Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Buitengebied, Groote Woldweg 84
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0269.BG195-VG01
Hoofdstuk 1 Inleiding
 
1.1 Aanleiding
Initiatiefnemer is eigenaar van het perceel Groote Woldweg 84 te Oosterwolde. Op het perceel staat een vrijstaande woonboerderij met diverse bijgebouwen. Het perceel wordt tevens gebruikt door het hoveniersbedrijf van de eigenaar. Het perceel heeft op dit moment een agrarische bestemming, bedoeld voor de uitoefening van een niet-volwaardig agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering. Op dit moment wordt het hoveniersbedrijf als een nevenactiviteit uitgevoerd. Op het perceel Groote Woldweg 84 zijn de agrarische bedrijfsactiviteiten (hobbyboer) in 2015 echter beëindigd.  Initiatiefnemer is voornemens om de agrarische bestemming om te zetten naar een bedrijfsbestemming ten behoeve van het exploiteren van een hoveniersbedrijf. Het hoveniersbedrijf wordt hiermee de hoofdactiviteit op het perceel.
 
Op basis van het geldend bestemmingsplan 'Buitengebied 2007'  is de voorgenomen ontwikkeling niet mogelijk.  Het geldend bestemmingsplan dient hiervoor gewijzigd te worden.  Op 11 december 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldebroek besloten om in principe planologisch medewerking te verlenen aan het wijzigen van de agrarische bestemming naar een bedrijfsbestemming.
 
Het voorliggende bestemmingsplan is de juridisch-planologische regeling die de omzetting van een agrarisch bestemming (Agrarisch-6) in een bedrijfsbestemming op het perceel Groote Woldweg 84 mogelijk maakt.      
         
1.2 Ligging van het plangebied
Het plangebied betreft de locatie Groote Woldweg 84, bestaande uit de kadastrale percelen 645 (gedeeltelijk), 705 (gedeeltelijk) en 708. Het plangebied is gelegen in het buitengebied van Oosterwolde.  De locatie wordt aan de noordzijde begrensd door kadastraal perceel 205 (agrarisch weidegebied), aan de oostzijde door perceel 705 (agrarisch weidegebied), aan de zuidzijde door perceel 355 (Groote Woldweg 82) en aan de westzijde door perceel 645. De globale ligging van de locatie is op de volgende afbeeldingen weergegeven.
 
Ligging plangebied Groote Woldweg 84 (bron: pdok)
 
Begrenzing plangebied Groote Woldweg 84 (bron: pdok)
   
1.3 Huidige planologische regime
Voor de locatie Groote Woldweg 84 is het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2007’ (NL.IMRO.0269.BG101-0004) van toepassing. Dit plan is vastgesteld door de gemeenteraad van Oldebroek op 15 december 2009.
 
Het plangebied heeft op basis van het geldend bestemmingsplan de bestemming ‘Agrarisch-6’ en de dubbelbestemmingen 'Waarde-Archeologie 1' en 'Waarde-Archeologie 2'. De agrarische bestemming is bedoeld voor de uitoefening van een niet-volwaardig agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, al dan niet in combinatie met nevenactiviteiten in bestaande gebouwen te weten een caravanstalling, een zorgboerderij en activiteiten die zich richten op landschaps- en natuurbeheer en bestemd voor wonen, al dan niet in combinatie met ruimten voor mantelzorg, ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering. Gebouwen en overkappingen ten behoeve van een niet-volwaardig agrarisch bedrijf mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. De maximale gezamenlijke oppervlakte  aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en een zwembad bij de bedrijfswoning bedraagt 100 m2.
   
Ook geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied 2007, Administratieve correcties 2011'. Dit plan is vastgesteld op 31 maart 2012. Het plan heeft betrekking op het herstel van enkele administratieve onjuistheden en een onvolkomenheid voor intensieve veehouderij. Dit bestemmingsplan heeft geen consequenties voor het initiatief.  
 
Ook geldt het bestemmingsplan 'Paraplubestemmingsplan Oldebroek'. Dit plan is vastgesteld op 30 september 2021. Het gaat in dit geval om een parapluregeling met betrekking tot de volgende onderdelen:
  1. Tekstuele verduidelijking in de wijze van meten in het bestemmingsplan “Buitengebied 2007”;
  2. Toestaan plattelandswoningen bij agrarische bedrijven;
  3. Toestaan van een grotere inhoudsmaat twee-onder-één kap woningen in het buitengebied;
  4. Het opnemen van een nieuwe archeologische dubbelbestemming;
  5. Verbod op de realisatie en uitbreiding van geitenhouderijen;
  6. Vastleggen gemeentelijke parkeernormen;
  7. Toestaan kleinschalige bouwperceel- en veldopstellingen van zonnepanelen voor eigen gebruik;
  8. Het opnemen van een gewijzigde artikel leiding – hoogspanningsverbinding dubbelbestemming.
 
Dit bestemmingsplan heeft consequenties voor het initiatief met betrekking tot de nieuwe archeologische dubbelbestemming en de gemeentelijke parkeernormen.
 
 
Conclusie
Op het perceel Groote Woldweg 84 staat een vrijstaande woonboerderij met diverse bijgebouwen. Het perceel heeft op dit moment een agrarische bestemming, bedoeld voor de uitoefening van een niet-volwaardig agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering. Op het perceel Groote Woldweg 84 zijn de agrarische bedrijfsactiviteiten echter beeindigd. Op het perceel exploiteert de initiatiefnemer al een hoveniersbedrijf die valt onder de nevenactiviteiten zoals deze zijn toegestaan in het bestemmingsplan. Het hoveniersbedrijf is nu echter strijdig met het bestemmingsplan, omdat de agrarische bedrijfsactiviteiten zijn beeindigd. Er is geen sprake meer van een nevenactiviteit. Met voorliggend plan wenst de initiatiefnemer de nevenactiviteiten om te zetten naar de hoofdactiviteit op het perceel.  Dit is echter niet mogelijk op basis van het geldend bestemmingsplan. Het voorliggende bestemmingsplan is de juridisch-planologische regeling die de omzetting van een agrarisch bestemming (Agrarisch-6) in een bedrijfsbestemming op het perceel Groote Woldweg 84 mogelijk maakt.     
 
  
Uitsnede geldend bestemmingsplan Buitengebied 2007 (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
 
1.4 Leeswijzer
Na deze inleiding volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van de bestaande en gewenste situatie van het plangebied. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van het beleidskader. Hierin wordt het beleid van het Rijk, de provincie Gelderland en de gemeente Oldebroek beschreven. Vervolgens passeren in hoofdstuk 4 alle relevante milieu- en omgevingsaspecten de revue. In de hoofdstukken 5 en 6 wordt respectievelijk ingegaan op de juridische aspecten/planverantwoording en de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 7 gaat tot slot in op de vooroverleg en inspraak.
Hoofdstuk 2 De huidige en gewenste situatie
2.1 Huidige situatie
De planlocatie Groote Woldweg 84 ligt ten noorden van de kern Oosterwolde. Op het perceel aan de Groote Woldweg 84 staat een woonboerderij met diverse agrarische opstallen. Tussen de Groote Woldweg en het boerenerf is nog een weiland gelegen. De afstand tussen de voorgevel van de woonboerderij en de Groote Woldweg bedraagt circa 110 meter. De agrarische opstallen staan achter de woonboerderij gesitueerd. Rondom het plangebied zijn bomenrijen, boomgroepen en solitaire bomen aanwezig. De gezamenlijke oppervlakte van de agrarische opstallen bedraagt circa 500 m2.
 
Parkeren vindt plaats op eigen terrein, ontsluiting van het perceel vindt plaats op de Groote Woldweg. De woonboerderij en de agrarische opstallen zijn, na de in- en uitrit op de Groote Woldweg,  afzonderlijk van elkaar bereikbaar.
   
Plangebied Groote Woldweg 84
 
Zicht vanaf de Groote Woldweg op het plangebied (bron: google)
 
Relatie met de omgeving
Het plangebied is gelegen in een weids uitgestrekt agrarisch gebied. Aan de Groote Woldweg zijn diverse solitaire woonpercelen en agrarische bedrijfspercelen gelegen. De dichtstbijzijnde woonpercelen zijn de woningen aan de Groote Woldweg 86 en 88, ten noorden van het plangebied. Ten zuiden van het plangebied, aan de Groote Woldweg 82, is een agrarisch bedrijf gesitueerd.
 
Landschappelijke context
De Groote Woldweg is één van de eerste en belangrijkste ontginningsassen van de open polder en verbindt Oosterwolde met het noordelijker gelegen dorp Noordeinde. De landschapsstructuur wordt enerzijds bepaald door de lange rationele slagenverkaveling die wordt gevormd door slootjes en watergangen. Maar ook door de dekzandruggen die kleinschaliger en minder rationeel van opzet zijn en waar beplanting en bebouwing elkaar afwisselt en aanvult.  De locatie ligt op een zandrug op de overgang naar de lager gelegen open polders. Doordat de zandrug wat hoger ligt dan de polder was het van oorsprong een veilige en droge plek om te wonen. De zandrug kent dan ook een lange bewoningsgeschiedenis. Het hoogteverschil tussen de zandrug en de polder bedraagt op de overgang zo’n 0,5m. Onvoldoende om bij grote overstromingen (vroeger ook van de Zuiderzee) bescherming te bieden aan de bewoners. Daarom werden huizen op de overgang van de dekzandrug naar de polder op pollen gebouwd. Terpen die bij overstroming wel bescherming boden. Een gedeelte van het plangebied aan de Groote Woldweg 84 ligt op zo’n pol.
     
          
2.2 Gewenste situatie
In de gewenste situatie wordt de agrarische bestemming omgezet naar een bedrijfsbestemming ten behoeve van het exploiteren van een hoveniersbedrijf. De schuren C (deels ingestort) en D worden gerenoveerd en de overige schuren worden gesloopt.  In totaal wordt er 205 m2 aan agrarische opstallen gesloopt.
 
In de nieuwe situatie worden de schuren C en D gebruikt als werkschuur, kantoorruimte, kantine en prive berging.
Aan de zuidzijde wordt een nieuw agrarisch bijgebouw (schuilstal schapen) gerealiseerd, behorend bij de woning. De gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen bij het hoveniersbedrijf bedraagt niet meer dan 500m2. Aan de zuidzijde van het perceel worden de parkeerplaatsen voor bezoekers en personeel gerealiseerd. Achter op erf, achter de werkruimte, is plaats voor de opslag van planten, materialen en klein materieel.
 
De buitenruimte bestaat voornamelijk uit tuin en grasland, de oprit bestaat uit half verharding (grind) tot de gerenoveerde schuur. Het gedeelte vanaf de gerenoveerde schuur tot de opslagruimte bestaat uit klinkers. Het verhard oppervlak zal met circa 850 m2 toenemen.
 
Kantoor en kantine voor het hoveniersbedrijf
In het te renoveren bedrijfsgebouw wordt een gedeelte ingericht als kantoor en kantine voor het hoveniersbedrijf. Deze ruimten worden enkel door het ter plaatse gevestigde hoveniersbedrijf gebruikt. De medewerkers van het hoveniersbedrijf zijn het grootste gedeelte van de werkdag juist niet op de bedrijfslocatie aanwezig zijn. De werkzaamheden worden vooral verricht bij de klanten (bedrijven en particulieren) van het bedrijf. De lunch zal daarbij vooral ook op locatie van de werkzaamheden worden genuttigd. De medewerkers verzamelen zich aan het begin van de werkdag op de bedrijfslocatie en vertrekken van hieruit naar de klant. Aan het einde van de werkdag komt men weer terug op de bedrijfslocatie. Op de bedrijfslocatie vinden slechts een aantal voorbereidende werkzaamheden plaats. Het kantoor wordt gedurende een beperkt deel van de dag gebruikt voor administratieve werkzaamheden. De exacte gebruikskenmerken van het kantoor en de kantine zijn als volgt:
  • Kantoor, 1 persoon van 8:00 tot 17:00 uur (beperkt deel van de dag gebruikt voor administratieve werkzaamheden;
  • Kantine, 5 personen van 07:00 tot 07:30 en van 12:30 tot 13:00 (de lunch zal daarbij echter vooral op locatie van de werkzaamheden worden genuttigd).
 
Overzicht te slopen schuren

 
Nieuwe situatie Groote Woldweg 84
 
Landschappelijke inpassing
Voor het initiatief is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld. De aanwezige bebouwing en toekomstige bebouwing op het perceel Groote Woldweg 84 zijn meegenomen in de landschappelijke inpassing. Er zal rondom het perceel een groene buffer gecreëerd worden door middel van een houtsingel met een onderbegroeiing bestaande uit inheemse beplanting. Zo ontstaat hier een groene landschappelijke rand om het terrein. Zo wordt het zicht niet meer door de bebouwing verstoord maar lijkt het een landschappelijk polderelement. Deze inpassing wordt uitgevoerd volgens de uitgangspunten van het Landschapsontwikkelingsplan.
 
Beeldkwaliteit
De te renoveren bebouwing wordt in een landelijke stijl vormgeven met de kenmerken uit het gebied. Belangrijk is dat de bebouwing (hoofdgebouw en bijgebouw) in één geheel wordt ontworpen. Dit geeft eenheid. De kleuren en materialen van de bebouwing komen overeen met die in de omgeving. De gevels zijn gebouwd in baksteen (pleisterwerk) met potdekselwerk en de daken zijn gedekt met dakpannen. De bebouwing heeft stijlovereenkomsten met bebouwing in de omgeving.
                    
        
Hoofdstuk 3 Beleid
Bij ruimtelijke plannen moet worden weergegeven hoe rekening is gehouden met relevant beleid. In de volgende paragrafen wordt het relevante beleid op nationaal, provinciaal en lokaal schaalniveau en de relatie
van dit beleid met de voorgenomen ontwikkeling behandeld.
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
 
3.1.1.1 Algemeen
De Nationale Omgevingsvisie, NOVI, is op 11 september 2020 vastgesteld. In de NOVI geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. Met de NOVI wordt beoogd een perspectief te bieden om grote opgaven, zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire
economie, bereikbaarheid en woningbouw aan te pakken. Hierbij is omgevingskwaliteit, een combinatie
van ruimtelijke kwaliteit en milieukwaliteit, het kernbegrip
3.1.1.2 Afwegingsprincipes en Uitvoeringsagenda NOVI
De NOVI stelt een nieuwe aanpak voor: integraal, samen met andere overheden en maatschappelijke organisaties, en met meer regie vanuit het Rijk. Centraal bij de afweging van diverse belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving, zowel van de boven- als de ondergrond, zogenaamd ‘omgevingsinclusief’ beleid. De NOVI onderscheidt daarbij drie afwegingsprincipes:
 
  1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
  2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
  3. Afwentelen wordt voorkomen.
 
Het Rijk zal bij de uitvoering van de NOVI zichtbaar maken hoe de omgevingsinclusieve benadering vormt
krijgt en de afwegingsprincipes benut worden. De NOVI gaat vergezeld van een Uitvoeringsagenda, waarin staat aangegeven hoe het Rijk invulling geeft aan de eigen rol bij de uitvoering van de NOVI. In de Uitvoeringsagenda is onder andere een overzicht van instrumenten en (gebiedsgerichte) programma’s op verschillende beleidsterreinen opgenomen. De Uitvoeringsagenda wordt, indien nodig, jaarlijks geactualiseerd.
3.1.1.3 Besluit Algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (hierna: het Barro), beter bekend als de AmvB Ruimte,
zijn de nationale belangen uit de SVIR opgenomen die juridische borging vereisen. Het Barro is gericht op
de doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. De volgende nationale
belangen kunnen binnen de gemeente Oldebroek relevant zijn:
  1. Defensie
    • Militaire laagvliegroutes jachtvliegtuigen en transportvliegtuigen
    • Militaire terreinen
  2. Hoofdwegen en landelijke spoorwegen
  3. Natuurnetwerk Nederland
  4. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament
  5. IJsselmeergebied
Defensie:
  • Militaire laagvliegroutes jachtvliegtuigen en transportvliegtuigen. In het Barro worden regels gesteld voor militaire laagvliegroutes jachtvliegtuigen en transportvliegtuigen. In nieuwe bestemmingsplannen mogen geen nieuwe bestemmingen opgenomen worden die het oprichten van bouwwerken met een hoogte van meer dan 40 meter te meten vanaf het maaiveld mogelijk maken. In het besluit zijn twee laagvliegroutes aangewezen, waarvan er één over de gemeente Oldebroek ligt.
  • Militaire terreinen. In het Barro worden regels gesteld ten aanzien van militaire terreinen, veiligheidszones en munitieopslagen. Binnen de gemeente Oldebroek liggen het Artillerie Schietkamp en de Prinses Margrietkazerne. De functies van deze terreinen mogen op basis van het Barro niet worden belemmerd.
 
Hoofdwegen en landelijke spoorwegen:
Voor de aanleg of uitbreiding van een hoofdweg of landelijke spoorweg zijn reserveringsgebieden aangewezen. Voor bestemmingsplannen die betrekking hebben op een reserveringsgebied zijn in het Barro bepalingen opgenomen, waaraan moet worden voldaan.
 
Natuurnetwerk Nederland:
In het Barro worden onder andere regels gesteld omtrent de planologische bescherming van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) bij provinciale verordening. Het plan mag geen negatieve effecten met zich meebrengen ten aanzien van het NNN.
 
IJsselmeergebied:
De Veluwerandmeren behoren tot het IJsselmeergebied. Een bestemmingsplan mag geen ontwikkelingen
bevatten die bebouwing en/of landaanwinning binnen het IJsselmeergebied mogelijk maken.
 
3.1.1.4 Ladder voor duurzame verstedelijking
In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Op 1 juli 2017 is de Ladder in het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd. Aanleiding voor de wijziging waren de in de praktijk gesignaleerde knelpunten bij de uitvoering van de Ladder en de wens om te komen tot een vereenvoudigd en geoptimaliseerd instrument.
 
Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij geldt een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.
 
Teneinde een ontwikkeling adequaat te kunnen toetsen aan de ladder is het noodzakelijk inzicht te geven in de begrippen ‘bestaand stedelijk gebied’ en ‘stedelijke ontwikkeling’.
 
In de Bro zijn in artikel 1.1.1 definities opgenomen voor: 
 
  • bestaand stedelijk gebied: ‘bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur’.
  • stedelijke ontwikkeling: ´ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.´
 
Bij het beschrijven van de behoefte dient te worden uitgegaan van het saldo van de aantoonbare vraag naar de voorgenomen ontwikkeling (de komende tien jaar, zijnde de looptijd van het bestemmingsplan) verminderd met het aanbod in planologische besluiten, ook als het feitelijk nog niet is gerealiseerd (harde plancapaciteit). 
3.1.1.5 Toetsing van het initiatief aan het rijksbeleid
  • De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) laat zich niet specifiek uit over dergelijke lokale ontwikkelingen. De voorgenomen ontwikkeling raakt geen rijksbelangen als opgenomen in de Nationale Omgevingsvisie.
  • Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die juridisch zijn verankerd in het Barro. Het Barro heeft dan ook geen invloed op dit bestemmingsplan.
  • Voorliggend plan betreft het planologisch wijzigen van agrarische bestemming in een bedrijfsbestemming. Het aantal woningen blijft gelijk, er worden geen woningen toegevoegd. Er is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling en de ladder duurzame verstedelijking is dan ook niet van toepassing.  
 
Concluderend wordt gesteld dat, gelet op de aard en omvang van de voorgenomen ontwikkeling, het plan niet in strijd is met het rijksbeleid.
3.2 Provinciaal beleid
3.2.1 Omgevingsvisie Gelderland
3.2.1.1 Algemeen
Op 19 december 2018 is de Omgevingsvisie ‘Gaaf Gelderland’ vastgesteld. Op 1 maart 2019 is deze in werking getreden. De provincie wil Gelderland in de toekomst ‘gaaf’ houden, en vindt dat we daar nu wat voor moeten doen. De provincie staat voor stevige uitdagingen. Er zijn grote, verscheidene ontwikkelingen die ook Gelderland raken.
 
Hierbij staan een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal. De focus ligt op duurzaamheid,
verbondenheid en een krachtige economie als werkende bestanddelen voor een gezond, veilig, schoon en
welvarend Gelderland.
 
Om de focus op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland uit te werken, streeft de
provincie zeven samenhangende ambities na. Met behulp van deze zeven ambities geeft de provincie hier
uitvoering aan:
  1. Energietransitie, van fossiel naar duurzaam;
  2. Klimaatadaptie: omgaan met veranderend weer;
  3. Circulaire economie: het sluiten van kringlopen;
  4. Biodiversiteit: werken met de natuur;
  5. Bereikbaarheid: duurzaam verbonden;
  6. Vestigingsklimaat: een krachtige, duurzame topregio;
  7. Woon- en leefomgeving: dynamisch, divers, duurzaam.
3.2.1.2 Continuering ruimtelijk beleid
Een vijftal wettelijk verplichte planfiguren voor het provinciaal beleid voor de leefomgeving gaat sinds 2014
op in de Omgevingsvisie. Dit gaat over planfiguren voor ruimte, natuur, water, milieu en verkeer en vervoer. Vanuit de Omgevingsvisie 2014 vinden wij de volgende zaken van belang. Deze worden door de provincie Gelderland gecontinueerd. Het gaat om de thema’s:
  • Ruimtelijk beleid;
  • Waterbeleid;
  • Milieubeleid;
  • Natuur- en landschapsbeleid;
  • Verkeers- en vervoerbeleid.
3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland
3.2.2.1 Algemeen
Met een ruimtelijke verordening stelt de provincie regels aan ruimtelijke plannen van gemeenten. De provincie richt zich hierbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, natuur, nationale landschappen, water en glastuinbouw. Gemeenten krijgen op sommige terreinen meer beleidsvrijheid,
terwijl ze op andere gebieden te maken krijgen met strikte provinciale richtlijnen. De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan op deze regels afstemmen.
3.2.2.2 Van toepassing zijnde artikelen
De voor het plangebied van toepassing zijnde relevante thema's worden hierna behandeld.
 
Waardevol open gebied
De provincie en haar partners streven er samen naar de openheid van karakteristieke open landschapseenheden (waardevolle open gebieden) als kernkwaliteit te behouden. Dat zijn de grootste open gebieden in Gelderland of gebieden waar bebouwing ontbreekt en gaafheid en herkenbaarheid kenmerkend zijn. Openheid en ook het ontbreken van bebouwing is een kwetsbare kernkwaliteit, want ook kleine ingrepen kunnen de openheid al aantasten.
 
Landschap
De provincie wil samen met haar partners de basiskwaliteit van landschappen in Gelderland behouden. Het actuele landschap is het referentiekader voor deze kwaliteit. Om deze basiskwaliteit van het landschap te behouden en waar mogelijk te vergroten, stimuleert de provincie het ontwikkelen met kwaliteit. Het plangebied is gelegen in 'Nationaal landschap buiten GNN, GO en NHW'.  De provincie wil samen met haar partners ook door ruimtelijke ontwikkelingen de kernkwaliteiten van de Nationale Landschappen behouden, herstellen en versterken en de landschappelijke samenhang vergroten. De provincie beschermt de kernkwaliteiten van de Nationale Landschappen en geeft richting aan ontwikkelingen met kwaliteit. De provincie heeft met het toepassen van ‘Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik’ een zorgvuldige afweging van ontwikkelingen in het buitengebied voor ogen. Het plangebied is gelegen binnen het deelgebied 'Veluwe'. De kernkwaliteiten van dit gebied staan beschreven in bijlage 6 van de Omgevingsverordening Gelderland.
 
Solitaire bedrijvigheid
Solitaire bedrijvigheid die volgens de huidige planologische inzichten op een bedrijventerrein thuishoort, sluit de provincie uit in het buitengebied. Het verbod op nieuwvestiging geldt niet als er sprake is van functieverandering bij een bestaand bedrijf of als de ontwikkeling past binnen de afspraken over solitaire bedrijvigheid in het Regionaal programma werklocaties. Onder functieverandering verstaat de provincie een ontwikkeling die leidt tot hergebruik van bestaande bebouwing, zorgt voor een kwaliteitsverbetering in het gebied en daar qua aard, schaal en functie past. De regionale afspraken over functieverandering passen in elk geval binnen deze definitie.
 
 
3.2.3 Toetsing initiatief aan het provinciaal beleid
Het voorliggende bestemmingsplan betreft de juridisch-planologische regeling die de omzetting van een agrarisch bestemming (Agrarisch-6) in een bedrijfsbestemming op het perceel Groote Woldweg 84 mogelijk maakt. Er is op dit perceel geen sprake meer van een agrarische bedrijfsvoering, de agrarische bedrijfsactiviteiten zijn beeindigd. Op het perceel exploiteert de initiatiefnemer al een hoveniersbedrijf die valt onder de nevenactiviteiten zoals deze zijn toegestaan in het bestemmingsplan. Met voorliggend plan wenst de initiatiefnemer de nevenactiviteiten om te zetten naar de hoofdactiviteit op het perceel. De bedrijfsactiviteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing.  Twee schuren op het perceel worden gerenoveerd en gebruikt voor het hoveniersbedrijf, de overige schuren worden gesloopt.  De bestaande karakteristieke  boerderij blijft behouden. Het gehele perceel wordt landschappelijk ingepast, de ruimtelijke kwaliteit is hiermee gewaarborgd.    
 
De voorgenomen ontwikkeling voldoet aan de uitgangspunten zoals verwoord in de omgevingsvisie en de omgevingsverordening.  Op het perceel Groote Woldweg 84 is sprake van functieverandering, deze ontwikkeling leidt daarmee tot hergebruik van bestaande bebouwing.  De openheid van dit waardevolle gebied en de kernkwaliteiten van het landschap worden niet aangetast.   Bedrijven in het buitengebied zijn eigenlijk onwenselijk, maar voorliggend initiatief wordt passend geacht vanwege de aard en schaal en dat deze verwant is aan het buitengebied.
 
Het plan is daarmee passend binnen het provinciaal beleid.    
   
3.3 Gemeentelijk beleid
3.3.1 Omgevingsvisie Oldebroek
De Omgevingsvisie Oldebroek is een strategische visie voor de lange termijn voor de gehele fysieke leefomgeving.
De Omgevingsvisie is opgesteld in de geest van de Omgevingswet die in het jaar 2021 van kracht zal zijn.
Eigenlijk is de Omgevingsvisie een brede toekomstvisie. Hierin gaat het niet alleen om bouwen, aanleggen, graven of andere ruimtelijke ontwikkelingen maar ook om onderwerpen zoals gezondheid, mobiliteit en het milieu. Op 13 december 2018 is de Omgevingsvisie vastgesteld door de gemeenteraad.
    
Missie Oldebroek: Natuurlijk dynamisch
 
Oldebroek is een woongemeente van agrarische oorsprong, met aandacht voor elkaar en met een fraaie omgeving (in en buiten de kernen) waar het goed recreëren en verblijven is. Oldebroek wil optimaal inspelen op de kracht van de mensen, de pracht van het landschap, de unieke ligging en de ondernemingsgeest. De gemeente Oldebroek zet in op de volgende koers:
  1. Rustige, groene woongemeente in een dynamische omgeving
  2. Ieder dorp een aantrekkelijk hart, daar werken we samen aan
  3. Oldebroek: een groen, sportief en compleet fiets-, wandelgebied
  4. Werkgelegenheid is onmisbaar in een aantrekkelijke woongemeente
  5. Goede bereikbaarheid is noodzakelijke basisvoorwaarde voor leefbaarheid en vitaliteit
  6. Oldebroek klimaatneutraal  
IDee-kaarten
 
De Omgevingsvisie heeft een belangrijke rol in het op gang brengen van investeringen die leiden tot kwaliteitsversterking en het dichterbij brengen van ambities. De IDee-kaarten hebben hierin een belangrijke rol. De deelgebieden waarvoor de IDee-kaarten zijn opgesteld, zijn afgebakend op basis van de gebiedsindeling op het regionale ‘NEO-niveau’ . Leidend daarvoor zijn de ontstaansgeschiedenis, de geomorfologische samenstelling, het functionele gebruik en de beleving van het gebied. Daarnaast is ook voor de 6 kernen een IDee-kaart opgesteld. De planlocatie valt binnen het deelgebied 'Open polderlandschap & Drontermeerzone'. Uitgangspunt binnen dit gebied is het o.a. het behoud van de openheid van het polderlandschap, bij investeringen in/rondom agrarische bedrijven is het wenselijk dat ook geïnvesteerd wordt in de landschappelijke kwaliteiten ontwikkelingen moeten aansluiten bij de ecologische, landschappelijke en hydrologische waarde van het gebied. Diverse functies in dit gebied zijn mogelijk, op voorwaarde dat er een goede balans is.
   
3.3.2 Programma Vitaal Platteland Oldebroek
In het buitengebied van de gemeente Oldebroek spelen meerdere opgaven waar tegelijkertijd aan gewerkt moet worden. Denk aan maatregelen voor duurzame energie of om rekening te houden met het veranderende klimaat of de stikstofproblematiek. Om hier samenhangend en overzichtelijk mee aan de slag te gaan, is het Programma Vitaal Platteland Oldebroek opgesteld. Hiermee wordt duidelijk hoe de gemeente met initiatieven in het buitengebied om wil gaan en welke acties hieraan verbonden zijn. Dit programma is opgesteld in nauw overleg met agrariërs en andere overheden. Op 10 november 2022 heeft de gemeenteraad van Oldebroek het programma vastgesteld.
 
Het buitengebied van Oldebroek is voor het programma opgedeeld in drie deelgebieden. Die deelgebieden zijn overgenomen uit de Omgevingsvisie Oldebroek. In de Omgevingsvisie zijn deze aangeduid op de IDee-kaarten als zones:
 
  • Open polderlandschap & Drontermeerzone
  • Kleinschalige, gemengde overgangszone
  • Natura 2000-gebied Veluwe
 
Per zone is in de omgevingsvisie de ontwikkelingsrichting bepaald en zijn aandachtspunten benoemd voor de kwaliteit en leefbaarheid. De koers per deelgebied is daarmee op hoofdlijnen voldoende vastgelegd in de Omgevingsvisie Oldebroek. Elke zone / deelgebied kent z’n eigen specifieke problematiek. Deze indeling vormt daarom ook een uitgangspunt bij de nadere uitwerking van de omgevingsvisie naar een programma.
 
Koers per deelgebied 'Open polderlandschap & Drontermeerzone'
  • De polders moeten duurzaam geschikt kunnen blijven voor economisch verantwoorde, grondgebonden en duurzame landbouwbedrijven.
  • De agrarische functie van de aanwezige agrarische gronden behouden we zoveel mogelijk.
  • Zoeken naar toekomstbestendige verdienmodellen, zoals het Aanvalsplan Grutto en de subsidiemogelijkheden binnen het provinciale programma Agrifood. Dit om bijdragen te kunnen leveren aan de doelen uit dit programma. In nauwe samenspraak met de agrarische sector
  • Agrarische bedrijven ondersteunen bij omslag naar natuurinclusief (samenwerking met provincie)
  • Mogelijkheden voor verbrede landbouw (nevenactiviteiten)
  • Terughoudend met nieuwe functies in VAB t.b.v. behoud agrarische functies. Agrarisch gerelateerd mogelijk. Andere functies niet uitgesloten, maar vergt zware afweging in het licht van agrarisch belang.
    
3.3.3 Landschapsontwikkelingsplan (LOP) 2006
In het LOP wordt ingezet op het accentueren van de ruimtelijke structuur zodat de verschillende landschappen herkenbaar en leesbaar worden. Door het afnemen van de betekenis van de landbouw moet ruimte worden gegeven aan nieuwe functies zoals recreatie en landgoederen, die met het oog op kwaliteit worden ingepast. Wel wordt opgemerkt dat het aantal hectare landbouwgrond niet of nauwelijks afneemt. Natuurontwikkeling kan plaatsvinden op de aangewezen plaatsen en de grondgebonden veehouderij moet behouden blijven, om de openheid van het
landschap ook in de toekomst te kunnen blijven garanderen.
 
Het plangebied is gelegen in het polderlandschap. Het noordelijk deel van de Randmeerkust is een waddengebied geweest met strandwallen, veenvorming en zeeklei. Regelmatig werd het gebied overstroomd. Op een gegeven moment is men begonnen met het bedijken. De oudste zeeweringen zijn de Winterdijk en de Woldweg. De Zomerdijk werd aangelegd in 1369. Toch bleven de overstromingen plaatsvinden, tot de aanleg van de Afsluitdijk. Veel boerderijen zijn dan ook op huisterpen gebouwd en waren geconcentreerd langs de wegen die aangelegd werden op de hogere delen. De verkaveling is overwegend in de vorm van slagen. Er komen ook blokvormen voor. De begroeiing bestaat met name uit bomen die als erfbeplanting functioneren. Langs de perceelranden van de akkers zijn hier en daar iepen, populieren of wilgen geplant. De gemeente kent drie poldergebieden; polder Oosterwolde, polder Oldebroek en polder Hattem.
 
Het behouden van de open polders is belangrijk voor de kwaliteit van het landschap. De bebouwing in polder Oldebroek, die momenteel zonder erfbeplanting is, zou met brede houtwallen ingepast kunnen worden. Zo wordt de zicht niet meer door de bebouwing verstoord maar lijkt een landschappelijk polderelement.
3.3.4 Gebiedsplan Zoekzones landschappelijke versterking en groene wiggen
De gemeenten Elburg en Oldebroek hebben gezamenlijk een gebiedsplan opgesteld  op voor de zoekzones landschappelijke versterking en groene wiggen. De gebiedsuitwerking voor zoekzones landschappelijke
versterking geeft aan op welke wijze het landschap versterkt kan worden en waar door middel van het toevoegen van nieuwe rode ontwikkelingen kan worden bijgedragen aan de gewenste versterking van de kwaliteiten van het landschap. Dit gebeurt op basis van een landschapsarchitectonische gebiedsanalyse en wordt gerelateerd aan de landschappelijke kernkwaliteiten van te onderscheiden landschapstypen.
 
Ten noorden van de Oostendorperstraatweg en tussen de Hof ter Eekterweg en de Groote Woldweg wordt het
landschap versterkt door het behoud en de ontwikkeling van houtwallen en lanen langs de lange opstrekkende kavellijnen.
 
3.3.5 Klimaatneutraal Oldebroek
De aarde warmt op door toename van broeikasgassen in de atmosfeer. Door deze opwarming verandert
het klimaat, wat gevolgen heeft voor de fysieke leefomgeving. Om verdere opwarming van de aarde te
voorkomen moet er een transitie plaatsvinden naar een duurzame energiehuishouding. De gemeente
Oldebroek wil daaraan bijdragen. In 2017 stelde de gemeenteraad daartoe de Routekaart Klimaat
Neutraal Oldebroek vast. Hierin is de ambitie geformuleerd dat de energievoorziening in Oldebroek klimaat
neutraal is, uiterlijk in 2050. Dit betekent dat alle energie die binnen de gemeente Oldebroek wordt
gebruikt ook in de gemeente duurzaam wordt opgewekt. Hierdoor zal de uitstoot van broeikasgassen
afnemen.
 
Gemeente Oldebroek werkt samen met inwoners, bedrijven, verenigingen en andere partijen aan deze
grote opgave. Om deze energietransitie te laten slagen is inzet van iedereen in Oldebroek nodig. Ten
aanzien van grootschalige duurzame energieopwekking in Oldebroek heeft de gemeenteraad in 2018 de
Verkenning grootschalige duurzame energieopwekking vastgesteld. Met de verkenning zijn de
energieopgave, energiepotentie, kansrijke gebieden en projecten en afwegingskaders in beeld gebracht.
De afwegingskaders bestaan uit ruimtelijke en maatschappelijke kaders die de gemeente Oldebroek
belangrijk vindt bij het ontwikkelen van grootschalige duurzame energieprojecten.
3.3.6 Energieneutraal Oldebroek
De ambitie binnen de gemeente Oldebroek is om in 2050 – en bij voorkeur eerder- klimaatneutraal te zijn.
Dat wil zeggen dat er in de gemeente dan evenveel energie duurzaam wordt opgewekt als wordt verbruikt.
In 2015 heeft Oldebroek het Gelders Energieakkoord ondertekend. De Routekaart Klimaatneutrale Regio
Noord-Veluwe is vertrekpunt voor het lokale beleid. Deze routekaart volgt zeven scenario's. Eén van de scenario’s is “Al het vastgoed duurzaam”.
3.3.7 Parkeernota Oldebroek 2014
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid ten behoeve van
de functie. In het bestemmingplan is een algemene bepaling opgenomen die voorziet in de juridische
borging van het aanleggen van voldoende parkeergelegenheid. Deze bepaling is gekoppeld aan de
Parkeernota Oldebroek 2014.
3.3.8 Toetsing van het initiatief aan het gemeentelijk beleid.
Het voorliggende bestemmingsplan betreft de juridisch-planologische regeling die de omzetting van een agrarisch bestemming (Agrarisch-6) in een bedrijfsbestemming op het perceel Groote Woldweg 84 mogelijk maakt. Er is op dit perceel geen sprake meer van een agrarische bedrijfsvoering, de agrarische bedrijfsactiviteiten zijn beeindigd. Op het perceel exploiteert de initiatiefnemer al een hoveniersbedrijf die valt onder de nevenactiviteiten zoals deze zijn toegestaan in het bestemmingsplan. Met voorliggend plan wenst de initiatiefnemer de nevenactiviteiten om te zetten naar de hoofdactiviteit op het perceel. De bedrijfsactiviteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing. Twee schuren op het perceel worden gerenoveerd en gebruikt voor het hoveniersbedrijf, de overige schuren worden gesloopt.  De bestaande karakteristieke boerderij blijft behouden. Het gehele perceel wordt landschappelijk ingepast, de ruimtelijke kwaliteit is hiermee gewaarborgd.  De wijziging van gebruik vormt geen belemmering voor woningen en/of (agrarische) bedrijven in de omgeving.
 
In de Omgevingsvisie Oldebroek wordt aangegeven dat er voor dit gebied wordt gestreefd naar het behoud en het versterken van de huidige agrarische bedrijvigheid. Verzoeken rondom verbreding of uitbreiding zullen in overweging worden genomen, mits deze niet leiden tot aantasting van de beeldkwaliteit/belevingswaarde en belangrijke omgevingswaarden. Transformatie, innovatie, verbreding en functieveranderingen in de agrarische sector zijn mogelijk op een zodanige wijze dat het passend is bij het karakter van het gebied. Vooral van belang is dat er wordt aangesloten op de landschappelijke kwaliteiten. Het initiatief is passend binnen het agrarisch karakter van het gebied en zal niet leiden tot aantasting van de beeldkwaliteit en belevingswaarde. De omgevingsvisie  leidt daarmee niet tot belemmeringen van de voorgenomen ontwikkeling.   
 
Het voorliggend plan is passend binnen de gestelde koers uit het 'Programma Vitaal Platteland Oldebroek'. Bedrijven in het buitengebied zijn eigenlijk onwenselijk, maar voorliggend initiatief wordt passend geacht vanwege de aard en schaal en dat deze verwant is aan het buitengebied. Het geven van nieuwe functie voor vrijkomende agrarische bebouwing, is in lijn met de gedachte vanuit de structuurvisie functieverandering Oldebroek 2017.
 
Voor het initiatief is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld. De aanwezige bebouwing en toekomstige bebouwing op het perceel Groote Woldweg 84 zijn meegenomen in de landschappelijke inpassing. Er zal rondom het perceel een groene buffer gecreëerd worden door middel van een houtsingel met een onderbegroeiing bestaande uit inheemse beplanting. Zo ontstaat hier een groene landschappelijke rand om het terrein. Zo wordt het zicht niet meer door de bebouwing verstoord maar lijkt het een landschappelijk polderelement. Deze inpassing wordt uitgevoerd volgens de uitgangspunten van het Landschapsontwikkelingsplan.   
 
Het plan is passend binnen de duurzaamheidsambities van de gemeente Oldebroek. Er wordt effectief gebruik gemaakt van de aanwezige bebouwing, hiermee wordt op een duurzame en betaalbare manier een bedrijf gerealiseerd. Er is sprake van een zorgvuldig ruimtegebruik.
 
Voor de gemeente geldt de Parkeernota Oldebroek uit 2014. Het parkeren vindt plaats op eigen erf. In het plangebied is voldoende ruimte voor de benodigde parkeerruimte.  De bedrijfsfunctie betreft een hoveniersbedrijf. Een hovenier werkt op locatie, en zal dus niet de hele dag bij het bedrijf aanwezig zijn. Daarom volgen de aan te houden parkeernormen voor een 'bedrijf arbeidsextensief/bezoekersextensief. De parkeernorm hiervoor bedraagt 1,1 per 100 m2 bvo. Het aanwezige bedrijf heeft een bedrijfsgebouw met een bvo van circa 450 m2. De parkeernorm komt hiermee neer op afgerond 5 parkeerplaatsen. Verder krijgt heeft het bedrijf een bedrijfswoning. Voor een vrijstaand koophuis is de parkeernorm 2,5. In totaal moet de bedrijfsfunctie dus kunnen voorzien in afgerond 8 parkeerplaatsen. Op het terrein is voldoende ruimte om in deze parkeerbehoefte te voorzien.
 
   
      
Hoofdstuk 4 Onderzoek
In dit hoofdstuk wordt het onderzoek naar de milieu- en omgevingsaspecten beschreven.
4.1 Cultuurhistorie
4.1.1 Cultuurhistorie
4.1.1.1 Algemeen
Cultuurhistorie kan worden gedefinieerd als 'sporen, objecten en patronen/structuren die zichtbaar of niet zichtbaar, onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie en ontwikkeling'. Cultuurhistorische waarden zijn daarom verbonden aan landschappelijke kwaliteiten, archeologie en bouwwerken, al dan niet met een status als monument. Bepaalde landschappelijke elementen als houtwallen, bosjes, bomen, waterlopen etc., kunnen een cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen in verband met de ontstaans-, bewonings- en ontginningsgeschiedenis van de streek. In het bestemmingsplan kunnen regels worden opgenomen om deze geschiedenis te behouden cq. de waarden te beschermen.
4.1.1.2 Situatie plangebied
Het voorliggende bestemmingsplan betreft de juridisch-planologische regeling die de omzetting van een agrarisch bestemming (Agrarisch-6) in een bedrijfsbestemming op het perceel Groote Woldweg 84 mogelijk maakt. Er is op dit perceel geen sprake meer van een agrarische bedrijfsvoering, de agrarische bedrijfsactiviteiten zijn beeindigd. Op het perceel exploiteert de initiatiefnemer al een hoveniersbedrijf die valt onder de nevenactiviteiten zoals deze zijn toegestaan in het bestemmingsplan. Met voorliggend plan wenst de initiatiefnemer de nevenactiviteiten om te zetten naar de hoofdactiviteit op het perceel. De bedrijfsactiviteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing. Twee schuren op het perceel worden gerenoveerd en gebruikt voor het hoveniersbedrijf, de overige schuren worden gesloopt.  De bestaande karakteristieke boerderij blijft behouden. Het gehele perceel wordt landschappelijk ingepast, de ruimtelijke kwaliteit is hiermee gewaarborgd.  
  
Er bevinden zich, op basis van de Cultuurhistorische Waardenkaart , in het plangebied en in de directe omgeving geen rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten. In het plangebied is wel sprake van bijzondere cultuurhistorische waarde. Een deel van het plangebied aan de Groote Woldweg 84 ligt op een pol (terp). De boerderij op deze pol vormt samen met de grote bomen op en rond het erf een duidelijk herkenbare eenheid in het verder open polderlandschap. Dit is waardevol. Het gehele plan is in samenspraak met de gemeente, voorzien van een landschappelijke inpassing. Derhalve wordt geconcludeerd dat het plan geen negatieve invloed heeft op de cultuurhistorische waarden.   
 
4.1.2 Archeologie
4.1.2.1 Algemeen
Ruimtelijke plannen en projecten die archeologische resten in de bodem kunnen aantasten moeten rekening houden met bekende en te verwachten archeologische waarden.
 
Erfgoedwet
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2021 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
In de wet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.
 
Aanwezige archeologische waarden
Uitgangspunt binnen het bestemmingsplan is het veiligstellen van de aanwezige (en aangetoonde) en te verwachten archeologische waarden. De gebieden waar het daarbij concreet om gaat staan aangegeven op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) die de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) samen met de provincie Gelderland heeft opgesteld.
 
4.1.2.2 Situatie plangebied
Het voorliggende bestemmingsplan betreft de juridisch-planologische regeling die de omzetting van een agrarisch bestemming (Agrarisch-6) in een bedrijfsbestemming op het perceel Groote Woldweg 84 mogelijk maakt. De bedrijfsactiviteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing. Twee schuren op het perceel worden gerenoveerd en gebruikt voor het hoveniersbedrijf, de overige schuren worden gesloopt.   
     
Het plangebied heeft op basis van het geldend bestemmingsplan 'Paraplubestemmingsplan Oldebroek' de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie'. Op de tot 'Waarde – Archeologie' bestemde gronden geldt voor het bouwen van bebouwing de regel dat bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk groter en dieper dan de op de  'Archeologische beleidskaart' aangegeven oppervlakte en diepte, de aanvrager een rapport dient te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate zijn vastgesteld.
 
Het plangebied is op de 'Archeologische beleidskaart' aangeduid als AMK-terrein. Binnen dit gebied moet voor het bouwen van een gebouw met een oppervlakte van meer dan 50 m2 (op een diepte van meer dan 0,50 meter onder peil) een archeologisch rapport worden overgelegd. De bescherming richt zich tevens op diepere grondwerkzaamheden welke naast het bovenvermelde aan een aanlegvergunning zijn gekoppeld.
 
Aangezien er geen bodemroeringen plaatsvinden met een oppervlakte groter dan 50 m2 of dieper dan 0,50 meter onder peil, levert het aspect archeologie geen belemmeringen op voor voorliggend plan.
  
Uitsnede archeologische beleidskaart gemeente Oldebroek
  
4.1.3 Conclusie
De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
4.2 Bodemkwaliteit
4.2.1 Algemeen
Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico's of ecologische risico's daardoor zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig. Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie(s). Bodemonderzoeken mogen in de regel niet ouder dan 5 jaar zijn.
 
Een bodemonderzoek is niet nodig als:
  • Er geen bodemwerkzaamheden worden verricht (bijvoorbeeld het bouwen van een dakkapel of het plaatsen van een extra verdieping op een gebouw);
  • Het gaat om een verandering of vergroting waarbij geen grond wordt verzet en het gebruik hetzelfde blijft;
  • Er al voldoende actuele en bruikbare onderzoeksresultaten bij de gemeente beschikbaar zijn, waarop de bodemtoets kan worden gebaseerd.
4.2.2 Situatie plangebied
Het voorliggende bestemmingsplan betreft de juridisch-planologische regeling die de omzetting van een agrarisch bestemming (Agrarisch-6) in een bedrijfsbestemming op het perceel Groote Woldweg 84 mogelijk maakt. De bedrijfsactiviteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing. Twee schuren op het perceel worden gerenoveerd en gebruikt voor het hoveniersbedrijf, de overige schuren worden gesloopt.   
 
In juni 2022 is er een verkennend bodem- en asbestonderzoek (zie bijlage 2 van deze toelichting) uitgevoerd. Het doel van het verkennend bodem- en asbest in bodemonderzoek is het vaststellen van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem met betrekking tot de eventuele aanwezigheid van bodemverontreiniging in de grond en het freatisch grondwater.
 
Op grond van het uitgevoerde historisch onderzoek is de hypothese voor het te onderzoeken terrein "niet verdachte locatie". De onderzoekshypothese ”onverdacht” kan op grond van de analyseresultaten van het grondwatermonster heel strikt genomen niet worden gehandhaafd. Formeel gesproken is de kwalificatie verdacht van toepassing. De aangetroffen concentratie is echter van lichte aard en geeft geen aanleiding tot aanvullend onderzoek. De invloed hiervan op de volksgezondheid en het milieu is nihil. In de boven- en ondergrondmonsters zijn geen verhoogde concentraties aangetroffen.
 
Daarnaast is de locatie "verdacht" op de aanwezigheid van asbest in de bodem. De onderzoekslocatie omvat twee druppellijnen van een schuur (waar geen dakgoot aanwezig is en zonder verharding eronder). De onderzoekshypothese "verdachte locatie met een diffuse bodembelasting, heterogeen verdeeld" wordt op basis van de analyseresultaten en het berekende gewogen gehalten asbest verworpen. In de inspectiegaten ter plaatse van de druppellijnen is visueel en analytisch geen asbest aangetroffen.
4.2.3 Conclusie
De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
4.3 Ecologie
4.3.1 Wettelijk kader
In het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met het Europees en nationaal beleid en wetgeving ten aanzien van de natuurbescherming. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en het Gelders Natuur Netwerk (voorheen EHS). Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten.
 
Natura 2000-gebieden
Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Wet natuurbescherming beschermd.
 
Natuurnetwerk Nederland en Gelders Natuurnetwerk
Het Natuurnetwerk Nederland(NNN) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. De GNN is in de Omgevingsvisie Gelderland uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van de GNN geldt het 'nee, tenzij' - principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.
4.3.2 Situatie plangebied
Het voorliggende bestemmingsplan betreft de juridisch-planologische regeling die de omzetting van een agrarisch bestemming (Agrarisch-6) in een bedrijfsbestemming op het perceel Groote Woldweg 84 mogelijk maakt. De bedrijfsactiviteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing. Twee schuren op het perceel worden gerenoveerd en gebruikt voor het hoveniersbedrijf, de overige schuren worden gesloopt.   
 
In februari 2020 is er een ecologische quickscan (bijlage 1 van deze toelichting) uitgevoerd voor de ontwikkeling aan de Groote Woldweg 84 .
 
Soortenbescherming
Op basis van het bureauonderzoek is op 26 februari 2020 een veldbezoek uitgevoerd op de projectlocatie. Het plangebied en de directe omgeving zijn onderzocht. Tijdens het veldbezoek is aandacht besteed aan beschermde soorten binnen de Wet natuurbescherming. Tevens is in kaart gebracht of (mogelijke) nesten van jaarrond beschermde broedvogels aanwezig zijn. Er zijn geen beschermde soorten of nesten aangetroffen. De planlocatie heeft geen essentiële betekenis voor beschermde soorten.
 
Houtopstanden
Met het uitvoeren van de werkzaamheden worden geen bomen gekapt. Artikel 4.2. van de Wet Natuurbescherming is niet van toepassing.
 
Gebiedsbescherming
Gezien de aard van de werkzaamheden, de projectlocatie en de (effect)afstanden en tot de Natura2000 gebieden wordt geen verstoring of negatieven effecten verwacht op het vlak van vernietiging, verstoring, verdroging, verzoeting of verzilting van aangewezen habitattypen. De algehele conclusie is dat het projectgebied buiten de beschermde natuurgebieden liggen
 
Stikstof
In het kader van de Wet natuurbescherming, onderdeel Natura 2000, dient vooraf zekerheid te zijn verkregen dat er geen sprake is van negatieve effecten op Natura 2000-gebieden.  In maart 2023 is er een stikstofberekening uitgevoerd (zie bijlage 5 van deze toelichting). Het voorliggend plan zorgt niet voor toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden. Op basis van de Aeriusberekening blijkt dat de aangevraagde ontwikkeling zonder intern te salderen, in zowel de gebruiksfase als de aanlegfase geen stikstofdepositie veroorzaakt hoger dan 0.00 mol/ha/jr. Het stikstofaspect staat vaststelling van het plan in het kader van de Wet natuurbescherming niet in de weg. Voor uitvoering van het plan geldt ten aanzien van het aspect stikstof in het kader van de Wet natuurbescherming geen vergunningplicht.
 
Uitvoerbaarheid
De beoogde ontwikkeling leidt niet tot overtreding van soortenbescherming, gebiedsbescherming en houtopstanden in het kader van de Wnb. Het plan aan de Groote Woldweg 84 is uitvoerbaar zoals bepaald in de Wro (art. 3.1.6 Bro).
 
Algemene zorgplicht
Voor alle beschermde soorten, dus ook voor de soorten die zijn vrijgesteld van de ontheffingsplicht, geldt wel een zogenaamde ‘algemene zorgplicht’ (art. 1.11 Wnb).
 
Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer passende maatregelen neemt om schade aan beschermde soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Dit betekent onder meer dat een initiatiefnemer zich tijdig op de hoogte stelt van de aanwezige natuurwaarden, de kwetsbaarheid ervan en de mogelijke gevolgen van het plan. Bij de uitvoering moeten negatieve gevolgen zoveel mogelijk worden voorkomen dan wel beperkt of ongedaan gemaakt. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het voorkómen van verontrusting of verstoring in de
kwetsbare perioden zoals de broed-/voortplantingstijd en de periode van afhankelijkheid van de jongen.
 
De kwetsbare perioden kan per soortgroep verschillen. Als ‘veilige’ periode voor alle groepen geldt in het algemeen de periode van half augustus tot half november, de periode waarin de voortplantingstijd achter de rug is en dieren als vleermuizen, overige zoogdieren en amfibieën nog niet in winterslaap zijn. Indien een plangebied in die periode bouwrijp wordt gemaakt, geeft realisatie gedurende het winterseizoen en het daarop volgende voorjaar meestal geen problemen. Vaak is het voldoende om rekening te houden met de broedtijd.
 
Als bekend is dat werkzaamheden moeten worden uitgevoerd binnen de kwetsbare perioden van de soorten, is het zaak ervoor te zorgen dat het gebied tegen die tijd ongeschikt is als leefgebied voor die soorten. Zo kan bijvoorbeeld vegetatie gedurende het groeiseizoen kort gemaaid worden, of kunnen bomen buiten het broedseizoen worden gekapt, zodat er geen vogels gaan broeden. Hierbij geldt overigens wel de algemene zorgplicht.
 
 
              
4.3.3 Conclusie
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
4.4 Externe veiligheid
4.4.1 Algemeen
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
 
  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.
Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
4.4.2 Situatie plangebied
Het voorliggende bestemmingsplan betreft de juridisch-planologische regeling die de omzetting van een agrarisch bestemming (Agrarisch-6) in een bedrijfsbestemming op het perceel Groote Woldweg 84 mogelijk maakt. Op het perceel exploiteert de initiatiefnemer al een hoveniersbedrijf die valt onder de nevenactiviteiten zoals deze zijn toegestaan in het bestemmingsplan. Met voorliggend plan wenst de initiatiefnemer de nevenactiviteiten om te zetten naar de hoofdactiviteit op het perceel. Er is geen sprake van het toevoegen van gevaarlijke functies of van de toevoeging van een kwetsbaar object. Het aantal personen in het plangebied neemt niet toe met deze bestemmingsplan wijziging.
 
Aan de hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven.
 
 
Uitsnede risicokaart (bron: risicokaart).
 
Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied:
 
  • zich niet bevindt binnen de risicocontour van Bevi- en Brzo-inrichtingen danwel inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit (plaatsgebonden risico);
  • zich niet bevindt in een gebied waarbinnen een verantwoording van het groepsrisico nodig is; 
  • niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer gevaarlijke stoffen; 
  • niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
4.4.3 Conclusie
Een en ander brengt met zich mee dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving inzake externe veiligheid.
4.5 Geluid
4.5.1 Algemeen
Ter beperking van geluidshinder worden in de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones gedefinieerd rondom belangrijke geluidsbronnen (gezoneerde industrieterreinen, verkeerswegen en spoorwegen). Het gebied binnen deze zone geldt als akoestisch aandachtsgebied, waar voor bouwplannen en bestemmingsplannen een akoestische toetsing dient te worden uitgevoerd.
4.5.2 Situatie plangebied
Het voorliggende bestemmingsplan betreft de juridisch-planologische regeling die de omzetting van een agrarisch bestemming (Agrarisch-6) in een bedrijfsbestemming op het perceel Groote Woldweg 84 mogelijk maakt. Op het perceel exploiteert de initiatiefnemer al een hoveniersbedrijf die valt onder de nevenactiviteiten zoals deze zijn toegestaan in het bestemmingsplan. Met voorliggend plan wenst de initiatiefnemer de nevenactiviteiten om te zetten naar de hoofdactiviteit op het perceel. Er wordt geen geluidsgevoelig object toegevoegd
 
Wegverkeerslawaai
In de Wgh is bepaald dat elke weg van rechtswege een geluidszone heeft. Een uitzondering hierop zijn wegen die zijn gelegen in een 30 km/h-gebied of in een woonerf. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg. Het onderhavige perceel ligt aan de Groote Woldweg , waar 60 km/h mag worden gereden. Er wordt echter geen geluidsgevoelig objecten toegevoegd op het perceel Groote Woldweg 84, nader onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.
 
Spoorlawaai
De spoorlijn Amersfoort – Zwolle (lijn 253) heeft een zonebreedte van 300 meter ter weerszijden van de spoorlijn, gemeten vanuit de buitenste spoorstaaf. Het plangebied ligt niet binnen de geluidszone van de spoorlijn.
 
Industrielawaai
Er zijn in de omgeving van het plangebied geen bedrijven die zorgen voor een geluidsbelasting op het perceel Groote Woldweg 84.
   
4.5.3 Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
4.6 Luchtkwaliteit
4.6.1 Algemeen
Op 15 november 2007 is de zogeheten 'Wet luchtkwaliteit' in werking getreden. Met de 'Wet luchtkwaliteit' wordt de wijziging van de 'Wet milieubeheer' op het gebied van luchtkwaliteitseisen bedoeld. De 'Wet luchtkwaliteit' vervangt het 'Besluit luchtkwaliteit 2005'. 
 
De 'Wet luchtkwaliteit' voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het 'Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)'. De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'Niet in betekenende mate (NIBM)' bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. 
 
Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor een
ruimtelijke ontwikkeling als:
 
  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde; 
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt; 
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging; 
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat op 1 augustus 2009 in werking is getreden. 
 
In de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Het begrip 'niet in betekenende mate bijdragen' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. 
 
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouw-locaties) opgenomen die 'niet in betekende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze geval-len kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Het betreft de volgende categorieën: 
 
  • kantoorlocaties groter dan 33.333 m² bruto vloeroppervlak bij één ontsluitingsweg; 
  • kantoorlocaties groter dan 66.667 m² bruto vloeroppervlak met twee ontsluitingswegen; 
  • woningbouwlocaties met meer dan 500 woningen met één ontsluitingsweg; 
  • woningbouwlocaties met meer dan 1000 woningen met twee ontsluitingswegen; 
  • voor projecten die combinaties hiervan vormen geldt een speciale formule, zie bijlage 3b van de Regeling NIBM; 
  • projecten die gebruik maken van dezelfde ontsluitingsstructuur dienen bij elkaar te worden opgeteld. 
4.6.2 Situatie plangebied
Het voorliggende bestemmingsplan betreft de juridisch-planologische regeling die de omzetting van een agrarisch bestemming (Agrarisch-6) in een bedrijfsbestemming op het perceel Groote Woldweg 84 mogelijk maakt. Op het perceel exploiteert de initiatiefnemer al een hoveniersbedrijf die valt onder de nevenactiviteiten zoals deze zijn toegestaan in het bestemmingsplan. Met voorliggend plan wenst de initiatiefnemer de nevenactiviteiten om te zetten naar de hoofdactiviteit op het perceel.
 
De nieuwe situatie leidt niet tot een toename van het aantal verkeersbewegingen. Daarmee staat vast dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging en is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren.
 
Uit de jaarlijkse rapportage van de luchtkwaliteit blijkt dat er, in de omgeving van het plangebied, langs wegen geen overschrijdingen van de grenswaarden aan de orde zijn. Een overschrijding van de grenswaarden is ook in de toekomst niet te verwachten. Tot slot wordt geconcludeerd dat het plangebied niet gelegen is binnen deze zones zoals opgenomen in het Besluit gevoelige bestemmingen.
4.6.3 Conclusie
Ten behoeve van het onderhavige wijzigingsplan is het uitvoeren van berekeningen niet nodig omdat het plan niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging ter plaatse (conform besluit NIBM). De luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het plan.
4.7 Bedrijven en milieuzonering
4.7.1 Algemeen
Om bedrijfsvestigingen te kunnen toetsen op milieuhygiënische aspecten wordt het instrument milieuzonering gehanteerd. Hieronder wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds hindergevoelige functies, zoals woningen.
 
Algemeen wordt hiervoor de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten gebruikt. Hierin zijn aan bedrijven milieucategorieën toegekend. Per bedrijf is aangegeven wat de gewenste afstand is tot een rustige woonwijk. Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. De feitelijke emissies (geluid, geur, stof et cetera) van een bedrijf kunnen aanleiding zijn om een andere afstand aan te houden. 
4.7.2 Situatie plangebied
Het voorliggende bestemmingsplan betreft de juridisch-planologische regeling die de omzetting van een agrarisch bestemming (Agrarisch-6) in een bedrijfsbestemming op het perceel Groote Woldweg 84 mogelijk maakt. Op het perceel exploiteert de initiatiefnemer al een hoveniersbedrijf die valt onder de nevenactiviteiten zoals deze zijn toegestaan in het bestemmingsplan. Met voorliggend plan wenst de initiatiefnemer de nevenactiviteiten om te zetten naar de hoofdactiviteit op het perceel. Bij realisatie van het plan verdwijnt de agrarische activiteit, waarmee er per definitie een (forse) afname is van de stikstofemissie. In het plangebied worden geen geur- of geluidgevoelige objecten en bestemmingen toegevoegd.
   
Het aanwezige bedrijf binnen het plangebied, het hoveniersbedrijf, is een milieubelastende functie. Hiervoor geldt milieucategorie 2, met een grootste bijbehorende richtafstand van 30 meter voor het aspect geluid. De dichtstbijzijnde woningen zijn de woningen aan de Groote Woldweg 86 en 88. Deze woningen liggen ruim buiten 30 meter richtafstand vanaf het bedrijfsgebouw aan de Groote Woldweg 84. Aan deze afstand kan dus worden voldaan.
 
In de nabije omgeving van het plangebied is één agrarisch bedrijf gelegen. Dit betreft een agrarische bedrijf voor het opfokken en/of houden van vleeskuikens, gelegen op het perceel Groote Woldweg 82-82a. Hiervoor geldt milieucategorie 4.1, met een grootste bijbehorende richtafstand van 200 meter voor het aspect geur. Het plangebied van voorliggend plan ligt weliswaar binnen deze richtafstand, maar vormt geen belemmering voor de bedrijfsvoering van dit bedrijf.  Bedrijfswoningen die niet tot de eigen inrichting behoren zijn namelijk woningen van derden. Deze bedrijfswoning is voor andere inrichtingen dan de eigen inrichting een gevoelige functie en wordt dus beschermd. Het bedrijf op het perceel Groote Woldweg 82-82a moet in de bestaande situatie en in de nieuwe situatie rekening houden met omliggende (bedrijfs)woningen. Een bestemmingswijziging van 'Agrarisch' naar 'Bedrijf' veranderd daar niets aan. Ondanks de mogelijk aanwezige geurbelasting van het naastgelegen bedrijf, is er geen sprake van een verslechtering van het woon- en leefklimaat. Er worden geen extra woningen gerealiseerd of toegevoegd, er verandert niets aan de feitelijke situatie.  Er is sprake van een goede ruimtelijke ordening.  
  
Concluderend kunnen we stellen dat de voorgenomen ontwikkeling geen belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van agrarische bedrijven in de omgeving en dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat op nabijgelegen woonpercelen.
4.7.3 Conclusie
Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
4.8 Water
4.8.1 Vigerend beleid
Europees beleid
De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op (deel)stroomgebied plannen opgesteld. In deze (deel)stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.
 
Rijksbeleid
Het Rijksbeleid op het gebied van waterbeheer is vastgelegd in het Nationaal Waterplan (NWP) 2016-2021 (vastgesteld 17 december 2015). Het plan geeft op hoofdlijnen de ambities weer van het Rijk ten aanzien van het nationale waterbeleid en het daaraan gerelateerde ruimtelijke beleid. De belangrijkste ambities richten zich op waterveiligheid, zoetwater en waterkwaliteit. Maar ook de Deltabeslissingen en enkele waterafhankelijke thema’s als natuur en duurzame energie hebben in het plan een plek gekregen. De doorwerking van de beleidsambities/uitgangspunten naar lagere overheden is geregeld in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012), het Bestuursakkoord Water (2011) en de Waterwet (2009).
 
Provinciaal beleid
De Omgevingsvisie Gelderland is mede kader voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in het plangebied. Het waterplan is beschreven aan de hand van een aantal thema’s zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Hierbij is rekening gehouden met de Europese kaderrichtlijn water en het beleid.
 
Beleid Vallei en Veluwe
Op 30 september 2015 is het Waterbeheerprogramma 2016-2021 vastgesteld. De afgelopen jaren is veel bereikt, maar tegelijk staan er voor de komende jaren nieuwe uitdagingen. In het waterbeheerprogramma beschrijft het waterschap haar ambities en doelen voor het waarborgen van de waterveiligheid, het zorgen voor voldoende én schoon oppervlaktewater, het zuiveren van afvalwater en het verder ontwikkelen van de vele samenwerkings- en innovatiemogelijkheden. Het Waterbeheerprogramma (WBP) geeft de koers aan die het waterschap wil gaan varen en beoogt daarmee twee dingen. Ten eerste inzicht geven aan alle gebruikers en partners in het werkgebied in de doelen en maatregelen die het waterschap de komende zes jaar gaat bereiken. Ten tweede de koers intern bij het waterschap, als spoorboekje, expliciet maken en vastleggen.
 
Beleid gemeente Oldebroek
In het Waterplan Oldebroek 2009-2015 'Water waarderen!' worden uitgangspunten, randvoorwaarden en streefbeelden weergegeven. De gemeente wil een gezond en veerkrachtig watersysteem realiseren met het oog op een aantrekkelijke en gezonde leefomgeving. Hierbij wordt rekening gehouden met de ontwikkelingsmogelijkheden van een duurzaam watersysteem, een duurzame waterketen en de overige aangrenzende beleidsterreinen. Onderdeel hiervan is het gemeentelijk beleid ten aanzien van duurzaam watergebruik dat erop is gericht om zo weinig mogelijk schoon hemelwater via de riolering af te voeren. Hoofdverantwoordelijke voor het waterbeheer is het 'Waterschap Vallei en Veluwe'.  Het is wenselijk dat het hemelwater wordt afgekoppeld en wordt geïnfiltreerd in de bodem (60 mm). Zodoende kan duurzaam worden omgegaan met hemelwater, wat strookt met het Waterplan Oldebroek.
 
 
   
4.8.2 Waterparagraaf
4.8.2.1 Algemeen
Zoals in voorgaande paragrafen uiteen is gezet, wordt in het moderne waterbeheer (waterbeheer
21e eeuw) gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. Belangrijk instrument hierbij is de watertoets, die sinds 1 november 2003 in ruimtelijke plannen is verankerd. In de toelichting op ruimtelijke plannen dient een waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin wordt verslag gedaan van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie (watertoets). 
 
Het doel van de watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
4.8.2.2 Waterhuishoudkundige aspecten in het plangebied
Het voorliggende bestemmingsplan betreft de juridisch-planologische regeling die de omzetting van een agrarisch bestemming (Agrarisch-6) in een bedrijfsbestemming op het perceel Groote Woldweg 84 mogelijk maakt. De bedrijfsactiviteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing. Twee schuren op het perceel worden gerenoveerd en gebruikt voor het hoveniersbedrijf, de overige schuren worden gesloopt.  Er zal hierdoor een minimale toename zijn van het bebouwd oppervlak. De buitenruimte bestaat voornamelijk uit tuin en grasland, de oprit bestaat uit half verharding (grind) tot de gerenoveerde schuur. Het gedeelte vanaf de gerenoveerde schuur tot de opslagruimte bestaat uit klinkers. Het verhard oppervlak zal met circa 850 m2 toenemen.
 
Het plan is, vanuit de waterhuishouding bezien, voor het waterschap beperkt van belang. De motivatie daarvoor is dat plannen zonder (nieuwe) ontwikkelingsmogelijkheden, zoals functiewijzigingen en actualisaties, nauwelijks tot geen effect hebben op de waterhuishouding. Onderhavige ontwikkeling heeft geen invloed op de watergang nabij het plangebied. Het plan heeft geen negatieve invloed heeft op de aan- en afvoerfunctie van de watergang en de watergang blijft bereikbaar voor onderhoud.  Dit betekent dat er geen essentieel waterbelang wordt geraakt.
 
Het waterschap Vallei en Veluwe is geïnformeerd over voorliggend initiatief door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft ertoe geleid dat de ‘normale procedure’ van de watertoets is toegepast (zie bijlage 3 van deze toelichting).
 
4.8.3 Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
4.9 Besluit milieueffectrapportage (MER)
4.9.1 Algemeen
De milieueffectrapportage is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats in deze integrale afweging te geven. Een bestemmingsplan kan op drie manieren met milieueffectrapportage in aanraking komen:
 
  • Op basis van artikel 7.2a, lid 1 Wm (als wettelijk plan);  Er ontstaat een m.e.r.-plicht wanneer er een passende beoordeling op basis van art. 2.8, lid 1 Wet natuurbescherming nodig is.
  • Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 3);  Er ontstaat een m.e.r.-plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 3 (plannen).
  • Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 4);  Er ontstaat een m.e.r.-(beoordelings)plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 4 (besluiten).
 
In het Besluit m.e.r. neemt het bestemmingsplan een bijzondere positie in, want het kan namelijk tegelijkertijd opgenomen zijn in zowel kolom 3 als in kolom 4 van het Besluit m.e.r.. Of het bestemmingsplan in deze gevallen voldoet aan de definitie van het plan uit kolom 3 of aan de definitie van het besluit uit kolom 4 is afhankelijk van de wijze waarop de activiteit in het bestemmingsplan wordt bestemd. Als voor de activiteit eerst één of meerdere uitwerkings- of wijzigingsplannen moeten worden vastgesteld dan is sprake van ‘kaderstellend voor' en voldoet het bestemmingsplan aan de definitie van het plan. Is de activiteit geheel of gedeeltelijk als eindbestemming opgenomen voldoet het aan de definitie van het besluit.
 
Een belangrijk element in het Besluit m.e.r.. is het (in feite) indicatief maken van de gevalsdefinities (de drempelwaarden in kolom 2 in de D-lijst). Dit betekent dat het bevoegd gezag meer moet doen dan onder de oude regelgeving. Kon vroeger worden volstaan met de mededeling in het besluit dat de omvang van de activiteit onder de drempelwaarde lag en dus geen m.e.r. (beoordeling) noodzakelijk was, onder de nu geldende regeling moet een motivering worden gegeven. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.
4.9.2 Situatie plangebied
Het voorliggende bestemmingsplan betreft de juridisch-planologische regeling die de omzetting van een agrarisch bestemming (Agrarisch-6) in een bedrijfsbestemming op het perceel Groote Woldweg 84 mogelijk maakt. De bedrijfsactiviteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing. Twee schuren op het perceel worden gerenoveerd en gebruikt voor het hoveniersbedrijf, de overige schuren worden gesloopt.
 
Dit bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. De milieueffecten zijn onderzocht in hoofdstuk 4. Daaruit volgt geen aanleiding om tot een vormvrije m.e.r.--beoordeling over te gaan.
4.9.3 Conclusie
Dit wijzigingsplan is niet m.e.r.-plichtig. Tevens zijn geen nadelige milieugevolgen te verwachten als gevolg van de vaststelling van dit wijzigingsplan.
4.10 Verkeer en parkeren
Het voorliggende bestemmingsplan betreft de juridisch-planologische regeling die de omzetting van een agrarisch bestemming (Agrarisch-6) in een bedrijfsbestemming op het perceel Groote Woldweg 84 mogelijk maakt. Er is op dit perceel geen sprake meer van een agrarische bedrijfsvoering, de agrarische bedrijfsactiviteiten zijn beeindigd. Op het perceel exploiteert de initiatiefnemer al een hoveniersbedrijf die valt onder de nevenactiviteiten zoals deze zijn toegestaan in het bestemmingsplan. Met voorliggend plan wenst de initiatiefnemer de nevenactiviteiten om te zetten naar de hoofdactiviteit op het perceel. De bedrijfsactiviteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing. Twee schuren op het perceel worden gerenoveerd en gebruikt voor het hoveniersbedrijf, de overige schuren worden gesloopt.  De bestaande karaktiristiek boerderij blijft behouden.   
 
Verkeer
Het aantal motorvoertuigbewegingen zal in de nieuwe situatie niet toenemen ten opzichte van de huidige situatie.
Het bedrijf blijft even groot als eerder onder de nevenactiviteiten was toegestaan.
 
Parkeren
Voor de gemeente geldt de Parkeernota Oldebroek uit 2014. Het parkeren vindt plaats op eigen erf. In het plangebied is voldoende ruimte voor de benodigde parkeerruimte. 
  
De bedrijfsfunctie betreft een hoveniersbedrijf. Een hovenier werkt op locatie, en zal dus niet de hele dag bij het
bedrijf aanwezig zijn. Daarom volgen de aan te houden parkeernormen voor een 'bedrijf arbeidsextensief/bezoekersextensief. De parkeernorm hiervoor bedraagt 1,1 per 100 m2 bvo. Het aanwezige
bedrijf heeft een bedrijfsgebouw met een bvo van circa 450 m2.  De parkeernorm komt hiermee neer op afgerond
5 parkeerplaatsen. Verder krijgt heeft het bedrijf een bedrijfswoning. Voor een vrijstaand koophuis is de parkeernorm
2,5. In totaal moet de bedrijfsfunctie dus kunnen voorzien in afgerond 8 parkeerplaatsen. Op het terrein is
voldoende ruimte om in deze parkeerbehoefte te voorzien.
 
Conclusie
Het plan wordt niet belemmerd vanuit het aspect verkeer en parkeren
 
4.11 Kabels en leidingen
In het kader van het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van ondergrondse planologisch relevante leidingen (hoofdtransportleidingen). Indien daartoe aanleiding bestaat dient rondom een leiding een zone te worden aangegeven waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.
 
Aardgastransportleidingen
In het plangebied of in de nabijheid hiervan bevinden zich geen aardgastransportleidingen.
 
Hoogspanningsleidingen
In het plangebied of in de nabijheid hiervan bevinden zich geen hoogspanningsleidingen.
 
Rioolleidingen
De rioolleidingen leiden voor dit plan leidt dit niet tot enige belemmering.
 
Watertransportleidingen
In het plangebied of in de nabijheid hiervan bevinden zich geen watertransportleidingen.
 
Straalverbindingen
In het plangebied of in de nabijheid hiervan bevinden zich geen straalverbindingen
 
Kabels en niet-planologisch relevante leidingen
Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt de wettelijk verplichte KLIC-melding uitgevoerd. Een dergelijke melding zorgt ervoor dat netbeheerders van kabels en leidingen een melding krijgen van geplande werkzaamheden in de ondergrond. Aan de hand van de melding sturen netbeheerders tekeningen naar de aanvrager. De tekeningen kunnen vervolgens gebruikt worden om na te gaan of er kabels en leidingen aanwezig zijn op de plaats waar gegraven gaat worden. Tijdens het bouwrijp maken van het plangebied worden deze bestaande kabels en leidingen verwijderd dan wel omgelegd.
 
Conclusie
In en nabij het projectgebied zijn geen planologisch relevante leidingen en/of verbindingen aanwezig. Er zijn derhalve geen belemmeringen te verwachten. Bij graafwerkzaamheden op het terrein dient wel rekening te worden gehouden met eventueel aanwezige kabels en niet-planologische leidingen.
 
Hoofdstuk 5 Plansystematiek
5.1 Toelichting op de plansystematiek
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het wijzigingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom een bepaalde functie ergens is toegestaan en waarom bepaalde bebouwing daar acceptabel is.
 
5.2 Opzet van de regels
 
5.2.1 Algemeen
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen. 
 
De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012.
 
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken. 
5.2.2 Indeling regels per bestemming
De regels zijn als volgt ingedeeld: 
 
Bestemmingsomschrijving
Hierin staat voor welke functie(s) de gronden mogen worden gebruikt en hoe de onderlinge rangorde van de functies is.
 
Bouwregels
Hierin is aangegeven welke gebouwen en andere bouwwerken in principe zijn toegestaan en welke maatvoering daarbij moet worden aangehouden.
 
Nadere eisen
Hierbij is bepaald dat het college nadere eisen kan stellen aan de afmetingen en aan de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:
 
  1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:
ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden binnen andere bestemmingen, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed; 
  1.  de milieusituatie:
ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient rekening te worden gehouden met de milieu-aspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking;
 
  1.  een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld:
ten aanzien van de situering en de vormgeving van bouwwerken, dient gestreefd te worden naar de instandhouding of het tot stand brengen van een in stedenbouwkundig opzicht, harmonieus straat- en bebouwingsbeeld;
 
  1. de sociale veiligheid:
uit het oogpunt van sociale veiligheid is het beleid om
de oriëntatie van de (verblijfsgebieden van) gebouwen zoveel mogelijk op de openbare ruimte (straatzijde) te richten en het aanleggen van zichtbelemmerende groenvoorzieningen tegen te gaan;
 
  1. de verkeersveiligheid:
ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient rekening te worden gehouden met de instandhouding of het tot stand brengen van een verkeersveilige situatie;
 
  1. de woonsituatie:
ten aanzien van de woonsituatie dient rekening te worden gehouden met het in stand houden en/of het garanderen van een goede woonsituatie zoals de verkeersaantrekkende werking en de parkeerbehoefte en het uitzicht.
 
    
Afwijken van de bouwregels
In de toekomst kunnen zich omstandigheden voordoen die thans nog niet voorzien zijn, waaruit blijkt dat de bouwregels niet toereikend zijn. Daarom kan het college voor ondergeschikte aspecten binnen een bestemming bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels.
 
Van geval tot geval zal een afweging moeten worden gemaakt. Het afwijken van de basisregels is bedoeld voor uitzonderingssituaties waarbij bepaalde criteria zijn opgenomen. In eerste instantie zal echter gestreefd worden naar het laten voldoen van de plannen aan de basisregeling.
Bij toepassing van de bevoegdheid om af te wijken van het plan, gelden specifieke procedureregels die zijn opgenomen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
 
Specifieke gebruiksregels
In principe moeten de gronden en de gebouwen worden gebruikt overeenkomstig de bestemming. Waar nodig zijn voor de duidelijkheid en ten behoeve van het aangeven van de reikwijdte van de bestemming gebruiksvormen vermeld, die in ieder geval als strijdig met de bestemming moeten worden aangemerkt.
 
 Afwijken van de gebruiksregels
Omdat van een aantal gebruiksvormen niet op voorhand gezegd kan worden of ze aanvaardbaar zijn of niet, is het college bevoegd om bij een omgevingsvergunning af te wijken van de specifieke gebruiksregels. Deze omgevingsvergunning wordt verleend na een zorgvuldige afweging van functies en waarden binnen de bestem
ming.
 
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
Deze omgevingsvergunning kan worden verleend voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden, die anders zijn dan bouwen. Hiermee kan de gemeente ook ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen tegenhouden, zoals het ophogen van gronden, het dempen van sloten, het scheuren van grasland en het aanleggen van rioleringen.
 
Bestemmingen
Agrarisch
De westzijde (voortuin) van het plangebied blijft de agrarische bestemming houden. Hiermee blijven deze gronden in hoofdzaak bestemd voor agrarisch grondgebruik. Gebouwen zijn hier niet toegestaan. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat alleen erf- of terreinafscheidingen zijn toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 1.25 meter.
 
Bedrijf
De opzet van de regels sluit inhoudelijk aan op de bestemming Bedrijf-1 zoals opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied 2007, waarbij in dit geval alleen een hoveniersbedrijf is toegestaan. In de regels geldt een maximale goothoogte van 6,00 meter en een maximale bouwhoogte van 10,00 meter. De maximale oppervlakte van de bedrijfsbebouwing (en overkappingen) bedraagt 500 m². Voor de inhoud van de bedrijfswoning geldt als maximum de bestaande inhoud, een goothoogte van 4,50 m en een bouwhoogte van maximaal 10,00 meter. Bij de bedrijfswoning mogen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd tot een maximum oppervlakte van 100 m2.
 
Binnen de bestemming 'Bedrijf' is een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Het hoveniersbedrijf wordt aangemerkt als strijdig gebruik indien niet binnen 24 maanden na onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan de landschappelijke inpassing is gerealiseerd en nadien in stand wordt gehouden, conform de uitgangspunten en randvoorwaarden voor het ruimtelijk ontwerp voor het erf zoals opgenomen in Bijlage 1 van de regels 'Inrichtingsplan Groote Woldweg 84, versie 2 juni 2020'.
         
Waarde - Archeologie
Op basis van het bestemmingsplan 'Paraplubestemmingsplan Oldebroek' is voor deze locatie de
dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen. De bescherming richt zich onder andere op
grondwerkzaamheden. Deze zijn aan een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of
werkzaamheden gekoppeld.
 
   
5.2.3 Overige regelingen
In dit bestemmingsplan worden de gronden in het plangebied voor verschillende doeleinden bestemd. Daarbij worden regels gegeven voor het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken en gebouwen, voor zover dat in het belang van een goede ruimtelijke ordening nodig is. 
 
Het college kan binnen de grenzen die in het plan zijn aangegeven, bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels en/of van de specifieke gebruiksregels. 
 
Een bestemmingsplan bevat niet alle regels die het bouwen op en het gebruik van de grond regelen. Zo zijn er bijvoorbeeld nog andere gemeentelijke verordeningen, de milieuwetten en de waterschapskeur, waarin eisen en beperkingen kunnen voorkomen, waarover het bestemmingsplan zich niet uitspreekt. Bij een procedure waarbij vergunningen (bijvoorbeeld een omgevingsvergunning voor het bouwen) worden verleend, kunnen die andere regels beperkingen opleggen op andere gronden dan planologische. 
5.2.4 Overgangs- en slotregels
Het overgangsrecht geldt voor bouwwerken die ooit met een bouwvergunning of een melding zijn gebouwd, of een gebruik dat ooit is toegestaan, maar die nu vanwege een bestemmings- of beleidswijziging onder het overgangsrecht zijn gebracht. Het overgangsrecht is er op gericht dat deze bouwwerken uiteindelijk zullen verdwijnen of het gebruik ervan wordt beëindigd, zodat de situatie in overeenstemming komt met de gegeven bestemming.
 
In beginsel mogen de bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen, slechts in ondergeschikte mate gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd. Meestal is dat een eenmalige handeling aan het bouwwerk. Het is niet mogelijk om hiermee geheel of in stappen tot een nieuw bouwwerk te komen. 
5.3 Handhaving
Uit de jurisprudentie zoals die door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State is gevormd, blijkt dat de gemeente haar handhavingstaak serieus moet nemen. Handhaving is een verplichting, waarvan alleen mag worden afgezien als er concreet zicht is op legalisatie van de overtreding, dan wel als handhaving zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
 
In de gemeentelijke beleidsnota 'Integrale handhaving gemeente Oldebroek 2009' neemt naleving van bestemmingsplannen een belangrijke plaats in. Handhaving is voor de gemeente meer dan alleen met bestuurlijke sancties optreden tegen overtredingen. Er wordt ook grote waarde gehecht aan preventie door middel van communicatie en voorlichting naar burgers en bedrijven, advisering, stimulering, toezicht en zichtbaar optreden.
 
Daar waar overtredingen worden geconstateerd, treedt de gemeente zo vroeg mogelijk op. Als de overtreder de overtreding niet vrijwillig beëindigt, dan maakt de gemeente gebruik van de haar ter beschikking staande handhavingsinstrumenten. Van handhaving kan alleen worden afgezien in situaties waarin dit op grond van de jurisprudentie is toegelaten.
 
Blijkens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is het verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met een bestemmingsplan. Een overtreding hiervan is een strafbaar feit. Strafrechtelijk optreden is complementair op bestuursrechtelijke handhaving en kan met name ingezet worden bij overtredingen waarvan de gevolgen niet ongedaan gemaakt kunnen worden. Een voorbeeld hiervan is het kappen van houtwallen. Ook bij overtredingen die zich telkens weer herhalen en bij kortdurende overtredingen is deze aanpak wenselijk.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid van het plan
6.1 Algemeen
Op basis van de voorgaande hoofdstukken kan worden geconcludeerd dat de beoogde functiewijziging, gelet op het planologisch beleid, de omgevingssituatie ter plaatse uitvoerbaar kan worden geacht. Geconcludeerd
kan worden dat voor de gewenste ontwikkeling sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
6.2 Economische uitvoerbaarheid
Volgens de Wet ruimtelijke ordening stelt de raad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen project is voorgenomen, zoals verwoord in artikel 6.2.1 van het Besluit
ruimtelijke ordening. Van een dergelijk project is in dit geval geen sprake. Met de initiatiefnemer is wel een planschadeovereenkomst gesloten. De mogelijkheid bestaat dat derden schade lijden door het nieuwe bestemmingsplan en de gevraagde ontwikkeling.
 
   
6.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
De procedures voor de vaststelling van een wijzigingsplan zijn door de wetgever geregeld. Met betrekking tot de inspraak bevat de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geen procedureregels en is in de Wro zelf niet verplicht gesteld.
 
Het betreft een ontwikkeling op slechts één perceel, die passend is binnen het provinciaal en gemeentelijk beleid. Het onderhavig plangebied is gering van omvang en de ruimtelijke consequenties zijn beperkt. Tevens raakt het plan geen (beleids)belangen van ketenpartners, zoals de provincie of het waterschap. Daarom is geen gelegenheid tot inspraak, het voorontwerp wordt overgeslagen.
 
In het kader van vooroverleg wordt het plan gezonden naar het Waterschap Vallei & Veluwe en de provincie Gelderland. Het plan is niet van betekenis voor de buurgemeenten. Toezending blijft daarom aan die bestuursorganen achterwege.
 
De initiatiefnemer heeft de omwonenden geinformeerd over de voorgenomen planontwikkeling. Dit vond plaats op 28 juni 2022. Er zijn geen reacties binnen gekomen welke hebben geleid tot significante wijzigingen van voorliggend plan. Het verslag over het informeren van omwonenden is opgenomen als bijlage 4 van deze toelichting.
 
Besloten is om het bestemmingsplan als ontwerp ter inzage te leggen, uiteraard wel met behoud van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen.
 
      
Hoofdstuk 7 Inspraak, overleg en zienswijzen
7.1 Algemeen
De procedures voor de vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd, alvorens
een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Met betrekking tot de inspraak bevat de Wro geen procedureregels en is in de Wro zelf niet verplicht gesteld.
7.2 Vooroverleg
7.2.1 Het Rijk
In het Barro zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit
bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
7.2.2 Provincie Gelderland
In kader van vooroverleg heeft de gemeente het plan toegezonden aan de provincie Gelderland. Zij heeft schriftelijk gereageerd op het plan en heeft aangegeven geen opmerkingen en/of aanvullingen op het plan te hebben. Afgesproken is dat na de verdere uitwerking het ontwerp bestemmingsplan aan de provincie zal worden aangeboden.
7.2.3 Waterschap Vallei & Veluwe
In het kader van de watertoets heeft er een digitale watertoets plaatsgevonden via de website www.dewatertoets.nl. Op basis van deze toets is de 'normale procedure’ van toepassing. Het watertoetsresultaat is opgenomen als bijlage 3 van deze toelichting. Het waterschap geeft een positief wateradvies.
7.3 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied, Groote Woldweg 84 heeft na publicatie op dinsdag 23 mei 2023 via de gebruikelijke weg (www.ruimtelijkeplannen.nl, gemeentelijke website en de lokale Huis aan Huis courant) conform de Wet ruimtelijke ordening (artikel 3.8) met ingang van woensdag 24 mei 2023 gedurende zes weken (tot en met dinsdag 4 juli 2023) ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld zijn of haar zienswijze mondeling of schriftelijk kenbaar te maken aan de gemeenteraad van Oldebroek.
 
Binnen de gestelde termijn van zes weken is één zienswijze binnengekomen. Deze zienswijze is tijdig ingediend bij de gemeenteraad. De zienswijze is in zijn totaliteit beoordeeld en voorzien van een reactie in de 'Nota van beantwoording zienswijzen Ontwerpbestemmingsplan Buitengebied, Groote Woldweg 84' (zie bijlage 6 van deze toelichting).
 
De ontvangen zienswijze geeft geen aanleiding om van vaststelling van het bestemmingsplan af te zien. Wel geeft de zienswijze aanleiding om de toelichting van het ontwerpbestemmingsplan te wijzigen en ambtshalve de planregels aan te vullen met een nieuw artikel:
  • In paragraaf 2.2 Gewenste situatie van de toelichting van het bestemmingsplan zal nadere informatie worden gegeven zodat inzichtelijk wordt hoe frequent het kantoor en de kantine bij het hoveniersbedrijf worden gebruikt en gedurende welke tijdstippen deze ruimten door welk aantal mensen worden gebruikt;
  • In de zienswijze wordt het voorstel gedaan om in het plan of de toelichting expliciet op te nemen dat sprake is van een woning bij een voormalige veehouderij. Door dit tevens in de beoordeling van de zienswijze op te nemen, alsmede deze beoordeling onderdeel te maken van de toelichting (door de expliciet verwijzing te maken in deze paragraaf naar deze zienswijzenota), wordt hierin voorzien;
  • Artikel 8 'Algemene gebruiksregels' is als nieuw artikel toegevoegd aan de planregels van het bestemmingsplan.