Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Oosterwolde, Zwarteweg 35
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0269.OW111-ON01
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 plan:
het bestemmingsplan Oosterwolde, Zwarteweg 35 met identificatienummer NL.IMRO.0269.OW111-ON01
van de gemeente Oldebroek.
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
 
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.5 aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit:
het verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke - geheel of overwegend geheel door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, waarvan de aard, de omvang en de uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning en/of in de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend;
 
1.6 aan-huis-verbonden beroep:
het in een woning en/of in de daarbij behorende bijgebouwen uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, kunstzinnig, maatschappelijk, medisch, ontwerptechnisch, paramedisch of zakelijk gebied dan wel een daarmee gelijk te stellen gebied, alsmede dienstverlenende bedrijven (waaronder niet wordt begrepen een escortbedrijf en/of een seksinrichting), waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;
 
1.7 afwijking:
Een afwijking als bedoeld in artikel 2.12 lid 1 onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
 
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
 
1.9 bebouwingspercentage:
een in de regels en/of op de verbeelding aangegeven percentage, dat het gedeelte van het bouwvlak aangeeft dat maximaal bebouwd mag worden;
 
1.10 bed en breakfast:
een bedrijfsmatige voorziening die gericht is op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als een toeristische recreatieve activiteit aan maximaal acht personen en die ondergeschikt is aan de hoofdbestemming;
 
1.11 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.12 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.13 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de functie en door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat geen interne verbinding heeft met dat hoofdgebouw;
 
1.14 binnenwaarde:
binnenwaarde zoals opgenomen in de Wet geluidhinder;
 
1.15 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, het veranderen of het vernieuwen en het vergroten van een bouwwerk;
 
1.16 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
 
1.17 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.18 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
 
1.19 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
 
1.20 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, metaal, steen of enig ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond;
 
1.21 college:
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldebroek;
 
1.22 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
 
1.23 dakkapel:
een bescheiden uitbouw die het hellende dakvlak onderbreekt en aangebracht is om licht en lucht onder de kap toe te laten en om het gebruiksoppervlak te vergroten;
 
1.24 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden met uitzondering van e-commerce, waaronder begrepen de uitstalling ten behoeve van verkoop, het verkopen en/of het (af)leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een bedrijfs- of van een beroepsactiviteit, alsook een ondergeschikte horecavoorziening;
 
1.25 e-commerce:
een vorm van bedrijfsvoering waarbij het bedrijf uitsluitend goederen aan particulieren verhandelt door middel van contact met die particulieren, dat uitsluitend verloopt via e-mail, fax, internet, post of telefoon, waardoor geen handelswaren op het bedrijf worden aangeprezen en geen klanten op het bedrijf worden ontvangen en waarbij het bedrijfspand geen uitstraling heeft van een winkelpand, geen toonbank heeft en de goederen niet uitstalt ten verkoop en daarmee een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de bedrijvenfunctie, zijnde een magazijn en/of de opslag van goederen;
 
1.26 erf:
een al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt;
 
1.27 erker:
een uitbouw aan een hoofdgebouw waarvan:
 
  • de breedte niet meer dan 60% is van de breedte van de gevel waaraan wordt gebouwd;
  • de diepte niet meer dan 1,25 meter is;
  • de bouwhoogte niet meer dan 3,00 meter is, waarboven een vloerafscheiding van niet meer dan 1,00 meter is toegestaan;
  • de oppervlakte niet meer dan 6 m² is.
 
1.28 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.29 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming het belangrijkst is;
 
1.30 kampeermiddel:
een kampeerauto, een tent, een tentwagen, een toercaravan of enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk of een stacaravan zijnde, waarvoor ingevolge artikel 40 van de Woningwet geen bouwvergunning is vereist; een en ander voor zover deze onderkomens, voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
 
1.31 kunstwerk:
een met het oog op artistieke kwaliteit door kunstenaars beroepsmatig vervaardigd product;
 
1.32 nadere eis:
Een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
 
1.33 omgevingsvergunning:
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of in artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
 
1.34 overkapping:
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte met niet meer dan drie wanden vormt;
 
1.35 peil:
  1. indien op het land wordt gebouwd:
    1. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, geldt de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, geldt de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  2. indien in of op het water wordt gebouwd geldt:
    1. het Normaal Amsterdams Peil;
 
1.36 perceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
 
1.37 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een ander tegen een vergoeding;
 
1.38 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden en waaronder in ieder geval wordt verstaan een erotische massagesalon, een escortservice, een parenclub, een prostitutiebedrijf, een seksautomatenhal, een seksbioscoop of een sekstheater, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.39 uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
 
1.40 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, geldt de gevel van een gebouw die door de indeling van het gebouw, de ligging van het gebouw en/of de situatie ter plaatse, het sterkst op de weg gericht is;
 
1.41 voorgevelrooilijn
  1. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
  2. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd: bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg; bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg.
 
 
1.42 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:
Wet van 6 november 2008, houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving, zoals deze wet luidt ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
 
1.43 wonen:
het gehuisvest zijn in een woning;
 
1.44 woning / wooneenheid:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
 
1.45 huisvesting in verband met mantelzorg
huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning;
 
1.46 mantelzorg
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;
 
1.47 voorerfgebied
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;
 
1.48 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
 
1.49 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de functie en door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat geen interne verbinding heeft met dat hoofdgebouw;
 
1.50 bestaand
  1. voor bouwwerken die krachtens de Woningwet zijn toegestaan, andere werken geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden:
    1. aanwezig zijn, in uitvoering zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een bouwvergunning, een omgevingsvergunning voor het bouwen, of een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of van werkzaamheden, ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  2. voor het overige gebruik:
    1. bestaand ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
 
1.51 kelder
een bouwlaag onder een gebouw en die geheel of grotendeels beneden het aanliggende terrein is gelegen;
 
1.52 zolder
een gedeelte in een gebouw dat direct onder het dak is gelegen en dat slechts geschikt is als bergruimte.
             
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
Artikel 2.1 afmetingen ander bouwwer
de grootste afmeting van het bouwwerk neerwaarts of zijdelings geprojecteerd op een aanzichtvlak;
Artikel 2.2 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
vanaf de bouwperceelgrens tot enig punt van een gebouw;
Artikel 2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftkokers en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
Artikel 2.4 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
Artikel 2.5 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
Artikel 2.6 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken;
Artikel 2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
Artikel 2.8 de oppervlakte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde
de projectie van de grootste afmeting neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
Artikel 2.9 wijze van meten:
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
  1. bij onduidelijkheden of interpretatieverschillen betreffende de wijze van meten, is de uitleg van de NEN 2580 (geeft termen, definities en bepalingsmethoden voor de oppervlakte van terreinen met een bouwbestemming en voor de vloeroppervlakten en de inhouden van gebouwen of delen daarvan) bepalend;
  2. dakkapellen bij woningen en erkers worden buiten beschouwing gelaten;
  3. op de verbeelding hart-op-hart ten opzichte van de grenzen.
  4. voor het begrip peil wordt verwezen naar de begrippen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Tuin
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
 
  1. tuinen;
 
met daaraan ondergeschikt:
 
  1. delen van overkappingen en ondergeschikte bouwdelen, waaronder erkers;
  2. voorzieningen ten behoeve van het parkeren, zoals parkeerplaatsen en de daarbij behorende in- en uitritten;
 
met de daarbij behorende:
 
  1. andere werken;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- of perceelafscheidingen en pergola's;
  3. toegangspaden tot de gebouwen op het bijbehorende bouwperceel;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Artikel 3.2.1 Algemeen
In of op deze gronden mogen geen gebouwen of delen daarvan worden gebouwd, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, waaronder erkers en (delen van) overkappingen behorende bij het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming;
Artikel 3.2.2 Overkappingen
Voor het bouwen van de overkappingen gelden de volgende regels:
 
  1. de bouwhoogte van (delen van) overkappingen mag niet meer dan 3,00 meter bedragen;
  2. de in de aangrenzende bestemming toegelaten overkappingen mogen worden gebouwd tot 1,00 meter voor het verlengde van de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming, met een oppervlakte van niet meer dan 5 m2.
Artikel 3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
 
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen voor de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 1,00 meter bedragen;
  2. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen gelegen achter de voorgevel van het bijbehorende
    hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 2,00 meter
    bedragen; 
  3. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6,00 meter bedragen;
  4. er mag geen niet-perceelgebonden handelsreclame worden aangebracht en/of worden geplaatst.
3.3 Nadere eisen
Het college kan nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:
  1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  2. een goede woonsituatie;
  3. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de verkeersveiligheid.
 
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
 
  1. het gebruik van de gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen;
  2. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor bedrijvigheid, anders dan voor een aan-huis-verbonden beroep en/of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit;
  3. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor de opslag en voor de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  4. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor een seksinrichting of prostitutie;
  5. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van niet-perceelgebonden handelsreclame;
  6. het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en schroot;
  7. het gebruik van de gronden voor het storten van afvalstoffen en vuil;
  8. het kennelijk ten verkoop opslaan en stallen van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.4 van het onderhavige bestemmingsplan, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
 
  1. woningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit;
  2. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
 
met de daarbij behorende:
  1. andere werken;
  2. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde;
  3. erven, terreinen en tuinen;
  4. voorzieningen ten behoeve van het parkeren, zoals parkeerplaatsen en de daarbij behorende in- en uitritten;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Artikel 4.2.1 Algemeen
De totale bebouwde oppervlakte van het bouwperceel ten opzichte van het gehele bouwperceel mag niet meer bedragen dan 60% ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen'.
Artikel 4.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
 
  1. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het aangegeven aantal woningen;
  2. als hoofdgebouwen mogen ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' uitsluitend halfvrijstaande woningen worden gebouwd;
  3. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en/of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit mag niet meer bedragen dan 40% van de totale gebruiksoppervlakte van de woning inclusief de bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een maximum van 100 m2;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan de aangegeven goot- en bouwhoogte;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' bedraagt de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens aan de niet aangebouwde zijde niet minder dan 1,00 meter, in alle overige gevallen bedraagt de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens aan de niet aangebouwde zijde(n) niet minder dan 3,00 meter. Als in bestaande situatie de afstand tussen hoofdgebouw en perceelgrens minder bedraagt, is de bestaande afstand de minimale afstand.
  6. indien de goothoogte, de bouwhoogte en/of de inhoud meer bedraagt dan aanduiding ‘maximum goothoogte, maximum bouwhoogte’, mogen deze niet meer bedragen dan de bestaande maatvoering;
  7. een kelder mag in niet meer dan één bouwlaag worden gebouwd waarbij de kelder niet wordt betrokken bij het bepalen van de maximale inhoudsmaat van het hoofdgebouw;
  8. op het bouwperceel dient voldoende ruimte te worden gereserveerd voor ten minste twee parkeerplaatsen per woning;
     
Artikel 4.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op een bouwperceel gelden de volgende regels:
 
  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen minimaal 1,00 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  2. de maatvoering van de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen dient te voldoen aan de eisen die in de onderstaande tabel zijn gesteld:
 
Maximale goothoogte gebouwen
Maximale bouwhoogte gebouwen
Maximale bouwhoogte overkappingen
Maximale gezamenlijke oppervlakte wooneenheden waaronder een zwembad
3,50 meter5,50 meter3, 00 meter100 m2
 
Artikel 4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
 
  1. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen gelegen achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 2,00 meter bedragen;
  2. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen gelegen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 1,00 meter bedragen;
  3. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6,00 meter bedragen;
  4. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer dan 3,00 meter bedragen;
  5. er mag geen niet-perceelgebonden handelsreclame worden aangebracht en/of worden geplaatst.
4.3 Nadere eisen
Het college kan nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing ten behoeve van:
 
  1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  2. een goede woonsituatie;
  3. de milieusituatie;
  4. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de verkeersveiligheid.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Artikel 4.4.1 Bed en breakfast voorziening
Het college kan een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde in artikel 4.1, sub a, en toestaan dat een bed en breakfast voorziening in een woning mag worden aangebracht, mits tevens een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4 lid 6 sub b is verleend.
4.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 4.5.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
 
  1. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
  2. het gebruik van de gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen;
  3. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  4. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting of prostitutie;
  5. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;
  6. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor bedrijvigheid anders dan voor een aan-huis-verbonden beroep en/of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit;
  7. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor de opslag en voor de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  8. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor een aan-huis-verbonden beroep en/of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit, indien:
    1. het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning;
    2. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van de totale gebruiksoppervlakte van de woning en van de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen en/of de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 100 m²;
  9. het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en schroot;
  10. het gebruik van een woning en van de daarbij behorende bebouwing door meer dan één afzonderlijk huishouden;
  11. het kennelijk ten verkoop opslaan en stallen van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  12. het storten van afvalstoffen en van vuil.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
  1. Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4.1 van het onderhavige bestemmingsplan, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
  2. Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.4.1 onder e en 4.4.1 onder j en toestaan dat een bed en breakfast voorziening gerealiseerd kan worden, waarbij:
    1. de bed en breakfast voorziening uitsluitend mag worden geëxploiteerd door de bewoner(s) van het perceel;
    2. de oppervlakte voor de bed en breakfast voorziening niet meer mag bedragen dan 40% van de gebruiksoppervlakte van de woning, waarbij de gebruiksvloeroppervlakte voor een bed en breakfast voorziening niet meer dan 110 m² mag bedragen;
    3. onder de gebruiksvloeroppervlakte voor een bed en breakfast voorziening vallen bad-, douche-, en toiletruimte(n) die niet gedeeld worden met de bewoner(s), slaapkamer(s) en een gemeenschappelijke ruimte waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 30 m², zonder een separate kookvoorziening;
    4. op eigen terrein dient per kamer voldoende ruimte te worden gereserveerd voor minimaal één parkeerplaats;
    5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
      1. het bebouwingsbeeld;
      2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
      3. de milieusituatie;
      4. de verkeersveiligheid;
      5. de woonsituatie.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene bouwregels
Artikel 6.1 Parkeer-, laad- en losruimte
Artikel 6.1.1 Parkeerruimte
Indien de omvang of het gebruik van een bouwwerk of een perceel daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in of op het bouwwerk, dan wel op het onbebouwde terrein dat bij dat bouwwerk hoort. Hierbij worden de parkeernormen en uitgangspunten in acht genomen zoals vastgelegd in de Parkeernota Oldebroek, vastgesteld in 2014 (zie bijlage 1, parkeernota).
Artikel 6.1.2 Laad- en losruimte
Indien het gebruik van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan of in dat bouwwerk, dan wel op het onbebouwde terrein dat bij dat bouwwerk behoort.
Artikel 6.1.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan het aantal parkeerplaatsen, de situering van de parkeerplaatsen en de situering van de laad- en losruimte.
Artikel 6.1.4 Afwijken
Bij een omgevingsvergunning kan met inachtneming van Parkeernota Oldebroek (vastgesteld in 2014) worden afgeweken van het bepaalde in 6.1.1 en 6.1.2 :
 
  1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of
  2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
 
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
  1. Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
    1. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersintensiteit en/of de verkeersveiligheid daartoe aanleiding geven;
    2. de bestemmingsregels toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en ten behoeve van ontvang-, sirene- en/of zendmasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40,00 meter.
  2. Een in artikel 7 sub a vermelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    2. de milieusituatie;
    3. de sociale veiligheid;
    4. het straat- en bebouwingsbeeld;
    5. de verkeersveiligheid;
    6. de woonsituatie.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
 
Artikel 8 Overgangsrecht
Artikel 8.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 %.
  3. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 8.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 9 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Oosterwolde, Zwarteweg 35 
 
Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Oldebroek op ............. 2021.
  
, burgemeester T.H. Haseloop-Amsing
 
 , griffier J. Tabak