1.1 plan
het bestemmingsplan 'Buitengebied, Koemkolkweg 25 en 27' met identificatienummer NL.IMRO.0269.BG198-ON01 van de gemeente Oldebroek;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan-huis-verbonden beroep
het verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke - geheel of overwegend geheel door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, waarvan de aard, de omvang en de uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning en/of in de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend en die een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;
1.6 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het bedrijfsmatig produceren en/of het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waaronder mede wordt verstaan een productiegerichte paardenhouderij en een veehandelsbedrijf;
1.7 bassin
een mest- of een waterbak voor de opslag van mest of water ten behoeve van agrarische activiteiten;
1.8 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.9 bed en breakfast
een bedrijfsmatige voorziening die gericht is op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als een toeristische recreatieve activiteit aan maximaal acht personen en die ondergeschikt is aan de hoofdbestemming;
1.10 bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
1.11 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die hoort bij en functioneel gebonden is aan een bedrijf, instelling of voorziening in dat gebouw of op dat terrein. Deze bedrijfswoning mag alleen bewoond worden door personen die direct betrokken zijn bij het ter plaatse van de bedrijfswoning uitgeoefende agrarische bedrijf als eigenaar of full time werknemer.
1.12 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte
de begane grondvloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of voor een (dienstverlenend) bedrijf of voor een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief administratieruimte, opslagruimte en dergelijke;
1.13 bestaand
- bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan:
- bestaat, of;
- wordt gebouwd, of;
- nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, mits het bouwwerk in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime;
- bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologisch regime.
1.14 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.15 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.16 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de functie en door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat geen interne verbinding heeft met dat hoofdgebouw;
1.17 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, het veranderen of het vernieuwen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, het veranderen of het vernieuwen van een standplaats;
1.18 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat aan de bovenzijde en aan de onderzijde door een horizontale vloer of een balklaag is begrensd, inclusief de onderliggende vloer en het deel van hetzelfde bouwniveau dat onder een dak ligt, waarvan de vrije doorgangshoogte meer bedraagt dan 1,50 meter;
1.19 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.20 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.21 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, metaal, steen of enig ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond;
1.22 paardenbak
een niet-overdekte piste voorzien van een bewerkte of een aangepaste bodem, waar naast africhting en training van het paard eveneens toetsing van de prestaties van de combinatie paard en ruiter in diverse disciplines kan plaatsvinden;
1.23 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk, aan een landschapselement of aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk, van dat landschapselement of van dat gebied heeft gemaakt;
1.24 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.25 dakkapel
een ondergeschikte uitbouw die het hellende dakvlak onderbreekt en aangebracht is om licht en lucht onder de kap toe te laten en om het gebruiksoppervlakte te vergroten;
1.26 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten behoeve van verkoop, het verkopen en/of het (af)leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een bedrijfs- of van een beroepsactiviteit, met uitzondering van e-commerce;
1.27 e-commerce
een vorm van bedrijfsvoering waarbij het bedrijf uitsluitend goederen aan particulieren verhandelt door middel van contact met die particulieren, dat uitsluitend verloopt via e-mail, fax, internet, post of telefoon, waaronder geen handelswaren op het bedrijf worden aangeprezen en geen klanten op het bedrijf worden ontvangen en waarbij het bedrijfspand geen uitstraling heeft van een winkelpand, geen toonbank heeft en de goederen niet uitstalt ten verkoop en daarmee een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de bedrijvenfunctie, zijnde een magazijn en/of opslag van goederen;
1.28 erf
een al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt;
1.29 erker
een uitbouw aan een hoofdgebouw waarvan:
- de breedte niet meer dan 60% is van de breedte van de gevel waaraan wordt gebouwd;
- de diepte niet meer dan 1,25 meter is;
- de bouwhoogte niet meer dan 3,00 meter is, waarboven een vloerafscheiding van maximaal 1,00 meter is toegestaan;
- de oppervlakte niet meer dan 6 m2 is;
1.30 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.31 geluidsbelasting in dB(A) vanwege een weg
de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten;
1.32 gevoelige functie
- gebouwen waarin gewoond wordt ongeacht of de bewoning legaal of illegaal is;
- aanwezigheid van kwetsbare groepen, bijvoorbeeld kinderen, ouderen of zieken, in gebouwen zoals scholen, ouderhuisvesting en ziekenhuizen;
- plaatsen in de openlucht waar het verrichten van bovengemiddelde fysieke inspanning plaatsvindt, zoals sportvelden;
- locaties waar tijdelijk wordt verbleven, zoals recreatieterreinen;
1.33 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering
een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden geheel of nagenoeg geheel noodzakelijk is voor het functioneren van het agrarisch bedrijf zoals akkerbouw en melkveehouderij, inclusief een productiegerichte paardenhouderij en een veehandelsbedrijf;
1.34 intensief veehouderijbedrijf
een agrarisch bedrijf of dat deel van een agrarisch bedrijf waar ten minste 250 m2 aan bedrijfsvloeroppervlakte aanwezig is dat gebruikt wordt als veehouderij in de vorm van het houden van dieren in gebouwen, zoals een rundveemesterij (exclusief vetweiderij), een pelsdier-, een pluimvee-, een varkens- of een (vlees)kalverenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen met (nagenoeg) geen weidegang;
1.35 kampeermiddel
een kampeerauto, een tent, een tentwagen, een toercaravan of enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk of een stacaravan zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geen omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist; één en ander voor zover deze onderkomens, voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.36 kelder
een bouwlaag onder een gebouw en die geheel of grotendeels beneden het aanliggende terrein is gelegen;
1.37 kuilplaat
een inrichting bestaande uit een ondoordringbare vloer ten behoeve van (voeder)opslag buiten een gebouw;
1.38 kunstwerk
een met het oog op artistieke kwaliteit door kunstenaars beroepsmatig vervaardigd product;
1.39 landschappelijke waarden
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
1.40 landschaps- en natuurbeheer
het geheel van activiteiten die worden uitgevoerd om de kwaliteit van het landschap/natuur te handhaven of te verbeteren, al dan niet in het kader van doelstellingen die binnen het overheidsbeleid voor landschapsplanning, ruimtelijke ordening, natuurbeheer, landschapsbescherming of anderszins zijn vastgelegd;
1.41 landschaps- en natuureducatie
landschaps- en natuureducatie betreft alle vormen van (systematische en planmatige) leeractiviteiten met betrekking tot natuur, ecologie, milieu, landschap en duurzaamheid;
1.42 longeercirkel
een ruimte in de vorm van een cirkel, waarin een paard onder begeleiding specifieke training gegeven kan worden;
1.43 mantelzorg
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;
1.44 (mest)silo
een bouwwerk voor het opslaan van agrarische producten, voor het opslaan van mest dan wel voor het opslaan van veevoeder;
1.45 natuureducatie en/of recreatie
educatieve dagactiviteiten en dagrecreatie die zich richten op natuur- en landschapsbeheer en/of op de landbouw, zoals een educatieve boerderij, open huis-rondleidingen, tentoonstellingen, workshops, excursies en sommige sport- en spelactiviteiten zoals boerengolf, huifkartochten en het beperkt verhuren van kano's, paarden en fietsen;
1.46 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals afvalverzamelpunten, apparatuur voor telecommunicatie (niet zijnde zendinstallaties voor mobiele telefonie of onderdelen daarvan), bemalingsinstallaties, gasreduceerstations, gemaalgebouwtjes, schakelhuisjes, telefooncellen en transformatorhuisjes;
1.47 overkapping
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte met niet meer dan drie wanden vormt;
1.48 paddock
een ruimte waar één of meerdere paarden ter ontspanning en naar eigen inzicht vrij kunnen bewegen;
1.49 peil
het aansluitend afgewerkte terrein waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terreinpassende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven;
1.50 perceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.51 permanente bewoning
het gebruiken van een gebouw als hoofdverblijf, zijnde de vaste woon- en verblijfplaats, waarbij de woning voor de bewoners het reële hoofdverblijf vormt en derhalve niet een adres is waar men tijdelijk verblijft;
1.52 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden geteeld en/of worden vervaardigd, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.53 recreatieve bewoning
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;
1.54 recreatieverblijf
een permanent aanwezig gebouw, geen stacaravan zijnde, bestemd om uitsluitend door een huishouden of een daarmee gelijk te stellen groep van personen, die het hoofdwoonverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden uitsluitend voor recreatieve doeleinden;
1.55 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/ pornografische aard plaatsvinden en waaronder in ieder geval wordt verstaan, een erotische massagesalon, een escortservice, een parenclub, een prostitutiebedrijf, een seksautomatenhal, een seksbioscoop of een sekstheater, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.56 stapmolen of trainingsmolen
een ruimte in de vorm van een cirkel, waar meerdere paarden tegelijk kunnen draven, galopperen of stappen door middel van een machinale aansturing;
1.57 trekkershut
een gebouw met een eenvoudige constructie (inclusief sanitaire voorzieningen, maar zonder keuken-unit) en een beperkt omvang ten behoeve van een kortstondig recreatief nachtverblijf voor passanten;
1.58 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.59 verblijfsrecreatie
recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatieverblijf, een groepsaccommodatie of een kampeermiddel, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.60 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel van een gebouw die door de indeling van het gebouw, de ligging van het gebouw en/of de situatie ter plaatse het sterkst op de weg gericht is;
1.61 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.62 zorgboerderij
een agrarisch bedrijf met als neventak een zorgfunctie, waarbij een directe relatie bestaat tussen de sociaal-medische opvang van personen en de agrarische bedrijfsactiviteiten, waarbij de personen behulpzaam zijn bij de agrarische bedrijfsactiviteiten;
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
- bij onduidelijkheden of interpretatieverschillen betreffende de wijze van meten, is de uitleg van de NEN 2580 (geeft termen, definities en bepalingsmethoden voor de oppervlakte van terreinen met een bouwbestemming en voor de vloeroppervlakten en de inhouden van gebouwen of delen daarvan) bepalend;
- dakkapellen bij woningen en erkers worden buiten beschouwing gelaten;
- op de verbeelding hart-op-hart ten opzichte van de grenzen;
- voor het begrip peil wordt verwezen naar de begrippen.
2.1 afmetingen ander bouwwerk
de grootste afmeting van het bouwwerk neerwaarts of zijdelings geprojecteerd op een aanzichtvlak;
2.2 de afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens
de kortste afstand vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelgrens;
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals antennes, schoorstenen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.5 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot of de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.6 de horizontale diepte van een gebouw
de afmeting van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de voorgevel;
2.7 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.8 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.9 de oppervlakte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde
de projectie van de grootste afmeting neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.10 de verticale diepte van een gebouw
de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer;
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een intensieve veehouderij, al dan niet in combinatie met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering en al dan niet in combinatie met nevenactiviteiten in bestaande gebouwen te weten een caravanstalling, een zorgboerderij en activiteiten die zich richten op landschaps- en natuurbeheer, op landschaps- en natuureducatie en/of op recreatie;
- het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep en voor mantelzorg;
- geitenhouderijen, met een maximaal aantal dierenplaatsen van 1.750 stuks.
met de daarbij behorende:
- bedrijfsgebouwen en overkappingen;
- bestaande bedrijfswoning, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' een tweede bedrijfswoning is toegestaan;
- aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning;
- bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde;
- erven, terreinen en tuinen;
- (mest)bassins, mest- en kuilplaten en (mest)silo's;
- torensilo's.
met daaraan ondergeschikt:
- detailhandel in (streek)eigen voortgebrachte producten;
- nutsvoorzieningen;
- paardenbak;
- paden en wegen;
- parkeervoorzieningen;
- waterhuishoudkundige voorzieningen waaronder retentievoorzieningen en waterberging;
- nevenactiviteiten in bestaande gebouwen te weten een caravanstalling, een zorgboerderij en activiteiten die zich richten op landschaps- en natuurbeheer en/of landschaps- en natuurreducatie.
3.2 Bouwregels
- voor het bouwen van de gebouwen en van de overkappingen gelden per bestemmingsvlak de volgende regels:
- gebouwen en overkappingen ten behoeve van één intensieve veehouderij mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- de bedrijfsgebouwen en de overkappingen dienen achter de voorgevel(s) van de bedrijfswoning(en) en het verlengde daarvan te worden gebouwd;
- per bestemmingsvlak mogen niet meer dan twee bedrijfswoningen worden gebouwd;
- de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen bij een bedrijfswoning dienen ten minste 1,00 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan te worden gebouwd;
- de afstand van de bedrijfswoning ten opzichte van de as van de weg mag niet minder dan 25,00 meter bedragen;
- de bedrijfsbebouwing dient gegroepeerd te worden gebouwd binnen het bouwvlak;
- de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep mag niet meer bedragen dan 40% van de totale gebruiksoppervlakte van de bedrijfswoning inclusief de bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een maximum van 100 m2;
- de gezamenlijke oppervlakte van bestaande bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een caravanstalling mag niet meer dan 1.000 m2 bedragen, ten behoeve van een zorgboerderij niet meer dan 350 m2 bedragen enten behoeve van activiteiten die zich richten op landschaps- en natuurbeheer, op landschaps- en natuureducatie en/of op recreatie niet meer dan 150 m2 bedragen;
- in maatvoering van de gebouwen en van de overkappingen dient te voldoen aan de eisen die in de onderstaande tabel zijn gesteld:
functie bebouwing | maximale goothoogte in meters | maximale bouwhoogte in meters | maximale gezamenlijke oppervlakte | maximale inhoud per woning |
bedrijfsgebouwen en overkappingen | 6,00 | 10,00 | - | - |
bedrijfswoning | 4,50 | 10,00 | - | 600 m3 |
aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en een zwembad bij de bedrijfswoning | 3,50 | 6,00 | 100 m2 | - |
mest- en/of kuilplaat | - | 2,00 | 300 m2 | - |
(mest)silo | - | 4,00 | 1.750 m2 | - |
torensilo | - | 10,00 | 85 m2 | - |
- een kelder mag in niet meer dan één bouwlaag worden gebouwd waarbij de kelder niet wordt betrokken bij het bepalen van de maximale inhoudsmaat van de bedrijfswoning;
- er mogen geen trekkershutten worden gebouwd;
- indien de goothoogte, bouwhoogte, de gezamenlijke oppervlakte en/of de bestaande inhoud meer bedraagt dan in bovenstaande tabel is vermeld, mogen deze niet meer bedragen dan de bestaande maatvoering;
voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 10,00 meter bedragen;
- de bouwhoogte van een omheining ten behoeve van een paardenbak mag niet meer dan 1,50 meter bedragen;
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen achter de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 2,50 meter bedragen;
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 1,50 meter bedragen;
- de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6,00 meter bedragen;
- er mag geen niet-perceelsgebonden handelsreclame worden aangebracht en/of worden geplaatst;
- er mogen geen lichtmasten ten behoeve van een paardenbak worden geplaatst.
3.3 Nadere eisen
- het college kan nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:
- de archeologische waarden;
- de cultuurhistorische waarden;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- de geomorfologische waarden;
- een goede woonsituatie;
- de landschappelijke waarden;
- de milieusituatie;
- de natuurlijke waarden;
- een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen op grond van artikel 3.3, is de volgende procedure van toepassing:
- een voorgenomen nadere eis ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;
- het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of meer dag- en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
- de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
- gedurende de onder a vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.
3.4 Afwijken van de bouwregels
- bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 sub a en worden toegestaan dat gebouwen ten behoeve van nevenactiviteiten worden gebouwd, mits:
- dit enkel en alleen is ter vervanging van de huidige bebouwing die voor de betreffende nevenactiviteit wordt gebruikt.
- maximaal 50% van het oppervlak van het te vervangen gebouw mag worden teruggebouwd;
- dit moet gekwantificeerd worden in relatie tot de bestaande toegestane meters per nevenfunctie;
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- het bebouwingsbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- de landschappelijke waarden;
- de milieusituatie;
- de natuurlijke waarden;
- de verkeersveiligheid;
- bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 sub b en worden toegestaan dat een bed en breakfastvoorziening in een bedrijfswoning mag worden aangebracht, mits tevens de omgevingsvergunning is verleend als bedoeld in artikel 3.6 sub b;
- bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2 sub a onder 4 en worden toegestaan dat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen voor de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan worden gebouwd, mits:
- de noodzaak daartoe kan worden aangetoond;
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- het bebouwingsbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- de landschappelijke waarden;
- de milieusituatie;
- de natuurlijke waarden;
- de verkeersveiligheid;
- bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2 sub a onder 5 en worden toegestaan dat afgeweken wordt tot de bestaande afstand tot de as van de weg, mits:
- de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op de bedrijfswoning niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde;
- de noodzaak daartoe kan worden aangetoond;
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- het bebouwingsbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- de landschappelijke waarden;
- de natuurlijke waarden;
- bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2 sub a onder 9[1] en worden toegestaan dat de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en torensilo's wordt vergroot tot niet meer dan 12,00 meter, mits:
- de vergroting noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
- het aantal bouwlagen niet zal toenemen;
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- het bebouwingsbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- de landschappelijke waarden;
- de natuurlijke waarden
- bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2 sub a onder 9[1] en worden toegestaan dat de inhoud van een bedrijfswoning wordt vergroot tot niet meer dan 700 m3, mits:
- de bedrijfswoning daarmee aansluit op een voor het landschap kenmerkend bebouwingstype;
- de noodzaak daartoe kan worden aangetoond;
- het aantal bedrijfswoningen niet zal toenemen;
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- het bebouwingsbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituaties;
- bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2 sub a onder 9[1] en worden toegestaan dat de inhoud van een bedrijfswoning ten behoeve van mantelzorg wordt vergroot tot niet meer dan 800 m3, mits:
- er sprake is van medische en/of sociale noodzaak, zoals moet blijken uit een medisch/sociaal advies van een onafhankelijk medisch deskundigen(bureau);
- het aantal bedrijfswoningen niet zal toenemen;
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- het bebouwingsbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen:
- buitenopslag van agrarische producten binnen het bouwvlak voor zover het gronden betreft die gelegen zijn voor de voorgevel van een bedrijfswoning en het verlengde daarvan of, indien geen bedrijfswoning aanwezig is, voor de voorgevel van het dichtst bij de weg gelegen bedrijfswoning;
- de opslag en/of de stalling van aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
- het gebruik van de bedrijfswoning anders dan ten behoeve van het bedrijf;
- het gebruik van de bedrijfswoning en de daarbij behorende bebouwing door meer dan één afzonderlijke huishouden;
- het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
- het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de verkoop van (streek)eigen producten met een gebruiksvloeroppervlakte van de gebouwen van niet meer dan 100 m2;
- het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van niet-agrarische bedrijfsactiviteiten, anders dan een ijsmakerij, een kaasmakerij of naar de aard daarmee vergelijkbare bedrijvigheid;
- het gebruik van gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van niet-grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten, tenzij deze activiteiten niet meer dan 250 m2 bedragen;
- het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie, waaronder een standplaats voor één of meer kampeermiddelen;
- het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en/of schroot, anders dan krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
- het gebruik van de gronden voor een paardenbak, waarbij de afstand tot de zijdelingse perceelgrens minder dan 5,00 meter bedraagt;
- het gebruik van de gronden voor een paardenbak, waarbij de afstand tot een bouwperceel met een gevoelige functie minder dan 50,00 meter bedraagt;
- het gebruik van de gronden voor een paardenbak waarvan de oppervlakte meer bedraagt dan 1.800 m2;
- het gebruik van de gronden voor meer dan één paardenbak per bouwperceel;
- het gebruik van ruimten in een bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen, ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, mits:
- het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
- de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van de totale gebruiksvloeroppervlakte van de gebouwen en/of met een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 100 m2;
- er detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
- het parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
- het kennelijk te verkoop opslaan van stallen van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
- het stallen van caravans met een totale oppervlakte van meer dan 1.000 m2;
- het storten van afvalstoffen en van puin;
- het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van een installatie voor warmte- of koudeopwekking, die is opgesteld buiten de uitwendige scheidingsconstructie van een bouwwerk, waarbij op de perceelgrens met een perceel voor een andere woonfunctie sprake is van een geluidsniveau van meer dan 40 dB, bepaald volgens de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai;
- het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van een installatie voor warmte- of koudeopwekking, die is opgesteld buiten de uitwendige scheidingsconstructie van een bouwwerk, waarbij ter plaatse van een te openen raam of deur van een niet-gemeenschappelijk verblijfsgebied van een aangrenzende op hetzelfde perceel gelegen woonfunctie sprake is van een geluidsniveau van meer dan 40 dB, bepaald volgens de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai;
- het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van een installatie voor warmte- of koudeopwekking, die is opgesteld buiten de uitwendige scheidingsconstructie van een bouwwerk, waarbij op de gevel voor een andere woonfunctie sprake is van een gecumuleerd geluidsniveau van installaties voor warmte- of koudeopwekking van meer dan 45 dB, bepaald volgens de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai;
- het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van een installatie voor warmte- of koudeopwekking, die is opgesteld buiten de uitwendige scheidingsconstructie van een bouwwerk, waarbij ter plaatse van een te openen raam of deur van een niet-gemeenschappelijk verblijfsgebied van een aangrenzende op hetzelfde perceel gelegen woonfunctie sprake is van een gecumuleerd geluidsniveau van installaties voor warmte- 3 - of
3.5.2 Voorwaardelijke verplichting
- het gebruik van en het in gebruik laten nemen van een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' uitsluitend toegestaan indien ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voorwaardelijke verplichting' een bedrijfsgebouw ten behoeve van de stallen van vee in gebruik is genomen;
- het gebruiken of laten gebruiken van de gronden met de bestemming 'Agrarisch' is uitsluitend toegestaan indien de landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels, maximaal 1 jaar na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan is uitgevoerd en kwalitatief en kwantitatief in stand wordt gehouden;
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
- bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.5.1 sub j en worden toegestaan dat een bed en breakfastvoorziening gerealiseerd kan worden, waarbij:
- de oppervlakte voor een bed en breakfastvoorziening niet meer mag bedragen dan 40% van de gebruiksvloeroppervlakte van de bedrijfswoning, waarbij de gebruiksvloeroppervlakte voor een bed en breakfastvoorziening niet meer dan 110 m2 mag bedragen;
- de bed en breakfastvoorziening mag uitsluitend worden geëxploiteerd door de bewoner(s) van het perceel;
- onder de gebruiksvloeroppervlakte voor een bed en breakfastvoorziening vallen bad-, douche- en toiletruimte(en) die niet gedeeld worden met de bewoner(s), slaapkamer(s) en een gemeenschappelijke ruimte waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m2 mag bedragen, zonder een separate kookvoorziening;
- op eigen terrein dient per kamer voldoende ruimte te worden gereserveerd voor minimaal één parkeerplaats, waarbij de afstand tussen de parkeerplaats(en) en de perceelsgrens minimaal 10,00 meter dient te bedragen;
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- het bebouwingsbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
- bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.5.1 sub m en worden toegestaan om de afstand van een paardenbak tot een bestemmingsvlak met een gevoelige functie te verkleinen tot niet minder dan 5,00 meter, mits:
- de noodzaak daartoe kan worden aangetoond;
- voorzieningen worden getroffen ter voorkoming van stofoverlast;
- een beplantingsstrook bestaande uit gebiedseigen boom- en struiksoorten al dan niet in combinatie met een aarden wal wordt aangelegd;
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- het bebouwingsbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- de landschappelijke waarden en de natuurlijke waarden;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- beken, kanalen, sloten, vaarten en daarmee gelijk te stellen waterlopen ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, de waterberging en het behoud van de landschappelijke natuurlijke waarden;
- bruggen, dammen en duikers;
- dijken, kaden, oeverstroken en taluds;
- extensief dagrecreatief medegebruik;
- openbare nutsvoorzieningen;
- paden;
- sluizen en stuwen
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.
4.2 Bouwregels
- In of op deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
- Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de beveiliging, geleiding en regeling van het (water)verkeer, waaronder bruggen ten behoeve van de ontsluiting van erven, mag niet meer dan 5 meter bedragen.
- de bouwhoogte van bruggen, niet zijnde bruggen ten behoeve van de ontsluiting van erven en/of viaducten, mag niet meer dan 10 meter bedragen;
- er mag geen niet-perceelgebonden handelsreclame worden aangebracht en/of worden geplaatst.
4.3 Nadere eisen
- Het college kan nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:
- de archeologische waarden;
- de cultuurhistorische waarden;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- de geomorfologische waarden;
- een goede woonsituatie;
- de landschappelijke waarden;
- de milieusituatie;
- de natuurlijke waarden;
- een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid.
- Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere eisen op grond van artikel 4.3, is de volgende procedure van toepassing:
- een voorgenomen nadere eis ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;
- het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of meer dag- en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
- de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
- gedurende de in artikel 4.3 sub b onder 1 vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7 lid 10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- de opslag en/of de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
- het gebruik van de gronden als ligplaats en/of aanlegplaats voor vaartuigen en/of woonschepen, woonarken of casco's (caissons) die tot woonschip of woonark kunnen worden omgebouwd;
- het gebruik van de gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen;
- het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;
- het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en/of schroot, anders dan krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
- het kennelijk ten verkoop opslaan en stallen van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
- het storten van afvalstoffen en van puin.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
- Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7 lid 10 van de Wet ruimtelijke ordening juncto artikel 41 lid 4 van het onderhavige bestemmingsplan, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
- Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van een ontheffing op grond van artikel 4.5, is de volgende procedure van toepassing:
- een ontwerp-ontheffingsbesluit ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzag;
- het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of meer dag- en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
- de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
- gedurende de in artikel 4.5 sub b onder 1 vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerp-ontheffingsbesluit.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- Het is verboden in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
- het aanbrengen of aanleggen van aanlegplaatsen, kaden of oeverbeschoeiingen ten behoeve van recreatief medegebruik;
- het aanbrengen van oever- en walbeschoeiingen;
- het vergraven van oevers.
- het in artikel 4.6 sub a vermelde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden, welke:
- het normale beheer en/of het normale onderhoud betreffen;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan, met en daarvoor verleende vergunning.
- een omgevingsvergunning zoals vermeld in artikel 4.6 sub a wordt geweigerd, indien:
- de werken en/of werkzaamheden in dit landschappelijke en/of de natuurlijke waarden, welke de bestemming van de grond beoogt, onevenredig aantast;
- de werken en/of werkzaamheden het grondgebruik, welke de bestemming van de grond beoogt, onevenredig aantast;
- de werken en/of werkzaamheden in strijd zijn met dit bestemmingsplan of de krachtens zodanig plan gestelde eisen;
- de werken en/of werkzaamheden negatieve gevolgen hebben voor de waarde(n) en de kwalificerende soorten van de aangewezen Natura 2000-gebieden in het kader van de Wet natuurbescherming.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de te verwachten archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
Ten behoeve van het bepaalde in de regels bij de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden de volgende regels:
- bij een aanvraag om een omgevingsvergunning, waarbij bodemroerende werkzaamheden ter realisering van deze gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, noodzakelijk zijn, dient door de aanvrager een rapport te worden overlegd, waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van het college in voldoende mate te zijn vastgesteld;
- indien uit dit archeologisch rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning kunnen worden verstoord, kan het college in ieder geval één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan de door het college bij de vergunning te stellen kwalificaties;
- het bepaalde in artikel 5.2 sub a is niet van toepassing in geval van een aanvraag om een reguliere omgevingsvergunning voor het bouwen voor:
- de bouw van bouwwerken, waarbij geen grondwerk wordt verricht op een diepte van meer dan 0,50 meter onder peil;
- de bouw van een bouwwerk met een oppervlakte van niet meer dan 100 m2.
5.3 Nadere eisen
Het college kan nadere eisen stellen aan het gebruik, aan de inrichting en aan de situering van de gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
5.4 Afwijken van de bouwregels
Het college kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 5.2 sub a indien op basis van eerder uitgevoerd archeologisch onderzoek al is aangetoond, dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5.1 Verbod
Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het uitvoeren van graafwerkzaamheden en grondbewerkingen met een oppervlakte van meer dan 100 m2, in combinatie met werken op een diepte van 0,5 meter of meer, waartoe onder meer wordt gerekend:
- het egaliseren, roeren en omwoelen van gronden;
- het aanleggen en verbreden van water;
- het verlagen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
- het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
- het aanbrengen van drainage op een diepte van 0,5 meter of meer;
- het aanbrengen van ondergrondse kabels, leidingen en andere infrastructurele voorzieningen op een diepte van 0,5 meter of meer.
5.5.2 Uitzondering op verbod
Het in
artikel 5.5.1 vermelde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden, welke:
- het normale beheer en/of het normale onderhoud betreffen;
- reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan met een daarvoor verleende vergunning;
- indien op basis van eerder uitgevoerde archeologisch onderzoek al is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
5.5.3 Archeologisch rapport
De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nader de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het college in voldoende mate is vastgesteld.
5.5.4 Voorwaarden
Het college kan aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan de door het college bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
- bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- de bestemmingsregels en worden toegestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersintensiteit en/of de verkeersveiligheid daartoe aanleiding geeft;
- de bestemmingsregels en worden toegestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en ten behoeve van ontvang-, sirene- en/of zendmasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter;
- het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met een maximum van 10%;
- een omgevingsvergunning als bedoeld onder a kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- de milieusituatie;
- de sociale veiligheid;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie.
Artikel 8 Algemene procedureregels
Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen, is de volgende procedure van toepassing:
- een voorgenomen nadere eis ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;
- het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of meer dag- en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
- de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
- gedurende de onder a vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.
9.1 Waterberging
Alvorens de gronden in gebruik genomen worden voor de doeleinden als bedoeld in artikel 3.1 dient voldaan te worden aan de volgende voorwaarden:
- er is aantoonbaar gemaakt dat de toename van de afvoer van afstromend regenwater gecompenseerd wordt conform de eisen en voorwaarden van het waterschap en van de gemeente en voorzien is van een waterberging met voldoende capaciteit;
- de compensatie dient tenminste naar evenredigheid van de realisatie van verhardingen gerealiseerd te worden;
- de compensatie bedraagt tenminste 60 mm per m2 verharding conform de Leidraad Inrichten en Ontwerpen Openbare Ruimte 2023;
- indien gedurende de planperiode een nieuwe versie van de onder b. bedoelde Leidraad Inrichten en Ontwerpen Openbare Ruimte wordt vastgesteld, wordt deze nieuwe versie in acht genomen.
- de gestelde compensatie en voorwaarden dienen in stand te worden gelaten bij het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gebouwen en van het perceel volgens de doeleinden als bedoeld in artikel 3;
9.2 Parkeer-, laden en lossen
9.2.1 Parkeernormen
- een omgevingsvergunning voor het bouwen en / of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik kan pas worden verleend als is verzekerd dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen. De parkeerbehoefte wordt berekend op basis van de parkeernormen en berekeningsmethode, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 2 (Parkeernota Oldebroek 2014);
- indien gedurende de planperiode een nieuwe versie van de onder a bedoelde Parkeernota parkeernormen wordt vastgesteld, wordt deze nieuwe versie in acht genomen. Het aanleggen en / of instandhouden van voornoemde parkeergelegenheid geldt als een voorwaardelijke verplichting in de zin van de Wet ruimtelijke ordening.
9.2.2 Laden en lossen
Indien de bestemming van een bouwwerk of een terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen met bijbehorende voorzieningen, moet, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik, zijn verzekerd dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende ruimte voor het laden en lossen met bijbehorende voorzieningen. Het aanleggen en/of instandhouden van voornoemde ruimte, met bijhorende voorzieningen, geldt als een voorwaardelijke verplichting in de zin van de Wet ruimtelijke ordening.
9.2.3 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.2.1 en artikel 9.2.2 indien:
- het voldoen aan die bepalingen gezien het gebruik en/of het bouwplan van het betreffende plangebied, mede gezien de omgeving, niet noodzakelijk is en/of op overwegende bezwaren stuit, en / of;-
- op andere wijze of op een andere locatie wordt voorzien in de parkeerbehoefte.
9.2.4 Nadere eis
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aanvullend aan het bepaalde in artikel 9.2.1 en 9.2.2 ten behoeve van het verhogen van de parkeernormen en/of het aanleggen van voorzieningen voor het laden en lossen indien dat nodig is gelet op het gebruik en / of het bouwplan waarbij het (functioneren van) de omgeving mede betrokken wordt. Het besluit tot het stellen van de nadere eis moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder blijkt dat de eis noodzakelijk is om de ruimtelijke kwaliteit te borgen.
Een nadere eis kan tevens gesteld worden bij die (bouw)plannen waarvan de functie niet genoemd wordt in de tabel met parkeernormen zoals opgenomen in het geldende gemeentelijke parkeerbeleid.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
- een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of worden veranderd;
- na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of worden veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- het gestelde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat bestemmingsplan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
- het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat bestemmingsplan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering of afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- het gestelde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat bestemmingsplan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder titel: Regels van het bestemmingsplan Buitengebied, Koemkolkweg 25 en 27
Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Oldebroek op (datum) 2024.
, burgemeester T.H. Haseloop-Amsing
, griffier J. Tabak