direct naar inhoud van Regels
Plan: Wezep, Zuiderzeestraatweg 522 e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0269.WZ139-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

Het bestemmingsplan 'Wezep, Zuiderzeestraatweg 522 e.o.' met identificatienummer NL.IMRO.0269.WZ139-VG01 van de gemeente Oldebroek.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit

het verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke - geheel of overwegend geheel door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, waarvan de aard, de omvang en de uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning en/of in de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend.

1.7 aan-huis-verbonden beroep

het in een woning en/of in de daarbij behorende bijgebouwen uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, kunstzinnig, maatschappelijk, medisch, ontwerptechnisch, paramedisch of zakelijk gebied dan wel een daarmee gelijk te stellen gebied, alsmede dienstverlenende bedrijven (waaronder niet wordt begrepen een escortbedrijf en/of een seksinrichting), waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.8 ander werk

een werk, geen bouwwerk zijnde.

1.9 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde.

1.10 ander werk

een werk, geen bouwwerk zijnde.

1.11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.12 bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat het gedeelte van het bouwvlak aangeeft dat maximaal bebouwd mag worden.

1.13 bed en breakfast

een bedrijfsmatige voorziening die gericht is op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als een toeristische recreatieve activiteit aan maximaal acht personen en die ondergeschikt is aan de hoofdbestemming.

1.14 bedrijf

een onderneming gericht op het bedrijfsmatig vervaardigen en/of bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen.

1.15 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de functie van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.16 Bedrijven en milieuzonering

handreiking van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten met de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) 2008, uitgave 2009.

1.17 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden-beroep, voor een (dienstverlenend) bedrijf, voor een dienstverlenende instelling of voor een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief administratieruimte, opslagruimte en dergelijke.

1.18 bestaand
  • a. voor bouwwerken die krachtens de Woningwet/Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn toegestaan, andere werken geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden: aanwezig zijn, in uitvoering zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een bouwvergunning of een omgevingsvergunning voor het bouwen, ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • b. voor het overige gebruik: bestaand ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.19 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.20 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.21 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de functie en door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat geen interne verbinding heeft met dat hoofdgebouw.

1.22 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op het hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of andere bouwwerken met een dak, niet zijnde een overkapping.

1.23 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.24 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.25 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat aan de bovenzijde en aan de onderzijde door een horizontale vloer of door een balklaag is begrensd, inclusief de onderliggende vloer en het deel van hetzelfde bouwniveau dat onder een dak ligt, waarvan de vrije doorgangshoogte meer bedraagt dan 1,50 meter.

1.26 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.27 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.28 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.29 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.30 brutovloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van de ruimte, dan wel van meerdere ruimten van een gebouw gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de (buitenste) opgaande scheidingsconstructie.

1.31 college

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldebroek.

1.32 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.33 dakkapel

een bescheiden uitbouw die het hellende dakvlak onderbreekt en aangebracht is om licht en lucht onder de kap toe te laten en om het gebruiksoppervlak te vergroten.

1.34 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden met uitzondering van e-commerce, waaronder begrepen de uitstalling ten behoeve van verkoop, het verkopen en/of het (af)leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een bedrijfs- of van een beroepsactiviteit, alsook een ondersteunende horeca.

1.35 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

een bedrijf of een instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen fotostudio's, kapperszaken, mani- en/of pedicures, schoonheidssalons, trimsalons en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en van een seksinrichting.

1.36 dienstverlening

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van een seksinrichting.

1.37 e-commerce

een vorm van bedrijfsvoering waarbij het bedrijf uitsluitend goederen aan particulieren verhandelt door middel van contact met die particulieren, dat uitsluitend verloopt via e-mail, fax, internet, post of telefoon, waardoor geen handelswaren op het bedrijf worden aangeprezen en geen klanten op het bedrijf worden ontvangen en waarbij het bedrijfspand geen uitstraling heeft van een winkelpand, geen toonbank heeft en de goederen niet uitstalt ten verkoop en daarmee een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de bedrijvenfunctie, zijnde een magazijn en/of de opslag van goederen.

1.38 erf

een al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt.

1.39 Erfgoedwet

Wet van 9 december 2015, houdende bundeling en aanpassing van regels op het terrein van cultureel erfgoed, zoals deze wet luidt ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.40 erker

een uitbouw aan een hoofdgebouw waarvan:

  • a. de breedte niet meer dan 60% is van de breedte van de gevel waaraan wordt gebouwd;
  • b. de diepte niet meer dan 1,25 meter is;
  • c. de bouwhoogte niet meer dan 3,00 meter is, waarboven een vloerafscheiding van niet meer dan 1,00 meter is toegestaan;
  • d. de oppervlakte niet meer dan 6 m² is.
1.41 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.42 gebruiksmogelijkheden

de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende functie te gebruiken.

1.43 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming het belangrijkst is

1.44 horeca

een bedrijf of een instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

1.45 internetverkoop

een specifieke vorm van detailhandel zonder uitstalling, verkoop en afhaal van goederen ter plaatse, waarbij de goederen via internet worden aangeboden en overwegend per post worden geleverd.

1.46 kampeermiddel

en kampeerauto, een tent, een tentwagen, een toercaravan of enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk of een stacaravan zijnde, waarvoor artikel 2.3 van de Wet algemene bepalingen omgevingswet is vereist; één en ander voor zover deze onderkomens, voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.47 kelder

een bouwlaag onder een gebouw en die geheel of grotendeels beneden het aanliggende terrein is gelegen.

1.48 kunstwerk

een met het oog op artistieke kwaliteit door kunstenaars beroepsmatig vervaardigd product.

1.49 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening.

1.50 normaal beheer en/of normaal onderhoud

het beheer en/of het onderhoud, dat gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en een goed gebruik van de gronden en van de gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren .

1.51 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals afvalverzamelpunten, apparatuur voor telecommunicatie (niet zijnde zendinstallaties voor mobiele telefonie of onderdelen daarvan), bemalingsinstallaties, gasreduceerstations, gemaalgebouwtjes, schakelhuisjes, telefooncellen en transformatorhuisjes.

1.52 omgevingsvergunning

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.53 ondersteunende horeca

het consumeren en het daarvoor moeten betalen van (kleine) eetwaren en/of (alcoholische) dranken in een inrichting die geen planologische hoofdbestemming 'Horeca' heeft.

1.54 onevenredige aantasting van de aanwezige waarden

het resultaat van een planologische ingreep die een verhoudingsgewijs te groot nadelig effect heeft op de aanwezige waarden in dat gebied.

1.55 overkapping

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte met niet meer dan drie wanden vormt.

1.56 peil
  • a. indien op het land wordt gebouwd:
    • 1. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, geldt de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    • 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, geldt de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • b. indien in of op het water wordt gebouwd geldt: het Normaal Amsterdams Peil.
1.57 perceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.58 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een ander tegen een vergoeding.

1.59 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden en waaronder in ieder geval wordt verstaan een erotische massagesalon, een escortservice, een parenclub, een prostitutiebedrijf, een seksautomatenhal, een seksbioscoop of een sekstheater, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.60 twee-aaneengebouwde woningen

een blok van twee aaneengebouwde woningen.

1.61 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.62 verkoopvloeroppervlakte

de oppervlakte van een ruimte die uitsluitend gebruikt wordt voor het verkopen van producten, niet zijnde de ruimte voor opslag of het bewerken en het vervaardigen van producten.

1.63 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, geldt de gevel van een gebouw die door de indeling van het gebouw, de ligging van het gebouw en/of de situatie ter plaatse, het sterkst op de weg gericht is.

1.64 voorgevelrooilijn

zoals bedoeld in de gemeentelijke bouwverordening.

1.65 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Wet van 6 november 2008, houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving, zoals deze wet luidt ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.66 Wet ruimtelijke ordening

Wet van 20 oktober 2006, houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening ter bevordering van een duurzame ruimtelijke kwaliteit, zoals deze wet luidt ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.67 winkel

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.

1.68 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.69 Woningwet

Wet van 29 augustus 1991 tot herziening van de Woningwet, zoals deze wet luidt ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • a. bij onduidelijkheden of interpretatieverschillen betreffende de wijze van meten, is de uitleg van de NEN 2580 (geeft termen, definities en bepalingsmethoden voor de oppervlakte van terreinen met een bouwbestemming en voor de vloeroppervlakten en inhouden van gebouwen of delen daarvan) bepalend;
  • b. dakkapellen bij woningen en erkers worden buiten beschouwing gelaten;
  • c. op de verbeelding hart-op-hart ten opzichte van de grenzen;
  • d. voor het begrip peil wordt verwezen naar de begrippen.

2.1 afmetingen ander bouwwerk:

de grootste afmeting van een bouwwerk neerwaarts of zijdelings geprojecteerd op een aanzichtvlak;

2.2 de afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens:

de kortste afstand vanaf enig punt van een bouwwerk of van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelgrens;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals antennes, schoorstenen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken;

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van bouwwerk;

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde:

de projectie van de grootste afmeting neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Detailhandel

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Detailhandel" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een winkel;
  • b. geluidwerende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm';
  • c. een langzaamverkeersroute ter plaatse van de aanduiding 'langzaam verkeer';

met daaraan ondergeschikt:

  • d. ondersteunende horeca;

met de daarbij behorende:

  • e. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde;
  • f. erven, terreinen en tuinen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. paden en wegen;
  • i. parkeervoorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 3.1, sub a en b vermelde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en de overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt niet meer dan 4 meter;
  • d. de bouw van bedrijfswoningen is niet toegestaan.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 3.1, sub e vermelde bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen, met uitzondering van lichtmasten;
  • b. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen gelegen achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen gelegen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 1 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 8 meter bedragen;
  • e. er mag geen niet-perceelgebonden handelsreclame worden aangebracht en/of worden geplaatst.

3.3 Nadere eisen
3.3.1 Afmetingen en plaats van de bebouwing

Het college kan nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de verkeersveiligheid.
3.3.2 Procedure

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen op grond van lid 3.3.1 is de volgende procedure van toepassing:

  • a. een voorgenomen nadere eis ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;
  • b. het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of meer dag- en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
  • d. gedurende de sub a vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Voorwaardelijke verplichting geluidscherm

Het gebruik van geluidsgevoelige objecten op de aangrenzende gronden met de bestemming "Wonen" ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting geluidscherm' is alleen toegestaan indien ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm', een gesloten geluidscherm met een hoogte van 2 meter en een massa van ten minste 10 kg/m² is gerealiseerd, en in stand wordt gehouden.

3.4.2 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

Teneinde te komen tot een zorgvuldige landschappelijke inpassing dienen, binnen twee jaar na het tijdstip van onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning voor de winkel als bedoeld in lid 3.1, sub a, de gronden te zijn ingericht en ingericht te blijven overeenkomstig de inrichtingsprincipes in het beplantingsontwerp zoals opgenomen in Bijlage 1 "Nieuwbouw Boni Wezep - Beplantingsontwerp" bij deze regels.

3.4.3 Voorwaardelijke verplichting langzaam verkeersroute

Het gebruik van de winkel als bedoeld in lid 3.1, sub a is uitsluitend toegestaan als de langzaamverkeersroute ter plaatse van de aanduiding 'langzaam verkeer' als bedoeld in lid 3.1, sub c is gerealiseerd en in stand wordt gehouden.

3.4.4 Strijdig gebruik - voorwaardelijke verplichtingen landschappelijke inpassing en langzaam verkeersroute

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de winkel als bedoeld in lid 3.1, sub a indien:

  • a. landschappelijke inpassing als bedoeld in lid 3.4.2 niet is gerealiseerd of instandgehouden;
  • b. de langzaamverkeersroute als bedoeld in lid 3.1, sub c niet is gerealiseerd of instandgehouden.
3.4.5 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. buitenopslag van goederen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan;
  • b. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
  • c. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting en/of prostitutie ;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen;
  • e. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor de opslag en voor de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  • f. het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en schroot;
  • g. het gebruik van de gronden voor het storten van afvalstoffen en van vuil;
  • h. het kennelijk ten verkoop opslaan en stallen van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Tuin" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. (delen van) overkappingen en ondergeschikte bouwdelen, waaronder erkers;
  • c. parkeren;

met de daarbij behorende:

  • d. andere werken;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- of perceelafscheidingen en pergola’s;
  • f. toegangspaden tot de gebouwen op het bijbehorende bouwperceel.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

In of op deze gronden mogen geen gebouwen of delen daarvan worden gebouwd, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, waaronder erkers en delen van overkappingen behorende bij het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming.

4.2.2 Overkappingen

Voor het bouwen van (delen van) overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. achter het verlengde van de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming mogen (delen van) overkappingen worden gebouwd met een oppervlakte van niet meer dan 25 m²;
  • b. de bouwhoogte van (delen van) overkappingen mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • c. de in de aangrenzende bestemming toegelaten overkappingen mogen worden gebouwd tot 1 meter voor het verlengde van de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming, met een oppervlakte van niet meer dan 5 m².
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen gelegen achter de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen voor de achtergevel van het bijbehorende hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming en het verlengde daarvan, mag bij hoekwoningen niet meer dan 1 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen voor de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 1 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • e. er mag geen niet-perceelgebonden handelsreclame worden aangebracht en/of worden geplaatst.

4.3 Nadere eisen
4.3.1 Afmetingen en plaats van de bebouwing

Het college kan nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de verkeersveiligheid.
4.3.2 Procedure

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen op grond van lid 4.3.1 is de volgende procedure van toepassing:

  • a. een voorgenomen nadere eis ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;
  • b. het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of meer dag- en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
  • d. gedurende de sub a vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen;
  • b. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor bedrijvigheid, anders dan voor een aan-huis-verbonden beroep en/of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit;
  • c. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor de opslag en voor de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  • d. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardenbak;
  • e. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor een seksinrichting en/of prostitutie;
  • f. het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en schroot;
  • g. het gebruik van de gronden voor het storten van afvalstoffen en vuil;
  • h. het kennelijk ten verkoop opslaan en stallen van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. paden, pleinen, straten en wegen;
  • c. parkeervoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijk afval en tuinafval;
  • e. gebouwen ten behoeve van het openbaar vervoer, zoals een bushokje;
  • f. kunstwerken;
  • g. tuinen;
  • h. voorzieningen ten dienste van de (boven- en de ondergrondse) waterhuishouding;

met de daarbij behorende:

  • i. andere werken, waaronder begrepen een geluidswal;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels
  • a. In of op deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen, met uitzondering van bouwwerken die benodigd zijn voor de beveiliging, voor de geleiding en voor de regeling van het verkeer, geluidsschermen en lichtmasten.

5.3 Nadere eisen
5.3.1 Afmetingen en plaats van de bebouwing

Het college kan nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de verkeersveiligheid.
5.3.2 Procedure

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen op grond van lid 5.3.1 is de volgende procedure van toepassing:

  • a. een voorgenomen nadere eis ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;
  • b. het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of meer dag- en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
  • d. gedurende de sub a vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen;
  • b. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • c. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor de opslag en voor de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  • d. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor een seksinrichting;
  • e. het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en schroot;
  • f. het gebruik van de gronden voor het storten van afvalstoffen en vuil;
  • g. het kennelijk ten verkoop opslaan en stallen van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit;
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

met de daarbij behorende:

  • c. andere werken;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde;
  • e. erven en tuinen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouwen mogen ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'vrijstaand' uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd;
    • 2. 'twee-aaneen' uitsluitend twee-aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • d. op het bouwperceel dient voldoende ruimte te worden gereserveerd voor ten minste één parkeerplaats per woning;
  • e. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en/of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit mag niet meer bedragen dan 40% van de totale gebruiksoppervlakte van de woning inclusief de bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een maximum van 100 m².
6.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op een bouwperceel gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen minimaal 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • b. bij het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dient één strook van ten minste 3 meter evenwijdig aan een zijdelingse perceelgrens onbebouwd te blijven;
  • c. de maatvoering van de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen dient te voldoen aan de eisen die in de onderstaande tabel zijn gesteld:

Maximum goothoogte gebouwen   Maximum bouwhoogte gebouwen   Maximum bouwhoogte overkappingen   Maximale gezamenlijke oppervlakte per woning  
3,5 meter   5,5 meter   3 meter   100 m²  

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen gelegen achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen gelegen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, mag niet meer dan 1 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • e. er mag geen niet-perceelgebonden handelsreclame worden aangebracht en/of worden geplaatst.

6.3 Nadere eisen
6.3.1 Afmetingen en plaats van de bebouwing

Het college kan nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de verkeersveiligheid.
6.3.2 Procedure

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen op grond van lid 6.3.1 is de volgende procedure van toepassing:

  • a. een voorgenomen nadere eis ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;
  • b. het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of meer dag- en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
  • d. gedurende de sub a vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.

6.4 Afwijken van de bouwregels

Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1, sub a en toestaan dat een bed en breakfast voorziening in een woning mag worden aangebracht, mits tevens de vergunning in lid 6.6 is verleend.

6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
  • b. het gebruik van de gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen;
  • c. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • d. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting en/of prostitutie;
  • e. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;
  • f. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor bedrijvigheid anders dan voor een aan-huis-verbonden beroep en/of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit;
  • g. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor de opslag en voor de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  • h. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardenbak;
  • i. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor een aan-huis-verbonden beroep en/of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit, indien:
    • 1. het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning;
    • 2. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van de totale gebruiksoppervlakte van de woning en van de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen en/of de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 100 m²;
  • j. het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en schroot;
  • k. het gebruik van een woning en van de daarbij behorende bebouwing door meer dan één afzonderlijk huishouden;
  • l. het kennelijk ten verkoop opslaan en stallen van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  • m. het storten van afvalstoffen en van vuil;
  • n. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van een installatie voor warmte- of koudeopwekking, die is opgesteld buiten de uitwendige scheidingsconstructie van een bouwwerk, waarbij op de perceelgrens met een perceel voor een andere woonfunctie sprake is van een geluidsniveau van meer dan 40 dB, bepaald volgens de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai;
  • o. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van een installatie voor warmte- of koudeopwekking, die is opgesteld buiten de uitwendige scheidingsconstructie van een bouwwerk, waarbij ter plaatse van een te openen raam of deur van een niet-gemeenschappelijk verblijfsgebied van een aangrenzende op hetzelfde perceel gelegen woonfunctie sprake is van een geluidsniveau van meer dan 40 dB, bepaald volgens de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai;
  • p. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van een installatie voor warmte- of koudeopwekking, die is opgesteld buiten de uitwendige scheidingsconstructie van een bouwwerk, waarbij op de gevel voor een andere woonfunctie sprake is van een gecumuleerd geluidsniveau van installaties voor warmte- of koudeopwekking van meer dan 45 dB, bepaald volgens de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai;
  • q. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van een installatie voor warmte- of koudeopwekking, die is opgesteld buiten de uitwendige scheidingsconstructie van een bouwwerk, waarbij ter plaatse van een te openen raam of deur van een niet-gemeenschappelijk verblijfsgebied van een aangrenzende op hetzelfde perceel gelegen woonfunctie sprake is van een gecumuleerd geluidsniveau van installaties voor warmte- of koudeopwekking van meer dan 45 dB, bepaald volgens de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai.

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het college kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.5, sub e en k en toestaan dat een bed en breakfast voorziening gerealiseerd kan worden, waarbij:

  • a. de bed en breakfast voorziening uitsluitend mag worden geëxploiteerd door de bewoner(s) van het perceel;
  • b. de oppervlakte voor de bed en breakfast voorziening niet meer mag bedragen dan 40% van de gebruiksoppervlakte van de woning, waarbij de gebruiksvloeroppervlakte voor een bed en breakfast voorziening niet meer dan 110 m² mag bedragen;
  • c. onder de gebruiksvloeroppervlakte voor een bed en breakfast voorziening vallen bad-, douche-, en toiletruimte(n) die niet gedeeld worden met de bewoner(s), slaapkamer(s) en een gemeenschappelijke ruimte waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 30 m², zonder een separate kookvoorziening;
  • d. op eigen terrein dient per kamer voldoende ruimte te worden gereserveerd voor minimaal één parkeerplaats, waarbij de afstand tussen de parkeerplaats(en) en de perceelgrens niet minder dan tien meter dient te bedragen;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    • 1. het bebouwingsbeeld;
    • 2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de verkeersveiligheid;
    • 5. de woonsituatie.

Artikel 7 Leiding - Riool

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Leiding - Riool" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een riooltransportleiding;

met de daarbij behorende:

  • b. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.

7.2 Bouwregels
  • a. In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) mogen geen bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd anders dan ten behoeve van deze bestemming.
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag ten behoeve van de riooltransportleiding niet meer dan 2 meter bedragen.

7.3 Nadere eisen
7.3.1 Afmetingen en plaats van de bebouwing

Het college kan nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de archeologische waarden;
  • b. de cultuurhistorische waarden;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. een goede woonsituatie;
  • e. de milieusituatie;
  • f. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • g. de sociale veiligheid;
  • h. de verkeersveiligheid.
7.3.2 Procedure

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen op grond van lid 7.3.1 is de volgende procedure van toepassing:

  • a. een voorgenomen nadere eis ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;
  • b. het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of meer dag- en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
  • d. gedurende de sub a vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.

7.4 Afwijken van de bouwregels

Het college kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de riooltransportleiding, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.2, sub a en toestaan dat de bij de andere daar voorkomende bestemming(en) vermelde gebouwen en overkappingen worden gebouwd, mits van de betreffende leidingbeheerder een positief advies is ontvangen.

7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht , wordt in ieder geval gerekend de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken voor de opslag van goederen, tenzij van de betreffende leidingbeheerder een positief advies is ontvangen.

7.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.6.1 Verbod

Het is verboden zonder een omgevingsvergunning of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere daar voorkomende bestemming(en):

  • a. het aanbrengen van drainage;
  • b. het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse energie- en/of telecommunicatie- en/of transportkabels en/of transportleidingen en daarmee verband houdende apparatuur, constructies of installaties;
  • d. het afgraven, het egaliseren, het ontgronden, het ophogen en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • e. het baggeren en/of het graven en/of het verruimen van sloten, vaarten en andere watergangen;
  • f. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • g. het plaatsen van lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • h. het uitvoeren van grondbewerkingen;
  • i. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging.
7.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 7.6.1 vermelde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden welke:

  • a. het aanbrengen van beplanting betreft die voorkomt op de beplantingslijst van de betreffende leidingbeheerder;
  • b. het normale onderhoud betreffen;
  • c. mechanisch worden uitgevoerd en daarmee vallen onder de werking van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, met een daarvoor verleende vergunning;
  • e. worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding.
7.6.3 Voorwaarden

De in lid 7.6.1 vermelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien een positief advies is ontvangen van de betreffende leidingbeheerder en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de ondergrondse leiding.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Parkeernormen
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen en / of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik kan pas worden verleend als is verzekerd dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen.De parkeerbehoefte wordt berekend op basis van de parkeernormen en berekeningsmethode, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Bijlage 2 (Parkeernota Oldebroek).
  • b. Indien gedurende de planperiode een nieuwe versie van de onder a bedoelde Nota parkeernormen wordt vastgesteld, wordt deze nieuwe versie in acht genomen.
  • c. Het aanleggen en/of in stand houden van voornoemde parkeergelegenheid geldt als een voorwaardelijke verplichting.

9.2 Afmetingen

De in lid 9.1 bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:

  • a. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 1,8 meter bij 5 meter en ten hoogste 3,25 meter bij 6 meter bedragen;
  • b. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voorzover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,5 meter bij 5 meter bedragen.

9.3 Laden en lossen
  • a. Indien de bestemming van een bouwwerk of een terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen met bijbehorende voorzieningen, moet, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik, zijn verzekerd dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende ruimte voor het laden en lossen met bijbehorende voorzieningen.
  • b. Het aanleggen en / of instandhouden van voornoemde ruimte, met bijhorende voorzieningen, geldt als een voorwaardelijke verplichting.

9.4 Afwijken van de bouwregels

Het college kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 9.1 (Parkeernormen) en lid 9.3 (Laden en lossen) indien:
    • 1. het voldoen aan die bepalingen gezien het gebruik en/of het bouwplan van het betreffende plangebied, mede gezien de omgeving, niet noodzakelijk is en/of op overwegende bezwaren stuit, en / of;
    • 2. op andere wijze of op een andere locatie wordt voorzien in de parkeerbehoefte.
  • b. lid 9.1 met inachtneming van Bijlage 2 (Parkeernota Oldebroek):
    • 1. indien het voldoen aan die bepaling door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeerruimte(n) wordt voorzien.

9.5 Nadere eisen

Het college kan nadere eisen stellen:

  • a. aanvullend aan het bepaalde in lid 9.1 en lid 9.3 ten behoeve van het verhogen van de parkeernormen en / of het aanleggen van voorzieningen voor het laden en lossen indien dat nodig is gelet op het gebruik en / of het bouwplan waarbij het (functioneren van) de omgeving mede betrokken wordt. Het besluit tot het stellen van de nadere eis moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder blijkt dat de eis noodzakelijk is om de ruimtelijke kwaliteit te borgen;
  • b. bij die (bouw)plannen waarvan de functie niet genoemd wordt in de tabel met parkeernormen zoals opgenomen in het geldende gemeentelijke parkeerbeleid.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Algemeen

Het gebruik van de gronden en bouwwerken is aan een aantal beperkingen gebonden. De gronden en bouwwerken mogen niet:

  • a. worden gebruikt voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen, anders dan ten behoeve van de bestemming toegelaten gebruik;
  • b. worden gebruikt voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de bestemming toegelaten gebruik;
  • c. worden gebruikt ten behoeve van een seksinrichting en/of prostitutie;
  • d. worden gebruikt voor verblijfsrecreatie.

10.2 Waterberging

Het gebruik van de gronden en bouwwerken als bedoeld in Artikel 3, lid 3.1 en Artikel 6, lid 6.1 is uitsluitend toegestaan indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is aantoonbaar gemaakt dat de toename van de afvoer van afstromend regenwater gecompenseerd wordt conform de eisen en voorwaarden van het waterschap en van de gemeente en voorzien is van een waterberging met voldoende capaciteit;
  • b. de compensatie dient tenminste naar evenredigheid van de realisatie van verhardingen gerealiseerd te worden;
  • c. de compensatie bedraagt tenminste 60 mm per m² verharding conform de Leidraad Inrichten en Ontwerpen Openbare Ruimte 2023;
  • d. indien voorafgaand aan het verlenen van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen een nieuwe versie van de sub c bedoelde Leidraad Inrichten en Ontwerpen Openbare Ruimte wordt vastgesteld, wordt deze nieuwe versie in acht genomen;
  • e. de gestelde compensatie en voorwaarden dienen in stand te worden gelaten bij het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gebouwen en van het perceel volgens de doeleinden als bedoeld in Artikel 3 en Artikel 6.


Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Afwijkingsbevoegheden

Het college kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersintensiteit en/of de verkeersveiligheid daartoe aanleiding geven;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en ten behoeve van ontvang-, sirene- en/of zendmasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40,00 meter.

11.2 Voorwaarden

Een in lid 11.1 vermelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de woonsituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. Het college kan eenmalig in afwijking van het vermelde in artikel 5.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 12.1 sub a met maximaal 10%.
  • c. Het gestelde in artikel 12.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag niet worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 5.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat bestemmingsplan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in artikel 12.2 sub a na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het gestelde in artikel 12.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat bestemmingsplan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:


Regels van het bestemmingsplan 'Wezep, Zuiderzeestraatweg 522 e.o.'.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Oldebroek op 30 mei 2024



, voorzitter T.H. Haseloop-Amsing

 


 


, griffier J.Tabak