direct naar inhoud van 2.3 Provinciaal beleid Gelderland
Plan: Bedrijventerrein Hattemerbroek, eerste herziening
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0269.HB101-VG01

2.3 Provinciaal beleid Gelderland

2.3.1 Streekplan Gelderland 2005

Het Streekplan Gelderland 2005 is door Provinciale Staten van Gelderland vastgesteld op 29 juni 2005 en geeft de beleidskaders aan voor de ruimtelijke ontwikkelingen in de komende 10 jaar. Dit plan is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven, dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het Streekplan Gelderland 2005 de status van een structuurvisie gekregen. Dat betekent dat de inhoud van het streekplan voor de provincie de basis blijft voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening.

De hoofddoelstelling van het Gelders ruimtelijk beleid voor de periode 2005-2015 is om de ruimtebehoefte zorgvuldig in regionaal verband te accommoderen en te bevorderen dat publieke (rijk, provincie, gemeenten, waterschappen) en private partijen de benodigde ruimte vinden, op een wijze die meervoudig ruimtegebruik stimuleert, duurzaam is en de regionale verscheidenheid versterkt, gebruik makend van de aanwezige identiteiten en ruimtelijke kenmerken. Hierbij hanteert de provincie de volgende doelen als uitwerking van de hoofddoelstelling:

  • sterke stedelijke netwerken en regionale centra bevorderen;
  • versterken van de economische kracht en de concurrentiepositie van Gelderland;
  • bevorderen van een duurzame toeristische-recreatieve sector in Gelderland met een bovengemiddelde groei;
  • de vitaliteit van het landelijk gebied en de leefbaarheid van daarin aanwezige kernen versterken;
  • de waardevolle landschappen verbeteren en de Ecologische Hoofdstructuur realiseren;
  • de watersystemen veilig en duurzaam afstemmen op de veranderende wateraan- en afvoer en de benodigde waterkwaliteit;
  • een gezonde en veilige milieu(basis)kwaliteit bewerkstelligen;
  • met ruimtelijk beleid bijdragen aan de verbetering van de bereikbaarheid van en in de provincie;
  • bijdragen aan een evenwichtige regionaal gedifferentieerde ruimtelijke ontwikkeling, door de cultuurhistorische identiteiten en ruimtelijke kenmerken als inspiratiebron te hanteren in de ruimtelijke planning.

In dit streekplan is het plangebied van bedrijventerrein Hattemerbroek aangemerkt als multifunctioneel platteland. Het bundelingsprincipe dat in het oude streekplan uit 1996 was opgenomen, geldt ook in het huidige streekplan. De provinciale stedelijke hoofdstructuur wordt gevormd door het rode raamwerk; hoogdynamische functies samenhangend met de hoofdinfrastructuur en intensieve vormen van ruimtegebruik. De A28 en de A50 vallen onder het rode raamwerk. Het plangebied van het bedrijventerrein zelf niet.

In het huidige bestemmingsplan is al aangegeven dat de ontwikkeling van het bedrijventerrein Hattemerbroek in overeenstemming is met het provinciale Streekplan. Dit is door de provincie bevestigd blijkens de goedkeuring van het huidige bestemmingsplan, in 2006. Aangezien de onderhavige partiële herziening technisch van aard en relatief ondergeschikt is en geen beleidswijzigingen tot gevolg heeft, mag worden aangenomen dat ook de partiële herziening in overeenstemming is met het Streekplan. Hierna wordt nog ingegaan op de streekplanuitwerking die na goedkeuring van het huidige bestemmingsplan door de provincie is vastgesteld.

2.3.2 Streekplanuitwerking Zoekzones stedelijke functies en landschappelijke versterking

In de sturingsfilosofie van het streekplan wordt veel ruimte geboden voor de in regionaal verband samenwerkende gemeenten. Niet voor niets is de subtitel 'Kansen voor de regio's'. In die filosofie past ook het verzoek van de provincie aan de regio's om conform het streekplan vóór 1 juli 2006 in regionaal verband afgestemde zoekzones stedelijke functies (wonen en werken) en landschappelijke versterking voor te stellen. Op basis van die voorstellen hebben GS een streekplanuitwerking opgesteld en vastgesteld (d.d. 12-12-2006).

Voor de onderhavige partiële herziening is alleen de deeluitwerking regio Noord-Veluwe relevant. Hieronder worden per thema, voor zover relevant voor de onderhavige herziening, de aandachtspunten uit deze deeluitwerking benoemd. Tevens wordt aangegeven waar in deze toelichting nader op de genoemde aspecten wordt ingegaan.

Aandachtspunten per thema

Programmatische aspecten

Werken: indicatieve taakstelling 100 ha netto (140 ha bruto) bedrijventerrein. De totale zoekruimte komt hiermee op 280 ha.

Wat betreft het accommoderen van de milieucategorieën 4 en hoger voorziet het plan Lorentz oost (gemeente Harderwijk) daarin. Dat laat onverlet dat in een incidenteel geval een oplossing wordt geboden (maatwerk). Overigens zal tijdens de planperiode actief inhoud moeten worden gegeven aan de Intentieverklaring, gesloten op 22 mei 2003 tussen het Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Noordwest-Veluwe en de provincies Gelderland en Flevoland over samenwerking bij de opvang van Noordwest-Veluwse bedrijvigheid in Flevoland, om tijdig locaties voor na de planperiode beschikbaar te hebben in laatstgenoemde provincie.

Cultuurhistorie en Archeologie

De provincie heeft geconstateerd dat de regio voor de aspecten cultuurhistorie en archeologie geen ruimtelijke afwegingen in hun zoekzonevoorstel heeft gemaakt. Dat betekent dat de gemeenten bij uitwerking van plannen binnen zoekzones in alle gevallen deze waarden alsnog zullen moeten onderzoeken en zorgvuldig bij hun afwegingen moeten betrekken. Zij moeten er rekening mee houden dat na het van kracht worden van de archeologiewet bestemmingsplannen "Malta-proof" moeten zijn. In paragraaf 3.3 van deze toelichting wordt nader ingegaan op het aspect archeologie.

Milieu-aspecten

De provincie heeft geconstateerd dat de regio voor de aspecten bodem, luchtkwaliteit, geur en geluid slechts een globale milieutoets op de zoekzones heeft toegepast. Dat betekent dat de gemeenten bij uitwerking van plannen binnen zoekzones in alle gevallen de milieu-aspecten bodem, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid nader moeten onderbouwen. Deze aspecten komen aan de orde in de paragrafen 3.6 tot en met 3.9.

Natuur en landschap

De provincie heeft geconstateerd dat (delen van) zoekzones in multifunctioneel gebied zijn gelegen binnen "Waardevolle landschappen". Dit betreft echter niet het plangebied van de onderhavige partiële herziening en is in deze derhalve niet relevant.

Wateraspecten

Bij de uitwerking van plannen binnen de zoekzones zal in alle gevallen een watertoets moeten worden uitgevoerd. De waterparagraaf in deze toelichting gaat hierop uitgebreid in.

Strategische milieubeoordeling (SMB) en toetsing aan de Natuurbeschermingswet

Op basis van de voortoets zullen de gemeenten voor de categorieën geel en oranje een passende beoordeling van de zoekzones moeten uitvoeren om te kunnen beoordelen in hoeverre de verwachte effecten van realisatie van de beoogde ruimtelijke ontwikkelingen met mitigerende maatregelen kan worden voorkomen. Het gaat om de volgende locaties: WE1 en WE2 (Wezep). Deze locaties zijn met oranje weergegeven (effecten niet uit te sluiten). Als effect wordt aangegeven: menselijke verstoring en als mogelijk effect: hydrologie.

Wanneer een effect niet met zekerheid uit te sluiten is, dient in een passende beoordeling bepaald te worden of dit effect daadwerkelijk op kan treden, of het mitigeerbaar is en of er uiteindelijk sprake is van een significant gevolg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0269.HB101-VG01_0004.png"

Afbeelding 4: Uitsnede streekplanuitwerkingskaart zoekzones stedelijke functies

In paragraaf 3.4 van deze toelichting wordt aangegeven op welke wijze bij de totstandkoming van het huidige bestemmingsplan al rekening is gehouden met ecologie; de aanwezigheid van (eventueel beschermde) flora en fauna en de mogelijke effecten van de ontwikkeling van het bedrijventerrein en de mitigerende maatregelen om deze effecten tegen te gaan.

Conclusie

Gezien het voorgaande kan geconcludeerd worden dat de ontwikkeling van het bedrijventerrein Hattemerbroek, inclusief de onderhavige partiële herziening, past binnen het provinciaal ruimtelijk beleid.

2.3.3 Structuurvisie bedrijventerreinen en werklocaties

De provincie heeft in juni 2010 de structuurvisie bedrijventerreinen en werklocaties vastgesteld. De structuurvisie richt zich op meer regie van de provincie op het ontwikkelen van bedrijventerreinen die milieutechnisch en ruimtelijk goed zijn ingepast, goed bereikbaar zijn en zoveel mogelijk klimaatneutraal opereren.

In het eerder genoemde Streekplan 2005 en de streekplanuitwerking "Zoekzones stedelijke functies en landschappelijke versterking" staat het beleid beschreven ten aanzien van de zoekzones werken en wonen. Dit beleid is niet gewijzigd met de structuurvisie.

Voor wat betreft intergemeentelijke bedrijventerreinen worden gemeenten aangespoord gezamenlijk locaties te ontwikkelen voor lokale bedrijvigheid. Daar waar behoefte is aan de nieuwe vestiging van lokale bedrijvigheid zal dus eerst moeten worden gekeken en beoordeeld of en in hoeverre samenwerkende gemeenten gezamenlijk kunnen ontwikkelen en welke bedrijven daar qua aard, schaal en functie passend zijn. Samenwerking van gemeenten leidt tot voordelen als risicospreiding, professionalisering, ontsluiting en beheer.

Intergemeentelijke en lokale bedrijventerreinen buiten het bundelingsgebied

De provincie geeft aan dat stedelijke uitbreidingen (waaronder werklocaties) moeten passen of aansluiten op het reeds aanwezige bebouwde gebied. Aard en schaal van nieuw te vestigen bedrijven, voorzieningen en instellingen moeten passen bij of een goede aanvulling zijn op het bestaande productiemilieu, de werkgelegenheidsstructuur en de omvang van de woonkern.

Bij nieuwvestiging van bedrijven moet ook sprake zijn van een aangetoonde binding aan de betreffende gemeente/locatie en van een passend milieuregime (in beginsel maximale hindercategorie 3 volgens de VNG). Hiervan kan beargumenteerd worden afgeweken. Verder dienen het bereikbaarheidsprofiel van de betreffende locatie en het mobiliteitsprofiel van de (gewenste) vestigingen met elkaar in overeenstemming te zijn.

De plaats en functie van het bedrijventerrein dat mogelijk wordt gemaakt in het bestaande bestemmingsplan is destijds getoetst aan het vigerende beleid van toen. Gezien de kleine toevoeging van bedrijfsterrein is een toetsing aan dit nieuwe beleid niet logisch. Immers de (omgeving van de) locatie heeft nu al een bedrijfsbestemming. Er wordt geen nieuw intergemeentelijk bedrijventerrein mogelijk gemaakt.