 meter van het perceel.
Deze agrarische bedrijven vormen geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Andersom gezien vormt de woonfunctie op het adres Groote Woldweg 93 en 93a geen belemmering voor de agrarische bedrijven in de directe omgeving of voor wat betreft het dorpshuis, gelet op de onderlinge afstand en de daarbij geldende milieunormen.
Conclusie
Op basis van het bovenstaande blijkt dat nabijgelegen bedrijven met de daarbij behorende milieuzones geen belemmering zijn voor de voorgenomen ontwikkeling. Ook vormt de voorgenomen ontwikkeling geen beperking voor de nabijgelegen bedrijven.
Bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen moet de watertoets worden toegepast. Dit houdt in dat alle ruimtelijke plannen een waterparagraaf moeten bevatten. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is om waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. Het kader van de watertoets is vanaf 1 november 2003 wettelijk verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).
Ten behoeve van het voorliggend bestemmingsplan is de zogenoemde digitale watertoets uitgevoerd. Door middel van de watertoets is nagegaan welke waterschapsbelangen aan de orde zijn bij de voorgenomen planontwikkeling. De samenvatting en resultaten zijn weergegeven in en in de volgende tekst.
Waterparagraaf
De watertoets is verplicht voor alle ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets houdt in dat in het proces van het ruimtelijke plan/besluit de waterbeheerder in de gelegenheid wordt gesteld waterhuishoudkundige aspecten in te brengen die de initiatiefnemer moet meewegen bij de vaststelling.
Watertoets
Op 17 juli 2018 is door de initiatiefnemers de digitale watertoets ingevuld, dossiercode 20180717-10-18357. Op basis van het invullen van de toets worden automatisch teksten gegenereerd op basis van een aantal onderdelen. De watertoets geeft aanleiding om het volgende op te merken:
Beoordeling
Binnen het plangebied liggen een of meerdere belangrijke oppervlaktewateren, waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat mogelijk daarmee primaire waterbelangen worden geraakt. In het specifieke geval gaat het om Leggerwatergangen met een beschermingszones
Over de hierboven genoemde primaire belangen wil het waterschap graag in gesprek met de initiatiefnemer van het plan. Binnen 2 weken wordt u benaderd voor het plannen van een overleg.
Aandachtspunten
Naast de primaire waterbelangen, zullen in het overleg ook een aantal algemene en gebiedsspecifieke aandachtspunten voor water aan de orde komen.
Algemene aandachtspunten
Vasthouden - bergen - afvoeren
Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.
Grondwaterneutraal bouwen
Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken / draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar.
Schoon houden - scheiden - schoon maken
Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door nadere eisen / randvoorwaarden te stellen aan bijvoorbeeld de toegepaste (bouw)materialen. Wij vragen de initiatiefnemer de beslisboom voor het afkoppelen van verhard oppervlak van ons waterschap toe te passen. Deze beslisboom is te vinden op onze website.
Overleg en uitkomsten
Op basis van de uitkomsten van de watertoets is telefonisch contact geweest met het Waterschap Vallei en Veluwe op 24 juli 2018. Het gesprek heeft tot de volgende samenvattende conclusie geleid.
De ontwikkeling aan de Groote Woldweg 93 en 93A kenmerkt zich door het behouden/ renoveren van bestaande gebouwen. Hierbij neemt het verhard oppervlak niet toe en er wordt niet in de directe nabijheid van een watergang gebouwd. Hierdoor zijn de gevolgen voor de waterhuishouding beperkt en hebben we als waterschap geen op- of aanmerkingen ten aanzien van de ontwikkeling.
Conclusie
Op basis van het bovenstaande blijkt dat de voorgenomen ontwikkeling wat betreft het aspect water geen belemmering vormt.
Het opstellen van een milieueffectrapportage (MER) en het doorlopen van de bijbehorende m.e.r.-procedure is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid die kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Dit is geregeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer. Er zijn drie onafhankelijke sporen die kunnen leiden tot een m.e.r.-plicht:
Toets MER-plicht
Het bestemmingsplan biedt een juridische-planologische regeling voor het slopen van agrarische bebouwing en de realisatie van een extra woonfunctie. De activiteit die mogelijk wordt gemaakt (wonen) valt onder categorie 'D 11.2 uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'. De drempelwaarden van de betreffende categorie worden niet overschreden of zijn niet van toepassing (oppervlakte van 200 hectare of meer, 2.000 of meer woningen en bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer). Dit betekent dat een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te worden uitgevoerd. Uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt of niet alsnog een m.e.r.-procedure op grond van het Besluit m.e.r. moet worden doorlopen. In de volgende paragraaf is de 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' behandeld.
De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied (Veluwerandmeren) bedraagt circa 900 meter. Gelet op de soort activiteit (wonen) en de afstand tot aan het Natura 2000-gebied, is geoordeeld dat is uit te sluiten dat er significante negatieve effecten optreden op het Natura 2000-gebied. Dit betekent dat er geen 'passende beoordeling' op grond van de Natuurbeschermingswet voor dit plan verplicht is en er derhalve, via dit spoor, ook geen sprake is van een planMER-plicht.
De Provinciale Staten van Gelderland hebben momenteel geen activiteiten aangewezen die kunnen leiden tot een m.e.r.-plicht. Derhalve is er via dit spoor ook geen sprake van een planMER-plicht voor dit bestemmingsplan.
Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Zoals in de vorige paragraaf is aangegeven, is een vormvrije m.e.r.-beoordeling altijd nodig als een besluit of plan wordt voorbereid over activiteiten die voorkomen op de D-lijst en die onder de drempelwaarden liggen. Dit is het geval bij het voorliggend bestemmingsplan. Bij de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te worden getoetst of belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden uitgesloten. De toetsing dient te worden gedaan aan de hand van de criteria uit Bijlage III bij de Europese richtlijn m.e.r. (kenmerk project, plaats project en kenmerk potentieel effect).
Gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten is geoordeeld dat er geen belangrijke negatieve milieugevolgen zullen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten, zoals deze in de voorgaande paragrafen zijn opgenomen. Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling is het relevant om te melden dat het plangebied niet in een Belvedere-gebied, een waterwingebied en een grondwaterbeschermingsgebied ligt.
Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen m.e.r.-procedure noodzakelijk op grond van het Besluit m.e.r. Een zogenaamde aanmeldnotitie is dan ook in dit kader niet noodzakelijk. De relevante milieuaspecten die noodzakelijk zijn voor de beoordeling in het kader van dit bestemmingsplan zijn meegenomen. De mogelijk overige (negatieve) milieugevolgen komen aan de orde bij de beoordeling van de omgevingsvergunning voor het bouwen.
Conclusie
Dit bestemmingsplan maakt geen activiteiten mogelijk die grote nadelige gevolgen hebben voor het milieu. Het opstellen van een milieueffectrapportage (MER) en het doorlopen van de bijbehorende m.e.r.-procedure is dan ook niet verplicht. Er is daarom geen MER opgesteld.
Voor de gemeente geldt de Parkeernota Oldebroek uit 2014. In het voorliggende bestemmingsplan is als algemeen uitgangspunt aangegeven dat bij elke woning parkeerruimte moet zijn voor minimaal één auto.
In deze situatie vind parkeren geheel op eigen erf plaats. Uitgaande van een parkeernorm van 2.1 per woning dan kan worden vastgesteld dat in het plangebied voldoende ruimte is voor de benodigde parkeerruimte voor de twee woningen. Het Erftransformatierapport gaat uit van het realiseren van in totaal 6 parkeerplaatsen op eigen erf. Het plangebied wordt ontsloten op de Groote Woldweg.
Het plangebied omvat enkel het perceel Groote Woldweg 93 en 93A. Op het perceel staat een grote woonboerderij, een aantal oude schuren en een hooiberg.
Initiatiefnemers zijn in het kader van de regeling voor woningsplitsing voornemens de woonboerderij op het perceel aan de Groote Woldweg 93 en 93A te splitsen in twee woningen. Op het terrein zal een deel van de gebouwen noodgedwongen vernieuwd moeten worden. De bedoeling is om het aanzicht van het ensemble zoveel mogelijk te behouden en zelfs terug te brengen naar meer oorspronkelijke bouwelementen. Zo worden golfplaten daken vervangen door oorspronkelijke rieten daken.
De boerderij zelf is in zeer slechte staat en moet noodgedwongen worden gesloopt. Het deel van de oorspronkelijk boerderij dat bovenop de kelder staat en aangegeven is als nummer 93A kan behouden blijven met uitzondering van de rieten kap. De oorspronkelijk vorm van de boerderij wordt teruggebouwd, inclusief de toonaangevende rieten kap.
Verder zullen een aantal schuurtjes/bijgebouwen worden gesloopt. Deze zijn op de volgende afbeelding blauw gemarkeerd.
Afbeelding: te slopen schuren/bijgebouwen
De functie van de schuren die blijven staan en teruggebouwd worden staan allemaal ten dienste van de rijpaarden die gehouden worden. Zo zal:
In onderstaand schema is de nieuwe situatie weergegeven. De nummering correspondeert met de nummer hierboven.
Afbeelding: Voorstel nieuwe situatie bovenaanzicht
Afbeelding: Nieuwe situatie gebouwen 3D aanzicht.
De landschappelijke inpassing van het plangebied is belangrijk. In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een Erftransformatierapport opgesteld. Zie hiervoor Het rapport is afgestemd op het Landschapsontwikkelingsplan van de gemeente Oldebroek.
In grote lijnen zal het aanzicht van het erf vrijwel identiek zijn aan de oude situatie. De groep gebouwen, die een beschermde binnenplaats vormen blijft gehandhaafd. Zoals hiervoor aangegeven worden een aantal kleine bijgebouwen, die een rommelige uitstraling geven gesloopt. Het open agrarische karakter blijft gehandhaafd.
Het erf zal een aantal wijzigingen ondergaan, deze kunnen puntsgewijs als volgt worden weergegeven:
De nummering komt overeen met de nummering op onderstaande afbeeldingen
Afbeelding erfaanzicht 1 (Noord-West)
Afbeelding erfaanzicht 2 (Zuid)
Afbeelding erfaanzicht 3 (Noord-Oost)
In dit hoofdstuk wordt aangegeven op welke wijze de voorkomende functies in het bestemmingsplan worden geregeld. De planopzet is in overeenstemming met de RO-standaarden.
De regels
De regels geven inhoud aan de op de verbeelding gegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er gebouwd mag worden. Het aantal regels is beperkt mogelijk gehouden.
De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:
In hoofdstuk 1 worden de in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen moeten worden gemeten.
In hoofdstuk 2 zijn specifieke regels opgenomen voor de op de verbeelding gegeven bestemmingen. De artikelen bestaan uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels, en zo nodig uit afwijkingregels, specifieke gebruiksregels of vergunningsregels voor aanleggen. De bestemmingsomschrijving is bepalend voor het gebruik van de grond.
De hoofdstukken 3 en 4 bevatten regels die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen.
Voor de onderhavige locatie is het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied 2007' van toepassing. Bij het voorliggende bestemmingsplan is aangesloten bij het geldende bestemmingsplan.
In het voorliggende bestemmingsplan heeft de locatie de volgende bestemmingen:
Bestemming 'Agrarisch'
Het zuidelijk deel van het plangebied wordt onbebouwd en daarom is de bestemming 'Agrarisch' zonder mogelijkheden voor gebouwen opgenomen. Deze bestemming komt overeen met de bestemming "Agrarisch - 1 uit het bestemmingsplan 'Buitengebied 2007'.
De landschappelijke kenmerken, zoals deze staan vermeld in het landschapsontwikkelingsplan van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2007', worden in eerste instantie beschermd in de bestemmingsomschrijving. Het behouden van de landschappelijke waarden en van de natuurlijke waarden wordt ook beschermd in de specifieke gebruiksregels. Daarnaast hebben de landschappelijke en de natuurlijke waarden een basisbescherming die naar voren komt in een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden (voorheen: aanlegvergunning). Hiermee worden de bestaande waarden beschermd. Werkzaamheden die deze waarden negatief kunnen beïnvloeden, zijn vergunningsplichtig.
Er zijn afwijkmogelijkheden opgenomen, onder andere voor de plaatsing van nestpalen met een maximale bouwhoogte van 12 meter.
Bestemming 'Wonen'
Voor de woningen is de bestemming 'Wonen' opgenomen. Deze bestemming komt overeen met de in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2007' opgenomen bestemming 'Wonen - 5'. In 'Wonen' mogen enkel 2 halfvrijstaande woningen worden gebouwd. Woningen dienen te worden gebouwd met inachtneming van het Erftransformatierapport dat als bijlage bij de regels is opgenomen.
Voor de woningen geldt een goothoogte van maximaal 3,5 meter en een maximale bouwhoogte van 8 meter. De inhoud van een halfvrijstaande woning mag maximaal 400 m3 per halfvrijstaande woning bedragen en derhalve in deze situatie niet meer dan 800 m3 voor twee halfvrijstaande woningen.
Bij de woningen mogen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste100 m2 per halfvrijstaande woning.
De goothoogte van aan- en uitbouwen en van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,5 meter en een bouwhoogte van maximaal 6 meter. De bouwhoogte van overkappingen bedraagt maximaal 3 meter. De aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen te worden gebouwd met inachtneming van het Erftransformatierapport dat als bijlage is opgenomen.
Nevenfuncties van woningen
Een ieder heeft de mogelijkheid om maximaal 40%, met een maximum van 100 m2, van de vloeroppervlakte van de woning inclusief de bijgebouwen, waaronder aan- en uitbouwen, te gebruiken voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit. Deze beroepsactiviteiten dienen zo klein van schaal te zijn, dat zij niet voldoen aan de bepalende criteria voor de meldings- of vergunningsplicht Wet milieubeheer.
Een afwijking van de gebruiksregels is opgenomen voor het onder voorwaarden aanbrengen van een bed en breakfast voorziening in de woning.
Bij de bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden onder meer bouwwerken geregeld ten behoeve van een paardenbak waarvoor specifieke regels zijn opgenomen.
Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1'
Op basis van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2007' is voor de locatie de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1' opgenomen. De bescherming richt zich onder andere op grondwerkzaamheden dieper dan 0,5 meter. Deze zijn aan een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden (voorheen: aanlegvergunning) gekoppeld.
Dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 2"
Binnen het bestemmingsplan "Buitengebied 2007" is aan de locatie voor een deel de dubbelbestemming "Waarde Archeologie 2' gegeven. Het gaat hierbij om gronden met de (middel)hoge archeologische verwachtingswaarden, vanuit de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW).
Overige regelingen
In dit bestemmingsplan bestemt de gemeente de gronden in het plangebied voor verschillende doeleinden. Daarbij geeft ze regels voor het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken en gebouwen, voor zover dat in het belang van een goede ruimtelijke ordening nodig is. Het college kan binnen de grenzen die in het plan zijn aangegeven, bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels en/of van de specifieke gebruiksregels.
Een bestemmingsplan bevat niet alle regels die het bouwen op en het gebruik van de grond regelen. Zo zijn er bijvoorbeeld nog andere gemeentelijke verordeningen, milieuwetten en waterschapskeuren, waarin eisen en beperkingen kunnen voorkomen, waarover het bestemmingsplan zich niet uitspreekt. Bij een procedure waarbij vergunningen (bijvoorbeeld een omgevingsvergunning voor het bouwen) worden verleend, kunnen die andere regels beperkingen opleggen op andere gronden dan planologische.
Overgangs- en slotregels
Het overgangsrecht geldt voor bouwwerken die ooit met een bouwvergunning of een melding zijn gebouwd, of een gebruik dat ooit is toegestaan, maar die nu vanwege een bestemmings- of beleidswijziging onder het overgangsrecht zijn gebracht. Het overgangsrecht is er op gericht dat deze bouwwerken uiteindelijk zullen verdwijnen of dat het gebruik ervan wordt beëindigd, zodat de situatie in overeenstemming komt met de gegeven bestemming.
In beginsel mogen de bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen, slechts in ondergeschikte mate gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd. Meestal is dat een eenmalige handeling aan het bouwwerk. Het is niet mogelijk om hiermee geheel of in stappen tot een nieuw bouwwerk te komen.
Handhaving neemt tegenwoordig een steeds belangrijker plaats in en staat ook in de gemeente Oldebroek hoog op de bestuurlijke en politieke agenda. Het grote belang dat de gemeente hieraan hecht, heeft in 2009 geleid tot vaststelling van de beleidsnota 'Integrale handhaving gemeente Oldebroek 2009'.
In deze beleidsnota worden de redenen genoemd waarom de gemeente handhaving belangrijk vindt. De bescherming van de kwaliteit en de veiligheid van de leefomgeving, de bescherming van rechten van derden en het voorkomen van rechtsongelijkheid zijn hier voorbeelden van. Daarnaast is het handhaven van gestelde regels in de gemeentelijke visie onmiskenbaar verbonden aan het stellen van de regels zelf. Regels worden immers gesteld omdat de gemeente het belangrijk vindt dat bepaalde doelstellingen en kwaliteiten gehaald of beschermd worden en dan is het logisch dat er ook op toegezien wordt dat de gestelde regels ook daadwerkelijk nageleefd worden.
Uit de jurisprudentie zoals die door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State is gevormd, blijkt ook dat de gemeente zijn handhavingstaak serieus moet nemen. Handhaving is een verplichting, waarvan alleen mag worden afgezien als er concreet zicht is op legalisatie van de overtreding, dan wel als handhaving zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
Op grond van de beleidsnota is binnen het totale gemeentelijk handhavingstakenpakket, naleving van de bestemmingsplannen één van de prioriteiten. Handhaving is voor de gemeente meer dan alleen met bestuurlijke sancties optreden tegen overtredingen. De gemeente hecht grote waarde aan het voorkomen van overtredingen, de zogenaamde preventieve handhaving. Daar waar overtredingen worden geconstateerd, treedt de gemeente stringent en in een zo vroeg mogelijk stadium op. Als de overtreder de overtreding niet vrijwillig beëindigt, dan maakt de gemeente gebruik van de haar beschikking staande handhavingsinstrumenten. Dit heeft tot gevolg dat als er sprake is van een situatie die in strijd is met dit bestemmingsplan, hiertegen handhavend opgetreden zal worden. Van handhaving zal alleen worden afgezien in situaties waarin dit op grond van de jurisprudentie is toegelaten.
In de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is een artikel opgenomen waarin staat vermeld dat het verboden is om gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met een bestemmingsplan. Een overtreding van dit verbod is een strafbaar feit. Strafrechtelijk optreden is complementair op bestuursrechtelijke handhaving en kan met name ingezet worden bij overtredingen waarvan de gevolgen niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden. Een voorbeeld hiervan is het kappen van houtwallen. Ook bij overtredingen die zich telkens weer herhalen en bij kortdurende overtredingen is deze aanpak wenselijk.
Ingevolge het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening, gaat een bestemmingsplan vergezeld van een toelichting, waarin ook inzicht wordt gegeven in de uitvoerbaarheid van het plan. Het uitvoeren van het plan heeft mogelijk financiële gevolgen. Deze gevolgen komen voor rekening van de initiatiefnemer(s). De economische uitvoerbaarheid hoeft derhalve niet te worden aangetoond. Er zal een anterieure overeenkomst en een planschadeovereenkomst met de initiatiefnemers worden afgesloten zodat er geen financiële gevolgen voor de gemeente zijn.
De procedures voor de vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Met betrekking tot de inspraak bevat de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geen procedureregels en is in de Wro zelf niet verplicht gesteld.
Het betreft ontwikkelingen op slechts twee percelen, die passend zijn binnen het provinciaal en gemeentelijk beleid. Het onderhavig plangebied is gering van omvang en de ruimtelijke consequenties zijn beperkt. Tevens raakt het plan geen (beleids-)belangen van ketenpartners, zoals de provincie of het waterschap. Daarom is geen gelegenheid tot inspraak overeenkomstig de gemeentelijke Inspraakverordening geboden.
Besloten is om het bestemmingsplan als ontwerp ter inzage te leggen, uiteraard wel met behoud van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen.
Ook wordt het plan voorgelegd aan de overlegpartners in het kader van art. 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.
Gezien de geringe omvang en beperkte ruimtelijke impact van het onderhavige plan is van het maken van een voorontwerp afgezien en is besloten om het ontwerpbestemmingsplan ter inzage te leggen, uiteraard wel met behoud van de mogelijkheid tot het eventueel indienen van zienswijzen.
De initiatiefnemers hebben in juli 2018 de direct omwonenden van het perceel Groote Woldweg 93 en 93A door middel van een folder op de hoogte gebracht van hun plannen met Groote Woldweg 93 en 93A. De omwonenden hebben geen bezwaar tegen de voorgenomen ontwikkeling. Het overleg heeft niet geleid tot aanpassingen van de bouwplannen.
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet in het kader van het overleg als bedoeld in art. 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening overleg worden gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.
Het Rijk
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisten opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
De provincie
In kader van vooroverleg heeft de gemeente het plan toegezonden aan de provincie. De provincie heeft op 20 november 2018 schriftelijk gereageerd op het plan. De provincie heeft aangegeven geen opmerkingen en/of aanvullingen op het plan te hebben. Afgesproken is dat na de verdere uitwerking het ontwerpbestemmingsplan aan de provincie zal worden aangeboden.
Waterschap Vallei en Veluwe
De watertoets heeft plaatsgevonden op de website www.dewatertoets.nl. Verwezen wordt naar de watertoetsprocedure, die opgenomen is in paragraaf 4.8.
Op basis van de uitkomsten van de watertoets is telefonisch contact geweest met het Waterschap Vallei en Veluwe op 24 juli 2018. Het gesprek heeft tot de volgende samenvattende conclusie geleid.
De ontwikkeling aan de Groote Woldweg 93 en 93A kenmerkt zich door het behouden/ renoveren van bestaande gebouwen. Hierbij neemt het verhard oppervlak niet toe en er wordt niet in de directe nabijheid van een watergang gebouwd. Hierdoor zijn de gevolgen voor de waterhuishouding beperkt en hebben we als waterschap geen op- of aanmerkingen ten aanzien van de ontwikkeling.
Het ontwerpbestemmingsplan 'Buitengebied, Groote Woldweg 93 en 93A' heeft vanaf ... tot .... ter inzage gelegd. Tijdens deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen tegen het bestemmingsplan kenbaar te maken (artikel 3.8 Wro). Van deze gelegenheid heeft....
december 2018