Plan: | Buitengebied, tweede herstelplan |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0269.BG184-VG01 |
Het bestemmingsplan Buitengebied 2007 kent een aantal woonbestemmingen. De bestemmingen Wonen - 1 t/m Wonen - 8 hebben betrekking op de bestaande woningen en bijbehorende bijgebouwen in het plangebied. Voor de bestemmingen Wonen - 5 en Wonen - 6 zijn alleen halfvrijstaande woningen toegestaan. Gebleken is dat binnen de juridische regeling van de bestemmingen Wonen - 5 en Wonen - 6 een omissie zit. Zo is ten onrechte niet het maximum aantal halfvrijstaande woningen vastgelegd per bestemmingsvlak. De bestemmingen Wonen - 5 en Wonen - 6 zijn van toepassing op 76 woonpercelen in het buitengebied van de gemeente Oldebroek. De 76 woonpercelen zijn geregeld binnen 38 woonbestemmingen waarvan Wonen - 5, 28 bestemmingsvlakken omvat en Wonen - 6, 10 bestemmingsvlakken omvat.
Uit een inventarisatie is gebleken dat bij een groot aantal de (theoretische) mogelijkheid bestaat om één of meerdere halfvrijstaande woningen binnen de bestemmingsvlakken te kunnen realiseren. Gezien de bedoeling van het bestemmingsplan Buitengebied 2007 is het onwenselijk dat binnen deze bestemmingsvlakken de genoemde mogelijkheid tot het bouwen van extra halfvrijstaande woningen blijft bestaan.
De gemeenteraad heeft in zijn vergadering van 12 december 2019 besloten om de bestemmingen Wonen - 5 en Wonen - 6 van het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2007 te gaan herstellen door een maximum aantal woningen op te nemen.
Het doel is om met een aanvullende bouwregel de bouwmogelijkheden op de betreffende percelen in overeenstemming te brengen met de beleidslijn en bedoeling van het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2007.
Het plangebied is gelijk aan de bestemmingsgrenzen van de enkelbestemmingen Wonen - 5 en Wonen - 6 van het huidige bestemmingsplan Buitengebied 2007. Het plangebied bestaat uit in totaal 38 woonbestemmingen (76 woonpercelen). In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1: Ligging plangebied (bron Pdok viewer 2019)
Analoog bestemmingsplan
Het bestemmingsplan Buitengebied, tweede herstelplan' bestaat uit de volgende stukken:
Op de verbeelding zijn de plangebieden van de in het plan begrepen gronden weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten maar maakt geen deel uit van het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Digitaal bestemmingsplan
Het bestemmingsplan 'Buitengebied, tweede herstelplan' wordt conform de landelijk geldende standaarden (SVBP 2012, IMRO 2012, STRI 2012) gepubliceerd op de landelijke voorziening www.ruimtelijkplannen.nl. De verbeelding, regels en toelichting worden digitaal gecodeerd en door de gemeente gepubliceerd op de landelijke voorziening. Het plan is te raadplegen via het identificatienummer NL.IMRO.0269.BG184.VG01 De digitale versie wordt door de gemeenteraad vastgesteld en is de juridisch bindende versie.
Na deze inleiding (Hoofdstuk 1) wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van de bestaande en gewenste situatie in het plangebied gegeven. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van het beleidskader. Hierin wordt het beleid van het Rijk, de provincie Gelderland en de gemeente Oldebroek beschreven. Vervolgens passeren in hoofdstuk 4 alle relevante milieu- en omgevingsaspecten de revue. In de hoofdstukken 5 en 6 wordt respectievelijk ingegaan op de juridische aspecten/planverantwoording en de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 7 gaat tot slot in op het vooroverleg en de inspraak.
Binnen het plangebied zijn in het geldende bestemmingsplan de bestemmingen Wonen - 5 en Wonen - 6 opgenomen. Binnen deze bestemmingen zijn halfvrijstaande woningen toegestaan. In het bestemmingsplan Buitengebied 2007 is een omissie aan het licht gekomen. Binnen de bestemmingen Wonen - 5 en Wonen - 6 is geen maximum geregeld voor het aantal woningen binnen een bestemmingsvlak. In de bijbehorende toelichting van het bestemmingsplan Buitengebied 2007 blijkt duidelijk dat dit wel de bedoeling is geweest. In de toelichting wordt onder Wonen - 5 en Wonen - 6 aangegeven dat het betrekking heeft op de bestaande halfvrijstaande woningen en bijgebouwen in het plangebied. Met bestaande woningen wordt gedoeld op de woningen, die op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2007' (legaal) aanwezig waren.
Voor de percelen Wonen - 5 en Wonen - 6 geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied 2007' dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van Oldebroek op 15 december 2009 onder nummer 52331.
In het bestemmingsplan 'Buitengebied 2007' zijn ter plaatse van het plangebied de enkelbestemmingen Wonen - 5 en Wonen - 6 opgenomen. Binnen de bestemmingen Wonen - 5 en Wonen - 6 zijn uitsluitend halfvrijstaande woningen toegestaan met bijbehorende erven, tuinen, andere werken en bouwwerken, geen gebouw zijnde.
Wonen - 5
'Wonen - 5' zijn halfvrijstaande woningen met een goothoogte van niet meer dan 3,50 meter en een bouwhoogte van niet meer dan 8,00 meter en een inhoud van niet meer dan 400 m³.
Wonen - 6
'Wonen - 6' zijn halfvrijstaande woningen met een goothoogte van niet meer dan 6,00 meter, een bouwhoogte van niet meer dan 10,00 meter en een inhoud van niet meer dan 400 m³.
Door een omissie in dit bestemmingsplan is er geen maximum aantal halfvrijstaande woningen opgenomen per bestemmingsvlak. De gemeente Oldebroek vindt het onwenselijk om op deze locaties één of meerdere extra halfvrijstaande woningen toe te staan.
Met dit bestemmingsplan (herstelplan) wordt de gemaakte omissie in de juridische regeling hersteld.
Het beleid dat van toepassing is voor het plangebied, is uitgebreid beschreven in de toelichting van het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2007.
Met dit bestemmingsplan wordt uitsluitend een omissie hersteld. Het maximum aantal halfvrijstaande woningen wordt binnen de bestemming Wonen - 5 en Wonen - 6 vastgelegd. Daarom wordt het niet noodzakelijk geacht om in dit bestemmingsplan het beleid opnieuw op te nemen en te verantwoorden.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
Met dit bestemmingsplan wordt uitsluitend een omissie binnen de bestemmingen Wonen - 5 en Wonen - 6 hersteld. Het maximum aantal halfvrijstaande woningen wordt binnen die bestemmingen vastgelegd. Er wordt niet in sloop- en/of bouwwerkzaamheden voorzien. Om die reden is onderzoek naar milieukundige uitvoerbaarheid niet noodzakelijk.
In het kader van de watertoets heeft er een digitale watertoets plaatsgevonden via de website www.dewatertoets.nl. Op basis van deze toets heeft het plan 'geen waterbelang' voor het waterschap. Het plan betreft namelijk het herstellen van een omissie, waarbij geen nieuwe bouwmogelijkheden worden mogelijk gemaakt. Het plan heeft dan ook geen effect op de waterhuishouding. Het watertoetsresultaat is opgenomen als bijlage 1 van deze toelichting. Het waterschap geeft een positief wateradvies.
Milieueffectbeoordeling
Algemeen
Milieueffectbeoordeling is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats in deze integrale afweging te geven. Een bestemmingsplan kan op drie manieren met milieueffectbeoordeling in aanraking komen:
In het Besluit mer neemt het bestemmingsplan een bijzondere positie in, want het kan namelijk tegelijkertijd opgenomen zijn in kolom 3 en in kolom 4 in de onderdelen C en D van de bijlage van het Besluit mer. Of het bestemmingsplan in deze gevallen voldoet aan de definitie van het plan uit kolom 3 of aan de definitie van het besluit uit kolom 4 is afhankelijk van de wijze waarop de activiteit in het bestemmingsplan wordt bestemd. Als voor de activiteit eerst één of meerdere uitwerkings- of wijzigingsplannen moeten worden vastgesteld dan is sprake van ‘kaderstellend voor' en voldoet het bestemmingsplan aan de definitie van het plan. Is de activiteit geheel of gedeeltelijk als eindbestemming opgenomen, dan voldoet het aan de definitie van het besluit.
Een belangrijk element in het Besluit mer is het (in feite) indicatief maken van de gevalsdefinities (de drempelwaarden in kolom 2 in onderdeel D van de bijlage van het Besluit mer). Dit betekent dat het bevoegd gezag niet langer kan volstaan met de mededeling in het besluit dat de omvang van de activiteit onder de drempelwaarde ligt en dus geen milieueffectbeoordeling noodzakelijk is. Onder de nu geldende regeling moet een motivering worden gegeven. Voor deze toets wordt de term vormvrije milieueffectbeoordeling gehanteerd.
Situatie plangebied
Het plan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen en/of dat er bouw- en gebruiksmogelijkheden worden toegevoegd middels regels aan het plangebied van het plan. Het plan kan niet worden gezien als een stedelijke ontwikkeling. Gelet hierop is er geen (directe) plicht om een milieueffectrapport op te stellen of een milieueffectbeoordeling uit te voeren. Gelet op het feit dat het plan niet voorziet in nieuwe bouw- en gebruiksmogelijkheden in het plangebied zijn er ook geen significant negatieve effecten die kunnen optreden op Natura 2000-gebieden. Dit betekent dat er geen passende beoordeling op grond van de Wet natuurbescherming voor het plan verplicht is en er derhalve, via dit spoor, ook geen sprake is van een plicht tot het opstellen van een milieueffectrapport.
Conclusie
Voor het plan hoeft geen milieueffectrapport te worden opgesteld.
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom een bepaalde functie ergens is toegestaan en waarom bepaalde bebouwing daar acceptabel is.
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.
De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:
Begrippen (Artikel 1)
In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige interpretatie van deze begrippen vastgelegd.
Van toepassing verklaring (Artikel 2)
In dit artikel is opgenomen dat de inhoud van de juridische regeling van toepassing is op een bepaald bestemmingsplan waarnaar een verwijzing is gemaakt. Deze verwijzing wordt zowel in de regels opgenomen als digitaal aan de verbeelding gekoppeld. Hierdoor ontstaat een juridische verbinding met het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2007.
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen.
Wonen - 5
Met dit bestemmingsplan (herstelplan) wordt het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2007 met een bouwregel aangevuld. Aan de bouwregels van Artikel 46 (Wonen - 5) wordt een nieuw sublid h. toegevoegd. Hierin wordt opgenomen dat per bestemmingsvlak niet meer dan twee halfvrijstaande woningen mogen worden gebouwd. Als uitzondering hierop geldt dat als op een bestemmingsvlak de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' opgenomen is, het genoemde aantal wooneenheden als maximum voor dat bestemmingsvlak geldt.
De overige regels van de bestemming Wonen - 5 blijven onverkort van toepassing.
Wonen - 6
Met dit bestemmingsplan (herstelplan) wordt het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2007 met een bouwregel aangevuld. Aan de bouwregels van Artikel 47 (Wonen - 6) wordt een nieuw sublid h. toegevoegd. Hierin wordt opgenomen dat per bestemmingsvlak niet meer dan twee halfvrijstaande woningen mogen worden gebouwd.
De overige regels van de bestemming Wonen - 6 blijven onverkort van toepassing.
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:
Anti-dubbeltelregel: Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage.
Het overgangsrecht geldt voor bouwwerken die ooit met een bouwvergunning of een melding zijn gebouwd, of een gebruik dat ooit is toegestaan, maar die nu vanwege een bestemmings- of beleidswijziging onder het overgangsrecht zijn gebracht. Het overgangsrecht is er op gericht dat deze bouwwerken uiteindelijk zullen verdwijnen of het gebruik ervan wordt beëindigd, zodat de situatie in overeenstemming komt met de gegeven bestemming.
In beginsel mogen de bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen, slechts in ondergeschikte mate gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd. Meestal is dat een eenmalige handeling aan het bouwwerk. Het is niet mogelijk om hiermee geheel of in stappen tot een nieuw bouwwerk te komen.
Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.
Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd.
Voor dit bestemmingsplan (herstelplan) is gekozen voor de systematiek die alleen een omissie uit het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2007 herstelt. In aanvulling op de geldende regeling Wonen - 5 en Wonen - 6 wordt een nieuw sublid h. toegevoegd. In deze regel is opgenomen dat per bestemmingsvlak niet meer dan twee halfvrijstaande woningen mogen worden gebouwd. Als uitzondering hierop is ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aangegeven aantal wooneenheden toegestaan.
Uit de jurisprudentie zoals die door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State is gevormd, blijkt dat de gemeente haar handhavingstaak serieus moet nemen. Handhaving is een verplichting, waarvan alleen mag worden afgezien als er concreet zicht is op legalisatie van de overtreding, dan wel als handhaving zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
In de gemeentelijke beleidsnota 'Integrale handhaving gemeente Oldebroek 2009' neemt naleving van bestemmingsplannen een belangrijke plaats in. Handhaving is voor de gemeente meer dan alleen met bestuurlijke sancties optreden tegen overtredingen. Er wordt ook grote waarde gehecht aan preventie door middel van communicatie en voorlichting naar burgers en bedrijven, advisering, stimulering, toezicht en zichtbaar optreden.
Daar waar overtredingen worden geconstateerd, treedt de gemeente zo vroeg mogelijk op. Als de overtreder de overtreding niet vrijwillig beëindigt, dan maakt de gemeente gebruik van de haar ter beschikking staande handhavingsinstrumenten. Van handhaving kan alleen worden afgezien in situaties waarin dit op grond van de jurisprudentie is toegelaten.
Blijkens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is het verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met een bestemmingsplan. Een overtreding hiervan is een strafbaar feit. Strafrechtelijk optreden is complementair op bestuursrechtelijke handhaving en kan met name ingezet worden bij overtredingen waarvan de gevolgen niet ongedaan gemaakt kunnen worden. Een voorbeeld hiervan is het kappen van houtwallen. Ook bij overtredingen die zich telkens weer herhalen en bij kortdurende overtredingen is deze aanpak wenselijk.
Op basis van de voorgaande hoofdstukken kan worden geconcludeerd dat het initiatief, gelet op het planologische beleid en de omgevingssituatie ter plaatse uitvoerbaar kan worden geacht. Geconcludeerd wordt dat voor de gewenste ontwikkeling sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
Op grond van artikel 6.12 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Van een dergelijk project of ontwikkeling is in dit geval geen sprake, omdat het niet voldoet aan onder andere het begrip bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening en zoals aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.
Er is geen exploitatieplan nodig. De uit dit plan voortvloeiende kosten zullen door de gemeente worden bekostigd.
De gemeenteraad moet bij het vaststellen van het bestemmingsplan wel expliciet het besluit nemen om geen exploitatieplan vast te stellen (artikel 6.12, tweede lid, Wro). De economische uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan is daarom niet in het geding.
Inspraak
De procedures voor de vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Met betrekking tot de inspraak bevat de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geen procedureregels. Inspraak is in de Wro zelf niet verplicht gesteld. Om de volgende redenen is er voor gekozen om de voorontwerpfase over te slaan:
Herstelactie Buitengebied 2007
De gemeenteraad heeft in zijn vergadering van 12 december 2019 besloten om de bestemming Wonen - 5 en Wonen - 6 van het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2007 te gaan herstellen door een maximum aantal woningen in beide bestemmingen op te nemen.
Ook heeft de gemeenteraad besloten om na een overgangstermijn van minimaal één jaar een aanvullende bouwregel op te nemen in de bestemming Wonen - 5 en Wonen - 6 waarin wordt geregeld dat per bestemmingsvlak niet meer dan twee woningen gebouwd mogen worden, tenzij dat op de huidige verbeelding van het bestemmingsplan Buitengebied anders is aangegeven met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'.
De aanleiding voor het beleidsvoornemen is dat er binnen de bestemmingen Wonen - 5 en Wonen - 6 onbedoeld geen maximum aantal woningen is opgenomen. Met de voorgestelde aanvullende bouwregel worden de bouwmogelijkheden op de betreffende percelen weer in overeenstemming gebracht met de beleidslijn en bedoeling van het bestemmingsplan.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
Het plan is in het kader van vooroverleg naar de provincie toegezonden.
De watertoets heeft plaatsgevonden op de website www.dewatertoets.nl. Verwezen wordt naar de watertoetsprocedure, die opgenomen is in hoofdstuk 4. Op 11 februari 2021 is de Watertoets ingevuld. Op basis van de watertoets wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven. De watertoets en het advies is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.
Gelet op de manier van het betrekken van omwonenden en de geringe planologische betekenis (zie paragraaf 6.3) is geen voorontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd.
Het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied, tweede herstelplan heeft voor eenieder ter inzage gelegen van woensdag 1 september 2021 tot en met dinsdag 12 oktober 2021. Binnen deze periode zijn twee zienswijzen ontvangen die allebei zien op de woningnood die speelt en het volkshuisvestingsbeleid van de gemeente. Naar aanleiding van de zienswijzen is er geen reden om over te gaan tot een wijziging van het bestemmingsplan en kan het ongewijzigd worden vastgesteld.