Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Wezep Engeland 2011
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0269.WZ108-VG01

Artikel 7 Bos

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bos en bebossing; 
  2. groenvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt: 
  1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten dienste van de aangrenzende bestemming 'Maatschappelijk'; 
  2. veldschuur ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bos - veldschuur'; 
  3. (hout)wallen; 
  4. paden en wegen; 
  5. parkeervoorzieningen; 
  6. waterlopen en waterpartijen;
met de daarbij behorende:
  1. andere werken.

7.2 Bouwregels

  1. In of op deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd, met uitzondering van de in artikel 7 lid 1 sub c en artikel 7 lid 1 sub d vermelde aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en een veldschuur.
     
  2. Voor het bouwen van de in artikel 7 lid 2 sub 1 vermelde aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en de veldschuur gelden de volgende regels:
    1. de maatvoering van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dient te voldoen aan de eisen die in de onderstaande tabel zijn gesteld:
      Maximale goothoogte gebouwen
      Maximale bouwhoogte gebouwen
      Maximale bouwhoogte overkappingen
      Maximale gezamenlijke oppervlakte per woning waaronder een zwembad
      3,50 meter
      5,50 meter
      3,00 meter
      100 m2
    2. de maatvoering van de veldschuur mag niet meer bedragen dan de bestaande maatvoering. 
  3. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,00 meter bedragen, met uitzondering van bouwwerken die benodigd zijn voor de beveiliging, geleiding en regeling van het verkeer en lichtmasten.

7.3 Nadere eisen

  1. Het college kan nadere eisen stellen aan de afmetingen en aan de plaats van de bebouwing, ten behoeve van: 
    1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; 
    2. de sociale veiligheid; 
    3. de verkeersveiligheid. 
  2. Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen op grond van artikel 7 lid 3 sub 1 is de volgende procedure van toepassing:
    1. een voorgenomen nadere eis ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage; 
    2. het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of meer dag- en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze; 
    3. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen; 
    4. gedurende de in artikel 7 lid 3 sub 2 onder a vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend: 
  1. het gebruik van de gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen; 
  2. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor de opslag en voor de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  3. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor een seksinrichting of prostitutie; 
  4. het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en/of schroot en voor het storten van afvalstoffen;
  5. het gebruik van de gronden voor het tippelen van prostituees en het daaruit voortvloeiende contact tussen prostituees en weggebruikers.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7 lid 4 van het onderhavige bestemmingsplan, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

7.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden zonder een omgevingsvergunning of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
    1. het aanbrengen en/of het aanleggen van drainage;
    2. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
    3. het aanleggen van aarden wallen; 
    4. het aanleggen van bovengrondse en/of ondergrondse energie- en/of telecommunicatie- en/of transportkabels en/of transportleidingen; 
    5. het aanleggen van verharde paden en/of wegen en/of het verbreden van bestaande verharde paden en/of wegen;
    6. het aanplanten van bomen en/of houtgewassen en/of andere opgaande beplantingen;
    7. het afgraven, het egaliseren, het ontgronden en/of het ophogen van gronden; 
    8. het indrijven van voorwerpen in de bodem; 
    9. het kappen en/of het rooien en/of het vellen van bomen en/of houtgewassen; 
    10. het wijzigen van het verkavelingspatroon door het dempen en/of het graven en/of het verdiepen en/of het vergroten en/of het anderszins herprofileren van (erf)sloten en/of andere watergangen en het aanbrengen van kunstwerken zoals dammen en stuwen. 
  2. Het in artikel 7 lid 6 sub 1 vermelde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden welke: 
    1. de aanleg van (verharde) paden ter ontsluiting van agrarische gronden betreffen;
    2. het normale beheer en/of het normale onderhoud en/of het normale agrarische gebruik betreffen; 
    3. het rooien en/of het vellen van bomen, struiken en/of andere houtgewassen betreffen, dat plaatsvindt in het kader van natuurbeheer op basis van een beheersplan ex Natuurbeschermingswet 1998, het bosbeheer of het landschapsonderhoud; 
    4. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, met een daarvoor verleende omgevingsvergunning. 
  3. Een omgevingsvergunning zoals vermeld in artikel 7 lid 6 sub 1 wordt geweigerd, indien:
    1. de werken en/of de werkzaamheden de archeologische waarden en/of de cultuurhistorische waarden en/of de geomorfologische waarden en/of de landschappelijke waarden en/of de natuurlijke waarden welke de bestemming van de grond beoogt, onevenredig aantast; 
    2. de werken en/of de werkzaamheden het (agrarisch) grondgebruik welke de bestemming van de grond beoogt, onevenredig aantast; 
    3. de werken en/of de werkzaamheden in strijd zijn met het bestemmingsplan of de krachtens zodanig plan gestelde eisen; 
    4. de werken en/of de werkzaamheden significante negatieve gevolgen hebben voor de waarde(n) en de kwalificerende soorten van de aangegeven Natura 2000-gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998; 
    5. voor de werken en/of de werkzaamheden een omgevingsvergunning ingevolge de Monumentenwet 1988, een gemeentelijke monumentenvergunning of een provinciale monumentenvergunning is vereist en deze niet is verleend.