Plan: | Hart van Oosterwolde |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0269.OW109-ON01 |
Voorliggend plan maakt de realisatie van een nieuwe multifunctionele accommodatie (MFC) mogelijk, bestaande uit een dorpshuis en sportzaal op het sportpark 'de Heughte' aan de Zwarteweg 15 in Oosterwolde. Bij het nieuw te realiseren MFC komt tevens een appartementengebouw met 10 appartementen aan een centrumplein. Op de begane grond van het appartementengebouw is ruimte voor commerciële activiteiten. De huidige locatie van het dorpshuis en de sportzaal aan de Schiksweg 27 in Oosterwolde wordt gesaneerd en hier worden 14 woningen gerealiseerd.
De voorgaande ontwikkeling past niet in het geldende bestemmingsplan. Omdat het initiatief wel passend is op de locatie, wordt medewerking verleend aan een herziening van het bestemmingsplan. In dit document wordt dit toegelicht en gemotiveerd waarom dat kan volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
Het plangebied bestaat uit twee locaties. De locatie aan de Schiksweg 27 ligt in het westen van de kern Oosterwolde. De locatie aan de Zwarteweg 15 ligt in het oosten van de kern Oosterwolde. De onderstaande afbeelding toont globaal de ligging van het plangebied in de omgeving.
Globale ligging plangebied (bron: openstreetmap.org)
Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van de bestaande situatie en van het plan. Daarna wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid. In hoofdstuk 4 wordt de haalbaarheid van het project getoetst op grond van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Ook wordt ingegaan op de economische haalbaarheid van het plan. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de juridische opzet van het plan. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de wijze hoe burgers en andere belanghebbenden betrokken zijn bij het plan (maatschappelijke uitvoerbaarheid). Hierin zijn de uitkomsten van inspraak, vooroverleg en zienswijzen opgenomen.
In dit hoofdstuk wordt het initiatief beschreven. Eerst wordt ingegaan op de bestaande situatie van het plangebied en de relatie met de omgeving. Daarna wordt ingezoomd op het beoogde initiatief.
Het plangebied is gelegen aan de Schiksweg 27 en de Zwarteweg 15 in de kern Oosterwolde, in de gemeente Oldebroek. In het dorp Oosterwolde overheerst de woonfunctie. Met name langs de van oudsher aanwezige wegen Groote Woldweg en Zwarteweg staan vooral vrijstaande woningen, met hier en daar halfvrijstaande woningen. Vooral in de nieuwbouw aan de westzijde van het dorp bevinden zich rijwoningen.
Locatie Sportpark de Heughte
De locatie Zwarteweg 15 ligt in het oosten van het dorp. Dit deel van het plangebied is onderdeel van sportpark 'de Heughte'. De onderstaande afbeelding toont een luchtfoto van dit deel van het plangebied. De locatie betreft één veld van het sportpark. Aan de oostzijde van het plangebied bevinden zich de kantine en kleedkamers van het sportpark.
Luchtfoto locatie Zwarteweg 15 / sportpark de Heughte (bron: Publieke Dienstverlening Op de Kaart/PDOK)
Locatie Dorpshuis de Heerdt
De locatie aan de Schiksweg 27 ligt in het westen van het dorp. De navolgende afbeelding geeft een luchtfoto van dit deel van het plangebied weer. Op de locatie is het dorpshuis 'De Heerdt' en een sportzaal gevestigd. In het dorpshuis zijn verschillende verenigingen, stichtingen en organisaties gehuisvest, zoals een gymnastiekvereniging, muziekvereniging, zangvereniging, schietvereniging en stichting dorpsbelang Oosterwolde. Daarnaast wordt de locatie verhuurd voor feesten en partijen.
Luchtfoto locatie Schiksweg 27 (bron: Publieke Dienstverlening Op de Kaart/PDOK)
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan "Oosterwolde Dorp 2005", vastgesteld op 27 september 2009. De locatie 'De Heerdt' heeft de bestemmingen 'Gemengd', 'Verkeer' en 'Groen'. De onderstaande afbeelding toont een uitsnede van het geldende bestemmingsplan ter plaatse van locatie De Heerdt.
Uitsnede geldend bestemmingsplan locatie De Heerdt
De locatie Hart van Oosterwolde heeft de bestemmingen 'Groen' en 'Sport'. De zuidwestelijke strook van het plangebied heeft de bestemmingen 'Verkeer', 'Tuin' en 'Wonen'. De navolgende afbeelding toont een uitsnede van het geldende bestemmingsplan ter plaatse van deze locatie.
Uitsnede geldend bestemmingsplan locatie Hart van Oosterwolde
Op de locatie 'De Heerdt' is de realisatie van 14 woningen niet toegestaan binnen de geldende bestemmingen. Bij de locatie 'Hart van Oosterwolde' is de realisatie van een MFC, een appartementengebouw en de ontsluitingsweg niet toegestaan binnen de geldende bestemmingen. Omdat het initiatief in strijd is met het geldende bestemmingsplan, is voorliggende herziening van het bestemmingsplan opgesteld.
Locatie Sportpark de Heughte / Hart van Oosterwolde
Het plan betreft het verplaatsen van dorpshuis 'De Heerdt' en de aangrenzende sportzaal naar het bestaande sportpark de Heughte aan de Zwarteweg 15. Hierdoor ontstaat een centralisatie van sportvereniging, dorpshuis en sportzaal: een multifunctioneel centrum (MFC) met sportmogelijkheden. Deze nieuwe locatie wordt het Hart van Oosterwolde genoemd, vanwege de bundeling van voorzieningen en activiteiten. In het MFC worden de verschillende verenigingen, stichtingen en organisaties van dorpshuis 'De Heerdt' gevestigd. Daarnaast kan het MFC worden verhuurd voor feesten en partijen. Aangezien Oosterwolde, naast het dorpshuis dat naar het MFC verhuist, geen verdere horecagelegenheden biedt, maken veel inwoners van Oosterwolde gebruik van de locatie om verjaardagen, bruiloften, e.d. te vieren. Het nieuwe MFC biedt hiervoor voldoende faciliteiten.
Tegenover het nieuw te realiseren MFC komt tevens een appartementengebouw aan een centrumplein. In dit appartementengebouw komen op de eerste en tweede verdieping in totaal 10 appartementen die geschikt zijn voor jongeren en senioren. Op de begane grond is ruimte voor commerciële voorzieningen. Aan de zuidzijde van het centrumplein komt een Jongeren Actief Plek (JAP), met voorzieningen in de buitenruimte om te bewegen voor jong en oud. Aan de zuidzijde wordt tevens een wadi aangelegd voor de berging van hemelwater.
Het plangebied krijgt een nieuwe ontsluitingsweg via de Zwarteweg. Hiervoor wordt grond aangekocht en een schuur gesloopt op het perceel Zwarteweg 9. In het plangebied worden circa 90 parkeerplaatsen aangelegd. De onderstaande afbeeldingen geven een impressie van de toekomstige situatie van het Hart van Oosterwolde.
Impressie toekomstige situatie Hart van Oosterwolde (ontwerp: Vinkedesgin)
Impressie toekomstige situatie locatie Hart van Oosterwolde (ontwerp: Vinkedesgin)
Locatie De Heerdt
De huidige locatie van het dorpshuis en de sportzaal aan de Schiksweg 27 wordt gesaneerd. Op deze locatie worden 3 rijen met in totaal 14 woningen gerealiseerd. Het type woningen zal bestaan uit starters-, senioren- en eengezinswoningen. De woningen worden ontsloten via de Schiksweg, De Heerdtweg en de Van Oldebarneveldweg. Bij de woningen worden 6 parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd. Tevens worden 26 openbare parkeerplaatsen aangelegd. De navolgende afbeelding geeft een impressie van de toekomstige situatie bij de locatie De Heerdt.
Impressie toekomstige situatie locatie De Heerdt (ontwerp: Vinkedesign)
Het initiatief betreft een burgerparticipatieplan. De initiatiefnemers zijn Stichting Dorpsbelang Oosterwolde, Dorpshuis de Heerdt, voetbalvereniging VSCO '61 en Stichting Sportvoorziening Oosterwolde.
Het plan biedt kansen om de leefbaarheid in het dorp te behouden en verbeteren, door realisatie van voorzieningen, woningbouw, oplossen van verkeers- en parkeerproblematiek en een betere samenwerking van organisaties. Tevens past de ontwikkeling in het gedachtegoed van 'Oldebroek voor Mekaar': een plan door en voor de inwoners van de gemeente Oldebroek (zie ook de woonvisie in paragraaf 3.3.4). In november 2017 hebben het college en de gemeenteraad hun steun uitgesproken voor het plan, waarbij een aantal randvoorwaarden zijn opgesteld.
In een duurzame leefomgeving wordt bewust omgegaan met energie, klimaat, grondstoffen, ruimte, water en groen. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn een logisch moment om de verschillende aspecten van duurzame stedenbouw vanaf het begin in de planvorming mee te nemen.
Bouwbesluit
Het Bouwbesluit stelt eisen aan energiezuinigheid van nieuwe woningen en utiliteitsgebouwen. De maat voor energiezuinigheid heet Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC). Voor woningen geldt sinds 2015 een Energie Prestatie Coëfficiënt van 0,4 op gebouwniveau. Vanaf 2021 moeten alle nieuwe gebouwen voldoen aan de BENG-eisen. Dit is rijksbeleid, waarbij BENG staat voor Bijna EnergieNeutrale Gebouwen.
Kansen
Bij de herinrichting van een perceel en bij nieuwbouw liggen kansen om duurzaamheid te verbeteren. Het energieneutraal maken van een gebouw kan beter bij de bouw dan achteraf. Nieuwbouw biedt de kans om meteen voor een duurzame wijze van verwarming te kiezen, maar ook andere duurzaamheidsaspecten zijn bij nieuwbouw relatief eenvoudig te realiseren, zoals het opwekken van duurzame energie. Het is van belang de kansen voor het opwekken van duurzame energie te benutten om de gestelde toename van duurzaam opgewerkte energie te behalen. Sinds 01-07-2018 moeten nieuwe woningen gasloos worden gebouwd. Daarnaast kan bij de inrichting van de buitenruimte rekening worden gehouden met water- en hittestress. Het aanplanten van groen is goed voor de klimaatbestendigheid, omdat het bijdraagt aan het verminderen van de hittestress en het verbeteren van het watervasthoudend vermogen van het gebied.
Planspecifiek
Met voorliggend plan is sprake van zuinig ruimtegebruik omdat het 2 locaties in bestaand stedelijk gebied betreft (inbreidingslocaties). De nieuwe woningen zullen voldoen aan de geldende eisen met betrekking tot energie en conform het Bouwbesluit gasloos worden gebouwd. Het MFC wordt zoveel als mogelijk BENG (bijna energie neutraal) gebouwd. Daarnaast wordt rekening gehouden met LED verlichting en wordt de sportzaal voorzien van zonnepanelen.
De SVIR benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de ecologische hoofdstructuur), de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen. Voorts betreft het enkele specifieke gebieden zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam en Schiphol.
In het Barro heeft het Rijk voor deze onderwerpen regels opgesteld waarmee de SVIR juridisch verankerd is richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht zijn deze regels aanvullend vastgelegd.
In de SVIR worden, naast de onderwerpen van nationaal belang, accenten geplaatst op het gebied van bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het beleid betekent een decentralisatie van rijkstaken en bevoegdheden. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en lagere overheden, burgers en bedrijven krijgen, zolang het nationaal belang niet in het geding is, de ruimte om oplossingen te creëren.
Ladder duurzame verstedelijking
Een meer algemeen onderwerp uit de SVIR is 'duurzame verstedelijking'. Via de 'ladder voor duurzame verstedelijking' wordt een zorgvuldige afweging en besluitvorming geborgd bij ruimtelijke vraagstukken in stedelijk gebied. Het gebruik van deze ladder is opgenomen in het Bro (artikel 3.1.6 onder 2).
De ladder richt zich op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. In de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient de behoefte aan die ontwikkeling te worden beschreven. Als de ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied plaatsvindt, moet bovendien gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Het Bro beschrijft wat een stedelijke ontwikkeling is: "een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen." Onder 'bestaand stedelijk gebied' wordt het volgende verstaan: "bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur."
Per 01 juli 2017 is de ladder voor duurzame verstedelijking herzien. Bij de herziening zijn onder meer de drie afzonderlijke 'treden' van de ladder losgelaten en is het begrip 'actuele regionale behoefte' gewijzigd in 'behoefte'. Nieuw is dat de laddertoets bij flexibele plannen kan worden doorgeschoven naar het moment van vaststelling van een wijzigings- of uitwerkingsplan.
Planspecifiek
Het plangebied ligt niet in een van de aangewezen gebieden van de SVIR. Voorliggend plan betreft geen nationaal belang.
Ladder duurzame verstedelijking
Met voorliggend plan worden een multifunctioneel centrum (MFC) en 24 woningen gerealiseerd. Voor het MFC is sprake van sloop en nieuwbouw in bestaand stedelijk gebied. Door het dorpshuis De Heerdt en de aangrenzende sportzaal te verplaatsen naar sportpark de Heughte ontstaat een centralisatie van voorzieningen en activiteiten. Hiermee wordt efficiënter met de ruimte in bestaand stedelijk gebied omgegaan. De oppervlakte / het aantal m2 van het MFC blijft gelijk aan die van het huidige dorpshuis en de sportzaal. Deze ontwikkeling sluit daarmee aan bij de ladder voor duurzame verstedelijking.
De realisatie van 24 woningen is een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Daarom dient hiervoor de ladder voor duurzame verstedelijking te worden doorlopen.
Behoefte
Ten eerste dient de behoefte aan de woningen en appartementen te worden onderbouwd.
Wat betreft de kwantitatieve behoefte blijkt uit een woningmarktonderzoek voor de gemeente Oldebroek (2017) en een woningmarktonderzoek toegespitst op Oosterwolde (2019, bijlage 1) dat de gemeente in de periode 2017-2030 groeit met 785 huishoudens. Op basis van de provinciale prognose neemt het aantal huishoudens in gemeente Oldebroek in de periode tot en met 2025 toe met +645 huishoudens en in de periode tot en met 2030 met +785 huishoudens. Daarna neemt de groei met circa 50 woningen toe. Op basis van de huidige leeftijdsverdeling neemt het aantal huishoudens in Oosterwolde toe met circa 70, en in de periode tot 2030 met circa 90 huishoudens. Dit komt neer op een groei van circa 5 tot 10 woningen per jaar. Vanwege de jonge
bevolkingssamenstelling ligt de relatieve groei van het aantal huishoudens in Oosterwolde hoger dan de
groei op gemeenteniveau.
Huishoudensprognose gemeente Oldebroek en Oosterwolde 2017-2030 (Woningmarktonderzoek Oosterwolde, 2019)
Op dit moment bedraagt de totale plancapaciteit in de gemeente Oldebroek 927 woningen, waarvan 436 woningen harde plancapaciteit betreffen. Op basis van de huidige plancapaciteit wordt geconcludeerd dat er in de gemeente Oldebroek nog ruimte is voor circa 350 woningen aan extra plancapaciteit in de periode tot 2030. De totale plancapaciteit in Oosterwolde bestaat uit 124 woningen en dit is hoofdzakelijk zachte
plancapaciteit. Gelet op de woningbehoefte in Oosterwolde is het noodzakelijk om zachte plancapaciteit
om te zetten in harde plancapaciteit. In de onderstaande tabel is te zien dat in het woningbouwprogramma van de gemeente Oldebroek voor onderhavig plan, Hart van Oosterwolde, rekening is gehouden met de realisatie van 26 woningen.
Huidige plancapaciteit Oosterwolde, Woningbouwprogramma gemeente Oldebroek, 2018
Het Woningmarktonderzoek gemeente Oldebroek 2017 is als basis gebruikt voor de inschatting van de
kwalitatieve woningbehoefte in de kern Oosterwolde. In Oosterwolde wordt de nodige druk ervaren op met name de koopwoningenmarkt. In het onderzoek uit 2017 is aan de hand van woonwensen en het daadwerkelijke verhuisgedrag een inschatting gemaakt van de kwalitatieve behoefteontwikkeling in het deelgebied Oldebroek, waar Oosterwolde onder valt. Dit heeft het volgende beeld opgeleverd:
Kwalitatieve woningvraag Oosterwolde, 2017-2030, Woningmarktonderzoek gemeente Oldebroek 2017, bewerking Companen 2019
Wat betreft de kwalitatieve opgave blijkt uit het woningmarktonderzoek dat in Oosterwolde de kwalitatieve vraag de komende jaren sterk komt te liggen op het toevoegen van woningen in de koopsector. Daarnaast is er behoefte aan geschikte woningen voor senioren. Momenteel is er voor senioren in Oosterwolde niet of nauwelijks aanbod in de huidige voorraad. Voor deze doelgroep zijn geschikte woningen, gestapeld of grondgebonden, op centrale locaties een goed alternatief.
Uit het bovenstaande blijkt dat er zowel kwantitatief als kwalitatief behoefte is aan grondgebonden koopwoningen en woningen voor senioren op een centrale locatie. Voorliggend plan met 14 grondgebonden koopwoningen en 10 appartementen voor jongeren en senioren op een centrale locatie past daarmee in de behoefte.
Locatie
Daarnaast dient te worden ingegaan op de locaties van het initiatief.
De 14 woningen uit onderhavig plan worden gerealiseerd in bestaand stedelijk gebied op de voormalige locatie van het dorpshuis en de sportzaal. De 10 appartementen worden ook in bestaand stedelijk gebied gerealiseerd, naast het MFC op de locatie van een voormalig sportveld van sportpark de Heughte. Hiermee is er sprake van duurzaam ruimtegebruik. De ladder voor duurzame verstedelijking is hiermee succesvol doorlopen.
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Voortaan moeten gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigingsplannen of uitwerkingsplan rekening houden met het Barro. Doel van het Barro is bepaalde onderwerpen van nationaal uit de SVIR te verwezenlijken. De volgende onderwerpen worden in het Barro genoemd: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en
hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte).
Deze onderwerpen worden in het Barro exact ingekaderd en begrensd. Per project worden regels gegeven die gemeenten direct of indirect (via provincies) moeten laten doorwerken in de ruimtelijke besluitvorming. Het nationale belang dat het stellen van regels voor deze onderwerpen rechtvaardigt, is vastgelegd in de SVIR.
Planspecifiek
Voorliggend plan valt niet binnen de reikwijdte van één van de onderwerpen uit het Barro. Er zijn daarom geen regels opgenomen die van belang zijn voor het onderhavige plangebied. Het plan is hierdoor niet strijdig met het Barro.
Conclusie
Het plangebied ligt niet in een van de aangewezen gebieden van de SVIR en het Barro. Vanuit nationaal beleid zijn er geen specifieke randvoorwaarden voor dit plan. Hiermee past het plan binnen het rijksbeleid.
Algemeen
In de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland (december 2018) staan de hoofdlijnen van het provinciale ruimtelijk beleid. Op 24 september 2014 is door Provinciale Staten van Gelderland de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Deze is op 19 december 2018 geactualiseerd op basis van de nieuwe omgevingsvisie. De Omgevingsverordening is een uitwerking van de Omgevingsvisie en stelt regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.
Omgevingsvisie Gaaf Gelderland
De provincie wil de focus leggen op een duurzaam, verbonden en een economisch krachtig Gelderland. Door daarin te investeren wil de provincie werken aan een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal. Om dat te bereiken wordt de focus gelegd op zeven ambities op het gebied van energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, vestigingsklimaat en woon- en leefomgeving. Deze ambities worden hieronder kort samengevat:
Omgevingsverordening Gelderland
De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
Planspecifiek
Voorliggend plan betreft de realisatie van een multifunctioneel centrum (MFC), bestaande uit een dorpshuis en sportzaal op het sportpark 'de Heughte'. Naast het MFC komt tevens een appartementengebouw met 10 appartementen. Op de begane grond van het appartementengebouw is ruimte voor commerciële activiteiten. Op de huidige locatie van het te slopen dorpshuis en de sportzaal worden 14 woningen gerealiseerd. Uit de onderbouwing van de ladder voor duurzame verstedelijking blijkt de behoefte aan woningen in Oosterwolde en de gemeente Oldebroek (zie paragraaf 3.1). Met het plan is sprake van herontwikkeling / transformatie van binnenstedelijke locaties. De nieuwe gebouwen worden stedenbouwkundig ingepast in de omgeving en zullen voldoen aan de nieuwe eisen met betrekking tot energie en conform het Bouwbesluit gasloos worden gebouwd. Hiermee draagt het initiatief bij aan een duurzaam en divers woon- en leefklimaat, dat weet te anticiperen op ontwikkelingen, zoals omschreven in de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland.
Er zijn in Oosterwolde meerdere initiatieven die voldoen aan het woningmarktonderzoek (zie bijlage 1). In overleg met de provincie worden deze initiatieven gefaseerd gerealiseerd. Tevens zullen ze apart in procedure worden gebracht.
Het plan is passend binnen het provinciale beleid.
Op 13 december 2018 is de Omgevingsvisie Oldebroek door de gemeenteraad vastgesteld. De Omgevingsvisie is een strategische visie voor de lange termijn voor de gehele fysieke leefomgeving. De missie van de gemeente Oldebroek: Natuurlijk dynamisch. Oldebroek is een woongemeente van agrarische oorsprong, met aandacht voor elkaar en met een fraaie omgeving (in en buiten de kernen) waar het goed recreëren en verblijven is. Oldebroek wil optimaal inspelen op de kracht van de mensen, de pracht van het landschap, de unieke ligging en de ondernemingsgeest. De koers van de Omgevingsvisie is verwoord in zes punten:
Wat betreft wonen worden in de Omgevingsvisie de volgende kernpunten gehanteerd:
Specifieke ontwikkelingsrichtingen voor de kern Oosterwolde zijn:
Planspecifiek
Voorliggend plan 'Hart van Oosterwolde' wordt specifiek genoemd in de Omgevingsvisie. Met het initiatief wordt een MFC gerealiseerd, bestaande uit een dorpshuis met diverse functies en een sportzaal, bij sportpark 'de Heughte'. Naast het MFC komt een appartementengebouw met 10 appartementen voor jongeren en senioren met op de begane grond ruimte voor commerciële activiteiten. Op de locatie van het te slopen dorpshuis en de sportzaal komen 14 grondgebonden woningen voor starters, gezinnen en senioren. Hiermee draagt het plan tevens bij aan het creëren van voldoende woonmogelijkheden voor jong en oud en het behoud van de leefbaarheid en vitaliteit van de kern Oosterwolde. Het initiatief past binnen de Omgevingsvisie Oldebroek.
De aarde warmt op door de toename van broeikasgassen in de atmosfeer. Door deze opwarming verander het klimaat, wat gevolgen heeft voor de fysieke leefomgeving. Om verdere opwarming van de aarde te voorkomen moet er een transitie plaatsvinden naar een duurzame energiehuishouding. De gemeente Oldebroek wil daaraan bijdragen. In 2017 stelde de gemeenteraad daartoe de Routekaart Klimaat Neutraal Oldebroek vast. Hierin is de ambitie geformuleerd dat de energievoorziening in Oldebroek klimaat neutraal is, uiterlijk in 2050. Dit betekent dat alle energie die binnen de gemeente Oldebroek wordt gebruikt ook in de gemeente duurzaam wordt opgewekt. Hierdoor zal de uitstoot van broeikasgassen afnemen.
Gemeente Oldebroek werkt samen met inwoners, bedrijven, verenigingen en andere partijen aan deze grote opgave. Om deze energietransitie te laten slagen is inzet van iedereen in Oldebroek nodig. Ten aanzien van grootschalige duurzame energieopwekking in Oldebroek heeft de gemeenteraad in 2018 de Verkenning grootschalige duurzame energieopwekking vastgesteld. Met de verkenning zijn de energieopgave, energiepotentie, kansrijke gebieden en -projecten en afwegingskaders in beeld gebracht. De afwegingskaders bestaan uit ruimtelijke en maatschappelijke kaders die de gemeente Oldebroek belangrijk vindt bij het ontwikkelen van grootschalige duurzame energieprojecten.
Planspecifiek
Onderhavig initiatief omvat het realiseren van 14 woningen, 10 appartementen en een MFC. De nieuwe woningen en appartementen zullen voldoen aan de geldende eisen met betrekking tot energie en conform het Bouwbesluit gasloos worden gebouwd. Het MFC wordt zoveel als mogelijk BENG (bijna energie neutraal) gebouwd. Daarnaast wordt rekening gehouden met LED verlichting en wordt de sportzaal voorzien van zonnepanelen. Hiermee draagt het plan bij aan de ambitie van de gemeente Oldebroek met betrekking tot energievoorziening en sluit het initiatief aan bij de Routekaart Klimaatneutraal Oldebroek.
Het behoud van de ruimtelijke kwaliteit wordt mede bepaald door het welstandsbeleid dat is vastgelegd in de Welstandsnota Gemeente Oldebroek. In de nota staan criteria die worden gebruikt bij de beoordeling of een bouwplan redelijkerwijs voldoet aan de eis van welstand. Het welstandsbeleid is gericht op het handhaven, herstellen en versterken van gewaardeerde of gewenste ruimtelijke karakteristieken en de samenhang binnen het gebied of object. In de Welstandsnota wordt de gemeente onderverdeeld in een aantal deelgebieden. Aan elk gebied is een 'welstandsniveau' toebedeeld. Dit welstandsniveau geeft aan hoeveel welstandsaandacht het plan krijgt en in welke mate welstand wordt ingezet om er de ruimtelijke kwaliteit te bevorderen.
Planspecifiek
Beide locaties uit voorliggend plan liggen in een welstandsvrij gebied. In deze gebieden geldt geen preventieve welstandsbeoordeling. Met voorliggend plan zal qua bebouwing worden aangesloten bij de bebouwing in de omgeving en rekening worden gehouden met de welstandscriteria.
Woonvisie gemeente Oldebroek 2016-2020
In 2016 is de gemeentelijke 'Woonvisie gemeente Oldebroek 2016-2020' vastgesteld. De woonvisie bouwt voort op de koers uit de Toekomstvisie Oldebroek 2030. Centraal in de woonvisie staat de doelstelling: 'Goed wonen voor iedereen in de kernen van de gemeente Oldebroek'. Om die doelstelling te bereiken zijn vier pijlers geformuleerd waarop het woonbeleid is gefundeerd:
Woningmarktonderzoek gemeente Oldebroek
In 2017 is er een woningmarktonderzoek uitgevoerd in de gemeente Oldebroek. Op basis van dit onderzoek is
de prognose dat de gemeente in de periode 2017-2030 groeit met 785 huishoudens. Om in de woningbehoefte van de groeiende bevolking van Oldebroek te voorzien, moeten volgens de provinciale prognose in de periode tot 2030 bijna 800 woningen aan de woningvoorraad worden toegevoegd. Driekwart van deze woningvraag, zo'n 600 woningen tot 2030, richt zich op de koopsector. In de koopsector ligt het accent van de vraag op middeldure en dure vrijstaande woningen, middeldure tweekappers en goedkope en middeldure rijwoningen.
De plancapaciteit voor 946 woningen volstaat ruim om te voorzien in de woningbehoefte van 785 extra woningen in de periode tot 2030.
Woningmarktonderzoek Oosterwolde
In 2019 is een woningmarktonderzoek uitgevoerd, waarin verder wordt ingezoomd op de kern Oosterwolde. Op basis van de huidige bevolkingssamenstelling en de verwachte bevolkingsontwikkeling van de gemeente Oldebroek in de komende jaren bedraagt de woningbehoefte in de periode tot 2030 circa 90 woningen. In de periode tot 2035 gaat het om een groei van circa 110 huishoudens. De kwalitatieve woningvraag in Oosterwolde is sterk gericht op de koopmarkt. De vraag richt zich in het koopsegment bijna volledig op grondgebonden woningen: rijwoningen, twee-kappers en vrijstaande woningen. Naast koopwoningen is er ruimte voor toevoeging in het (sociale) huursegment. Hiermee kunnen twee groepen worden bediend: jonge starters en senioren. Met name voor senioren is er niet of nauwelijks aanbod in de huidige voorraad. Toevoegen van levensloopgeschikte woningen op een centrale locatie (zowel grondgebonden als gestapeld) lijkt daarmee kansrijk.
Kwalitatief woonprogramma
Op gemeentelijk niveau wordt jaarlijks het Kwalitatief Woningbouw Programma (KWP) opgesteld
waarbij het gemeentelijke woningbouwprogramma naast het provinciale beleid en de vertaling daarvan
in regionale afspraken wordt gelegd. Het KWP bevat een omschrijving van de huidige marktomstandigheden, de doelstellingen op het gebied van woningbouw en het woningbouwprogramma.
Planspecifiek
Voor het plangebied uit voorliggend plan is in de woningbouwprogrammering rekening gehouden met de toevoeging van 28 woningen (waarvan 4 extra appartementen als afwijkingsbevoegdheid). Voorliggend plan voorziet in de realisatie van 14 grondgebonden koopwoningen voor jong en oud. Tevens voorziet het plan in 10 appartementen voor jongeren en senioren op een centrale locatie. Het plan past daarmee binnen het volkshuisvestelijk beleid.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid ten behoeve van de functie. In het bestemmingplan is een algemene bepaling opgenomen die voorziet in de juridische borging van het aanleggen van voldoende parkeergelegenheid. Deze bepaling is gekoppeld aan de Parkeernota Oldebroek 2014.
Planspecifiek
Met voorliggend plan worden bij de locatie De Heerdt 6 parkeerplaatsen op eigen terrein aangelegd en 26 openbare parkeerplaatsen aangelegd. Bij de locatie Hart van Oosterwolde worden 90 parkeerplaatsen in de openbare ruimte aangelegd. Hiermee wordt aan de parkeerbehoefte voldaan (zie paragraaf 4.4). Het aanleggen van voldoende parkeerplaatsen is geborgd in de regels van dit bestemmingsplan.
De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.
Op grond van de Wet Bodembescherming (Wbb) moet aangetoond worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Bij een functiewijziging zal in veel gevallen een specifiek bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd.
Planspecifiek
In het kader van de voorgenomen ontwikkelingen is voor beide locaties een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het bodemonderzoek voor locatie 'De Heerdt' aan de Schiksweg 27 is toegevoegd als bijlage 2. Hierin wordt geconcludeerd dat zowel in de bovengrond, de ondergrond en het grondwater enkele licht verhoogde gehalten verontreinigingen zijn aangetroffen. Gezien de lichte gehaltes van de verontreinigingen is een nader onderzoek voor deze locatie niet nodig.
Het bodemonderzoek voor de locatie 'Hart van Oosterwolde' aan de Zwartweg is toegevoegd als bijlage 3. Hierin wordt geconcludeerd dat in de boven- en ondergrond geen verontreinigingen zijn aangetoond. Het grondwater is licht verontreinigd met metaal. Gelet op de aard en mate van verontreiniging, bestaat er geen reden voor een nader onderzoek. Er bestaan met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit geen belemmeringen voor de bestemmingsplanwijziging en nieuwbouw op de locatie.
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect bodem.
De mate van blootstelling aan luchtverontreiniging speelt een rol in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Met betrekking tot 'luchtkwaliteit' zijn twee aspecten van belang. Ten eerste of de luchtkwaliteit ter plaatse de nieuwe functie toelaat (de gevoeligheid van de bestemming) en ten tweede wat de bijdrage is van het plan aan die luchtkwaliteit.
Luchtkwaliteit ter plaatse
In de Wet milieubeheer zijn normen opgenomen voor de concentraties van een aantal stoffen in de buitenlucht ter bescherming van de mens. De twee belangrijkste stoffen zijn PM10 en PM2,5(fijnstof) en NO2 (stikstofdioxide). Voor grenswaarde van PM10 en NOx bedraagt 40 µg/m3, van PM2,5 is dat 25 µg/m3.
Bijdrage aan luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen. De Wet maakt een onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).
Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate bijdragen" (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een toevoeging van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit, omdat een dergelijk project per definitie niet boven de 3%-norm komt.
Planspecifiek
Luchtkwaliteit ter plaatse van het initiatief
Vanuit een goede ruimtelijke ordening is de huidige luchtkwaliteit ter plaatse getoetst met behulp van de NSL Monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl). Door de metingen ter plaatse te toetsen aan de grenswaarden is gekeken of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Uit metingen van het rekenpunt 15565080 (aan de Zuiderzeestraatweg ter hoogte van plangebied) zijn de volgende concentraties naar voren gekomen:
NO2 (stikstofdioxide) |
PM10
(fijnstof) |
PM2,5 (fijnere fractie van fijnstof) | |
Gemeten totale concentratie jaargemiddelde 2017 (µg/m3) | 16,4 µg/m3 | 17,8 µg/m3 | 10,5 µg/m3 |
Grenswaarde concentratie (µg/m3) | 40 µg/m3 | 40 µg/m3 | 25 µg/m3 |
De gemeten concentraties stikstofdioxide en fijn stof liggen ruim onder de gestelde grenswaarden. Met betrekking tot de luchtkwaliteit zijn geen belemmeringen voor onderhavig initiatief.
Bijdrage initiatief
Ten aanzien van de bijdrage aan luchtkwaliteit is het initiatief (sloop dorpshuis en sportzaal en nieuwbouw MFC en 24 woningen) van geringe omvang ten opzichte van de benoemde grenswaarde (3%, toevoegen 1.500 woningen). Op basis van de te verwachten toename aan verkeersbewegingen ten gevolge van het project is te concluderen dat dit project 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een nadere toetsing ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven.
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect luchtkwaliteit.
De mate waarin het geluid het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd:
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. Binnen deze zones bepaalt het bevoegd gezag de te hanteren grenswaarden. Er geldt een voorkeursgrenswaarde en een bovengrens (hoger mag niet). De Wgh gaat verder onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen. De belangrijkste bronnen van geluidhinder die bij een ruimtelijke ontwikkeling aan de orde kunnen zijn betreffen: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai.
Planspecifiek
Onderhavig plan voorziet in het toevoegen van meerdere geluidgevoelige objecten. Voor dit plan geldt dat industrielawaai of spoorweglawaai niet aan de orde zijn. Wat betreft wegverkeerslawaai is bij de locatie 'De Heerdt' sprake van een 30 km/uur wegen en woonerven zonder veel (vracht)verkeer. Dergelijke wegen hebben volgens artikel 74 lid 2 van de Wgh geen geluidszone en zijn daarmee niet onderzoeksplichtig. Gezien er sprake is van rustige wegen / woonerven en de woningen op dezelfde afstand van deze wegen worden gerealiseerd als de naastgelegen woningen, is er ook sprake van een goede ruimtelijke ordening.
De locatie 'Hart van Oosterwolde' wordt gerealiseerd bij een sportpark. De locatie krijgt een eigen ontsluitingsweg en bij de locatie wordt een parkeerterrein gerealiseerd. Hier wordt stapvoets gereden. De locatie ligt op circa 60 meter afstand van de Groote Woldweg en op circa 180 meter afstand van de Zwarteweg. Beide wegen liggen in een 30 km zone. De gemiddelde verkeersintensiteit op de Groote Woldweg is 1404 motorvoertuigen per etmaal. De gemiddelde verkeersintensiteit op de Zwarteweg is 1877 motorvoertuigen per etmaal. Als algemene richtlijn geldt dat bij wegen met een snelheid van 30 km/uur en een intensiteit van 2000 motorvoertuigen per etmaal de 48 dB contour op 13 meter afstand van de wegas ligt. Onderhavig plangebied ligt op een grotere afstand van de genoemde wegen en het aantal motorvoertuigen per etmaal ligt onder de 2000. Daarnaast is er tussenliggende bebouwing aanwezig die een geluidsafschermende werking heeft. Op basis van voorstaande kan aangenomen worden dat de geluidbelasting onder de voorkeurswaarde van 48 dB is gelegen. Het uitvoeren van verder akoestisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk.
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect geluid.
Milieuzonering is het aanbrengen van een ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Doel is om bij het opstellen van een ruimtelijk plan een goed en veilig leefklimaat te waarborgen, maar tegelijkertijd ook aan bedrijven voldoende milieuruimte te bieden voor het uitoefenen van hun activiteiten.
De mate waarin bedrijven invloed hebben op hun omgeving is afhankelijk van de aard van de bedrijvigheid en de afstand tot een gevoelige bestemming. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
Milieuzonering heeft betrekking op aspecten met een ruimtelijke dimensie, zoals geluid, geur, gevaar en stof. De mate van belasting, en daarmee de gewenste aan te houden afstand, kan per aspect en per bedrijfstype en verschillen. In de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is een lijst opgenomen met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Van deze richtafstanden kan worden afgeweken, mits wordt onderbouwd waarom de feitelijke milieuhinder als minder belastend wordt gezien.
Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'.
Planspecifiek
Locatie De Heerdt
Met voorliggend plan worden op de locatie De Heerdt nieuwe milieugevoelige objecten toegevoegd (14 woningen). Het plangebied ligt in een woonwijk met rondom geen andere functies dan wonen. Ten noordoosten van het plangebied ligt op circa 60 meter afstand een basisschool aan de Schiksweg 12. De publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de VNG geeft hiervoor een minimale richtafstand van 30 meter in verband met het aspect geluid. Aan deze richtafstand wordt voldaan.
Locatie Hart van Oosterwolde
Met onderhavig initiatief worden op de locatie Hart van Oosterwolde nieuwe milieugevoelige objecten toegevoegd (10 appartementen). Het plangebied ligt bij een sportpark en rondom de locatie bevinden zich verschillende andere functies, zoals kerken, een kantoor en woningen. Aangezien er sprake is van een gemengd gebied kunnen de richtafstanden van de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de VNG met 1 stap/categorie worden verkleind. Direct ten noordwesten van het plangebied staat een kerk. Hiervoor geldt een richtafstand van 30 meter voor het aspect geluid. Wanneer deze richtafstand met 1 stap wordt verkleind, geldt een minimale richtafstand van 10 meter. De feitelijke afstand tussen de kerk en de beoogde appartementen bedraagt circa 15 meter, waarmee aan de richtafstand wordt voldaan. Ten oosten en zuiden van de appartementen ligt sportpark De Heughte op ruim 60 meter afstand. De VNG geeft hiervoor een richtafstand van 50 meter voor het aspect geluid. Wanneer deze richtstand met 1 stap verkleind wordt, geldt een richtafstand van 30 meter. Aan deze afstand wordt ruim voldaan. Ten oosten van de appartementen wordt de nieuwe sportzaal gerealiseerd op circa 20 meter afstand. Hier wordt in de volgende alinea verder op ingegaan.
Het MFC dat op de locatie gerealiseerd wordt, bevat functies die een effect hebben op de omgeving, namelijk een dorpshuis (met daaraan gekoppeld horeca) en een sportzaal. De VNG adviseert voor een dorpshuis een richtafstand van 30 meter aan te houden tot gevoelige functies voor het aspect geluid. Voor een sporthal geldt een richtafstand van 50 meter voor het aspect geluid. Aangezien er sprake is van een gemengd gebied kunnen de richtafstanden van de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de VNG met 1 stap/categorie worden verkleind. Wanneer deze richtafstanden met 1 stap worden verkleind, worden de richtafstanden 10 meter voor het dorpshuis en 30 meter voor de sporthal. De dichtstbijzijnde gevoelige functies (woningen) in de omgeving van het plangebied liggen op circa 40 meter afstand van het MFC. Hiermee wordt aan de richtafstanden voldaan. De 10 appartementen uit voorliggend plan liggen op circa 20 meter afstand van het MFC. Hiermee wordt voor de sportzaal in het MFC niet voldaan aan de richtafstand. Van de richtafstand van 30 meter kan echter gemotiveerd worden afgeweken en daartoe is in deze een goede reden aanwezig: een sporthal is groter en kent een groter effect op de omgeving dan de veel beperktere sportzaal uit onderhavig plan die feitelijk in het MFC gerealiseerd gaat worden.
Met voorliggend plan is sprake van een goed woon- en leefklimaat voor de 24 toe te voegen woningen. Tevens worden met de ontwikkeling geen bedrijven of functies belemmerd in hun bedrijfsvoering.
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect milieuzonering.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving die ontstaan door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Hierbij gaat het om risicovolle inrichtingen, transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en buisleidingen.
De verplichting om in een ruimtelijk plan in te gaan op deze risico's komt voort uit het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi), het 'Besluit externe veiligheid transportroutes' (Bevt) en het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' (Bevb). Daarnaast zijn in het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Vuurwerkbesluit veiligheidsafstanden genoemd die moeten worden aangehouden rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting.
De wetgeving richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, en kinderopvang- en dagverblijven, en grote kantoorgebouwen (>1500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn kleinere kantoren en winkels, horeca, parkeerterreinen en bedrijfsgebouwen waarin geen grote aantallen personen aanwezig zijn.
Binnen het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) van 10-6 per jaar en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risicobeleid bestaat uit harde afstandscontouren tussen risicobron en (beperkt) kwetsbaar object. Het wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 per jaar (de kans dat per jaar 1 persoon overlijdt door een ongeluk met een gevaarlijke stof mag niet groter zijn dan 1 op een miljoen). Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij de berekening van het groepsrisico spelen mee de aard en hoeveelheid van de gevaarlijke stoffen en het aantal potentiële slachtoffers.
Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen de PR en/of de invloedsgebieden van het GR. Binnen de 10-6-contour is het realiseren van kwetsbare objecten niet toegestaan.
Planspecifiek
Via de website risicokaart.nl kan voor de locatie worden vastgesteld of er in de directe omgeving inrichtingen, buisleidingen en / of belangrijke transportroutes aanwezig zijn die in het kader van de externe veiligheid van belang zijn. Bijgevoegd een screenshot van die website.
Uitsnede risicokaart met plangebied rood omcirkeld
Hieruit is op te maken dat er in de omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen, transportroutes voor gevaarlijke stoffen of buisleidingen voorkomen die een belemmering kunnen vormen voor de voorgenomen ontwikkeling.
Op het gebied van externe veiligheid is het plan uitvoerbaar.
Voor activiteiten die belangrijke milieugevolgen kunnen hebben, is het verplicht een milieueffectrapportage (m.e.r.) uit te voeren en een Milieu Effect Rapport (MER) te maken. Hiermee krijgt het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming. De m.e.r. onderzoekt de milieugevolgen van een plan of een besluit en (milieuvriendelijker) alternatieven. Een plan of besluit is m.e.r.-plichtig in een van de volgende situaties:
M.e.r.-beoordeling
Een aantal activiteiten op kleinere schaal zijn m.e.r.-beoordelingsplichtig als een indicatieve drempelwaarde uit bijlage D wordt overschreden. Ook als de drempelwaarden niet worden overschreven kan in overleg worden bekeken of er aanleiding is voor het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling, omdat er mogelijk belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Er kunnen twee uitkomsten zijn:
Planspecifiek
Het onderhavige plan betreft de realisatie van een nieuwe multifunctionele accommodatie (MFC), bestaande uit een dorpshuis en sportzaal. Bij het nieuw te realiseren MFC komt tevens een appartementengebouw met 10 appartementen aan een centrumplein met op de begane grond ruimte voor commerciële activiteiten. De huidige locatie van het dorpshuis en de sportzaal wordt gesaneerd en hier worden 14 woningen gerealiseerd. Het plan blijft daarmee (ver) onder de drempel van 2.000 woningen. Daarom kan volstaan worden met een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Voorliggend bestemmingsplan is die vormvrije m.e.r.-beoordeling omdat in het kader van dit bestemmingsplan de belangrijkste milieuaspecten in beeld zijn gebracht.
In lijn met 'Bijlage III EU richtlijn milieubeoordeling projecten' wordt in Hoofdstuk 2 van voorliggend document ingegaan op de kenmerken van de activiteit en de locatie van de activiteit. In hoofdstuk 4 wordt de aard en omvang van de milieueffecten beschreven. Hieruit is niet gebleken dat er sprake is van een ontwikkeling welke een forse invloed heeft op het milieu in de omgeving. Belangrijke milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Hetgeen beschreven wordt in deze ruimtelijke onderbouwing geeft voldoende inzicht op de milieu gevolgen om een gewogen besluit omtrent dit plan te nemen. Verder onderzoek in het kader van het Besluit milieueffectrapportage is niet nodig: het plan is niet mer-plichtig.
Conclusie
Uit het voorgaande is gebleken dat er geen sprake is van een ontwikkeling die een forse invloed heeft op het milieu in de omgeving. Belangrijke milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Verder onderzoek in het kader van het Besluit milieueffectrapportage is niet nodig: het plan is niet m.e.r.-plichtig.
Water is een belangrijk thema in de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.
Waterbeleid voor de 21e eeuw
De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
Waterwet
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de aloude vergunningstelsels uit de voorheen afzonderlijke waterbeheerwetten zijn gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de watervergunning.
Nationaal Waterplan
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Dit Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2016-2021 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
Watertoets
De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets, maar een proces waarbij de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek gaan voorafgaand aan de vaststelling van het plan. De watertoets bestaat uit twee onderdelen:
Beleid waterschap Vallei en Veluwe
In het Waterbeheerprogramma 2016 - 2021 heeft waterschap Vallei en Veluwe tactische doelen geformuleerd. Per jaarplan geeft het waterschap concreet invulling aan de daadwerkelijke realisatie van deze doelen. Daarnaast heeft het waterschap de Keur met de Algemene – en Beleidsregels van Waterschap Vallei en Veluwe vastgesteld. Alle handelingen in of nabij een waterstaatswerk worden hieraan getoetst. In de Het Algemene beleidsregels (3e wijziging, 2017) bij de Keur 2013 wordt ten doel gesteld dat een uitbreiding van het verhard oppervlak in principe, vanuit waterhuishoudkundig oogpunt, waterbalans neutraal moet plaatsvinden.
Voor ruimtelijke ontwikkelingen gelden op basis van beleid bovengenoemd beleid de volgende uitgangspunten:
Er is sprake van een vrijstelling van het compenseren van de toename van verhard oppervlak als de toename minder is dan 1.500 m² in stedelijk gebied. In landelijk gebied geldt deze vrijstelling ook, tenzij de afvoer niet plaatsvindt in een oppervlaktelichaam met de aanduiding 'water met natuurfunctie zijnde Hen-Sed water' op de natuurkaart behorende bij de Algemene Regels van de Keur. Dan is er sprake van een vrijstelling bij een toename van het verhard oppervlak van minder dan 4.000 m².
Planspecifiek
Voor onderhavig plan is de digitale watertoets ingevuld voor beide locaties. Uit de watertoets voor locatie De Heerdt (bijlage 4) blijkt dat er in het plangebied geen belangrijke (beschermingszones van) oppervlaktewateren, waterkeringen of gebieden liggen die zijn aangewezen voor waterberging. In de huidige situatie is staat er een dorpshuis en gymzaal in het plangebied met een oppervlakte van circa 1250 m2. Daaromheen is het plangebied nagenoeg geheel verhard. Daarmee neemt het verhard oppervlak met de ontwikkeling af of beperkt toe. De beperkte toename zal onder de vrijstellingsgrens van 1.500 m2 blijven die het waterschap hanteert. Watercompensatie is daarom niet nodig.
Voor de locatie Hart van Oosterwolde blijk uit de watertoets (bijlage 5) dat er in het plangebied ter plaatse geen belangrijke (beschermingszones van) oppervlaktewateren, waterkeringen of gebieden liggen die zijn aangewezen voor waterberging. Op deze locatie is de toename van verhard oppervlak meer dan de vrijstellingsgrens van 1.500 m2 die het waterschap hanteert. Ten behoeve van watercompensatie en waterberging wordt een wadi aangelegd aan de zuidoostzijde van het plangebied.
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect water.
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Per 01-01-2017 zijn de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora en faunawet en de Boswet opgegaan in de nieuwe Wet natuurbescherming. De Wet natuurbescherming beschermt natuurgebieden, inheemse soorten en het bosopstanden in Nederland.
Gebiedsbescherming
In de Wet natuurbescherming worden de zogenoemde Natura 2000-gebieden beschermd. Natura 2000 is de overkoepelende naam voor gebieden die worden beschermd vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden. Natura 2000-gebieden kennen een zogenaamde 'externe werking'. Dit betekent dat ontwikkelingen die buiten de begrenzing van de Natura 2000-gebieden gelegen zijn, ook getoetst moeten worden of er significant negatieve effecten optreden op het betreffende gebied.
Soortenbescherming
Een hoofdstuk in de Wet natuurbescherming regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden. De wet geeft de mogelijkheid aan provincies om voor een bepaald aantal soorten via een verordening een algemene vrijstelling op bepaalde verbodsbepalingen te geven.
Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menige soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.
Planspecifiek
Voor de locaties De Heerdt en Hart van Oosterwolde is een Quickscan flora en fauna uitgevoerd. Het gehele onderzoeksrapport is toegevoegd als bijlage 6. De belangrijkste conclusies ten aanzien van gebiedsbescherming en soortenbescherming worden hieronder beschreven.
Gebiedsbescherming
In de omgeving van het plangebied is het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied 'Veluwerandmeren'. Dit gebied ligt op circa 3,3 km kilometer afstand van beide locaties van het plangebied. Door de omvang van de ontwikkeling (verplaatsen dorpshuis en sportzaal en toevoegen 24 woningen, gasloos gebouwd) en de afstand tot het te beschermen gebied, kan het optreden van significante negatieve effecten worden uitgesloten. Om het effect van stikstofuitstoot door het plan te bepalen is een voortoets stikstofdepositie uitgevoerd (zie bijlage 7). Hieruit blijkt dat als gevolg van de ontwikkelingen op beide locaties waarvoor de berekeningen zijn uitgevoerd stikstofdepositie op de Natura 2000-gebieden zowel in de gebruiksfase als in de aanlegfase niet toeneemt. Er is dus geen sprake van significante effecten op beschermde Natura 2000 gebieden. Het aanvragen van een Wnb-vergunning is daarom niet nodig voor dit project.
Ligging plangebied in relatie tot Natura 2000-gebieden
Soortenbescherming
Uit de Quickscan flora en fauna blijkt dat het plangebied geschikt leefgebied is voor algemene zoogdieren, foeragerende vleermuizen, amfibieën, insecten en broedvogels welke niet beschermd zijn (behoudens de Algemene zorgplicht) onder de Wet natuurbescherming. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met de (mogelijke) aanwezigheid van foeragerende vleermuizen en algemene broedvogels. Om effecten te voorkomen op algemene broedvogels dienen de kapwerkzaamheden uitgevoerd te worden buiten het broedseizoen. Voorafgaand aan de werkzaamheden dient met aanvullend onderzoek te worden vastgesteld of locatie De Heerdt een relevante functie heeft voor vleermuizen en of jaarrond groene structuren een essentieel onderdeel uitmaken van huismusleefgebied. Dit onderzoek zal worden uitgevoerd.
De voorgenomen ontwikkeling leidt, mits er aanvullend onderzoek naar huismus en vleermuis uitgevoerd wordt, indien nodig een ontheffing verleend wordt en er enkele maatregelen getroffen worden ten aanzien van de Algemene zorgplicht en algemene broedvogels, niet tot overtreding van de Wet natuurbescherming. Er is geen reden om aan te nemen dat indien ontheffingen nodig blijken te zijn, deze niet verkregen zouden worden. Het plan is daarmee op basis van de Wro uitvoerbaar op het gebied van soortenbescherming.
De uitvoerbaarheid van het initiatief voor ecologie is hiermee aangetoond.
Onderdeel van goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuw project op de verkeersstructuur. In de kern van Oosterwolde wordt een aantal (bouw)ontwikkelingen voorzien. Om te onderzoeken wat het effect is van het plan op de verkeersstromen binnen het dorp is in opdracht van de gemeente Oldebroek een verkeersonderzoek uitgevoerd. Op basis hiervan kan de gemeente mede bepalen of de voorziene ontsluiting van de ontwikkelingen wel de meest gewenste is. Voorliggend plan is onderdeel van dit onderzoek. Het onderzoeksrapport is toegevoegd als bijlage 8.
De 14 nieuwe woningen bij locatie de Heerdt worden ontsloten via de Schiksweg, De Heerdtweg en de Van Oldebarneveldweg. In de huidige situatie is er een dorpshuis en een sporthal op de locatie gevestigd. Het aantal verkeersbewegingen zal met de realisatie van 14 woningen niet toenemen.
De locatie Hart van Oosterwolde krijgt een nieuwe ontsluitingsweg via de Zwarteweg. Voor het MFC en de 12 appartementen worden circa 300 vervoersbewegingen voorspeld per etmaal op een gemiddelde werkdag. De Zwarteweg is één van de toevoerwegen van Oosterwolde en heeft voldoende capaciteit om deze toename in verkeersbewegingen op te vangen.
Wat betreft parkeren dient te worden voldaan aan de parkeernormen uit de Parkeernota 2014 van de gemeenten Oldebroek, Nunspeet, Hattem en Elburg, waarbij de maximale parkeerkencijfers (schil centrum) van de CROW-publicatie 317 als norm worden gehanteerd.
Bij de locatie De Heerdt worden 14 rijwoningen gerealiseerd. Voor deze woningen geldt een parkeernorm van 2,2 parkeerplaats per woning. De parkeerbehoefte komt daarmee afgerond op 31 parkeerplaatsen. Bij de woningen worden 6 parkeerplaatsen aangelegd op eigen terrein en 26 parkeerplaatsen aangelegd in de openbare ruimte. Hiermee wordt aan de parkeernorm voldaan.
Voor de locatie Hart van Oosterwolde geldt voor een dorpscentrum een parkeernorm van 4,3 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlakte. Het MFC krijgt een oppervlakte van circa 1675 m2. De parkeerbehoefte komt daarmee op 72 parkeerplaatsen. Op het centrumplein bij het MFC worden 74 parkeerplaatsen gerealiseerd. Hiermee wordt aan de parkeerbehoefte voldaan. Voor de appartementen wordt uitgegaan van een parkeernorm van 1,6 parkeerplaats per appartement. In totaal worden 16 parkeerplaatsen aangelegd voor de appartementen. Hiermee wordt aan de parkeerbehoefte voldaan. Voor de winkels onder de appartementen kan gebruik worden gemaakt van dubbelparkeren van de 90 parkeerplaatsen in de openbare ruimte.
Het initiatief is uitvoerbaar vanuit het aspect verkeer.
In elk bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.
Cultuurhistorie
Het belang van cultuurhistorie is wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Het Besluit geeft aan dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het bestemmingsplan opgenomen moet worden. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken.
Archeologie
De bescherming van archeologische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen is geregeld in de Erfgoedwet. De essentie van de wettelijke bescherming is dat archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem bewaard blijven. Bij ruimtelijke plannen geldt de verplichting om rekening te houden met bekende en te verwachten archeologische waarden. Indien ingrepen gepaard gaan met een verstoring van de bodem, kan het nodig zijn om nader onderzoek te doen, zodat - waar nodig - de archeologische waarden veiliggesteld kunnen worden en/of het plan aangepast kan worden. De verantwoordelijkheid voor archeologische waarden ligt bij de gemeente.
Op basis van artikel 5.10 van de Erfgoedwet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken.
Planspecifiek
Cultuurhistorie
De locaties van het plangebied bevinden zich in het dorp Oosterwolde. Oosterwolde is cultuurhistorisch gezien gelegen op een dekzandrug en kent al een langdurige bewoningsgeschiedenis. Zo was er in de middeleeuwen in of nabij het dorp het domeingoed “Hof Ter Eekt” gelegen. Domeingoederen zijn combinaties van hoven en onderhorige boerderijen. De hoven waren centrale boerderijen waar de opbrengsten van alle onderhorige boerderijen in natura werden verzameld en van daaruit aan de grondeigenaar (bijvoorbeeld een klooster, bisschop of particulier) werden overgedragen. De locatie is (nog) onbekend waar het domeingoed gestaan heeft. Vanaf de jaren 60 groeit het dorp langzaam naar zijn huidige omvang.
Binnen het dorp zijn geen rijksmonumenten gelegen. Naast het plangebied is het gemeentelijk monument Groote Woldweg 26 gelegen. In de buurt van het plangebied is het gemeentelijk monument Mheneweg Noord 21 gelegen. Met de voorliggende ontwikkeling worden deze gemeentelijke monumenten niet aangetast.
Archeologie
Op de onderstaande afbeelding is een uitsnede van de archeologische beleidskaart van de gemeente Oldebroek weergegeven. Hierop is te zien dat in het plangebied een hoge archeologische verwachtingswaarde geldt. Hierbij geldt een onderzoeksplicht bij ruimtelijke ontwikkelingen met een verstoringsoppervlak groter dan 120 m2 en dieper dan 50 centimeter onder het maaiveld. Met voorliggend plan is het oppervlak van bodemingrepen op beide locaties groter dan 120 m2.
Uitsnede archeologische beleidskaart gemeente Oldebroek
In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is toegevoegd als bijlage 9. Hierin word geconcludeerd dat er sprake is van een lage verwachting op het aantreffen van intacte archeologische waarden. De voorgenomen ontwikkeling zal naar verwachting niet zorgen voor aantasting van archeologisch waarden. Er wordt geadviseerd het plangebied archeologisch vrij te geven.
Het initiatief is uitvoerbaar vanuit de aspecten cultuurhistorie en archeologie.
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
Planspecifiek
De ontwikkelingskosten komen voor rekening van de gemeente. De gemeente zal een (UAV-GC) contract afsluiten met de opdrachtnemer. Tevens zal een overeenkomst betreffende planschade worden afgesloten met de opdrachtnemer. Tussen de gemeente en vereniging de Heerdt zal een exploitatieovereenkomst en huurovereenkomst worden afgesloten.
Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het plan economisch uitvoerbaar is.
Het bestemmingsplan is opgezet volgens de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan dit plan ten grondslag liggen. De toelichting is van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing.
Daarnaast maken ook eventuele bijlagen onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.
Verbeelding
De verbeelding is een digitale kaart, waarop bestemmingen en aanduidingen zijn weergegeven. Aanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken specifieker te regelen, bijvoorbeeld in de vorm van gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken, functieaanduidingen etc.
Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart). Daar waar een verschil is tussen de digitale en de analoge verbeelding, is de digitale versie leidend.
Regels
De planregels zijn standaard onderverdeeld in vier hoofdstukken.
Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen:
Dit plan kent verder geen noemenswaardige bijzonderheden.
In dit bestemmingsplan worden de gronden in het plangebied voor één doeleinde bestemd. Daarbij worden regels gegeven voor het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken en gebouwen, voor zover dat in het belang van een goede ruimtelijke ordening nodig is. Het college kan binnen de grenzen die in het plan zijn aangegeven, bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels en/of van de specifieke gebruiksregels. Een bestemmingsplan bevat niet alle regels die het bouwen op en het gebruik van de grond regelen. Zo zijn er bijvoorbeeld nog andere gemeentelijke verordeningen, de milieuwetten en de waterschapskeur, waarin eisen en beperkingen kunnen voorkomen, waarover het bestemmingsplan zich niet uitspreekt. Bij een procedure waarbij vergunningen (bijvoorbeeld een omgevingsvergunning voor het bouwen) worden verleend, kunnen die andere regels beperkingen opleggen op andere gronden dan planologische.
Het overgangsrecht geldt voor bouwwerken die ooit met een bouwvergunning of een melding zijn gebouwd, of een gebruik dat ooit is toegestaan, maar die nu vanwege een bestemmings- of beleidswijziging onder het overgangsrecht zijn gebracht. Het overgangsrecht is er op gericht dat deze bouwwerken uiteindelijk zullen
verdwijnen of het gebruik ervan wordt beëindigd, zodat de situatie in overeenstemming komt met de gegeven bestemming. In beginsel mogen de bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen, slechts in
ondergeschikte mate gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd. Meestal is dat een eenmalige handeling aan het bouwwerk. Het is niet mogelijk om hiermee geheel of in stappen tot een nieuw bouwwerk te komen.
Uit de jurisprudentie zoals die door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State is gevormd, blijkt dat de gemeente haar handhavingstaak serieus moet nemen. Handhaving is een verplichting, waarvan alleen mag worden afgezien als er concreet zicht is op legalisatie van de overtreding, dan wel als handhaving zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. In de gemeentelijke beleidsnota 'Integrale handhaving gemeente Oldebroek 2015' neemt naleving van bestemmingsplannen een belangrijke plaats in. Handhaving is voor de gemeente meer dan alleen met bestuurlijke sancties optreden tegen overtredingen. Er wordt ook grote waarde gehecht aan preventie door middel van communicatie en voorlichting naar burgers en bedrijven, advisering, stimulering, toezicht en zichtbaar optreden.
Daar waar overtredingen worden geconstateerd, treedt de gemeente zo vroeg mogelijk op. Als de overtreder de overtreding niet vrijwillig beëindigt, dan maakt de gemeente gebruik van de haar ter beschikking staande handhavingsinstrumenten. Van handhaving kan alleen worden afgezien in situaties waarin dit op grond van de jurisprudentie is toegelaten.
Blijkens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is het verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met een bestemmingsplan. Een overtreding hiervan is een strafbaar feit. Strafrechtelijk optreden is complementair op bestuursrechtelijke handhaving en kan met name ingezet worden bij overtredingen waarvan de gevolgen niet ongedaan gemaakt kunnen worden. Een voorbeeld hiervan is het kappen van houtwallen. Ook bij overtredingen die zich telkens weer herhalen en bij kortdurende overtredingen is deze aanpak wenselijk.
Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.
Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Dit is het vooroverleg, waarin het conceptplan wordt voorgelegd aan het waterschap en aan die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.
Op basis van artikel 3.1.6 Bro dient verslag te worden gedaan van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken. Dit is de inspraak. Van (formele) inspraak kan, zeker bij wat kleinere plannen, worden afgezien. De gemeentelijke inspraakverordening is daarbij ook van belang.
Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd te worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid voor belanghebbenden beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Dit bestemmingsplan is in het kader van het wettelijk overleg niet toegezonden aan de provincie omdat er geen sprake is van een bovenlokaal belang. Het waterschap is middels de digitale watertoets op de hoogte gesteld van het plan.
Voor dit plan wordt geen formele inspraakprocedure gehouden. Het plan wordt direct als ontwerp ter inzage gelegd. Het plan betreft een burgerinitiatief en is al breed bekend bij alle betrokkenen in het dorp. Er zijn voor het plan veel mogelijkheden voor inspraak geweest en het plan is in samenspraak met inwoners tot stand gekomen. Er is tevens een website opgericht om te voldoen aan een actieve informatievoorziening en er zijn meerdere nieuwsbrieven uitgegaan. Daarnaast zijn er diverse informatiebijeenkomsten geweest. Op 6 juni 2017 heeft een gesprek met omwonenden plaatsgevonden. Op 10, 14 en 18 april en 22 november 2018 zijn informatieavonden georganiseerd. In november 2018 is een magazine uitgegeven welke huis aan huis is verstrekt. Tevens zijn er diverse individuele gesprekken gevoerd met betrokken inwoners en de diverse verenigingen die betrokken zijn bij het plan.
In deze paragraaf, of in een separate bijlage, worden te zijner tijd de zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan en de gemeentelijke reactie hierop opgenomen.