direct naar inhoud van Regels
Plan: Hattemerbroek, Middeldijk 16
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0269.HB111-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Hattemerbroek, Middeldijk 16 met identificatienummer NL.IMRO.0269.HB111-VG01 van de gemeente Oldebroek.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 afhaalpunt

een locatie waar de consument uitsluitend via internethandel bestelde goederen kan afhalen of retourneren, waar uitsluitend logistiek en opslag van bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop en/of overige activiteiten.

1.4 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde.

1.5 ander werk

een werk, geen bouwwerk zijnde.

1.6 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.7 bedrijf

een onderneming gericht op het bedrijfsmatig vervaardigen en/of bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen.

1.8 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.9 bestaand
  • a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op moment van de vaststelling van het bestemmingsplan of kan worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning voor het gebruik;
  • b. bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan aanwezig zijn danwel nog kunnen worden gebouwd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen.
1.10 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico dan wel een risicoafstand is bepaald, die in acht genomen moet worden.

1.11 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.12 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.13 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.14 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.15 brutovloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van de ruimte, dan wel van meerdere ruimten van een gebouw gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de (buitenste) opgaande scheidingsconstructie.

1.16 college

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldebroek.

1.17 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden met uitzondering van e-commerce, waaronder begrepen de uitstalling ten behoeve van verkoop, het verkopen en/of het (af)leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een bedrijfs- of van een beroepsactiviteit, alsook een ondergeschikte horecavoorziening.

1.18 dienstverlening

werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden al dan niet met inbegrip van ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen, waaronder zijn begrepen reisbureaus, kapsalons, wasserettes, stomerijen, makelaarskantoren, bankfilialen, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, met uitzondering van garagebedrijven.

1.19 e-commerce

een vorm van bedrijfsvoering waarbij het bedrijf uitsluitend goederen aan particulieren verhandelt door middel van contact met die particulieren, dat uitsluitend verloopt via e-mail, fax, internet, post of telefoon, waardoor geen handelswaren op het bedrijf worden aangeprezen en geen klanten op het bedrijf worden ontvangen en waarbij het bedrijfspand geen uitstraling heeft van een winkelpand, geen toonbank heeft en de goederen niet uitstalt ten verkoop en daarmee een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de bedrijvenfunctie, zijnde een magazijn en/of de opslag van goederen.

1.20 erf

een al dan niet omheind stuk grond, in ruimtelijk opzicht direct behorende bij, in functioneel opzicht ten dienste van en in feitelijk opzicht direct aansluitend aan een woning of een ander gebouw, dat in beginsel behoort tot de kavel(s) waarop de woning of het andere gebouw is geplaatst, zoals dat blijkt uit de kadastrale gegevens.

1.21 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.22 gebruiksmogelijkheden

de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende functie te gebruiken.

1.23 geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld.

1.24 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en dat, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming het belangrijkst is.

1.25 horeca

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt.

1.26 internetverkoop

een specifieke vorm van detailhandel zonder uitstalling, verkoop en afhaal van goederen ter plaatse, waarbij de goederen via internet worden aangeboden en overwegend per post worden geleverd.

1.27 kampeermiddel:

een kampeerauto, een tent, een tentwagen, een toercaravan of enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk of een stacaravan zijnde, waarvoor artikel 2.3 van de Wet algemene bepalingen omgevingswet is vereist; één en ander voor zover deze onderkomens, voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.28 kantoor

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen, al dan niet in combinatie met ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.29 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen, een grenswaarde voor het risico dan wel een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden.

1.30 nachtperiode

de periode tussen 23.00 en 07.00 uur.

1.31 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening.

1.32 normaal onderhoud

het onderhoud, dat gelet op de functie regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende functie behoren.

1.33 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals afvalverzamelpunten, apparatuur voor telecommunicatie (niet zijnde zendinstallaties voor mobiele telefonie of onderdelen daarvan), bemalingsinstallaties, gasreduceerstations, gemaalgebouwtjes, schakelhuisjes, telefooncellen en transformatorhuisjes.

1.34 omgevingsvergunning

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.35 overkapping

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.

1.36 peil
  • a. indien op het land wordt gebouwd:
    • 1. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, geldt de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    • 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, geldt de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • b. indien in of op het water wordt gebouwd geldt: het Normaal Amsterdams Peil.
1.37 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden gerepareerd, worden geteeld, worden toegepast en/of worden vervaardigd in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie

1.38 risicovolle inrichting

een inrichting, waarbij volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.39 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden en waaronder in ieder geval wordt verstaan een erotische massagesalon, een escortservice, een parenclub, een prostitutiebedrijf, een seksautomatenhal, een seksbioscoop of een sekstheater, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.40 staat van bedrijfsactiviteiten

een als bijlage 1 bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijfstypen, ingedeeld conform de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) 2008 van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), editie 2009.

1.41 stankhindergevoelige bedrijven
  • a. bedrijven die naar hun aard stankgevoelig zijn en/of;
  • b. bedrijven waar (relatief) grote concentraties van mensen werkzaam zijn vanwege de gebruikte arbeidsintensieve productiewijze en/of;
  • c. bedrijven met een (relatief) hoge bezoekintensiteit.
1.42 volumineuze detailhandel

detailhandel in automobielen, motorfietsen e.d., boten, caravans, bouwmaterialen, grove bouwmaterialen c.q. bouwstoffen, meubelen, tapijten, sanitair en tegels.

1.43 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.44 vuurwerkbedrijf

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen.

1.45 wonen

het gehuisvest zijn van één (afzonderlijk) huishouden in een (bedrijfs-)woning of in een ander gebouw.

1.46 zelfstandig kantoor

een gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Afmetingen ander bouwwerk

de grootste afmeting van een bouwwerk neerwaarts of zijdelings geprojecteerd op een aanzichtvlak

2.2 De afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens

de kortste afstand vanaf enig punt van een bouwwerk of van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelgrens

2.3 De goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel

2.4 De inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen

2.5 De bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen

2.6 De oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk

2.7 De oppervlakte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde

de projectie van de grootste afmeting neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2 en 3.1, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1';
  • b. afhaalpunten en e-commerce;
  • c. volumineuze detailhandel uitsluitend in de vorm van detailhandel in auto's, boten en caravans;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. groenvoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. opslag van goederen ten dienste van het op het bouwperceel gevestigde bedrijf;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. water;
  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder retentievoorzieningen en waterberging;
  • j. wegen en straten;
  • k. fiets- en voetpaden;

met de daarbijbehorende:

  • l. gebouwen;
  • m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • n. erven en terreinen.

3.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Bedrijventerrein' is aan een aantal regels gebonden.

3.2.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden binnen het bestemmingsplan per bedrijfsperceel de volgende regels:

  • a. het bouwperceel mag voor niet meer dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven percentage worden bebouwd;
  • b. de afstand van de bedrijfsgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse en achterste bouwperceelgrenzen mag niet minder dan 4,00 m bedragen;
  • c. de afstand van de bedrijfsgebouwen en overkappingen tot de naar de Middeldijk gerichte bestemmingsgrens mag niet minder dan 5,00 m bedragen;
  • d. een bedrijfsgebouw of overkapping mag niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte bedragen.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer dan 3,00 meter bedragen, met uitzondering van lichtmasten die een bouwhoogte mogen hebben van niet meer dan 6,00 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen gelegen achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 2,00 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen gelegen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 1,00 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 9,00 meter bedragen;
  • e. er mogen geen magazijnstellingen buiten de gebouwen worden geplaatst.

3.3 Nadere eisen

Het college kan nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de verkeersveiligheid.

3.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 sub b en toestaan dat een bedrijfsgebouw in de zijdelingse perceelgrens wordt gebouwd, in verband met de realisatie van een bedrijfsverzamelgebouw of de koppeling van gebouwen.
  • b. Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 sub a ten behoeve van een verhoging van het bebouwingspercentage naar niet meer dan 90, mits:
    • 1. wordt aangetoond dat de verhoging van het bebouwingspercentage noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;
    • 2. het betreffende terrein en de betreffende gebouwen voor hulpverlenende instanties in het geval van calamiteit toegankelijk blijven;
    • 3. het parkeren en de logistiek blijvend op eigen terrein kunnen worden afgewikkeld.
  • c. Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en erf- en perceelsafscheidingen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 20,00 meter.
  • d. De in lid 3.4 vermelde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    • 1. het bebouwingsbeeld;
    • 2. de bedrijfssituatie;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de verkeersveiligheid;
    • 7. de woonsituatie.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Verboden gebruik

Het gebruik van de gronden en bouwwerken met de bestemming 'Bedrijventerrein' is aan een aantal beperkingen gebonden. De gronden en bouwwerken mogen niet:

  • a. worden gebruikt voor geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
  • b. worden gebruikt voor bedrijven die niet zijn genoemd in lid 3.1;
  • c. worden gebruikt voor detailhandel, tenzij het productiegebonden detailhandel en volumineuze detailhandelbetreft;
  • d. worden gebruikt voor volumineuze detailhandel indien het gezamenlijk brutovloeroppervlak groter is dan 20.000 m2;
  • e. worden gebruikt voor het wonen;
  • f. worden gebruikt voor zelfstandige kantoren;
  • g. worden gebruikt voor parkeren anders dan op eigen terrein;
  • h. worden gebruikt voor bedrijven die in de kolom Geur van bijlage 1 zijn aangemerkt met een geurafstand, en waarbij door het bedrijf niet wordt voldaan aan een factor 2x van deze afstand tot de meest nabijgelegen woning buiten het plangebied, waarbij de afstand wordt gemeten tot het punt waar de gevel van deze woning volgens het geldende bestemmingsplan zou kunnen worden gebouwd. Deze regel is niet van toepassing op bestaande bedrijven;
  • i. worden gebruikt voor logistieke- en transportbedrijven met een oppervlakte groter dan 3 hectare per bedrijf.
3.5.2 Voorwaardelijke verplichtingen
  • a. Ten behoeve van een afdoende watercompensatie mogen de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - voorwaardelijke verplichting watercompensatie' uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 3.1, indien voorafgaand aan het tijdstip van onherroepelijk worden van de eerste omgevingsvergunning voor een bedrijfsgebouw danwel het in gebruik nemen van de eerste gronden voor bedrijfsdoeleinden, de realisatie van een waterberging van minimaal 2.227 m³ is verzekerd en na realisatie in stand wordt gehouden.
  • b. Een omgevingsvergunning voor de bouw van een bedrijfsgebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - voorwaardelijke verplichting bodem- en asbestonderzoek' kan uitsluitend worden verleend indien uit bodem- respectievelijk asbestonderzoek is gebleken dat er uit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen aanwezig zijn voor het bebouwen en gebruiken van die gronden, met dien verstande dat indien ernstige bodem- en/of asbestverontreiniging wordt aangetroffen, deze eerst gesaneerd dient te worden.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5, lid 3.5.1, sub b in die zin dat, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1', tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder categorieën 1, 2 en 3.1, mits het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft.
  • b. Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5, lid 3.5.1,  sub h in die zin dat een bedrijf wordt gevestigd dat niet voldoet aan de voorgeschreven afstandsregeling, mits het bedrijf aantoonbaar voldoet aan het toetsingskader van Bijlage 2.
  • c. Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5 sub i in die zin dat een logistiek- of transportbedrijf wordt gevestigd met een oppervlakte groter dan 3 hectare, mits hierover in regionaal verband afstemming is gezocht.
  • d. De in lid 3.6 vermelde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    • 1. het bebouwingsbeeld;
    • 2. de bedrijfssituatie;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de verkeersveiligheid;
    • 7. de woonsituatie.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. beplanting en bermen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. paden;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het verzamelen van afval;
  • e. kunstwerken;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. water;
  • h. wadi's/retentievijvers, waterberging en waterinfiltratie ten dienste van de waterhuishouding;

met de daarbij behorende:

  • i. andere werken;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Groen' is aan een aantal regels gebonden.

4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,00 meter bedragen, met uitzondering van bouwwerken die nodig zijn voor de beveiliging, voor de geleiding en voor de regeling van het verkeer, geluidschermen en lichtmasten.

4.3 Nadere eisen

Het college kan nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de verkeersveiligheid.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, de waterberging;
  • b. bruggen, dammen en duikers;
  • c. dijken, kaden, oeverstroken en taluds;
  • d. openbare nutsvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. paden;

met de daarbij behorende:

  • f. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.

5.2 Bouwregels

Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Water' is aan een aantal regels gebonden.

5.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer dan 5,00 meter bedragen;
  • b. er mag geen niet-perceelgebonden handelsreclame worden aangebracht en/of worden geplaatst.

5.3 Nadere eisen

Het college kan nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de archeologische waarden;
  • b. de cultuurhistorische waarden;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. de geomorfologische waarden;
  • e. een goede woonsituatie;
  • f. de landschappelijke waarden;
  • g. de milieusituatie;
  • h. de natuurlijke waarden;
  • i. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • j. de sociale veiligheid;
  • k. de verkeersveiligheid.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden als ligplaats en/of aanlegplaats voor vaartuigen en/of woonschepen, woonarken of casco's (caissons) die tot woonschip of woonark kunnen worden omgebouwd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

Het gebruik van de gronden en bouwwerken is aan een aantal beperkingen gebonden. De gronden en bouwwerken mogen niet:

  • a. worden gebruikt voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen, anders dan ten behoeve van de bestemming toegelaten gebruik;
  • b. worden gebruikt voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de bestemming toegelaten gebruik;
  • c. worden gebruikt ten behoeve van een seksinrichting;
  • d. worden gebruikt voor verblijfsrecreatie.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 Milieuzone - geurzone
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - geurzone' zijn geen stankhindergevoelige bedrijven toegestaan.
  • b. Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde sub a en toestaan dat stankhindergevoelige bedrijven worden gevestigd, mits is aangetoond dat ter plaatse geen invloed meer is van agrarische hindercirkels door het definitief verdwijnen van één of meer agrarische bedrijven in de omgeving.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

  • a. Het college kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
    • 1. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersintensiteit en/of de verkeersveiligheid daartoe aanleiding geven;
    • 2. de bestemmingsregels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en ten behoeve van ontvang-, sirene- en/of zendmasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40,00 meter.
  • b. Een sub a vermelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 5. de verkeersveiligheid;
    • 6. de woonsituatie.

Artikel 10 Overige regels

Bij het gebruik van gronden en het bouwen van bouwwerken dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid, waarbij rekening wordt gehouden met de geldende parkeernormen die zijn vastgelegd in de 'Parkeernota Oldebroek'.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsregels bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a met maximaal 10%.
  • c. Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsregels gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Hattemerbroek, Middeldijk 16